Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Geldend van 25-06-2024 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 september 2012 de nota “Brabant uitnodigend groen” hebben vastgesteld, waarin de doelstellingen van het beleid voor natuur en landschap zijn opgenomen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten deze doelstellingen willen bereiken door onder andere subsidie te verlenen aan projecten die aan realisering daarvan bijdragen;

Overwegende dat Provinciale Staten in de nota “Brabant uitnodigend groen” hebben bepaald dat de uitvoering van het soortenbeleid binnen de provincie Noord-Brabant uitgaat van een leefgebiedenbenadering met als doel behoud en herstel van biodiversiteit;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 24 september 2013 het Uitvoeringsprogramma Biodiversiteit en Leefgebieden hebben vastgesteld, waarin ook alle leefgebieden en maatregelkaarten zijn opgenomen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 15 december 2015 de Subsidieregeling Biodiversiteit Noord-Brabant hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten die regeling op enkele onderdelen inhoudelijk wensen te wijzigen;

Overwegende dat Gedeputeerde alle subsidies die gericht zijn op realisering van de natuurdoelstellingen wensen te bundelen in één subsidieregeling die tegelijk aanbouwregeling is voor door Gedeputeerde Staten nader te bepalen paragrafen binnen de kaders van de nota “Brabant uitnodigend groen”;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de noodzakelijke wijziging van de Subsidieregeling Biodiversiteit Noord-Brabant aangrijpen om die nieuwe aanbouwsubsidieregeling voor natuur in te richten;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Herstel en behoud vennen; uitvoering en onderzoek

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

file geodatabase: bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiesysteem;

kostenregeling: Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

Maatregelenkaart: maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden, opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling;

Toelichting Maatregelenkaart: toelichting op de Maatregelenkaart, opgenomen in bijlage 8 bij deze regeling.

Artikel 1.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd voor:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b of c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 1.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het behoud of herstel van vennen met ecotooptype V1, V2, V3 of V6 als bedoeld op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart, in de vorm van:

  • a.

    uitvoeringsprojecten;

  • b.

    onderzoeksprojecten ter voorbereiding op projecten als bedoeld onder a.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag is begonnen met de uitvoering van het project;

  • b.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000;

  • c.

    het project behoort tot de wettelijke taken van de subsidieaanvrager;

  • d.

    voor het project reeds provinciale subsidie is verstrekt;

  • e.

    voor het project subsidie kan worden aangevraagd op grond van paragraaf 2 van deze regeling.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een kaart van de projectlocatie of projectlocaties;

  • b.

    het project is gericht op het behoud of herstel van een of meer vennen;

  • c.

    het project heeft betrekking op een ven met ecotooptype V1, V2, V3 of V6;

  • d.

    het project betreft een maatregel als opgenomen op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart;

  • e.

    de subsidieaanvrager kan het project binnen vijf jaar na de startdatum afronden, blijkend uit een realistische planning;

  • f.

    de subsidieaanvrager monitort projecten gericht op behoud of herstel gedurende de looptijd van het project, blijkend uit een monitoringsplan dat voldoet aan de vereisten, opgenomen in bijlage 9, behorende bij deze regeling;

  • g.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de uitvoering van of onderzoek naar de fysieke maatregelen op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart;

    • b.

      kosten voor de voorbereiding van de fysieke uitvoering;

    • c.

      kilometervergoedingen voor de werkzaamheden, bedoeld onder a of b, tot een maximum van € 0,19 per kilometer, inclusief btw.

  • 2. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van personeels- en arbeidsuren van de subsidieaanvrager, past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de kostenregeling toe en hanteert daarbij ingevolge artikel 6, tweede lid, van die regeling, een uurtarief van:

    • a.

      € 60 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 90 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 110 voor werkzaamheden op WO-niveau.

  • 3. Indien de kosten van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a of b, uitgevoerd worden door derden, bedraagt het maximum € 120 per uur, inclusief btw.

  • 4. Indien de kosten van de werkzaamheden, bedoeld onder a of b, uitgevoerd worden door vrijwilligers, stagiaires of studenten, bedraagt het maximum € 5,00 per uur.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor gebieden die niet op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart staan;

  • b.

    kosten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onder a of c, gemaakt voor de verlening van de subsidie;

  • c.

    kosten als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onder b, gemaakt tot een jaar voor de subsidieaanvraag;

  • d.

    kosten waarvoor reeds op grond van een andere regeling subsidie is verleend;

  • e.

    kosten voor stelposten of onvoorziene omstandigheden;

  • f.

    kosten voor wettelijke taken.

Artikel 1.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    15 januari 2021 tot en met 30 november 2021;

  • b.

    3 januari 2022 tot en met 2 december 2022;

  • c.

    3 januari 2023 tot en met 15 december 2023;

  • d.

    4 januari 2024 tot en met 17 december 2024.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4 vast op:

  • a.

    € 2.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.9, onder a;

  • b.

    € 1.500.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.9, onder b;

  • c.

    € 1.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.9, onder c;

  • d.

    € 750.000 voor de periode, genoemd in artikel 1.9, onder d.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

Artikel 1.12 Verdelingswijzen

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      start het project binnen vier maanden na verlening van de subsidie;

    • b.

      de subsidieaanvrager monitort projecten gericht op behoud of herstel gedurende de looptijd van het project;

    • c.

      rondt het project af binnen vijf jaar na de in het projectplan opgenomen startdatum;

    • d.

      overlegt na afloop van het project aan Gedeputeerde Staten een file geodatabase met de exacte locatie van de uitgevoerde maatregel, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant;

    • e.

      maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • f.

      overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • g.

      houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten; en

    • h.

      laat eventuele opbrengsten van economische activiteiten van het project ten goede komen aan het project.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder a, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal een jaar.

Artikel 1.14 Verantwoording

  • 1. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing, de resultaten van de monitoring, bedoeld in artikel 1.13, onder b;

    • c.

      indien sprake is van economische activiteiten, een overzicht van de wijze waarop de opbrengsten, bedoeld in artikel 1.13, eerste lid, onder h, ten goede zijn gekomen aan het project.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing, de resultaten van de monitoring, bedoeld in artikel 1.13, onder b;

    • c.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de Asv;

    • d.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2°, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • e.

      indien sprake is van economische activiteiten, een overzicht van de wijze waarop de opbrengsten, bedoeld in artikel 1.13, eerste lid, onder h, ten goede zijn gekomen aan het project.

Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 1.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 2 Instandhouding Natura 2000

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

file geodatabase: bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiesysteem;

gebiedsanalyse: een analyse van een stikstofgevoelig Natura-2000 gebied,, waarin maatregelen zijn opgenomen die voorkomen dat de kwaliteit van habitattypen en leefgebieden van soorten verbetert of niet verder achteruit gaat;

kosten derden: kosten die op factuur aantoonbaar en aan derden verschuldigd zijn en die direct voor de subsidiabele activiteit worden gemaakt;

Natura 2000: Natura 2000 als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

Natura 2000-beheerplan: plan waarin is vastgelegd hoe en wanneer de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied gehaald worden;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

Natura 2000-maatregelen: maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen, zoals beschreven in het Natura 2000-beheerplan, voor zover dat betrekking heeft op de eerste fase;

Natuur Netwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

nieuwe natuur: opgave nieuwe natuur zoals aangeduid op de actuele kaart vastgesteld in het Natuurbeheerplan van de provincie Noord-Brabant;

OGOR: optimaal grond- en oppervlaktewaterregime;

Regionaal Water en Bodem Programma: door Provinciale Staten op 3 december 2021 vastgesteld Regionaal Water en Bodem Programma Noord-Brabant 2022-2027;

voor Natura 2000 benodigde percelen: door Gedeputeerde Staten aangewezen percelen, vastgelegd in een provinciaal inpassingsplan of bestemmingsplan, waarvoor het voornemen bestaat deze zo nodig te onteigenen ten behoeve van de uitvoering van Natura 2000-maatregelen.

Artikel 2.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      natuurlijke personen;

    • b.

      rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen;

    • d.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2.

    Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, onder c of d, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    het uitvoeren van Natura 2000-maatregelen;

  • b.

    de inrichting van nieuwe natuur op de voor Natura 2000 benodigde percelen.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 25.000 bedraagt;

  • b.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • c.

    ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, uitstaat;

  • d.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, is.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteiten komen ten goede aan Natura 2000-gebieden in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      de aanvrager heeft:

      • 1°.

        zeggenschap over de grond waarop de activiteiten plaatsvinden middels eigendom of erfpacht;

      • 2°.

        toestemming van de eigenaar of erfpachter van de grond waarop de activiteiten plaatsvinden;

    • c.

      activiteiten zijn opgenomen in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde, of in ontwerp vastgestelde:

      • 1°.

        gebiedsanalyses;

      • 2°.

        Natura 2000-beheerplannen;

    • d.

      aan de aanvraag ligt ten grondslag:

      • 1°.

        een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende begroting;

      • 3°.

        een file geodatabase met de exacte locatie van de te treffen maatregelen, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant;

      • 4°.

        een beschrijving van aard en omvang van het resultaat van de maatregelen op de betreffende habitattypen of soorten;

      • 5°.

        een beschrijving van het te voeren beheer nadat de maatregelen zijn uitgevoerd;

      • 6°.

        een beschrijving van monitoring van Natura 2000-maatregelen;

      • 7°.

        een opgave van de totale oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;

      • 8°.

        een planning van de uitvoering.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      voor zover de percelen zijn gelegen binnen het Natuur Netwerk Brabant, de nieuwe natuur wordt gerealiseerd overeenkomstig de beheertypen, zoals aangegeven op de ambitiekaart;

    • b.

      voor zover de percelen zijn gelegen buiten het Natuur Netwerk Brabant, door subsidieaanvrager wordt aangetoond dat het te realiseren natuurbeheertype:

      • 1°.

        zich goed verhoudt met het regime dat van toepassing is op het naastliggende, binnen het Natuur Netwerk Brabant gelegen, perceel;

      • 2°.

        landschappelijk inpasbaar is;

      • 3°.

        aansluit bij of in overeenstemming is met de cultuurhistorische waarden;

      • 4°.

        past in de leefgebiedenbenadering.

  • 3.

    Onverminderd het eerste en tweede lid zijn, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, projecten voor verdrogingsbestrijding gericht op het bereiken van het OGOR dat nodig is voor de bescherming en instandhouding van de habitattypen en soorten.

  • 4.

    Onverminderd het eerste lid en tweede lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, bij projecten voor beek- en kreekherstel voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project voldoet aan de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie zoals omschreven in bijlage 3 en bijlage 4 van het Regionaal Water en Bodem Programma;

    • b.

      het project is gericht op het bereiken van het OGOR dat nodig is voor de bescherming en instandhouding van de habitattypen en soorten.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten ten behoeve van de uitvoering van Natura 2000-maatregelen;

    • b.

      kosten ten behoeve van de inrichting van nieuwe natuur op de voor Natura 2000 percelen;

    • c.

      voorbereidingskosten gemaakt vanaf 1 januari 2021;

    • d.

      onderzoekskosten zoals omschreven in de gebiedsanalyses en Natura 2000-beheerplannen;

    • e.

      kosten voor onderzoek in het kader van de uitvoering;

    • f.

      kosten ten behoeve van de communicatie;

    • g.

      kosten voor nadeelcompensatie als gevolg van natschade;

    • h.

      kosten van monitoring;

    • i.

      kosten derden tot maximaal € 99 per uur, vermeerderd met eventuele niet verrekenbare of niet compensabele BTW;

    • j.

      kosten ten behoeve van kilometervergoeding maximaal € 0,19, inclusief eventuele niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

  • 2.

    Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling een uurtarief van:

    • a.

      € 60 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 90 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 110 voor werkzaamheden op WO-niveau.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor grondverwerving, functiewijziging, pachtafkoop of erfpachtafkoop;

  • b.

    kosten voor regulier beheer en onderhoud;

  • c.

    kosten voor de aanschaf van machines;

  • d.

    uitvoeringskosten gemaakt voor indiening van de aanvraag;

  • e.

    interne personeelskosten van, en inhuurkosten van projectleiders door, de waterschappen.

Artikel 2.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    15 februari 2019 tot en met 3 december 2019;

  • b.

    5 februari 2020 tot en met 3 december 2020;

  • c.

    15 januari 2021 tot en met 30 november 2021;

  • d.

    3 januari 2022 tot en met 2 december 2022;

  • e.

    3 januari 2023 tot en met 15 december 2023;

  • f.

    4 januari 2024 tot en met 17 december 2024.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 vast op:

  • a.

    € 3.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder a;

  • b.

    € 3.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder b;

  • c.

    € 7.650.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder c;

  • d.

    € 9.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder d;

  • e.

    € 1.500.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder e;

  • f.

    € 1.500.000 voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder f.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder a, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 2.000.000.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder b, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 30.000.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste of tweede lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 6.

    De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      rondt het project af:

      • 1°.

        uiterlijk 31 december 2024, indien subsidie is verleend vóór 1 juli 2022;

      • 2°.

        uiterlijk 31 december 2026, indien subsidie is verleend na 1 juli 2022.

    • b.

      overlegt na afloop van het project aan Gedeputeerde Staten een file geodatabase met de exacte locatie van de uitgevoerde maatregel, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant;

    • c.

      overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • d.

      houdt bij subsidies tot € 125.000 een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal twee jaar.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval een file geodatabase is opgenomen, waarin de exacte locatie van de uitgevoerde maatregelen is weergegeven;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken;

    • e.

      een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zevende lid, van de Asv, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring.

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval een file geodatabase is opgenomen, waarin de exacte locatie van de uitgevoerde maatregelen is weergegeven;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • d.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende, onderdeel a, onder 2°, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in jaarlijks gelijke gedeelten gedurende de looptijd van het project.

Artikel 2.15a Vaststelling subsidies tot € 125.000

Bij subsidies tot € 125.000 stellen Gedeputeerde Staten de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

Artikel 2.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 3 Aanleg landschapselement en herstel cultuurhistorisch landschapselement 

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    accoladeprofiel: verdiepte natte bufferzone die op of net boven het waterpeil van waterloop ligt;

  • b.

    amfibieënbiotoop: biotoop specifiek voor amfibieën, bestaande uit een poel voor voortplanting, niet zijnde een poel waarin vissen of watervogels zijn uitgezet of hemelwater wordt opgevangen, en een ruigte waarin geleefd kan worden;

  • c.

    basisbiotoop: biotoop specifiek voor boomkikkers;.

  • d.

    bebouwde kom: gebied als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • e.

    biotoop: natuurlijke omgeving waarin geleefd en voortgeplant kan worden;

  • f.

    cultuurhistorisch landschapselement: streekeigen groenelement in de vorm van beplantingselement met inheemse soorten of waterelement met een ecologische functie dat voor 1950 is aangelegd;

  • g.

    ecologische verbindingszone: gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden, en dat is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • h.

    erf: op de Verbeelding van het geldende Bestemmingsplan Buitengebied aangegeven gebieden met de aanduiding ‘Bouwvlak’ of de bestemming ‘Wonen’;

  • i.

    groenblauwe mantel: gebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant, die een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water hebben en overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones of deze verbinden;

  • j.

    landschapselement: natuurelement in het cultuurlandschap met een natuurwetenschappelijke, landschappelijke, cultuurhistorische of archeologische betekenis;

  • k.

    Natuur Netwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

  • l.

    natuurvriendelijke oever: oever langs een waterhoudende bestaande waterloop in de vorm van een plas- of drasberm of flauw talud;

  • m.

    schraalland: landbouwgrond waarvan de voedselrijke bovenlaag is verwijderd met als doel het creëren van een voedselarme uitgangssituatie voor natte of droge kruidenrijke vegetatie.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    natuurlijke personen;

  • b.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • c.

    publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 3.3 Subsidevorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    de aanleg van een landschapselement in de vorm van:

    • 1°.

      beplanting;

    • 2°.

      een poel;

    • 3°.

      een natuurvriendelijke oever.

  • b.

    het herstel van een cultuurhistorisch landschapselement; of

  • c.

    aanleg van schraalland in combinatie met onderdeel a of b.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de subsidieaanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling;

  • c.

    het project reeds uitgevoerd dient te worden op grond van verplichtingen op basis van wetgeving, regelgeving, een convenant of andere afspraken.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd:

      • 1°.

        buiten de bebouwde kom op gronden waarop een natuur- of agrarische bestemming rust overeenkomstig het geldende bestemmingsplan; of

      • 2°.

        binnen de bebouwde kom op gronden waarop een agrarische bestemming rust overeenkomstig het geldende bestemmingsplan;

    • c.

      het project wordt uitgevoerd buiten het Natuur Netwerk Brabant;

    • d.

      het project wordt uitgevoerd buiten een erf;

    • e.

      de subsidieaanvrager is eigenaar van de grond;

    • f.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting;

      • 3°.

        een inrichtingsplan waarin in ieder geval de inrichtingsmaatregelen en daarbij behorende kadastrale aanduidingen en rijksdriehoekscoördinaten zijn opgenomen.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 1°, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het betreft uitsluitend plantmateriaal als opgenomen in bijlage 2;

    • b.

      de aanleg van beplantingen gebeurt overeenkomstig de vereisten, opgenomen in bijlage 3.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 2°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de projectlocatie voor een poel is gelegen binnen:

      • 1°.

        een straal van 100 meter van een bestaand of aan te leggen bos, struweel, houtsingel of moeras met een minimale oppervlakte van 1 hectare;

      • 2°.

        de groenblauwe mantel; of

      • 3°.

