Verordening van het algemeen bestuur van het waterschap Limburg houdende regels voor nadeelcompensatie Verordening Nadeelcompensatie Waterschap Limburg

Geldend van 05-01-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Verordening van het algemeen bestuur van het waterschap Limburg houdende regels voor nadeelcompensatie Verordening Nadeelcompensatie Waterschap Limburg

Het algemeen bestuur van Waterschap Limburg;

Gelezen het voorstel van de beide DB's van Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei van 13 december 2016, AB-voorstel 2017, nummer 24, inzake vaststelling van de 'Verordening nadeelcompensatie Waterschap Limburg';

Overwegende, dat de vervulling van de taken als vermeld in het reglement voor het waterschap door het waterschap ertoe kan leiden dat natuurlijke personen, dan wel rechtspersonen, schade ondervinden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te hunnen laste behoort te blijven;

dat het mede met het oog op de rechtszekerheid, de rechtsbescherming van de belanghebbende, alsmede met het oog op een doelmatige taakvervulling door het waterschap wenselijk is een schadevergoedingsregeling in het leven te roepen, opdat belanghebbenden reeds voorafgaande aan de taakvervulling weten op welke wijze en naar welke normen en omvang een eventuele schadevergoeding bepaald zal worden;

dat op grond van het bepaalde in de Inspraakverordeningen van Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei alsmede de Inspraakverordening Waterschap Limburg geen inspraak wordt verleend ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen of een eerder vastgestelde verordening;

dat de Verordeningen bestuurscompensatie van Waterschap Roer en Overmaas en Waterschap Peel en Maasvallei gelijkluidend waren en dat slechts is overgegaan tot vervanging van de term bestuurscompensatie naar nadeelcompensatie, wat te rekenen is tot een ondergeschikte herziening;

Gelet op het bepaalde in de Grondwet, de Waterschapswet, de Algemene wet bestuursrecht, de Waterwet en het Reglement voor het Waterschap Limburg;

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende Verordening Nadeelcompensatie Waterschap Limburg.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het bestuur: het dagelijks bestuur van Waterschap Limburg;

  • b.

    het reglement: het reglement voor Waterschap Limburg;

  • c.

    de commissie: het adviesorgaan als bedoeld in artikel 5;

  • d.

    verzoek: een verzoek om schadevergoeding als bedoeld in artikel 3;

  • e.

    verzoeker: de indiener van een verzoek als bedoeld in artikel 3.

  • f.

    schade: schade als bedoeld in artikel 7.14 van de Waterwet

Artikel 2 Het recht op schadevergoeding

  • 1. Het bestuur kent degene die schade lijdt, of zal lijden, als gevolg van het door het waterschap vervullen van de taken genoemd in het reglement, op verzoek een vergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd.

  • 2. De vergoeding wordt bepaald in geld of op een andere wijze.

Hoofdstuk II Procedurebepalingen

Artikel 3 Het verzoek om schadevergoeding

  • 1. Het verzoek om schadevergoeding wordt zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, schriftelijk bij het bestuur ingediend.

  • 2. Het verzoek wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a.

      de naam en het adres van de benadeelde;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      een aanduiding van het besluit of het handelen dat de schade naar het oordeel van de verzoeker heeft veroorzaakt;

    • d.

      zo redelijkerwijs mogelijk een opgave van de aard en de omvang van de schade, alsmede een specificatie van het bedrag van de schade;

    • e.

      een omschrijving van de wijze waarop de schade naar het oordeel van verzoeker dient te worden vergoed en, zo een vergoeding in geld wordt gewenst, een opgave van het schadebedrag dat naar het oordeel van verzoeker vergoed dient te worden.

  • 3. De verzoeker verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor het nemen van de beslissing op zijn verzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 4. Het bestuur bevestigt de ontvangst van het verzoek uiterlijk binnen twee weken na de ontvangst daarvan, en stelt de verzoeker in kennis van de te volgen procedure.

  • 5. Indien naar het oordeel van het bestuur niet of onvoldoende is voldaan aan het bepaalde in het tweede en derde lid, stelt het bestuur de verzoeker in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een door het bestuur te stellen termijn.

Artikel 4 Vereenvoudigde behandeling van het verzoek

  • 1. Het bestuur neemt het verzoek niet in behandeling indien het niet overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 is ingediend.

  • 2. Het bestuur wijst het verzoek zonder nader onderzoek af indien het naar zijn oordeel kennelijk ongegrond is.

  • 3. Een besluit om het verzoek niet in behandeling te nemen, dan wel wegens kennelijke ongegrondheid af te wijzen, wordt aan de verzoeker bij aangetekende brief medegedeeld;

    • a.

      binnen vier weken na ontvangst van het verzoek, dan wel;

    • b.

      binnen vier weken na ontvangst van de ingevolge artikel 3, vijfde lid, ingezonden ontbrekende gegevens.

Artikel 5 De adviescommissie

  • 1. Indien geen toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 4, eerste en tweede lid, stelt het bestuur een commissie in. De commissie heeft tot taak het bestuur van advies te dienen over de op het verzoek te nemen beslissing.

  • 2. De commissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, die door het bestuur worden benoemd. In eenvoudige gevallen kan het bestuur volstaan met de benoeming van een onafhankelijke deskundige. Indien de commissie uit drie leden bestaat, wijst het bestuur uit de commissie de voorzitter aan.

  • 3. De commissie wordt ingesteld uiterlijk twee weken na ontvangst van het verzoek dan wel indien het bepaalde