        300 meter vanaf een poel waarin een of meerdere soorten amfibieën voorkomen;

    • b.

      de projectlocatie is geschikt voor poelaanleg;

    • c.

      de grondwaterstand van de projectlocatie is tijdens de zomerperiode niet lager dan 120 cm onder het maaiveld;

    • d.

      de poel is uitsluitend bestemd voor een amfibieënbiotoop;

    • e.

      in de poel zijn geen invasieve uitheemse water- of oeverplanten als bedoeld in bijlage 10 van de Regeling natuurbescherming aangeplant;

    • f.

      meer dan 50% van de taludlengte van de poel is flauw en:

      • 1°.

        minimaal 1:3, indien het een amfibieënbiotoop, niet zijnde een basisbiotoop, betreft;

      • 2°.

        minimaal 1:8 en maximaal 1:10, indien het een basisbiotoop betreft;

    • g.

      de diepte van de poel is maximaal:

      • 1°.

        1,7 meter, indien het een amfibieënbiotoop, niet zijn een basisbiotoop, betreft;

      • 2°.

        1,5 meter, indien het een basisbiotoop betreft.

    • h.

      de poel heeft gemeten vanuit de insteek van het talud:

      • 1°.

        een oppervlakte van maximaal 500 m2 en een inhoud van maximaal 500 m3, indien het een amfibieënbiotoop, niet zijnde een basisbiotoop, betreft;

      • 2°.

        een oppervlakte van maximaal 2000 m2 en een inhoud van maximaal 700 m3, indien het een basisbiotoop betreft.

  • 4. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 3°, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat de natuurvriendelijke oever een talud heeft van minimaal 1:3 of is ingericht met een accoladeprofiel.

  • 6. Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder c, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat de locatie waar het project wordt uitgevoerd, wordt ontgraven ten behoeve van het ontstaan van schraalland.

  • 5. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder b, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het cultuurhistorisch landschapselement wordt als zodanig weer herkenbaar;

    • b.

      het cultuurhistorisch landschapselement is voor 1950 aangelegd.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 1°, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de aanleg van het landschapselement overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4;

    • b.

      kosten voor het plaatsen dan wel verplaatsen van een raster ter bescherming van het landschapselement in geval van beweiding overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4;

    • c.

      kosten van de inhuur van een adviesbureau en leges tot een maximum van 20% van de kosten van de aanleg van de beplanting.

  • 2. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, onderdeel a, onder 2° en 3° en onderdeel c de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor grondverzet voor het uitgraven van de poel, natuurvriendelijke oever of het afgraven ten behoeve van schraalland overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4;

    • b.

      kosten voor aanbrengen van rasters ter bescherming van de poel of natuurvriendelijke oever overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4;

    • c.

      kosten van de inhuur van een adviesbureau en leges tot een maximum van 10% van kosten van het grondverzet.

  • 4. Onverminderd het tweede lid komen voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, onder c, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, kosten voor de ontgraving van een oppervlak in aanmerking, voor zover zij betrekking hebben op een oppervlakte van maximaal 1000 m2 en een inhoud van maximaal 250 m3.

  • 3. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder b, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor het verwijderen van uitheemse boom- en struiksoorten inclusief twee jaar nazorg;

    • b.

      kosten voor herstel van Maasheggen door het vrijzetten van oude meidoornstruiken of het verwijderen van soorten die meidoornstruiken zodanig overwoekeren dat het karakteristieke uiterlijk van de betreffende Maasheg verloren gaat;

    • c.

      kosten voor herstel van het landschapselement door het aanplanten van inheemse boom- of struiksoorten overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4;

    • d.

      kosten voor herstel van een houtwal door middel van het aanvullen van de grondwal;

    • e.

      kosten voor herstel van een waterelement door baggeren en herstel van taluds;

    • f.

      kosten voor het verplaatsen van een bestaand raster of plaatsen van een nieuw raster indien bestaand raster verplaatst moet worden ter bescherming van het landschapselement overeenkomstig de lump sum bedragen, opgenomen in bijlage 4;

    • g.

      kosten van de inhuur van een adviesbureau en leges tot een maximum van 10% van de subsidiabele kosten.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b.

    kosten voor reguliere aanleg van een raster;

  • c.

    kosten voor uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak;

  • d.

    kosten van aanleg van landschapselementen die worden gerealiseerd op bermen langs openbare, verharde wegen;

  • e.

    kosten voor achterstallig onderhoud;

  • f.

    kosten voor de inzet van personele capaciteit en de inhuur van extra personele capaciteit door de subsidieaanvrager;

  • g.

    kosten voor reguliere activiteiten van de aanvrager;

  • h.

    kosten voor economische activiteiten;

  • i.

    kosten voor vervanging van de in bijlage 2 van deze regeling opgenomen beplantingsgroepen.

Artikel 3.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    15 februari 2019 tot en met 3 december 2019;

  • b.

    5 februari 2020 tot en met 3 december 2020;

  • c.

    15 januari 2021 tot en met 30 november 2021;

  • d.

    3 januari 2022 tot en met 2 december 2022;

  • e.

    3 januari 2023 tot en met 15 december 2023.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4 vast op:

  • a.

    € 255.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder a;

  • b.

    € 255.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder b;

  • c.

    € 255.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder c;

  • d.

    € 255.000 voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder d;

  • e.

    € 269.603 voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder e.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt:

  • a.

    voor natuurlijke personen als bedoeld in artikel 3.2, onder a, 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000;

  • b.

    voor privaatrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 3.2, onder b,

    80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 75.000;

  • c.

    voor publiekrechtelijke rechtspersonen als bedoeld in artikel 3.2, onder c, 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 75.000.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project, bedoeld in artikel 3.4, onder a, en indien van toepassing in combinatie met een project als bedoeld in artikel 3.4, onder c, wordt binnen een jaar na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar;

    • b.

      het project, bedoeld in artikel 3.4, onder b, en indien van toepassing in combinatie met een project als bedoeld in artikel 3.4, onder c, wordt binnen twee jaar na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar;

    • c.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • d.

      de subsidieontvanger treft in zijn administratie maatregelen om te voorkomen dat de subsidie naar economische activiteiten vloeit;

    • e.

      in afwijking van artikel 16, eerste lid, onder b, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant neemt de subsidieontvanger een instandhoudingsperiode als bedoeld in dat onderdeel in acht van 10 jaar na realisering.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a en b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee weken voor het verstrijken van de termijn.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, onder d;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 3.13, eerste lid, onder d;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

Artikel 3.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 3.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 4 Aanleg faunavoorzieningen gemeentewegen

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

aanpassen faunavoorziening: het wijzigen van een reeds bestaande faunavoorziening teneinde de werking van de voorziening te verbeteren dan wel deze geschikt te maken voor een andere faunasoort;

ecologische verbindingszone: gebied van groene schakels die natuurgebieden in het Natuurnetwerk Brabant verbinden, welk gebied is opgenomen en begrensd in de Omgevingsverordening Noord-Brabant;

faunavoorziening: voorziening bij een gemeentelijke weg, niet zijnde een ecoduct, om de uit de weg voortvloeiende negatieve gevolgen voor de fauna zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken;

herstel faunavoorziening: in zodanige staat brengen van een reeds bestaande faunavoorziening dat deze gedurende tenminste tien jaar in stand kan worden gehouden;

ontsnippering: aanleg, aanpassing of herstel van faunavoorzieningen bij gemeentelijke wegen met als doel het opheffen van de barrièrewerking van deze wegen voor de fauna;

voorbereidingskosten: kosten derden, ten behoeve van het opstellen en uitwerken van een plan voor een project als bedoeld in artikel 4.4, en gemaakt voorafgaand aan de uitvoering van dat project.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    waterschappen.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op ontsnippering door middel van:

  • a.

    de aanleg van faunavoorzieningen;

  • b.

    het aanpassen van faunavoorzieningen;

  • c.

    herstel van faunavoorzieningen.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd:

  • a.

    indien met de uitvoering van het project is begonnen voor 1 juli 2023;

  • b.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 7.500.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in Noord-Brabant;

    • b.

      de te realiseren, aan te passen dan wel te herstellen faunavoorziening is geschikt voor de desbetreffende faunasoort;

    • c.

      het onderhoud van de voorziening wordt geborgd voor een periode van minimaal 10 jaar;

    • d.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende begroting, waarbij de kosten zijn uitgesplitst per faunavoorziening.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan een van de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in of nabij een gebied dat als knelpunt is opgenomen op de Knelpuntenkaart ontsnippering provincie Noord-Brabant, opgenomen in bijlage 4a bij deze regeling;

    • b.

      het project heeft betrekking op een bestaande weg of waterloop, in beheer bij gemeente of waterschap, die een ecologische verbindingszone kruist of raakt;

    • c.

      het project heeft betrekking op een bestaande weg of waterloop, in beheer bij gemeente of waterschap, in de provincie Noord-Brabant, waar aantoonbaar sprake is van een situatie waar fauna frequent ten prooi valt aan het verkeer; of

    • d.

      uit een onderbouwing door een ecologisch deskundige blijkt dat de faunavoorziening noodzakelijk is.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor aanleg, aanpassing of herstel van een faunavoorziening;

  • b.

    kosten voor onderzoek naar kabels en leidingen ten behoeve van de aanleg van de faunavoorziening;

  • c.

    voorbereidingskosten tegen een tarief van maximaal € 99 per uur, te vermeerderen met niet-verrekenbare en niet-compensabele btw, tot een maximum van 15% van de totale subsidiabele kosten.

Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die uit andere hoofde zijn of worden gesubsidieerd;

  • b.

    kosten voor uitvoering van een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak;

  • c.

    kosten voor de inzet van personele capaciteit en de inhuur van extra personele capaciteit door de subsidieaanvrager, anders dan bedoeld in artikel 4.7, onder f;

  • d.

    kosten voor onderhoud en andere reguliere activiteiten van de aanvrager.

Artikel 4.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    15 februari 2019 tot en met 3 december 2019;

  • b.

    5 februari 2020 tot en met 3 juli 2020;

  • c.

    5 januari 2021 tot en met 30 november 2021;

  • d.

    3 januari 2022 tot en met 15 december 2023;

  • e.

    4 januari 2024 tot en met 17 december 2024.

Artikel 4.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4 vast op:

  • a.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.9, onder a;

  • b.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.9, onder b;

  • c.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.9, onder c;

  • d.

    € 2.750.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.9, onder d;

  • e.

    € 1.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 4.9, onder e.

Artikel 4.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum per faunavoorziening van € 57.500.

Artikel 4.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt binnen twee jaar na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal 2 jaar;

    • b.

      het project wordt binnen zes maanden na ontvangst van de beschikking tot subsidieverlening gestart;

    • c.

      in aanvulling op artikel 16, eerste lid, onder b, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant neemt de subsidieaanvrager een aanvullende instandhoudingsperiode van nog eens 5 jaar in acht.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten, uiterlijk een dag voor het verstrijken van de termijn.

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2. Bij subsidies vanaf € 25.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

Artikel 4.15 Bevoorschotting

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 3. Bij subsidies van €25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag en betalen het in een keer uit.

Artikel 4.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 5 Ondernemen voor natuur

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

  • a. biodiversiteit: graad van verscheidenheid van flora en fauna in een gebied;

  • b. bouwperceel: bouwperceel als bedoeld in artikel 1, onder 1.22, van de Verordening ruimte Noord-Brabant;

  • c. businesscase: analyse en afweging van de kosten of investeringen en de economische en ecologische baten van het project;

  • d. de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013, of Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU, 2013 L 352), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • e. dienst van algemeen economisch belang: dienst zoals bedoeld in de Verordening (EU) Nr. 360/2012 van de commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • f. landelijk gebied: het grondgebied van de Provincie Noord-Brabant buiten de gronden die behoren tot de bebouwde kom van een gemeente;

  • g. landgoed: landgoed als bedoeld in artikel 1, onder 1.53, van de Verordening ruimte Noord-Brabant;

  • h. natuur: geheel van planten en dieren in hun natuurlijke omgeving;

  • i. Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.62, van de Verordening ruimte Noord-Brabant;

  • j. niet economische dienst van algemeen belang: dienst die niet economisch van aard is en die van algemeen belang wordt geacht;

  • k. onderneming: eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd.

Artikel 5.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      samenwerkingsverbanden van rechtspersonen;

    • c.

      eigenaren van landgoederen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 5.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    de aanleg van nieuwe natuur op gronden gelegen buiten een landgoed;

  • b.

    het opstellen en uitvoeren van een businesscase gericht op het beheren van natuur en landschap en de biodiversiteit van gronden gelegen buiten landgoederen;

  • c.

    het opstellen en uitvoeren van een businesscase gericht op het beheren van natuur en landschap en de biodiversiteit van gronden binnen landgoederen;

  • d.

    het opstellen van een businesscase betreffende nieuwe bronnen van inkomsten gekoppeld aan projecten als genoemd onder a.

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de uitvoering van het project is gestart voordat de subsidieaanvraag is ingediend;

  • b.

    de subsidieaanvrager in dezelfde aanvraagperiode reeds een aanvraag op grond van deze paragraaf heeft ingediend;

  • c.

    de totale projectkosten lager zijn dan €50.000;

  • d.

    de uitvoering een project betreft als bedoeld in artikel 5.4 onder a of d en gronden binnen een landgoed betreft

Artikel 5.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in het landelijk gebied van de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project voldoet aan de vereisten van de op de subsidieaanvraag toepasselijke Verordening van de Europese Unie.

    • c.

      aan de aanvraag ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting met onderbouwing;

      • 3°.

        een analyse van financiële risico’s en kansen.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op de aanleg van nieuwe natuur;

    • b.

      de nieuwe natuur wordt aangelegd buiten het Natuur Netwerk Brabant;

    • c.

      de nieuwe natuur wordt aangelegd buiten een landgoed;

    • d.

      de nieuwe natuur wordt aangelegd buiten het bouwperceel waarop een woonhuis is gelegen;

    • e.

      het areaal nieuwe natuur bedraagt ten minste tweeënhalve hectare;

  • 3. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder b en c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten;

    • a.

      het project is gericht op:

      • 1°.

        het beheren van natuur en landschap en op de biodiversiteit; of

      • 2°.

        het verbeteren van de kwaliteit van natuur en landschap en de biodiversiteit;

    • b.

      de businesscase heeft betrekking op een gebied van tenminste tweeënhalve hectare.

  • 4. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder d, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de businesscase betrekking heeft op een gebied van tenminste tweeënhalve hectare.

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      loonkosten van medewerkers die direct bij de uitvoering van het project betrokken zijn;

    • b.

      kosten van deskundigen;

    • c.

      kosten voor onderzoek en gelijkwaardige diensten van kennisinstituten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • d.

      kosten voor publiciteit en communicatie;

    • e.

      30 % van de kosten voor de aanschaf van apparatuur en materieel.

  • 2. Voor de berekening van uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord Brabant toe en hanteert daarbij ingevolge artikel 5, tweede en vierde lid, van die regeling, de volgende uurtarieven voor personeelsuren en arbeidsuren:

    • a.

      € 50 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 80 voor werkzaamheden op Hbo-niveau;

    • c.

      € 100 voor werkzaamheden op WO-niveau;

  • 3. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie als bedoeld onder artikel 5.4 onder a. komen de kosten van materialen, planten, bomen en zaden voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    reguliere exploitatie kosten;

  • b.

    kosten voor aanschaf, onderhoud en afschrijving van gereedschap;

  • c.

    kosten voor onderhoud en afschrijving van apparatuur en materieel;

  • d.

    kosten waarvoor reeds subsidie is aangevraagd of verstrekt op grond van een andere regeling tot een gecumuleerd maximum van 100 procent van de desbetreffende subsidiabele kostenpost.

Artikel 5.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 4 oktober 2017 tot en met 28 juni 2019.

Artikel 5.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 5.9, vast op:

  • a.

    € 1.000.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4, onder a, b en d;

  • b.

    € 160.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4, onder c.

Artikel 5.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4 bedraagt 75% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 75.000.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het maximaal toegestane bedrag van de op de subsidieaanvraag toepasselijke Verordening van de Europese Unie niet wordt overschreden.

Artikel 5.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting;

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 5.13 Verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project start binnen drie maanden na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;

    • b.

      het project waarvoor de subsidie is aangevraagd wordt gerealiseerd binnen de in de subsidieverleningsbeschikking aangeduide einddatum;

    • c.

      de bevindingen en resultaten van het project worden toegankelijk gemaakt voor derden;

    • d.

      bij subsidies van €25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 2. De subsidieontvanger kan uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van de termijn, bedoeld in het eerste lid, een verzoek doen tot verlenging.

  • 3. Het uitstel, bedoeld in het tweede lid, wordt verleend tot uiterlijk 30 juni 2022.

  • 4. Indien de subsidieontvanger actief is in de sectoren van de primaire productie van landbouwproducten, de visserij, de aquacultuur, goederenvervoer over de weg voor rekening van derden of andere sectoren buiten de subsidiabele activiteiten, zorgt hij ervoor dat de subsidie niet naar de activiteiten in deze sectoren vloeit.

Artikel 5.14 Prestatieverantwoording

Bij subsidies van €25.000 tot €125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • c.

    indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

Artikel 5.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

Artikel 5.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 6 Cofinanciering natuur N279 GOB

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Natuur Netwerk Brabant: netwerk als bedoeld in artikel 1, onder 1.62, van de Verordening ruimte Noord-Brabant;

  • b.

    NNB: Natuur Netwerk Brabant.

Artikel 6.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door de volgende doelgroepen die subsidie hebben ontvangen op grond van het Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV 2017:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      waterschappen;

    • c.

      rechtspersonen, die natuurbeheer als doel hebben;

    • d.

      natuurlijke personen;

    • e.

      samenwerkingsverbanden van de doelgroepen als bedoeld onder a tot en met d.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, onder e, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

  • 3. Indien geen van de deelnemers rechtspersoonlijkheid bezit wordt, in afwijking van het tweede lid, onder a, subsidie aangevraagd door een deelnemer zonder rechtspersoonlijkheid.

Artikel 6.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de realisering van natuur rondom de N279 tussen ’s-Hertogenbosch – Veghel door:

  • a.

    de verwerving van grond ten behoeve van het provinciaal deel van het NNB;

  • b.

    de functiewijziging van grond in natuurterrein ten behoeve van het provinciaal deel van het NNB;

  • c.

    de inrichting van grond als natuurterrein ten behoeve van het NNB.

Artikel 6.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    met de uitvoering van de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 6.4, onder c, is gestart voordat de subsidieaanvraag is ingediend;

  • b.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert als bedoeld in artikel 2, achttiende lid, Verordening (EU) 651/2014, dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • c.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat.

Artikel 6.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in het gebied zoals weergegeven op de kaart in bijlage 5;

  • b.

    de subsidieontvanger heeft voor het project subsidie ontvangen op grond van het Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV 2017.

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten, waarvoor door het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV op grond van Investeringsreglement Groen Ontwikkelfonds Brabant BV 2017 subsidie is verleend, voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend vanaf 15 februari 2019 tot en met 3 december 2019.

Artikel 6.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4, voor de periode genoemd in artikel 6.8, vast op € 500.000.

Artikel 6.10 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, onder a en b, bedraagt 70 % van het bedrag dat door het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV aan subsidie voor het project is verleend, tot een maximum van € 500.000.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, onder c, bedraagt 100 % van het bedrag dat door het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV aan subsidie voor het project is verleend, tot een maximum van € 500.000.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid bedraagt de subsidie uit hoofde van deze subsidieparagraaf, tezamen het de door het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV te verstrekken subsidie, nooit meer dan 100% van de door het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV subsidiabel geachte kosten.

Artikel 6.11 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 6.12 Subsidieverlening

Subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onder a en b, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek bij de notaris wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat na aanvang van de inrichting degene aan wie het terrein toebehoort of degene die het recht van erfpacht verwerft:

  • a.

    het desbetreffende terrein niet anders zal gebruiken of doen gebruiken dan als natuurterrein;

  • b.

    effecten op het terrein duldt, die ontstaan door maatregelen ten behoeve van natuurdoelen;

  • c.

    handelingen nalaat die het behoud of het herstel van natuurdoelen in gevaar brengen of verstoren.

Artikel 6.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project is uiterlijk op 31 december 2019 gerealiseerd, met een mogelijkheid van verlenging;

    • b.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • c.

      bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan door de subsidieontvanger worden ingediend bij Gedeputeerde Staten:

    • a.

      uiterlijk twee weken voor het verstrijken van de termijn;

    • b.

      onder overlegging van bewijs dat door het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV de termijn, waarbinnen het project gerealiseerd dient te zijn, is verlengd.

Artikel 6.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      de vaststellingsbeschikking van het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      de vaststellingsbeschikking van het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV.

  • 3. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • d.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2°, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • e.

      de vaststellingsbeschikking van het Groen Ontwikkelfonds Brabant BV.

Artikel 6.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 3. Bij subsidies van €25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt betaald in twee gelijke gedeelten gedurende de looptijd van het project.

  • 5. Onverminderd het tweede en vierde lid, wordt het voorschot pas betaald nadat de kwalitatieve verplichting, bedoeld in artikel 6.12, is gevestigd.

Artikel 6.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 7 Realisatie natuur N279

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    landschapsbeheertype: soort landschapselement zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;

  • b.

    natuurbeheertype: soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap.

Artikel 7.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      waterschappen;

    • c.

      rechtspersonen die natuurbeheer als doel hebben;

    • d.

      natuurlijke personen;

    • e.

      samenwerkingsverbanden van de doelgroepen als bedoeld onder a tot en met d.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, onder e, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

  • 3. Indien geen van de deelnemers van het samenwerkingsverband, bedoeld in het tweede lid, onder e, rechtspersoonlijkheid bezit wordt, in afwijking van het tweede lid, onder a, subsidie aangevraagd door een deelnemer zonder rechtspersoonlijkheid.

Artikel 7.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de realisering van natuur rondom de N279 tussen ’s-Hertogenbosch – Veghel door:

  • a.

    de verwerving van grond;

  • b.

    de functiewijziging van grond in natuurterrein;

  • c.

    de inrichting van grond als natuurterrein.

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    met de uitvoering van de subsidiabele activiteiten, bedoeld in artikel 7.4, onder c, is gestart voordat de subsidieaanvraag is ingediend;

  • b.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert als bedoeld in artikel 2, achttiende lid, Verordening (EU) 651/2014, dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • c.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • d.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van een andere provinciale subsidieregeling.

Artikel 7.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in het gebied zoals weergegeven op de kaart in bijlage 5;

    • b.

      het project is gericht op de versterking van:

      • 1°.

        de natte natuur van het kleinschalige beekdallandschap van de Aa en de oude Aa; of,

      • 2°.

        het onderscheid tussen het lage en natte beekdal en de hogere, drogere dekzandgronden;

    • c.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende begroting.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat binnen het project de grond tegen een marktconforme prijs wordt verworven of ontpacht;

  • 3. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      een beschrijving van de uitgangssituatie;

    • b.

      een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

    • c.

      de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • d.

      de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte wordt aangegeven.

Artikel 7.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    bij subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder a, kosten inzake de getaxeerde waarde van de te verwerven of te ontpachten grond, plus 5% van de getaxeerde waarde voor bijkomende kosten;

  • b.

    bij subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder b, de getaxeerde waarde van de grond als gevolg van functiewijziging;

  • c.

    bij subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder c, de kosten voor de activiteiten om te komen tot het gewenste natuurbeheertype of landschapsbeheertype zoals opgenomen in bijlage 6 van deze regeling.

Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 7.7 komen voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4, de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor beheer en onderhoud;

  • b.

    kosten voor de inzet van personele capaciteit en inhuur van extra personele capaciteit door de subsidieaanvrager;

  • c.

    kosten voor de uitvoering van wettelijke taken, een bestaand convenant of een bestaande regeling of afspraak;

  • d.

    kosten voor investeringen in of aan gebouwen, bouwwerken of woonhuizen;

  • e.

    kosten om te voldoen aan gangbare minimumkwaliteitseisen of wettelijke verplichtingen;

  • f.

    kosten voor aansprakelijkheid en verhaal;

  • g.

    kosten van rente, bankdiensten, financieringen, verzekeringspremies, gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

  • h.

    kosten voor reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager.

Artikel 7.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend vanaf 15 februari 2019 tot en met 3 december 2019.

Artikel 7.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4, voor de periode genoemd in artikel 7.9, vast op € 500.000.

Artikel 7.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.4, onder a en b, bedraagt 85 % van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 500.000.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.4, onder c, bedraagt 100 % van de subsidiabele kosten, met een maximum van de bedragen opgenomen in bijlage 6 van deze regeling, tot een maximum van € 500.000.

Artikel 7.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 7.13 Subsidieverlening

Subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder a en b, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek bij de notaris wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat na aanvang van de inrichting degene aan wie het terrein toebehoort of degene die het recht van erfpacht verwerft:

  • a.

    het desbetreffende terrein niet anders zal gebruiken of doen gebruiken dan als natuurterrein;

  • b.

    effecten op het terrein duldt, die ontstaan door maatregelen ten behoeve van natuurdoelen;

  • c.

    handelingen nalaat die het behoud of het herstel van natuurdoelen in gevaar brengen of verstoren.

Artikel 7.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project is uiterlijk op 31 december 2019 gerealiseerd, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar;

    • b.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • c.

      bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee weken voor het verstrijken van de termijn.

Artikel 7.15 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • d.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2°, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

Artikel 7.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 3. Bij subsidies van €25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt betaald in twee gelijke gedeelten, gedurende de looptijd van het project;

  • 5. Onverminderd het tweede en vierde lid, wordt het voorschot pas betaald nadat de kwalitatieve verplichting, bedoeld in artikel 7.13, is gevestigd.

Artikel 7.17 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 8 Leefgebied van de bij

Artikel 8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    de-minimis verordening: Verordening (EU) 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

  • b.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimis verordening;

  • c.

    ecologisch wegbermbeheer: zodanig beheer van wegbermen dat inheemse flora en fauna zich optimaal ontwikkelen, met inachtneming van de verkeersveiligheid;

  • d.

    MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die aan de criteria van bijlage I van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening voldoet;

  • e.

    landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

  • f.

    niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het bedrijf.

Artikel 8.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 8.4, onder a, kan worden aangevraagd door gemeenten.

  • 2. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 8.4, onder b, kan worden aangevraagd door:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van privaatrechtelijke rechtspersonen.

  • 3. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het tweede lid, onder c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 8.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

    de volledige omschakeling naar ecologisch wegbermbeheer van gemeentewegen buiten de bebouwde kom;

  • b.

    de verwezenlijking van agromilieuklimaatdoelstellingen door middel van het verbeteren van het leefgebied van bijen op percelen met een agrarische bestemming.

Artikel 8.5 Weigeringsgronden

  • 1. Subsidie wordt geweigerd indien:

    • a.

      reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

    • b.

      voor het project reeds provinciale subsidie is verstrekt.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, geweigerd indien de aanvrager als privaatrechtelijke rechtspersoon of samenwerkingsverband actief is in de primaire landbouwproductie en:

    • a.

      ten aanzien van aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

    • b.

      de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

    • c.

      het project niet in overeenstemming is met de wetgeving van de Europese Unie en met de Nederlandse milieubeschermingswetgeving; of

    • d.

      de aanvrager geen MKB-onderneming is.

Artikel 8.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een beschrijving van de partners die betrokken zijn bij het project;

      • 3°.

        op welke wijze opgedane ervaringen worden gedeeld;

      • 4°.

        een realistische en sluitende begroting met onderbouwing.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder a, in aanmerking te komen, in het projectplan, bedoeld in het eerste lid, onder b, opgenomen hoe het ecologisch wegbermbeheer na afronding van het project wordt uitgevoerd.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op niet-productieve investeringen;

    • b.

      in het projectplan, bedoeld in het eerste lid, onder b, is opgenomen op welke wijze de subsidiabele activiteit na afronding van het project wordt voortgezet.

Artikel 8.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, onder a, geldt een vast bedrag.

  • 2. Voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, onder b, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie alle kosten voor niet-productieve investeringen in verband met de subsidiabele activiteit voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8.8 Niet subsidiabele kosten

  • 1. Kosten in verband met de inbreng van eigen uren en personeelskosten van de aanvrager komen in afwijking van artikel 8.7 niet voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking:

    • a.

      indien de subsidieaanvrager een gemeente is;

    • b.

      voor zover zij meer dan 50% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 8.7, betreffen en de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon dan wel samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid, onder b of c, is.

  • 2. In afwijking van artikel 8.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, in aanmerking:

    • a.

      de inzet van vrijwilligers;

    • b.

      kosten voor machines, grond en gebouwen;

    • c.

      de aankoop van productierechten, betalingsrechten en eenjarige gewassen;

    • d.

      de aanplant van eenjarige gewassen;

    • e.

      kosten voor afwateringswerkzaamheden;

    • f.

      investeringen om aan de geldende Unienormen te voldoen;

    • g.

      de aankoop van dieren.

Artikel 8.9 Vereisten voor de aanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 15 oktober 2018 tot en met 14 oktober 2020

Artikel 8.10 Subsidieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, onder a, voor de periode, genoemd in artikel 8.9, vast op € 500.000.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, onder b, voor de periode, genoemd in artikel 8.9, vast op € 250.000.

Artikel 8.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder a, bedraagt € 24.999.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder b, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999.

  • 3. Indien de aanvrager als privaatrechtelijke rechtspersoon of samenwerkingsverband actief is buiten de primaire landbouwproductie bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder b, onverminderd het tweede lid, ten hoogste een zodanig bedrag dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 8.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 8.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder a, heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      zij stelt een beheerplan vast, waarin voor haar gemeentelijke wegbermen buiten de bebouwde kom is beschreven:

      • 1°.

        wat de actuele en de beoogde ecologische waarden zijn per wegbermvlak;

      • 2°.

        hoe rekening wordt gehouden met de natuur- en landschapswaarden van de omgeving;

      • 3°.

        welke beheer beoogd wordt om tot de beoogde ecologische waarden te komen;

      • 4°.

        welke bermen in verband met de verkeersveiligheid niet ecologisch zullen worden beheerd;

    • b.

      het ecologisch wegbermbeheer buiten de bebouwde kom bedraagt binnen vijf jaar na subsidieverlening:

      • 1°.

        ten minste 80% van die wegbermen die, rekening houdend met de verkeersveiligheid, ecologisch beheerd kunnen worden; of

      • 2°.

        een zodanig percentage als het resultaat is van de inkoop van het wegbermbeheer, met de mate van het ecologisch wegbermbeheer als bepalend subgunningscriterium;

    • c.

      zij draagt er zorg voor dat het ecologisch wegbermbeheer in ieder geval aan de volgende eisen voldoet:

      • 1°.

        op kleigronden wordt maximaal twee keer per jaar gemaaid, op overige gronden maximaal één keer per jaar;

      • 2°.

        er wordt gefaseerd gemaaid, waarbij ten minste de helft van de vegetatie per wegbermvak ten minste een jaar blijft staan;

      • 3°.

        maaisel wordt na minimaal 1 dag en maximaal 3 dagen afgevoerd;

      • 4°.

        de bodem wordt niet verrijkt met (kunst)mest, compost, slib of bagger van bijvoorbeeld slootkanten;

      • 5°.

        de toplaag wordt niet vaker dan één maal per vier jaar verwijderd, waarbij ten minste de helft van de toplaag per wegbermvak aanwezig blijft;

      • 6°.

        indien de kale bodem opnieuw wordt ingezaaid, bevat het zaadmengsel geen exoten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel c, is er ook sprake van ecologisch wegbermbeheer indien, ter bescherming van hoge actuele natuurwaarden, het actuele beheer wordt gehandhaafd, ongeacht de wijze waarop dat beheer plaats vindt.

  • 3. De ontvanger van subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder b, heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project start uiterlijk een jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening;

    • b.

      het project wordt uiterlijk twee jaar na de start van het project afgerond;

    • c.

      op verzoek wordt een enquête over het project ingevuld na afloop van het project;

    • d.

      de bevindingen en resultaten van het project worden toegankelijk gemaakt voor derden.

  • 4. De ontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 8.4, onder b, die als privaatrechtelijke rechtspersoon of samenwerkingsverband actief is in de primaire landbouwproductie houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 5. Gedeputeerde Staten kunnen de periode, bedoeld in het derde lid, onder b, eenmalig op verzoek van de subsidieontvanger verlengen met maximaal 12 maanden.

  • 6. Een verzoek tot verlenging, bedoeld in het vijfde lid, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 8.14 Prestatieverantwoording

  • 1. De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project.

  • 2. In geval van een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 8.2, tweede lid, onder b of c, die actief is in de primaire landbouwproductie, stellen Gedeputeerde Staten de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, onder b, ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten. De vaststelling vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde, en negende lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant. In afwijking van het eerste lid, toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

Artikel 8.15 Bevoorschotting en betaling

Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag en betalen dit in een keer uit.

Artikel 8.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze paragraaf in de praktijk.

§ 9 Biodiversiteit en leefgebieden; uitvoering

Artikel 9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

file geodatabase: specifiek bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiesysteem;

hydrologisch onderzoek: onderzoek van de kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de kringloop van grond- en oppervlaktewater, gericht op hydrologisch systeemherstel en het tegengaan van verdroging;

kostenregeling: Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

LESA: LandschapsEcologische SysteemAnalyse, bedoeld om meer inzicht te krijgen in het ontstaan en het huidig functioneren van een natuurgebied of een beheertype in historisch, fysisch-geografisch, hydrologisch en ecologisch opzicht;

Maatregelenkaart: maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden in Noord-Brabant, opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling;

prioritaire soorten: plant- of diersoorten, opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

Toelichting Maatregelenkaart: toelichting op de Maatregelenkaart, opgenomen in bijlage 8 bij deze regeling.

Artikel 9.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b of c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.

Artikel 9.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 9.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de uitvoering van maatregelen ten behoeve van het behoud en herstel van prioritaire soorten en hun leefgebieden:

  • a.

    in steden;

  • b.

    in agrarische landschappen;

  • c.

    in overige gebieden.

Artikel 9.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien: 

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    de aangevraagde subsidie meer bedraagt dan € 400.000;

  • c.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000;

  • d.

    het project behoort tot de wettelijke taken van de subsidieaanvrager;

  • e.

    het project gericht is op bosrevitalisering;

  • f.

    voor het project andere provinciale subsidie kan worden aangevraagd.

Artikel 9.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in of is gericht op de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een kaart van de projectlocatie of de projectlocaties;

  • b.

    het project is gericht op de uitvoering van maatregelen ten behoeve van het behoud en herstel van prioritaire soorten en hun leefgebieden;

  • c.

    het project betreft een maatregel als opgenomen op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart;

  • d.

    de subsidieaanvrager monitort het project, indien het project gericht is op herstel van leefgebied, blijkend uit een monitoringsplan;

  • e.

    de subsidieaanvrager kan het project binnen vijf jaar na de startdatum afronden, blijkend uit een realistische planning;

  • f.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 9.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten van de uitvoeringswerkzaamheden voor zover deze betrekking hebben op maatregelen als opgenomen op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart;

    • b.

      kosten voor uitvoering van hydrologisch onderzoek of een LESA, tot een maximum van € 30.000;

    • c.

      kosten van overhead, niet zijnde de kosten onder b, tot een maximum van 30% van de totale subsidiabele kosten;

    • d.

      kilometervergoedingen voor de werkzaamheden, bedoeld onder a of b, tot een maximum van € 0,19 per kilometer, inclusief btw.

  • 2. Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, b of c, arbeids- of personeelsuren van de subsidieaanvrager betreffen, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de kostenregeling toe en hanteert daarbij ingevolge artikel 6, tweede lid, van die regeling, een uurtarief van:

    • a.

      € 60 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 90 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 110 voor werkzaamheden op WO-niveau.

  • 3. Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, b of c, uitgevoerd worden door derden, bedraagt het maximum € 99 per uur, te vermeerderen met niet-compensabele en niet-verrekenbare btw.

  • 4. Indien de werkzaamheden, bedoeld onder a, b of c, uitgevoerd worden door vrijwilligers, stagiaires of studenten, bedraagt het maximum € 5,00 per uur.

Artikel 9.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 9.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor de verlening van de subsidie;

  • b.

    kosten waarvoor reeds op grond van een andere regeling subsidie is verleend;

  • c.

    kosten voor stelposten of onvoorziene omstandigheden;

  • d.

    kosten voor wettelijke taken.

Artikel 9.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    15 januari 2021 tot en met 1 april 2021;

  • b.

    3 januari 2022 tot en met 2 december 2022;

  • c.

    27 februari 2023 tot en met 15 december 2023;

  • d.

    11 januari 2024 tot en met 17 december 2024.

Artikel 9.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies voor de periode genoemd in:

  • a.

    artikel 9.9, onder a, vast op:

    • 1°.

      € 397.630 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder a;

    • 2°.

      € 399.750 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder b;

    • 3°.

      € 2.332.850 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder c.

  • b.

    artikel 9.9, onder b, vast op:

    • 1°.

      € 400.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder a;

    • 2°.

      € 400.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder b;

    • 3°.

      € 2.500.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder c.

  • c.

    artikel 9.9, onder c, vast op:

    • 1°.

      € 250.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder a;

    • 2°.

      € 250.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder b;

    • 3°.

      € 1.200.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder c;

  • d.

    artikel 9.9, onder d, vast op:

    • 1°.

      € 250.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder a;

    • 2°.

      € 250.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder b;

    • 3°.

      € 1.200.000 voor projecten als bedoeld in artikel 9.4, onder c.

Artikel 9.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 90% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 400.000.

Artikel 9.12 Verdelingswijzen

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 9.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      start het project binnen vier maanden na verlening van de subsidie;

    • b.

      rondt het project af binnen vijf jaar na de in het projectplan opgenomen startdatum;

    • c.

      maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • d.

      overlegt na afloop van het project aan Gedeputeerde Staten een file geodatabase met de exacte locatie van de uitgevoerde maatregel, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant;

    • e.

      houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten; en

    • f.

      laat eventuele opbrengsten van economische activiteiten van het project ten goede komen aan het project.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder b, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal een jaar.

Artikel 9.14 Verantwoording

  • 1. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zevende lid, van de Asv, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring;

    • c.

      indien sprake is van economische activiteiten, een overzicht van de wijze waarop de opbrengsten, bedoeld in artikel 9.13, eerste lid, onder g, ten goede zijn gekomen aan het project.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2°, van de Asv;

    • d.

      indien sprake is van economische activiteiten, een overzicht van de wijze waarop de opbrengsten, bedoeld in artikel 9.13, eerste lid, onder g, ten goede zijn gekomen aan het project.

Artikel 9.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 9.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 10 Biodiversiteit en leefgebieden; bosrevitalisering

Artikel 10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

bossen op arme zandgronden: bossen aangeduid als natuurtypen N15.02 en N01.04, als opgenomen in de Index Natuur en Landschap;

bossen op rijkere gronden: bossen aangeduid als natuurtypen N01.03, N14.01, N14.02 en N14.03, als opgenomen in de index Natuur en Landschap;

bosrevitalisering: beheer gericht op herstel van bodem en hydrologie en op het bijsturen van de boomsoortensamenstelling en bosstructuur in natuurbossen;

extensieve omvorming: in relatief lage aantallen vervangende boomsoorten en struiksoorten aanbrengen;

file geodatabase: specifiek bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiesysteem;

hydrologisch onderzoek: onderzoek naar de kwantitatieve en kwalitatieve beschrijving van de kringloop van grond- en oppervlaktewater, gericht op hydrologisch systeemherstel en het tegengaan van verdroging;

Index Natuur en Landschap: index die inzicht biedt in de ontwikkeling van de natuur- en landschapskwaliteit, te raadplegen via de website: https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/;

intensieve omvorming: in relatief hoge dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen;

kostenregeling: Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

LESA: LandschapsEcologische SysteemAnalyse, bedoeld om meer inzicht te krijgen in het ontstaan en het huidig functioneren van een natuurgebied of een beheertype in historisch, fysisch-geografisch, hydrologisch en ecologisch opzicht;

Maatregelenkaart: maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden, opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling;

NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

OAD netwerk: netwerk van oude, aftakelende en dode bomen;

prioritaire soorten: plant- of diersoorten, opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

rode lijst: nationale lijst van verdwenen, ernstig bedreigde, bedreigde, kwetsbare en gevoelige dier- en plantensoorten, waaraan bijzondere aandacht moet worden besteed voor de instandhouding, als bijlage opgenomen bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna;

steenmeel: fijngemalen gesteente dat gebruikt wordt als bodemverbeteraar en meststof ineen, waardoor de bodemvruchtbaarheid en de bodemstructuur verbeteren;

standaard omvorming: in standaard dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen;

Toelichting Maatregelenkaart: toelichting op de Maatregelenkaart, opgenomen in bijlage 8 bij deze regeling.

Artikel 10.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b of c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.

Artikel 10.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 10.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op bosrevitalisering ten behoeve van het behoud en herstel van prioritaire soorten en hun leefgebieden.

Artikel 10.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag is begonnen met de uitvoering van het project;

  • b.

    de aangevraagde subsidie meer bedraagt dan € 500.000;

  • c.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 100.000;

  • d.

    het project behoort tot de wettelijke taken van de subsidieaanvrager;

  • e.

    voor het project andere provinciale subsidie kan worden aangevraagd;

  • f.

    ften aanzien van de aanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, uitstaat;

  • g.

    de aanvrager een onderneming in moeilijkheden als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, is.

Artikel 10.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in of is gericht op de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een kaart van de projectlocatie of de projectlocaties;

  • b.

    het project is gericht op bosrevitalisering ten behoeve van het behoud en herstel van prioritaire soorten en hun leefgebieden;

  • c.

    het project betreft een maatregel gericht op natuurbossen als opgenomen op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart;

  • d.

    voor het te revitaliseren projectgebied is niet eerder subsidie verstrekt ten behoeve van bosrevitalisering;

  • e.

    indien het project gericht is op revitalisering van natuurbossen op arme zandgronden worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:

    • 1°.

      5% per hectare voor intensieve omvorming;

    • 2°.

      45% per hectare voor standaard omvorming;

    • 3°.

      40% per hectare voor extensieve omvorming;

    • 4°.

      10% per hectare voor omvorming tot een OAD netwerk;

    • 5°.

      een behandeling van 90% van het projectgebied met steenmeel, uitgaande van 10 ton per volledig te behandelen hectare;

  • f.

    indien het project gericht is op natuurbossen op rijkere gronden worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:

    • 1°.

      0% per hectare voor intensieve omvorming;

    • 2°.

      50% per hectare voor standaard omvorming;

    • 3°.

      40% per hectare voor extensieve omvorming;

    • 4°.

      10% per hectare voor omvorming tot een OAD netwerk;

  • g.

    de subsidieaanvrager monitort het project, indien het project gericht is op herstel van leefgebied, blijkend uit een monitoringsplan;

  • h.

    de subsidieaanvrager kan het project binnen vijf jaar na de startdatum afronden, blijkend uit een realistische planning;

  • i.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in dit artikel;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 10.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking: kosten van de uitvoeringswerkzaamheden voor zover deze betrekking hebben op maatregelen opgenomen op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart:

      • 1°.

        tot een maximum van € 2.560 per hectare, indien het kosten voor de omvorming van natuurbossen op arme zandgronden betreft;

      • 2°.

        tot een maximum van € 2.340 per hectare, indien het kosten voor steenmeel betreft;

      • 3°.

        tot een maximum van €1.800 per hectare, indien het kosten voor de omvorming van natuurbossen op rijkere gronden betreft;

    • b.

      kosten voor de uitvoering van hydrologische maatregelen;

    • c.

      kosten voor hydrologisch onderzoek of een LESA, tot een maximum van € 30.000;

    • d.

      kosten van overhead, niet zijnde de kosten onder c, tot een maximum van 30% van de totale subsidiabele kosten;

    • e.

      kilometervergoedingen voor de werkzaamheden, bedoeld onder b of c, tot een maximum van € 0,19 per kilometer, inclusief btw.

  • 2. Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, c of d, arbeids- of personeelsuren van de subsidieaanvrager betreffen, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de kostenregeling toe en hanteert daarbij ingevolge artikel 6, tweede lid, van die regeling, een uurtarief van:

    • a.

      € 60 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 90 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 110 voor werkzaamheden op WO-niveau.

  • 3. Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder b, c of d, uitgevoerd worden door derden, bedraagt het maximum € 120 per uur, inclusief btw.

  • 4. Indien de werkzaamheden, bedoeld onder b, c of d, uitgevoerd worden door vrijwilligers, stagiaires of studenten, bedraagt het maximum € 5,00 per uur.

  • 5. De subsidiabele maximumbedragen per hectare, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, onder 1° en 3°, betreffen een heraanplant van 50 % van het projectgebied, waarbij de subsidiabele maximumbedragen per hectare evenredig afnemen, met de afname van het percentage dat de subsidieaanvrager eventueel minder dan 50 % heraanplant.

Artikel 10.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 10.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor de verlening van de subsidie;

  • b.

    kosten waarvoor reeds op grond van een andere regeling subsidie is verleend;

  • c.

    kosten voor stelposten of onvoorziene omstandigheden;

  • d.

    kosten voor wettelijke taken.

Artikel 10.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    15 januari 2021 tot en met 1 april 2021;

  • b.

    3 januari 2022 tot en met 2 december 2022;

  • c.

    3 januari 2023 tot en met 15 december 2023.

Artikel 10.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 10.4 vast op:

  • a.

    € 1.619.770 voor de periode genoemd in artikel 10.9, onder a;

  • b.

    € 1.000.000 voor de periode genoemd in artikel 10.9, onder b;

  • c.

    € 1.000.000 voor de periode, genoemd in artikel 10.9, onder c.

Artikel 10.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000.

Artikel 10.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 10.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      start het project binnen vier maanden na verlening van de subsidie;

    • b.

      rondt het project af binnen vijf jaar na de in het projectplan opgenomen startdatum;

    • c.

      toont aan dat het projectgebied als natuurbos is opgenomen op de beheertypenkaart van het NNB;

    • d.

      overlegt na afloop van het project aan Gedeputeerde Staten een file geodatabase met de exacte locatie van de uitgevoerde maatregelen, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant;

    • e.

      maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • f.

      houdt ingevolge artikel 21, achtste lid, van de Asv, een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder a, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal een jaar.

Artikel 10.14 Verantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening, waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2°, van de Asv.

Artikel 10.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 10.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 11 Biodiversiteit en leefgebieden; onderzoek

Artikel 11.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

file geodatabase: specifiek bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiesysteem;

kostenregeling: Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

Maatregelenkaart: Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden in Noord-Brabant, opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling;

prioritaire soorten: soorten, opgenomen in bijlage 1, behorende bij deze regeling;

rode lijst: nationale lijst van verdwenen, ernstig bedreigde, bedreigde, kwetsbare en gevoelige dier- en plantensoorten, waaraan bijzondere aandacht moet worden besteed voor de instandhouding, als bijlage opgenomen bij het Besluit Rode lijsten flora en fauna;

Toelichting Maatregelenkaart: Toelichting op de Maatregelenkaart, opgenomen in bijlage 8 bij deze regeling.

Artikel 11.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen en natuurlijke personen.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b of c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.

Artikel 11.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 11.4 Subsidiale activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op onderzoek naar het behoud of herstel van prioritaire soorten en hun leefgebieden.

Artikel 11.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000;

  • c.

    het project behoort tot de wettelijke taken van de subsidieaanvrager;

  • d.

    voor het project andere provinciale subsidie kan worden aangevraagd.

Artikel 11.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in of is gericht op de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een kaart van de onderzoekslocatie of onderzoekslocaties;

  • b.

    het project is gericht op onderzoek naar het behoud of herstel van prioritaire soorten en hun leefgebieden;

  • c.

    het onderzoeksvoorstel draagt bij aan de doelen als opgenomen op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart;

  • d.

    het onderzoek resulteert in nieuwe kennis.

  • e.

    de subsidieaanvrager heeft aantoonbaar ervaring met en kennis van het onderwerp van het onderzoek;

  • f.

    de subsidieaanvrager kan het project binnen vijf jaar na de startdatum afronden, blijkend uit een realistische planning;

  • g.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • een sluitende en realistische begroting.

Artikel 11.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten van de onderzoekswerkzaamheden voor zover deze betrekking hebben op maatregelen als opgenomen op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart;

    • b.

      kilometervergoedingen voor de werkzaamheden, bedoeld onder a, tot een maximum van € 0,19 per kilometer, inclusief btw.

  • 2. Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, arbeids- of personeelsuren van de subsidieaanvrager betreffen, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de kostenregeling toe en hanteert daarbij ingevolge artikel 6, tweede lid, van die regeling, een uurtarief van:

    • a.

      € 60 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 90 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 110 voor werkzaamheden op WO-niveau;

  • 3. Indien de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid, onder a, uitgevoerd worden door derden, bedraagt het maximum € 120 per uur, inclusief btw.

  • 4. Indien de werkzaamheden, bedoeld onder a, uitgevoerd worden door vrijwilligers, stagiaires of studenten, bedraagt het maximum € 5,00 per uur.

Artikel 11.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 11.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor de verlening van de subsidie;

  • b.

    kosten waarvoor reeds op grond van een andere regeling subsidie is verleend;

  • c.

    kosten voor stelposten of onvoorziene omstandigheden;

  • d.

    kosten voor wettelijke taken.

Artikel 11.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van;

  • a.

    15 januari 2021 tot en met 15 februari 2021;

  • b.

    10 januari 2022 tot en met 4 februari 2022;

  • c.

    27 februari 2023 tot en met 15 december 2023;

  • d.

    4 januari 2024 tot en met 17 december 2024.

Artikel 11.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 11.4 vast op:

  • a.

    € 500.000 voor de periode genoemd in artikel 11.9, onder a;

  • b.

    € 500.000 voor de periode genoemd in artikel 11.9 onder b;

  • c.

    € 300.000 voor de periode genoemd in artikel 11.9, onder c;

  • d.

    € 300.000 voor de periode, genoemd in artikel 11.9, onder d.

Artikel 11.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 100.000.

Artikel 11.12 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld overeenkomstig de rangschikking over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 11.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      start het project binnen vier maanden na verlening van de subsidie;

    • b.

      rondt het project af binnen vijf jaar na de in het projectplan opgenomen startdatum;

    • c.

      maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • d.

      overlegt na afloop van het project aan Gedeputeerde Staten een file geodatabase met de exacte locatie van het uitgevoerde onderzoek, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant;

    • e.

      houdt ingevolge artikel 21, achtste lid, van de Asv, een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder b, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal een jaar.

Artikel 11.14 Verantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    het onderzoeksrapport;

  • c.

    een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zevende lid, van de Asv, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring.

Artikel 11.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 11.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 12 Bestrijding invasieve exoten

Artikel 12.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

invasieve exoten: planten- of diersoorten als bedoeld in bijlage 10 behorende bij deze regeling;

bestrijding: permanent verwijderen van een invasieve exoot op een locatie;

beheersing: voorkomen van verdere uitbreiding van een populatie van invasieve exoten naar nieuwe gebieden, indien bestrijding niet in afdoende mate mogelijk is;

monitoring en beheer: het voorkomen van nieuwe vestiging op een locatie waar de soort eerder is verwijderd;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

kostenregeling: Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

uitvoeringsmaatregelen: maatregelen ter bestrijding of beheersing van invasieve exoten.

Artikel 12.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen, natuurlijke personen of een combinatie daarvan.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.

Artikel 12.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 12.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op bestrijding of beheersing van een of meer invasieve exoten, bestaande uit:

  • a.

    het treffen van uitvoeringsmaatregelen op meerdere aaneengesloten percelen; en

  • b.

    monitoring en beheer van de locaties waar de uitvoeringsmaatregelen hebben plaatsgevonden.

Artikel 12.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met het uitvoeren van de activiteiten, bedoeld in artikel 12.4;

  • b.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale regeling;

  • c.

    het project wordt uitgevoerd buiten de provincie Noord-Brabant.

Artikel 12.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een kaart van de projectlocaties;

  • b.

    het project is gericht op de bestrijding of beheersing van invasieve exoten als bedoeld in bijlage 10 behorende bij deze regeling;

  • c.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      het treffen van uitvoeringsmaatregelen; en

    • 2°.

      monitoring en beheer van de locaties waar de uitvoeringsmaatregelen hebben plaatsgevonden gedurende drie jaar na het afronden van de uitvoeringsmaatregelen;

  • d.

    het project is gericht op een afdoende beheersing indien volledige bestrijding op een projectlocatie niet mogelijk is;

  • e.

    het project wordt uitgevoerd op twee of meer aangrenzende percelen van verschillende eigenaren of erfpachters;

  • f.

    de eigenaren of erfpachters van de locaties waar het project wordt uitgevoerd, hebben toestemming verleend voor het uitvoeren van de activiteiten, bedoeld onder c, blijkend uit een verklaring;

  • g.

    bij de bestrijding of beheersing wordt geen gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen;

  • h.

    de subsidieaanvrager maakt aannemelijk dat de bestrijdingsmethode effectief is;

  • i.

    indien maatregelen worden uitgevoerd in een Natura 2000-gebied, zijn de maatregelen niet in strijd met het vigerende Natura 2000–beheerplan;

  • j.

    de uitvoeringsmaatregelen kunnen binnen twee jaar na subsidieverlening worden afgerond;

  • k.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      welke maatregelen met welk doel zullen worden getroffen en welk effect van deze maatregelen, ook in samenhang bezien, wordt verwacht;

    • 2°.

      op welke wijze door middel van monitoring en beheer de instandhouding van de uitvoeringsmaatregelen gedurende drie jaar wordt geborgd;

    • 3°.

      op welke wijze kennis wordt overgedragen over de aanpak en resultaten van het project;

    • 4°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 5°.

      een sluitende en realistische begroting;

    • 6°.

      een realistische planning.

Artikel 12.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor het opstellen van een projectplan ter voorbereiding op de uitvoering, mits gemaakt vanaf een jaar voor het indienen van de subsidieaanvraag;

    • b.

      kosten voor het treffen van uitvoeringsmaatregelen;

    • c.

      kosten voor de monitoring en het beheer van de locatie gedurende een periode van drie jaar na het treffen van de uitvoeringsmaatregelen.

  • 2. Indien kosten, bedoeld in het eerste lid, arbeids- of personeelsuren van de subsidieaanvrager betreffen, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de kostenregeling toe en hanteert daarbij ingevolge artikel 6, tweede lid, van die regeling, een uurtarief van:

    • a.

      € 60 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 90 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 110 voor werkzaamheden op WO-niveau.

  • 3. Indien werkzaamheden worden uitgevoerd door derden, bedraagt het maximale uurtarief € 99 per uur, te vermeerderen met niet-verrekenbare en niet-compensabele btw.

Artikel 12.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 12.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten als bedoeld in artikel 12.7, eerste lid, onder b en c, gemaakt voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag;

  • b.

    kosten van regulier onderhoud en beheer;

  • c.

    kosten voor de aanschaf van machines en apparaten;

  • d.

    kosten voor activiteiten die reeds op grond van een wettelijk taak moeten worden uitgevoerd.

Artikel 12.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend:

  • a.

    van 1 juni 2021 tot en met 30 november 2021;

  • b.

    van 20 juni 2022 tot en met 15 december 2022;

  • c.

    van 17 april 2023 tot en met 15 december 2023;

  • d.

    van 4 januari 2024 tot en met 17 december 2024.

Artikel 12.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast op:

  • a.

    € 250.000 voor de periode, genoemd in artikel 12.9, onder a;

  • b.

    € 355.000 voor de periode, genoemd in artikel 12.9, onder b;

  • c.

    € 175.000 voor de periode, genoemd in artikel 12.9, onder c;

  • d.

    € 175.000 voor de periode, genoemd in artikel 12.9, onder d.

Artikel 12.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt:

  • a.

    75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000, indien het project de soorten bedoeld in deel A van bijlage 10 betreft;

  • b.

    100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000, indien het project de soorten bedoeld in deel B van bijlage 10 betreft.

Artikel 12.12 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 12.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger:

    • a.

      start het project binnen zes maanden na datum van verlening van de subsidie;

    • b.

      voert het project uit conform het projectplan, bedoeld in artikel 12.6, onder k.

    • c.

      rondt de uitvoeringsmaatregelen uiterlijk twee jaar en het gehele project uiterlijk vijf jaar na datum van verlening van de subsdie af;

    • d.

      overlegt bij subsidies van € 25.000 of hoger, jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag;

    • e.

      houdt de gerealiseerde uitvoeringsmaatregelen gedurende tenminste drie jaar in stand door middel van het uitvoeren van monitoring en beheer.

  • 2.

    Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder c, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal een jaar.

Artikel 12.14 Verantwoording

  • 1. Subsidies tot € 25.000 worden op grond van artikel 20, eerste lid, onder b, van de Asv, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project.

Artikel 12.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten, overeenkomstig artikel 23 van de Asv, een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3. Het voorschot, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt in een keer betaald.

§ 13 Bestrijding invasieve exoten Natura-2000

Artikel 13.1 Begripsbepalingen

[Vervallen]

Artikel 13.2 Doelgroep

[Vervallen]

Artikel 13.3 Subsidievorm

[Vervallen]

Artikel 13.4 Subsidiabele activiteiten

[Vervallen]

Artikel 13.5 Weigeringsgronden

[Vervallen]

Artikel 13.6 Subsidievereisten

[Vervallen]

Artikel 13.7 Subsidiabele kosten

[Vervallen]

Artikel 13.8 Niet subsidiabele kosten

[Vervallen]

Artikel 13.9 Aanvraagtijdvak

[Vervallen]

Artikel 13.10 Subsidieplafond

[Vervallen]

Artikel 13.11 Subsidiehoogte

[Vervallen]

Artikel 13.12 Verdelingswijze

[Vervallen]

Artikel 13.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

[Vervallen]

Artikel 13.14 Verantwoording

[Vervallen]

Artikel 13.15 Bevoorschotting en betaling

[Vervallen]

§ 14 Versnelling herstel stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden

Artikel 14.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

agrarische onderneming: onderneming actief in de primaire landbouwproductie of de verwerking of afzet van landbouwproducten;

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 1.2, derde lid, van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

bestaande natuur: bestaande natuur als aangeduid in het Natuurbeheerplan;

bevel tot terugvordering: bevel als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of artikel 1, vijfde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

bossen op arme zandgronden: bossen van het natuurtype N01.04, N15 en N16.03 als bedoeld in de Index natuur en landschap;

bossen op rijke zandgronden: bossen van het natuurtype N01.03, N14 en N16.04 als bedoeld in de Index natuur en landschap;

EVZ: ecologische verbindingszone zijnde een langgerekt gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant; 

extensieve omvorming: in relatief lage aantallen vervangende boomsoorten en struiksoorten aanbrengen;

file geodatabase: specifiek bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiestysteem;

habitattypen en soorten: natuurlijke habitats, habitats van soorten en de dier- en plantensoorten die op grond van de Vogel- en habitatrichtlijn worden beschermd;

Index natuur en landschap: beschrijving van natuur- en landschapstypen, te raadplegen via de website: https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/;

intensieve omvorming: in relatief hoge dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen;

kosten derden: kosten verschuldigd aan derden die op factuur aantoonbaar zijn en direct voor de subsidiabele activiteiten worden gemaakt;

KRW: kaderrichtlijn water, die als doel heeft de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa te waarborgen (richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 (PBEU 200, L327);

landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

mede-overheid: overheid als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Regeling informatieverstrekking sisa of waterschap;

MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming als bedoeld in bijlage I bij de landbouwvrijstellingsverordening;

Natura 2000-beheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming, waarin is vastgelegd hoe en wanneer de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied gehaald worden;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

Natura 2000-maatregelen; maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen te behalen, zoals beschreven in het Natura 2000-beheerplan;

NNB: Natuur Netwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

Natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 1.2 van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Noord-Brabant 2016;

Natuurpact: tussen het Rijk en de provincies op 18 september 2013 gesloten Natuurpact ontwikkeling en beheer van de natuur in Nederland, waarin de ambities en financiering van het natuurbeleid zijn vastgelegd voor de periode tot en met 2027 (Kamerstukken II 2013/14, 33 576, nr. 6);

niet-productieve investeringen: investeringen die niet leiden tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van een agrarische onderneming;

OAD-netwerk: netwerk van oude, aftakelende en dode bomen; standaard omvorming: in standaard dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen;

OGOR: optimaal grond- en oppervlaktewaterregime;

onderneming in moeilijkheden: onderneming als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

provinciaal uitvoeringsprogramma: programma van de provincie Noord-Brabant, waarin staat aangegeven hoe gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan het realiseren van de condities, die nodig zijn voor een landelijk gunstige staat van instandhouding op de locaties, waar bij aanvang van het programma sprake is van een te hoge stikstofdepositie voor stikstofgevoelige soorten en habitats;

Regionaal Water en Bodem Programma: door Provinciale Staten op 3 december 2021 vastgesteld Regionaal Water en Bodem Programma Noord-Brabant 2022-2027;

steenmeel: fijngemalen gesteente dat gebruikt wordt als bodemverbeteraar en meststof ineen, waardoor de bodemvruchtbaarheid en de bodemstructuur verbeteren;

Vogel- en Habitatrichtlijn: richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PbEU 2010 L 20) en richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEU 1992 L 206);

waterbeheerplan: door een waterschap op grond van de Waterwet of de Omgevingswet vastgesteld beheerplan of beheerprogramma met daarin de doelstellingen voor de periode 2022-2027 voor het waterschap en de wijze waarop aan die doelstellingen invulling wordt gegeven.

Artikel 14.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen of natuurlijke personen.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 14.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 14.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versnellen of intensiveren van het herstel van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden of stikstofgevoelige habitattypen of soorten door middel van:

  • a.

    bosrevitalisering;

  • b.

    maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van natuurgebieden, anders dan bedoeld onder a;

  • c.

    hydrologische maatregelen.

Artikel 14.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    voor het project reeds eerder een subsidie of bijdrage is verleend;

  • c.

    het project gericht is op verwerving, functiewijziging, pachtvrij of erfpachtvrij maken of beheer van gronden;

  • d.

    het project gericht is op bosrevitalisering en de subsidieaanvrager een agrarische onderneming is;

  • e.

    het project gericht is op bosrevitalisering en voor het projectgebied reeds eerder subsidie is verstrekt ten behoeve van bosrevitalisering;

  • f.

    de subsidieaanvrager een agrarische onderneming is die geen MKB-onderneming is;

  • g.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat;

  • h.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is;

  • i.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000.

Artikel 14.6 Algemene subsidievereisten

Om voor een subsidie als bedoeld in artikel 14.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een kaart van de projectlocatie of de projectlocaties;

  • b.

    het project is gericht op herstel van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden dan wel van stikstofgevoelige habitattypen of soorten, blijkend uit:

    • 1°.

      een beschrijving van het type maatregelen dat wordt genomen in de projectperiode en de doelen, die daarbij worden nagestreefd;

    • 2°.

      per categorie maatregelen als bedoeld in artikel 14.4, een overzicht van de indicatieve oppervlakten in hectare per natuurgebied;

    • 3°.

      aard en omvang van het verwachte effect van het project op de betreffende habitattypen of soorten;

  • c.

    de subsidieaanvrager heeft, indien het project fysieke uitvoeringsmaatregelen op grond betreft:

    • 1°.

      zeggenschap op basis van eigendom of erfpacht over de grond waarop het project betrekking heeft; of

    • 2°.

      toestemming van de eigenaar of erfpachter van de grond waarop het project betrekking heeft.

  • d.

    het project is niet strijdig met een of meer provinciale natuur- en waterdoelstellingen;

  • e.

    het project past binnen de tabel met maatregelen, opgenomen in bijlage 11 bij deze regeling;

  • f.

    het project kan worden afgerond voor 1 januari 2026, blijkend uit een realistische planning;

  • g.

    de onderbouwing van het project in relatie tot hydrologie is afgestemd met het waterschap, blijkend uit een verklaring van het waterschap;

  • h.

    aan de aanvraag ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting;

    • 3°.

      een file geodatabase met de exacte locatie van de te treffen maatregelen, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant;

    • 4°.

      een beschrijving van het te voeren beheer nadat het project is uitgevoerd;

    • 5°.

      een beschrijving van de wijze van monitoring van zowel de voortgang van het project als het effect van de maatregelen;

    • 6°.

      een overzicht van de liquiditeitsprognose van de aanvrager gedurende de looptijd van het project, indien de aangevraagde subsidie meer dan € 2.500.000 bedraagt.

Artikel 14.7 Aanvullende vereisten bosrevitalisering

Onverminderd artikel 14.6 wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 14.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op bosrevitalisering ten behoeve van herstel van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden dan wel van stikstofgevoelige habitattypen of soorten;

  • b.

    het project is additioneel ten opzichte van het Natuurpact, blijkend uit extra maatregelen ten opzichte van de bestaande N2000-beheerplannen;

  • c.

    het project is gericht op bestaande bossen op arme zandgronden dan wel op bestaande bossen op rijke zandgronden;

  • d.

    indien het project gericht is op bossen op arme zandgronden worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:

    • 1°.

      5% per hectare voor intensieve omvorming;

    • 2°.

      45% per hectare voor standaard omvorming;

    • 3°.

      40% per hectare voor extensieve omvorming;

    • 4°.

      10% per hectare voor omvorming tot een OAD netwerk;

    • 5°.

      een behandeling van 90% van het projectgebied met steenmeel, uitgaande van 10 ton per volledig te behandelen hectare;

  • e.

    indien het project gericht is op bossen op rijke zandgronden worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:

    • 1°.

      0% per hectare voor intensieve omvorming;

    • 2°.

      50% per hectare voor standaard omvorming;

    • 3°.

      40% per hectare voor extensieve omvorming;

    • 4°.

      10% per hectare voor omvorming tot een OAD netwerk.

Artikel 14.8 Aanvullende vereisten andere kwaliteitsmaatregelen

  • 1. Onverminderd artikel 14.6 wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 14.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project draagt bij aan een versnelling en intensivering van het natuurherstel in stikstofgevoelige N2000-gebieden, blijkend uit een ecologische en hydrologische onderbouwing;

    • b.

      het project is additioneel ten opzichte van het Natuurpact, blijkend uit extra maatregelen ten opzichte van de bestaande N2000-beheerplannen;

  • 2. Indien de maatregel zich richt op de realisering van verhoogd ambitieniveau ten opzichte van de ambitiekaart wordt, onverminderd het eerste lid, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project betreft gronden die zijn gelegen binnen het Natuurnetwerk Noord-Brabant, blijkend uit een kadastrale omschrijving van het perceel en een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het perceel;

    • b.

      het project betreft de inrichting van bestaande of gerealiseerde natuur van het natuurtype N12.02, kruidenrijk grasland of N12.06, ruigteveld, als bedoeld in de index natuur en landschap naar een hoogwaardig natuurbeheertype als bedoeld in bijlage 13 bij deze regeling;

    • c.

      het te realiseren natuurtype, bedoeld onder b, sluit aan op ambitietypes van naastgelegen gronden, blijkend uit de onderbouwing bedoeld in het eerste lid, onder a;

    • d.

      bij de aanvraag wordt het projectplan, bedoeld in artikel 14.6, onder h, aangevuld met:

      • 1°.

        een onderbouwing van de maatregelen in relatie tot het voorkomen van onbeheersbare natuurbranden indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een aaneengesloten gebied van meer dan twee hectare en het gebied is aangemerkt als risicogebied natuurbranden als aangeduid op de kaart in bijlage 14 bij deze regeling;

      • 2°.

        een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen of te verwijderen wegen en paden.

Artikel 14.9 Aanvullende vereisten hydrologische maatregelen

Onverminderd artikel 14.6, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 14.4, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project draagt bij aan het versnellen en intensiveren van het natuurherstel in stikstofgevoelige N2000-gebieden, blijkend uit een ecologische en hydrologische onderbouwing;

  • b.

    het project is additioneel ten opzichte van:

    • 1°.

      het Natuurpact, blijkend uit extra maatregelen ten opzichte van de bestaande N2000-beheerplannen;

    • 2°.

      de KRW-maatregelen uit het betreffende waterbeheerplan;

  • c.

    het project is gericht op het bereiken van het OGOR dat nodig is voor de bescherming en instandhouding van de habitattypen en soorten;

  • d.

    in geval van beek- en kreekherstel:

    • 1°.

      voldoet het project aan de parameters voor de na te streven waterkwaliteit en de ecologische potenties van het watersysteem behorende bij de functie zoals omschreven in bijlage 3 en bijlage 4 van het Regionaal Water en Bodem Programma;

    • 2°.

      wordt het project uitgevoerd conform de Handreiking Ontwikkeling Waterlopen-systematiek.

Artikel 14.10 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten in ieder geval voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten ten behoeve van de uitvoering van het project;

    • b.

      voorbereidingskosten gemaakt vanaf 1 januari 2021;

    • c.

      kosten voor onderzoek ten behoeve van de uitvoering van maatregelen als bedoeld in artikel 14.4;

    • d.

      kosten voor een LESA-onderzoek;

    • e.

      kosten voor communicatie ten behoeve van de uitvoering van het project;

    • f.

      legeskosten;

    • g.

      kosten voor aanleg van de monitoring van maatregelen, voor zover additioneel ten opzichte van bestaande monitoring;

    • h.

      kosten van mitigerende maatregelen ter voorkoming van schade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

    • i.

      kosten voor nadeelcompensatie aan derden, betaald door het waterschap, in verband met:

      • 1°.

        landbouwkundige opbrengstvermindering door natschade als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 2°.

        schade aan bebouwing als gevolg van vernattingsmaatregelen;

      • 3°.

        structurele waardevermindering van grond van derden als gevolg van de betreffende uitvoeringsmaatregel, indien daarop een kwalitatieve verplichting is opgelegd;

    • j.

      kosten derden, tot een maximum van € 99 per uur, vermeerderd met niet verrekenbare en niet compensabele btw;

    • k.

      kosten als bedoeld onder a tot en met j, van agrarische ondernemingen, voor zover deze uitgaven voor niet-productieve investeringen betreffen.

    • l.

      kosten van arbeids- en personeelsuren van een gemeente, mits besteed aan extra werkzaamheden die direct toerekenbaar zijn aan het project;

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onder a, zijn kosten voor de uitvoering van projecten als bedoeld in artikel 14.4, onder a, subsidiabel:

    • a.

      tot een maximum van € 2.560 per hectare, indien het kosten voor de omvorming van bossen op arme zandgronden betreft;

    • b.

      tot een maximum van € 2.340 per hectare, indien het kosten voor steenmeel betreft;

    • c.

      tot een maximum van € 1.800 per hectare, indien het kosten voor de omvorming van bossen op rijke zandgronden betreft.

  • 3. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieontvanger, past deze de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling een uurtarief van:

    • a.

      € 70 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 100 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 120 voor werkzaamheden op WO-niveau.

  • 4. In afwijking van het derde lid, hanteert een gemeente voor de arbeids- en personeelsuren als bedoeld in het eerste lid, onder l, een uurtarief van € 100.

Artikel 14.11 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 14.10 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor regulier beheer en onderhoud;

  • b.

    kosten voor de aanschaf van machines;

  • c.

    uitvoeringskosten gemaakt vóór indiening van de aanvraag;

  • d.

    kosten waarvoor reeds een subsidie of bijdrage is verleend;

  • e.

    kosten voor de uitvoering van wettelijke taken of regelingen;

  • f.

    kosten voor de uitvoering van reeds bestaande monitoring;

  • g.

    kosten gemaakt door agrarische ondernemingen voor:

    • 1°.

      de aankoop van productierechten;

    • 2°.

      de aanplant van eenjarige gewassen;

    • 3°.

      afwateringswerkzaamheden;

    • 4°.

      de aankoop van dieren;

    • 5°.

      investeringen om aan geldende EU-normen te voldoen.

Artikel 14.12 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van 22 november 2021 tot en met 29 juni 2023 en van 21 september 2023 tot en met 31 oktober 2023.

Artikel 14.13 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 14.12, vast op € 53.000.000.

Artikel 14.14 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt:

    • a.

      de maximale bedragen per ha, genoemd in artikel 14.10, tweede lid, voor projecten als bedoeld in artikel 14.4, onder a;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten, voor projecten als bedoeld in artikel 14.4, onder b en c.

  • 2. De maximale hoogte van de subsidie als bedoeld in het eerste lid is:

    • a.

      voor agrarische ondernemingen, € 500.000 per project;

    • b.

      voor overige subsidieontvangers, € 10.000.000 per project.

  • 3. Indien toepassing van het eerste en tweede lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 14.15 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld overeenkomstig de rangschikking over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 14.16 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie, bedoeld in artikel 14.8, tweede lid, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de provincie Noord-Brabant en de subsidieontvanger of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

    • a.

      de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond;

    • b.

      op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype zoals opgenomen in het projectplan, gedoogt;

    • c.

      datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype, bedoeld onder b, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • d.

      effecten op de grond duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in de omgeving van de betreffende grond ten behoeve van natuurdoelen, een Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

  • 2. De kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt bij notariële akte opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 14.17 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    rondt het project uiterlijk 31 december 2025 af;

  • b.

    verricht op de ingerichte grond duurzaam natuur-, water-, bodem-, en landschapsbeheer;

  • c.

    gebruikt op de ingerichte grond geen kunstmest, drijfmest of bestrijdingsmiddelen;

  • d.

    gebruikt bij de inrichting geen beplantingssoorten genoemd in bijlage 15 bij deze regeling of in bijlage 10 bij de Regeling natuurbescherming;

  • e.

    besteedt eventuele opbrengsten uit een door deze paragraaf gesubsidieerde investering aan kwaliteitsverbetering of beheer van natuurgebieden, indien hij een niet-agrarische onderneming is;

  • f.

    verleent medewerking aan de landelijke monitoring, voor zover de provincie hiertoe verplicht is op grond van de Spuk versneld natuurherstel;

  • g.

    de ontvanger beschrijft bij aanvang van de activiteiten de nulsituatie en beschrijft na afronding van de activiteiten de eindsituatie van de activiteiten;

  • h.

    overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • i.

    houdt bij subsidies tot € 125.000, ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening of artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, een administratie bij van gerealiseerde kosten, gestaafd met gespecificeerde en actuele bewijsstukken;

  • j.

    houdt, bij subsidies vanaf €125.000, een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 14.18 Verantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en artikel 7, eerste lid van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1º, van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2º, van de Asv.

  • 3. In afwijking van de voorgaande leden, toont een subsidieontvanger die een medeoverheid is, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat de verplichtingen zijn nagekomen door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      verslaglegging conform de vereisten van de Regeling informatieverstrekking sisa, met gebruikmaking van de toepasselijke sisa-bijlage.

Artikel 14.19 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt gedurende de looptijd van het project jaarlijks betaald in gelijke termijnen.

Artikel 14.20 Vaststelling subsidies tot € 125.000

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen subsidies tot € 125.000 ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en artikel 7, eerste lid van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde, en negende lid, van de Asv.

Artikel 14.21 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze paragraaf in de praktijk.

§ 15 Preventieve maatregelen wolvenschade

Artikel 15.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Aangewezen leefgebied: door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant vastgesteld gebied waar een wolf zich na zes maanden aanwezigheid gevestigd heeft en daarmee het risico op schade door een gevestigde wolf aannemelijk en voorzienbaar is, zoals opgenomen in bijlage 16;

aanval: aanval waarbij een of meerdere landbouwdieren zijn gedood of verwond en waarvan BIJ12 heeft geoordeeld dat niet is uit te sluiten dat een wolf de schade heeft veroorzaakt;

de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (PbEU 2013, L 352) dan wel in Verordening (EU) 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU 2013, L 352);

Diergezondheidswetgeving: Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid, PBEU 2016 L84/1;

Faunaschade Preventiekit module wolven: overzicht van preventieve maatregelen om schade door wolven te voorkomen en beperken door middel van vaste en verplaatsbare wolfwerende afrastering zoals gepubliceerd op de website van BIJ12;

Identificatie- en Registratiesysteem van dieren: het door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland beheerde Identificatie- en Registratiesysteem van elke Nederlandse landbouwhuisdierenhouder met een uniek Bedrijfsnummer (UBN);

landbouwhuisdieren: schapen, geiten, paardachtigen, runderen, varkens, alpaca’s en lama’s, opgenomen in het Identificatie en Registratie systeem van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, dan wel geregistreerd op grond van de Diergezondheidswetgeving, met uitzondering van grote wilde of semi-wilde grazers die in sociaal kuddeverband leven in natuurgebieden;

urgentie: een situatie waarin sprake is van schade veroorzaakt door minimaal twee aanvallen op verschillende dagen binnen zeven dagen na de dag waarop het eerste landbouwhuisdier is gedood of verwond, in een gemeente of in aangrenzende gemeenten.

Artikel 15.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door:

  • a.

    een houder van landbouwhuisdieren;

  • b.

    terreinbeherende organisaties of grondeigenaren die begrazing door landbouwhuisdieren inzetten op eigen of beheerde terreinen, niet zijnde gemeentes of waterschappen.

Artikel 15.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze pararaaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 15.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor maatregelen gericht op vermindering en voorkoming van schade aan landbouwhuisdieren in het Aangewezen leefgebied of in geval van urgentie, in de vorm van:

  • a.

    het aanleggen van een vaste wolfwerende afrastering als bedoeld in paragraaf 2.2. van de Faunaschade Preventiekit module wolven;

  • b.

    het plaatsen van een verplaatsbare wolfwerende afrastering als bedoeld in paragraaf 2.2. van de Faunaschade Preventiekit module wolven; of

  • c.

    het aanpassen van een bestaande vaste of verplaatsbare afrastering tot een wolfwerende afrastering als bedoeld in paragraaf 2.2 van de Faunaschade Preventiekit module wolven.

Artikel 15.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de maatregelen niet bijdragen aan de bescherming van landbouwhuisdieren tegen aanvallen van een wolf;

  • b.

    de maatregelen worden genomen buiten het Aangewezen leefgebied, tenzij er sprake is van urgentie.

  • c.

    voor de maatregelen reeds subsidie is verstrekt op grond van deze regeling, een andere regeling of een regeling van een andere overheid;

  • d.

    de maatregelen worden genomen voor andere dieren dan landbouwhuisdieren;

  • e.

    de maatregelen zijn gerealiseerd of aangebracht voor 28 september 2020;

  • f.

    er sprake is van urgentie en de aanvraag niet binnen 4 weken na het optreden van die urgentie is ingediend;

  • g.

    de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 15.2, onder a, het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 20.000 al heeft overschreden berekend over het lopende belastingjaar en de twee daaraan voorafgaande belastingjaren;

  • h.

    de subsidieaanvrager, bedoeld in artikel 15.2, onder b, het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 al heeft overschreden berekend over het lopende belastingjaar en de twee daaraan voorafgaande belastingjaren.

Artikel 15.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de maatregelen zijn gericht op vermindering en voorkoming van schade aan landbouwhuisdieren veroorzaakt door wolven:

      • 1°.

        in het Aangewezen leefgebied; of

      • 2°.

        buiten het Aangewezen leefgebied in geval van urgentie;

    • b.

      de vaste en verplaatsbare wolfwerende afrastering en bijbehorende onderdelen of materialen voldoen aan de specificaties die staan beschreven in paragraaf 2.2. van de Faunaschade Preventiekit module wolven;

    • c.

      het geregistreerd aantal landbouwhuisdieren van de houder van de landbouwhuisdieren die worden ingezet op het terrein waarop het project wordt uitgevoerd, wordt aangetoond:

      • 1°.

        voor alpaca’s en lama’s door een recent afschrift van de registratie op basis van de Diergezondheidswetgeving;

      • 2°.

        voor overige landbouwhuisdieren door vier uitdraaien van het Identificatie- en Registratiesysteem voor landbouwhuisdieren met de peildata 1 februari, 1 mei, 1 augustus en 1 november, in het jaar voorafgaand aan de aanschaf van wolfwerende maatregelen;

    • d.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        een gespecificeerde factuur of facturen van de gerealiseerde maatregelen en bijbehorende betaalwijzen;

      • 2°.

        het geregistreerd aantal landbouwhuisdieren, aangetoond op de wijze, genoemd in onderdeel c;

      • 3°.

        een afschrift van het contract met de houder van landbouwhuisdieren waaruit het aantal landbouwhuisdieren blijkt dat wordt ingezet op het terrein waarop het project zal worden uitgevoerd, indien een aanvrager als bedoeld in artikel 15.2, onder b, de aanvraag indient;

      • 4°.

        fotomateriaal van de gerealiseerde wolfwerende afrastering;

      • 5°.

        een overzichtskaart met daarop aangegeven de locatie waar de vaste wolfwerende afrastering is gerealiseerd;

      • 6°.

        het kadastraal nummer van de locatie waar de vaste wolfwerende afrastering is gerealiseerd.

      • 7°.

        het aantal strekkende meters afrastering;

      • 8°.

        een volledig ingevulde en ondertekende de-minimisverklaring.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt een:

    • a.

      vaste wolfwerende afrastering met toebehoren ingezet in het Aangewezen leefgebied dan wel daarbuiten in geval van urgentie;

    • b.

      verplaatsbare wolfwerende afrastering met toebehoren ten minste twee weken per kalenderjaar ingezet in het Aangewezen leefgebied dan wel zo vaak als noodzakelijk in geval van urgentie.

  • 3. Onverminderd de voorgaande leden, is voor een subsidie voor een draad-opwindsysteem of een systeem waarmee een verplaatsbare wolfwerende afrastering op- en afgewonden kan worden, vereist dat het aantal landbouwhuisdieren bedraagt:

    • a.

      minimaal 10 paardachtigen en runderen;

    • b.

      gemiddeld minimaal 100 schapen, geiten, lama’s en alpaca’s.

Artikel 15.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie gelden lumpsumbedragen.

Artikel 15.8 Niet subsidiabele kosten

[Vervallen]

Artikel 15.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 februari 2022 tot en met 17 december 2024.

Artikel 15.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 15.4 voor de periode, genoemd in artikel 15.9, vast op € 200.000,-.

Artikel 15.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt in totaal maximaal € 20.000.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 15.4, onder a, bedraagt:

    • a.

      € 570; en

    • b.

      € 3,40 per strekkende meter vaste wolfwerende afrastering met een maximum van € 680,- per dier voor paardachtigen en runderen en € 114,- per dier voor andere soorten, waarbij voor het totale aantal dieren wordt uitgegaan van het geregistreerde aantal landbouwhuisdieren, berekend op de wijze, genoemd in artikel 15.6, eerste lid, onder c;

  • 3. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 15.4, onder b, bedraagt:

    • a.

      € 34 per dier, waarbij het totale aantal dieren wordt uitgegaan van het geregistreerd aantal landbouwhuisdieren, berekend op de wijze, genoemd in artikel 15.6, eerste lid, onder c;

    • b.

      € 4.500 voor een draad-opwindsysteem of systeem waarmee verplaatsbare wolfwerende afrastering op- en afgewonden kan worden, mits de verplaatsbare wolfwerende afrastering een wolfwerende afrastering met draden is.

  • 4. De hoogte van de subsidie als bedoeld in artikel 15.4, onder c, bedraagt 50% van de bedragen bedoeld in het tweede lid respectievelijk het derde lid, onder a, voor aanpassing van een vaste respectievelijk een verplaatsbare afrastering.

  • 5. In afwijking van de voorgaande leden, wordt aan de subsidieaanvrager maximaal een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden, berekend over het lopende belastingjaar en de twee belastingjaren daaraan voorafgaand.

Artikel 15.12 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 15.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    zet de vaste wolfwerende afrastering met toebehoren in binnen het Aangewezen leefgebied dan wel daarbuiten in geval van urgentie;

  • b.

    zet verplaatsbare wolfwerende afrastering met toebehoren ten minste twee weken per kalenderjaar in binnen het Aangewezen leefgebied dan wel zo vaak als noodzakelijk in geval van urgentie;

  • c.

    neemt maatregelen om diefstal van de wolfwerende afrastering en toebehoren te voorkomen;

  • d.

    zorgt voor goed onderhoud en gaat zorgvuldig om met de wolfwerende afrastering en toebehoren;

  • e.

    houdt de wolfwerende afrastring en toebehoren minimaal vijf jaren in eigen gebruik.

Artikel 15.14 Verantwoording

[vervallen]

Artikel 15.15 Subsidievaststelling

Gedeputeerde Staten stellen de subsidie, overeenkomstig artikel 20, eerste lid, onder a, Algemene subsidieverordening Noord-Brabant direct vast.

Artikel 15.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze regeling in de praktijk.

§ 16 Regievoering GGA landelijk programma natuur

Artikel 16.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

agrarische collectieven: de coöperatieve verenigingen ANB West-Brabant, ANB Midden-Brabant en ANB Oost-Brabant;

apparaatskosten: interne loonkosten en kosten derden die specifiek zijn gemaakt voor de regievoering ten behoeve van het provinciaal uitvoeringsprogramma;

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

GGA: gebiedsgerichte aanpak, aan de hand waarvan de provincie samen met partners werkt aan het realiseren van natuurherstel en tegelijkertijd aan het creëren van een duurzaam perspectief voor de Brabantse landbouw in de schil rondom de natuurgebieden;

GGA-team: team waarin medewerkers van de provincie en partners het gebiedsproces organiseren en begeleiden en dat per gebied varieert qua samenstelling en grootte, afhankelijk van de belangen en opgaven in het betreffende gebied;

kosten derden: kosten verschuldigd aan derden die op factuur aantoonbaar zijn en direct voor de subsidiabele activiteiten worden gemaakt;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

provinciaal uitvoeringsprogramma: programma van de provincie Noord-Brabant ter uitvoering van het landelijk programma natuur, waarin staat aangegeven hoe gebiedsgericht invulling wordt gegeven aan het realiseren van de condities, die nodig zijn voor een landelijk gunstige staat van instandhouding op de locaties, waar bij aanvang van het programma sprake is van een te hoge stikstofdepositie voor stikstofgevoelige soorten en habitats, zoals opgenomen in bijlage 11 behorende bij deze regeling;

regievoering ten behoeve van het provinciaal uitvoeringsprogramma: activiteiten als bedoeld in artikel 16.6, onder a;

Spuk versneld natuurherstel: specifieke uitkering van de minister van landbouw, natuur en voedselkwaliteit, gebaseerd op de Regeling specifieke uitkering Programma Natuur.

Artikel 16.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door organisaties of particulieren die deelnemen aan de stuurgroep of de brede ambtelijke werkgroep van een GGA.

Artikel 16.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 16.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op regievoering ten behoeve van het provinciaal uitvoeringsprogramma binnen de GGA.

Artikel 16.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het project reeds eerder een subsidie of bijdrage is verleend voor dezelfde activiteiten;

  • b.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000.

Artikel 16.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 16.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op regievoering ten behoeve van het provinciaal uitvoeringsprogramma, bestaande uit:

    • 1°.

      actieve deelname aan een of meer GGA-teams;

    • 2°.

      deelname aan de verkenning, visievorming en planuitwerking in een of meer GGA-teams;

    • 3°.

      het doen van voorstellen voor gebiedsgerichte maatregelen in het kader van het provinciaal uitvoeringsprogramma;

    • 4°.

      deelname aan de werksessies ter voorbereiding van de aanvraag van de Spuk versneld natuurherstel; en

    • 5°.

      indien de subsidieaanvrager een vereniging is, overleg met en terugkoppeling aan haar leden over de activiteiten, bedoeld onder 1° tot en met 4°;

  • b.

    de GGA-teams waaraan wordt deelgenomen is actief in een van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden als opgenomen in bijlage 17;

  • c.

    het project kan uiterlijk 31 december 2023 worden afgerond.

  • d.

    aan de aanvraag ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting, met uitsplitsing van de kosten per GGA-team.

Artikel 16.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende apparaatskosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten derden tot een maximum van € 99 per uur, te vermeerderen met niet-verrekenbare en niet-compensabele btw, mits op offerte of factuur aantoonbaar;

  • b.

    arbeids- en personeelsuren van de subsidieontvanger, berekend op de wijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant, waarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling een uurtarief wordt gehanteerd van:

    • 1°.

      € 70 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • 2°.

      € 100 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • 3°.

      € 120 voor werkzaamheden op WO-niveau.

Artikel 16.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 16.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten waarvoor reeds een subsidie of bijdrage is verleend;

  • b.

    kosten voor de uitvoering van wettelijke taken of regelingen;

  • c.

    kosten voor de voorbereiding van concrete maatregelen ter uitvoering van het provinciaal uitvoeringsprogramma;

  • d.

    kosten gemaakt vóór 1 januari 2021.

Artikel 16.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van 2 mei 2022 tot en met 30 juni 2023.

Artikel 16.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 16.9, vast op € 3.500.000.

Artikel 16.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 40.000 voor elk GGA-team waaraan aanvrager deelneemt.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 16.12 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld overeenkomstig de rangschikking over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 16.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    rondt het project uiterlijk 31 december 2023 af;

  • b.

    overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • c.

    houdt een urenregistratie bij waarbij per GGA-team een uitsplitsing wordt gemaakt, voor zover het activiteiten betreft die zijn verricht na 1 april 2023, en overlegt deze urenregistratie desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 16.14 Verantwoording

  • 1. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1º, van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2º, van de Asv.

  • 3. In afwijking van de voorgaande leden, toont een subsidieontvanger die een gemeente of waterschap is, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat de verplichtingen zijn nagekomen door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      verslaglegging conform de vereisten van de Regeling informatieverstrekking sisa, met gebruikmaking van de toepasselijke sisa-bijlage.

Artikel 16.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in twee gelijke gedeelten, verdeeld over twee gelijke termijnen, gedurende de looptijd van het project.

Artikel 16.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2024 aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze paragraaf in de praktijk.

§ 17 Boscompensatie buiten Natuurnetwerk Brabant

Artikel 17.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Catalogus Groenblauwe Diensten: set van steunmaatregelen waaraan de Europese Commissie met het goedkeuringsbesluit SA.44848 goedkeuring heeft verleend;

element: bostype zoals omschreven in bijlage 19 bij deze regeling;

EVZ: ecologische verbindingszone, zijnde een gebied waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden, en dat is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

file geodatabase: bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiesysteem;

functiewijziging: het wijzigen van de functie van grond van landbouwgrond naar natuurbos;

grote onderneming: onderneming waar minstens 250 personen werkzaam zijn of waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR overschrijdt, als bedoeld in artikel 2, bijlage I van Verordening (EU) nr. 702/2014, PB EU 2014 L 193;

Index natuur en landschap: beschrijving van natuur- en landschapstypen, te raadplegen via de website: https://www.bij12.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/index-natuur-en-landschap/;

Kaderrichtlijn Water: Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEU 2000, L 327);

kosten derden: kosten verschuldigd aan derden die op factuur aantoonbaar zijn en direct voor de subsidiabele activiteiten worden gemaakt;

landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld in artikel 2.4, onder 50 van de Landbouwrichtsnoeren, niet zijnde gronden als bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;

mede-overheid: overheid als bedoeld in artikel 1, onder b, van de Regeling informatieverstrekking sisa of waterschap;

Natura 2000-gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet natuurbescherming;

natuurbos: natuurtype N14 of N15, als bedoeld in de Index natuur en landschap;

Nederlandse rassenlijst bomen: door de Raad voor plantengewassen opgestelde lijst van boomsoorten, te raadplegen op www.rassenlijstbomen.nl;

NNB: Natuurnetwerk Brabant, zijnde een samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

verbonden persoon: door middel van een deelneming, een samenwerkingsverband of op andere wijze verbonden natuurlijke of rechtspersoon.

Artikel 17.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      rechtspersonen;

    • b.

      natuurlijke personen;

    • c.

      een samenwerkingsverband van rechtspersonen of natuurlijke personen.

  • 2. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder c, geen rechtspersoonlijkheid bezit, draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.

Artikel 17.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 17.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op boscompensatie in de vorm van:

  • a.

    inrichting van natuurbos in combinatie met functiewijziging; of

  • b.

    inrichting van natuurbos.

Artikel 17.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd op gronden gelegen binnen het NNB;

  • b.

    krachtens het geldende bestemmingsplan de bestemming bouwvlak of de bestemming wonen rust:

    • 1°.

      op de grond waarop het project wordt uitgevoerd; of

    • 2°.

      op grond gelegen binnen 10 meter daarvandaan die in eigendom, erfpacht of pacht is van de aanvrager of een met hem verbonden persoon;

  • c.

    het project wordt uitgevoerd binnen de bebouwde kom als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • d.

    het project wordt uitgevoerd in bebouwd gebied als bedoeld op de landschapstypenkaart, opgenomen in bijlage 18 bij deze regeling;

  • e.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere subsidieregeling;

  • f.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • g.

    op de grond waarop het project betrekking heeft verplichtingen rusten op grond van deze regeling of enige andere regeling op grond waarvan een subsidie is verstrekt met betrekking tot agrarisch natuurbeheer of natuurbeheer;

  • h.

    het project reeds uitgevoerd dient te worden op grond van verplichtingen voortvloeiend uit wetgeving, regelgeving, een convenant of andere afspraken;

  • i.

    de subsidieaanvrager actief is in de commercieel levensvatbare houtwinning, het vervoer van hout of de verwerking van hout of andere bosrijkdommen tot producten of tot energiebronnen;

  • j.

    het project functiewijziging betreft en de subsidieaanvrager de bestaande functie hoe dan ook moet stopzetten, wegens het niet voldoen aan relevante Europese of nationale wet- en regelgeving, zoals wet- en regelgeving met betrekking tot dieren, planten, volksgezondheid, sanitair, ethiek of milieu;

  • k.

    de subsidieaanvrager een onderneming in financiële moeilijkheden is als bedoeld in de Richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014, C 249);

  • l.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;

  • m.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000.

Artikel 17.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een kadastrale omschrijving van het perceel en een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het perceel;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd buiten het NNB en omvat:

      • 1°.

        een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 1 ha, indien het project wordt uitgevoerd aangrenzend aan het NNB of aangrenzend aan een natuurbos buiten het NNB;

      • 2°.

        een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 5 ha, in overige gevallen;

    • c.

      indien het project wordt uitgevoerd aangrenzend aan het NNB of aangrenzend aan een natuurbos buiten het NNB:

      • 1°.

        is de boscompensatie zoveel mogelijk verbonden met N2000-gebieden; of

      • 2°.

        versterkt de boscompensatie EVZ’s en verbindt N2000-gebieden of onderdelen daarvan;

    • d.

      indien het project niet wordt uitgevoerd aangrenzend aan het NNB of aan een natuurbos buiten het NNB, wordt een onderbouwing gegeven van de ecologische meerwaarde van het project voor de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebied, ondanks de geïsoleerde ligging;

    • e.

      het bestuur van de gemeente waarbinnen het project wordt uitgevoerd, heeft de intentie het bos planologisch te borgen en ziet vanuit landschappelijke inpassing geen bezwaren, blijkend uit een verklaring;

    • f.

      het project betreft de realisering van bos conform een of meerdere van de N14- of N15-bostypen als bedoeld in de Index natuur en landschap;

    • g.

      het project wordt uitgevoerd in overeenstemming met bijlagen 18 en 19 bij deze regeling;

    • h.

      het project maakt bij de inrichting uitsluitend gebruik van de soorten, opgenomen in de Nederlandse rassenlijst bomen;

    • i.

      het project maakt geen deel uit van een ruimtelijke ontwikkeling waarin natuurontwikkeling dan wel compensatie een verplichting is;

    • j.

      het project is niet strijdig met een of meer provinciale natuur- en waterdoelstellingen en is in overeenstemming met eventueel aanwezige landschappelijke waardes;

    • k.

      voor zover noodzakelijk is de onderbouwing van het project in relatie tot hydrologie afgestemd met het waterschap, blijkend uit een verklaring van het waterschap;

    • l.

      het project kan worden afgerond voor 31 december 2025, blijkend uit een realistische planning;

    • m.

      aan de aanvraag ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een overzicht van de oppervlakte van het aan te leggen bos in hectares;

      • 3°.

        een overzicht van de bij aanleg te gebruiken soorten, uitgedrukt als percentage van de totale aanleg;

      • 4°.

        een sluitende begroting;

      • 5°.

        een file geodatabase met de exacte locatie van de te treffen maatregelen, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant;

      • 6°.

        een beschrijving van de wijze waarop de instandhouding en het beheer wordt gewaarborgd nadat de inrichting van het natuurbos gerealiseerd is;

      • 7°.

        een onderbouwing van de maatregelen in relatie tot het voorkomen van onbeheersbare natuurbranden indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een aaneengesloten gebied van meer dan twee hectare en het gebied is aangemerkt als risicogebied natuurbranden als aangeduid op de kaart in bijlage 14 bij deze regeling;

      • 8°.

        een overzicht van de liquiditeitsprognose van de aanvrager gedurende de looptijd van het project, indien de aangevraagde subsidie meer dan € 2.500.000 bedraagt.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt, om voor subsidie als bedoeld in artikel 17.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager:

      • 1°.

        beschikt over de volle eigendom van de grond waarop het project betrekking heeft dan wel heeft toestemming van de eigenaar van de grond om het project uit te voeren, blijkend uit een verklaring; en

      • 2°.

        is voornemens de functie en bestemming van de grond te wijzigen of te laten wijzigen naar natuur of bos;

    • b.

      de landbouwproductiecapaciteit is in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de functiewijziging onafgebroken gebruikt;

    • c.

      indien het project gericht is op verwerving of functiewijzing van een perceel dat in eigendom is van een gemeente, overlegt de subsidieaanvrager een verklaring van de desbetreffende gemeente dat deze:

      • 1°.

        de inkomsten uit de verkochte grond of functiewijzing voor 50% investeert in groene doelen; of

      • 2°.

        de vergoeding voor onderbedeling bij kavelruil voor 50% investeert in groene doelen.

  • 3. Onverminderd de voorgaande leden, overlegt de subsidieaanvrager die een grote onderneming is, bewijsstukken waaruit blijkt dat zonder de subsidie het project economisch niet levensvatbaar zou zijn.

Artikel 17.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      voor projectonderdelen betreffende functiewijziging: de waardevermindering van de grond door functiewijziging, gebaseerd op de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie, bestaande uit:

      • 1°.

        de marktwaarde van het perceel voor functiewijziging, tot een maximum van 150% van de regioprijs per hectare, opgenomen in bijlage 20 bij deze regeling;

      • 2°.

        verminderd met de marktwaarde van de grond na functiewijziging;

    • b.

      voor projectonderdelen betreffende inrichting:

      • 1°.

        kosten derden tot een maximum van € 99 per uur, vermeerderd met niet verrekenbare en niet compensabele btw;

      • 2°.

        overige kosten.

  • 2. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren, past de subsidieontvanger de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling een uurtarief van:

    • a.

      € 70 voor werkzaamheden op MBO-niveau;

    • b.

      € 100 voor werkzaamheden op HBO-niveau;

    • c.

      € 120 voor werkzaamheden op WO-niveau.

Artikel 17.8 Niet-subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 17.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    voorbereidingskosten gemaakt vóór 1 januari 2021;

  • b.

    uitvoeringskosten gemaakt vóór indiening van de subsidieaanvraag;

  • c.

    kosten voor verwijdering bodemverontreiniging of afval;

  • d.

    kosten voor bouw opstallen;

  • e.

    kosten voor aanschaf machines;

  • f.

    kosten voor aanschaf of plaatsing recreatieve voorzieningen;

  • g.

    kosten voor aanleg parkeergelegenheid;

  • h.

    kosten voor wegwerken achterstallig onderhoud;

  • i.

    kosten voor het verwerven van grond, pachtafkoop en beheer.

Artikel 17.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    23 mei 2022 tot en met 28 september 2023;

  • b.

    27 juni 2024 tot en met 24 juli 2024.

Artikel 17.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond vast op:

  • a.

    € 9.680.000 voor de periode, genoemd in artikel 17.9, onder a;

  • b.

    € 1.300.000 voor de periode, genoemd in artikel 17.9, onder b.

Artikel 17.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt:

    • a.

      100% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 17.7, eerste lid, onder a;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 17.7, eerste lid onder b, tot een maximum van € 15.000 per ha.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 17.12 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld overeenkomstig de rangschikking over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 17.13 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie voor functiewijziging als bedoeld in artikel 17.4, onder a, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de provincie Noord-Brabant en de subsidieontvanger of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

    • a.

      de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond;

    • b.

      op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van het bostype zoals opgenomen in het projectplan, gedoogt;

    • c.

      op de ingerichte grond geen kunstmest, drijfmest of chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt;

    • d.

      datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van het bostype, bedoeld onder b, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • e.

      effecten op de grond duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in de omgeving van de betreffende grond ten behoeve van natuurdoelen, een Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

  • 2. De kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste lid, wordt bij notariële akte opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 17.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    rondt het project uiterlijk 31 december 2025 af;

  • b.

    verricht op de ingerichte grond duurzaam natuur-, water-, bodem-, en landschapsbeheer;

  • c.

    maakt bij de inrichting uitsluitend gebruik van soorten, opgenomen in de Nederlandse rassenlijst bomen;

  • d.

    zorgt voor het slopen of onherroepelijk sluiten van eventuele betrokken landbouwproductiecapaciteit;

  • e.

    realiseert de uitvoering in overeenstemming met bijlage 19 bij deze regeling;

  • f.

    overlegt de bij de subsidieverlening verplicht gestelde gegevens ten behoeve van de landelijke monitoring van de maatregelen;

  • g.

    beschrijft bij aanvang van de activiteiten de nulsituatie en beschrijft na afronding van de activiteiten de eindsituatie van de activiteiten;

  • h.

    overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, meer dan twaalf maanden bedraagt.

Artikel 17.15 Verantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      bewijsstukken waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1º, van de Asv;

    • d.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2º, van de Asv.

  • 3. In afwijking van de voorgaande leden, toont een subsidieontvanger die een medeoverheid is, bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat de verplichtingen zijn nagekomen door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      verslaglegging conform de vereisten van de Regeling informatieverstrekking sisa, met gebruikmaking van de toepasselijke sisa-bijlage.

Artikel 17.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot met betrekking tot subsidie voor inrichting van natuurbos, wordt afhankelijk van de looptijd van het project jaarlijks in gelijke terrmijnen betaald.

  • 3. Het voorschot met betrekking tot subsidie voor functiewijziging wordt in één keer uitbetaald, nadat de subsidieaanvrager een notariële akte heeft overlegd, waaruit blijkt dat de kwalitatieve verplichting, bedoeld in artikel 17.13, is gevestigd.

Artikel 17.17 Vaststelling subsidies tot € 125.000

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen subsidies tot € 125.000 vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde, en negende lid, van de Asv.

Artikel 17.18 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2024 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze paragraaf in de praktijk.

§ 18 Slotbepalingen

Artikel 18.1 intrekking

De Subsidieregeling biodiversiteit Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 18.2 Overgangsrecht

Voor subsidieaanvragen waarop op het moment van inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, blijft de Subsidieregeling biodiversiteit Noord-Brabant zijn werking behouden.

Artikel 18.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 18.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling natuur Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 24 januari 2017

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van den Donk

de secretaris

mw. ir. A.M. Burger

Bijlage 1 behorende bij de Subsidieregeling natuur Noord-Brabant

Lijst prioritaire soorten

Soort nr

Nederlandse naam

Wetenschappelijke naam

Soortgroep

Rode lijst

Provinciale zeldzaamheid

Beheertypes

Agrarisch natuurbeheer

1

Absintalsem

 

Vaatplanten

KW

schaars

Ruderaal

 

2

Akkerandoorn

 

Vaatplanten

KW

vrij algemeen

N12.05

Az,

3

Akkerleeuwenbek

 

Vaatplanten

KW

vrij algemeen

N12.05

Az,Dv,M

4

Beemdkroon

 

Vaatplanten

KW

schaars

N12.03, N11.01, N12.01

 

5

Beenbreek

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N06.04

 

6

Bevertjes

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N10.01, N10.02, N12.03, N12.01

 

7

Bijenorchis

 

Vaatplanten

TNB

schaars

N11.01, N12.03

 

8

Bitterling (G)

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N12.04

 

9

Blaasvaren

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N14.03, N01.04

 

10

Blauw kweldergras

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.04

 

11

Blauw walstro

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N12.01, N12.05

 

12

Blauwe knoop

 

Vaatplanten

GE

schaars

N06.04, N10.01

 

13

Bleek kweldergras

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.04

 

14

Bleekgele hennepnetel

 

Vaatplanten

KW

algemeen

N12.05

Az,Dv,M

15

Blonde zegge

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N10.01

 

16

Bochtige klaver

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.03, N12.01, N11.01

 

17

Bolderik

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N12.05

Az,Dv,M

18

Borstelgras

 

Vaatplanten

GE

algemeen

N07.01

 

19

Bosaardbei

 

Vaatplanten

GE

schaars

N16.02

 

20

Bosbingelkruid

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N14.03, N01.04

 

21

Bosmuur

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N14.01, N14.03, N01.04

 

22

Bospaardenstaart

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N14.01, N14.03, N01.04

 

23

Brede ereprijs

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N11.01

 

24

Brede orchis

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N10.02, N10.01

 

25

Brede waterpest

 

Vaatplanten

GE

vrij algemeen

N04.02, N01.03

 

26

bruin cypergras

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N02.01, N01.03

 

27

Dennenorchis

 

Vaatplanten

TNB

Zeer zeldzaam

N15.02, N01.04

 

28

Dennenwolfsklauw

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N07.01, N15.02, N01.04

 

29

Doffe ereprijs

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N12.05

 

30

Draadklaver

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N12.05

 

31

Draadrus

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N10.02, N10.01

 

32

Draadzegge

 

Vaatplanten

KW

vrij algemeen

N06.06, N05.01, N06.05, N01.03

 

33

Driekantige bies

 

Vaatplanten

BE

Zeldzaam

N02.01, N01.03

 

34

Drijvende egelskop

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N06.05

 

35

Drijvende waterweegbree

 

Vaatplanten

KW

vrij algemeen

N04.02, N03.01, N06.05, N01.03, N01.04

Dv

36

Dubbelloof

 

Vaatplanten

GE

algemeen

N15.02, N14.03, N01.04

 

37

Duits viltkruid

 

Vaatplanten

TNB

vrij zeldzaam

N11.01, N12.05

 

38

Dwergbloem

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N06.04

 

39

Dwergrus

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N06.05

Dv

40

Echt lepelblad

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N05.01, N01.03

 

41

Echte guldenroede

 

Vaatplanten

KW

schaars

N15.02, N01.04

 

42

Heemst

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.06

 

43

Karwij

 

Vaatplanten

BE

zeldzaam

N12.03

 

44

eenarig wollegras

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N06.04, N06.03

 

45

Eenbes

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N14.01, N14.03, N01.04

 

46

Eironde leeuwenbek

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N12.05

 

47

Engels gras

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N12.04

 

48

Fraai hertshooi

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N07.01, N15.02, N14.03, N01.04

 

49

Galigaan

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N14.02, N05.01, N06.05, N01.04, N01.03

 

50

Gaspeldoorn

 

Vaatplanten

TNB

schaars

N07.01

 

51

Gegolfd fonteinkruid

 

Vaatplanten

GE

zeer zeldzaam

N03.01

 

52

Gele zegge

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N10.01

 

53

Genadekruid

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N12.04, N05.01, N01.03

 

54

Gesteeld glaskroos

 

Vaatplanten

TNB

schaars

N06.05

 

55

Gestreepte klaver

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N12.01, N11.01

 

56

Gevlekte orchis

 

Vaatplanten

GE

schaars

N06.04, N10.01

 

57

Gewone agrimonie

 

Vaatplanten

GE

schaars

N12.01, N12.03

 

58

Gewone vleugeltjesbloem s.l.

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N11.01, N07.01

 

59

Glad biggenkruid

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N12.05

Az,M

60

Glanzige hoornbloem

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.04

 

61

Goudhaver

 

Vaatplanten

TNB

schaars

N12.03, N12.01

 

62

Graslathyrus

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N12.03, N12.01

 

63

Groene bermzegge

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N11.01

 

64

Groenknolorchis

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N10.01

 

65

Grondster

 

Vaatplanten

KW

schaars

N06.04, N07.01

 

66

Groot bronkruid

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N03.01, N01.04

 

67

Groot glaskruid

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

Ruderaal

 

68

Grote biesvaren

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N06.05

 

69

Grote bremraap

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N07.01, N11.01

 

70

Grote keverorchis

 

Vaatplanten

TNB

schaars

N17.01, N14.03, N12.01, N14.01, N01.04, N01.03

 

71

Grote leeuwenklauw

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N12.05

M

72

Grote tijm

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N11.01

 

73

Grote wolfsklauw

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N07.01

 

74

Heidekartelblad

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N06.04, N10.01

 

75

Hondstarwegras

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N14.01, N01.04, N01.03

 

76

Hondsviooltje

 

Vaatplanten

GE

schaars

N07.01, N11.01

 

77

Jeneverbes

 

Vaatplanten

GE

schaars

N07.02, N07.01

 

78

Kale vrouwenmantel

 

Vaatplanten

BE

zeldzaam

N10.02

 

79

Kamgras

 

Vaatplanten

GE

vrij algemeen

N12.02, N12.01

G,M,Dv

80

Karwijvarkenskervel

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N12.04, N12.03, N12.01

 

81

Kattendoorn

 

Vaatplanten

GE

zeldzaam

N12.03, N12.01

 

82

Klavervreter

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.03, N12.01

Ak,M

83

Klein blaasjeskruid

 

Vaatplanten

KW

Vrij zeldzaam

N06.06, N05.01, N01.03

 

84

Klein glidkruid

 

Vaatplanten

BE

zeldzaam

N14.01, N06.04, N10.01, N01.04

 

85

Klein nimfkruid

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N03.01, N01.04

 

86

Klein sterrenkroos

 

Vaatplanten

GE

zeer zeldzaam

N02.01, N01.03

 

87

Klein warkruid

 

Vaatplanten

KW

vrij zeldzaam

N07.01

 

88

Kleine biesvaren

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N06.05

 

89

Kleine kattenstaart

 

Vaatplanten

GE

zeer zeldzaam

N02.01, N01.03

 

90

Kleine pimpernel

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N11.01

 

91

Kleine ratelaar

 

Vaatplanten

GE

schaars

N12.03, N12.01

 

92

Kleine ruit

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N11.01

 

93

kleine rupsklaver

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N11.01

 

94

Kleine steentijm

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N11.01

 

95

Kleine valeriaan

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N10.02, N10.01

 

96

Kleine veenbes

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N06.06, N06.04, N06.03

 

97

Kleine wolfsmelk

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.05

Ak

98

Kleinste egelskop

 

Vaatplanten

BE

zeldzaam

N06.05

 

99

Klimopklokje

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N06.04

 

100

Klimopwaterranonkel

 

Vaatplanten

KW

schaars

N03.01

 

101

Klokjesgentiaan

 

Vaatplanten

GE

schaars

N06.01, N06.04, N10.01

 

102

Kluwenklokje

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N12.03, N12.01

 

103

Knikkend nagelkruid

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N14.03

 

104

Knolsteenbreek

 

Vaatplanten

BE

zeldzaam

N10.01, N12.03

Dv

105

Knopig doornzaad

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.01

 

106

Koprus

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N10.01

Dv

107

Korenbloem

 

Vaatplanten

GE

vrij algemeen

N12.05

Az,Dv,M

108

Korensla

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N12.05

Az,Dv,M

109

Krabbenscheer

 

Vaatplanten

GE

zeldzaam

N04.02, N04.01, N01.03

Lv

110

Kranskarwei

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N10.01

 

111

Kruipbrem

 

Vaatplanten

KW

vrij algemeen

N07.01, N11.01

 

112

Kruipend moerasscherm

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N12.04

Dv

113

Kruipende moerasweegbree

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N06.05, N10.01

 

114

Kruisbladwalstro

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N11.01

 

115

Kwelderzegge

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N12.04

 

116

Lange ereprijs

 

Vaatplanten

TNB

schaars

N05.01, N01.03

 

117

Langstekelige distel

 

Vaatplanten

GE

zeer zeldzaam

N02.01, N01.03

 

118

Langstengelig fonteinkruid

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N02.01, N04.02, N01.03

Lv

119

Lavendelhei

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N06.06, N06.01, N06.03

 

120

Liggende ereprijs

 

Vaatplanten

EB

afwezig

N12.03, N12.01, N11.01

 

121

Liggende vleugeltjesbloem

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N07.01, N10.01

 

122

Loos blaasjeskruid

 

Vaatplanten

TNB

schaars

N04.02, N01.03

 

123

Maasraket

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N02.01, N01.03

 

124

Melkviooltje

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N10.02, N10.01

 

125

Moerasbasterdwederik

 

Vaatplanten

GE

schaars

N10.02, N05.01, N01.03

 

126

Moerashertshooi

 

Vaatplanten

KW

vrij algemeen

N06.05

 

127

Moeraskartelblad

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N06.01, N10.02, N10.01

 

128

Moerassmele

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N06.05, N06.04

 

129

Moerasstreepzaad

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N10.02, N14.01, N10.01, N01.04

 

130

Moeraswespenorchis

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N10.01, N12.04

 

131

Moeraswolfsmelk

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N05.01, N01.03

 

132

Moesdistel

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N10.02, N10.01

 

133

Moeslook

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N12.03, N12.01

 

134

Muurbloem

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

Ruderaal

 

135

Muurhavikskruid

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

Ruderaal

 

136

Naakte lathyrus

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N12.05

 

137

Oeverkruid

 

Vaatplanten

KW

schaars

N06.05

 

138

Ondergedoken moerasscherm

 

Vaatplanten

BE

schaars

N06.05

 

139

Ongelijkbladig fonteinkruid

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N03.01, N04.02, N06.05, N01.04, N01.03

Lv

140

Oosterse morgenster

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.03, N12.01

 

141

Overblijvende hardbloem

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N11.01

 

142

Paarbladig fonteinkruid

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N04.02, N02.01, N01.03

Lv,Ak,G

143

Parnassia

 

Vaatplanten

KW

Zeldzaam

N10.01, N12.04

Lv,Ak,G

144

Pilvaren

 

Vaatplanten

TNB

vrij zeldzaam

N06.05

 

145

Plat fonteinkruid

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N02.01, N03.01, N04.02, N01.04, N01.03

 

146

Rapunzelklokje

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N12.03, N12.01, N11.01

G,M

147

Rechte driehoeksvaren

 

Vaatplanten

GE

zeer zeldzaam

N14.03, N01.04

 

148

Rijstgras

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N05.01, N01.03

 

149

Rode ogentroost

 

Vaatplanten

GE

algemeen

N12.04, N10.02

 

150

Ronde zegge

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N10.01

 

151

Ronde zonnedauw

 

Vaatplanten

GE

schaars

N06.01, N06.04, N06.06

 

152

Rozetsteenkers

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N11.01, Ruderaal

 

153

Ruige anjer

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.03, N12.01, N11.01

 

154

Ruige leeuwentand

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N02.01, N12.04, N01.03

 

155

Ruige weegbree

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.03, N12.01

 

156

Selderij

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N05.01, N12.04, N01.03

 

157

Sierlijke vetmuur

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.04

 

158

Slijkzegge

 

Vaatplanten

VN

afwezig

N06.06

 

159

Slofhak

 

Vaatplanten

KW

schaars

N12.05, N11.01

 

160

Snavelruppia

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N04.04

 

161

Spaanse ruiter

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N06.04, N10.01

 

162

Spiesleeuwenbek

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.05

Ak,M

163

Spindotterbloem

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N05.01, N14.01, N01.03

 

164

Spiraalruppia

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N04.04

 

165

Spits fonteinkruid

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N04.02, N01.03

Lv

166

Spits havikkruid

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N11.01

 

167

Steenanjer

 

Vaatplanten

KW

schaars

N11.01

 

168

Stekelbrem

 

Vaatplanten

GE

algemeen

N06.04, N07.01

 

169

Stijf vergeet-mij-nietje

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.05

 

170

Stijve moerasweegbree

 

Vaatplanten

BE

zeldzaam

N06.05

 

171

Stinkende kamille

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N12.05

Ak,M

172

Stippelvaren

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N15.02, N01.04

 

173

Stippelzegge

 

Vaatplanten

GE

zeer zeldzaam

N11.01

 

174

Stomp fonteinkruid

 

Vaatplanten

KW

schaars

N04.02, N01.03

 

175

Strandbiet

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N11.01

 

176

Teer guichelheil

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N06.05, N10.01

 

177

Teer vederkruid

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N03.01, N06.05, N04.02, N01.04, N01.03

 

178

Tripmadam

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N12.01, N11.01

 

179

Trosdravik

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N10.02

 

180

Valse kamille

 

Vaatplanten

KW

schaars

N12.05

 

181

veenbies

 

Vaatplanten

KW

vrij zeldzaam

N06.04, N06.01

 

182

Veenbloembies

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N06.06

 

183

Veenmosorchis

 

Vaatplanten

EB

Zeer zeldzaam

N06.06, N06.01

 

184

Veenreukgras

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N10.01, N10.02

 

185

Veldgerst

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N10.01, N10.02

Ak,G,M

186

Veldsalie

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N12.03, N12.01, N11.01

 

187

Verfbrem

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N07.01, N11.01

 

188

Vetblad

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N10.01, N06.05

 

189

Vleeskleurige orchis

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N06.01, N05.01, N10.02, N10.01, N01.03

 

190

Vlottende bies

 

Vaatplanten

KW

vrij algemeen

N03.01, N06.05, N01.04

 

191

Vlottende waterranonkel

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N03.01, N01.04

 

192

Vlozegge

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N10.01

 

193

Voorjaarszegge

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N11.01

 

194

Voszegge

 

Vaatplanten

TNB

zeldzaam

N12.04, N05.01, N12.03, N01.03

 

195

Waterdrieblad

 

Vaatplanten

GE

vrij algemeen

N14.02, N06.01, N05.01, N10.01, N01.04, N01.03

 

196

Waterlepeltje

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N06.05, N05.01, N01.03

 

197

Waterlobelia

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N06.05

 

198

Weidekervel

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N10.02, N10.01

 

199

Welriekende nachtorchis

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N06.01, N06.04, N10.01

 

200

Wijdbloeiende rus

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N06.04, N10.01

Dv

201

Wilde averuit

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N12.01, N11.01

G,M

202

Wilde gagel

 

Vaatplanten

GE

vrij algemeen

N14.02, N06.01, N06.04, N01.04, N01.03

 

203

Wilde ridderspoor

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N12.05

Az,M

204

Wilde/ Grote? tijm

 

Vaatplanten

TNB

vrij zeldzaam

N11.02, N12.01

 

205

Witte rapunzel

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N14.01, N14.03

 

206

Witte snavelbies

 

Vaatplanten

KW

vrij zeldzaam

N06.06, N06.04, N06.03

 

207

Witte waterranonkel

 

Vaatplanten

BE

zeldzaam

N06.05

 

208

Wondklaver

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N11.01

 

209

Zacht loogkruid

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N11.01

 

210

Zandwolfsmelk

 

Vaatplanten

EB

zeer zeldzaam

N12.01, N11.01

 

211

Zeealsem

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.04

 

212

Zeegerst

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N12.04

 

213

Zeerus

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.04

 

214

Zeeweegbree

 

Vaatplanten

KW

zeer zeldzaam

N12.04

 

215

Zeewinde

 

Vaatplanten

TNB

zeer zeldzaam

N12.01

 

216

Zilt torkruid

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N05.01, N12.04, N01.03

 

217

Zwartblauwe rapunzel

 

Vaatplanten

BE

zeer zeldzaam

N10.02, N14.01, N14.03

 

218

Zwartsteel

 

Vaatplanten

TNB

schaars

Ruderaal

 

219

Sikkel klaver

 

Vaatplanten

KW

Zeldzaam

N12.03, N02.01, N01.03

 

220

Waterscheerling

 

Vaatplanten

KW

zeldzaam

N05.02, N05.01, N01.03

 

221

Slanke sleutelbloem

 

Vaatplanten

TNB

Vrij zeldzaam

N17.01, N14.01, N12.03, N14.03

Dv,

222

Baardman

 

Vogels

TNB

Zeldzaam

N05.01, N05.02, N01.03

 

223

Blauwborst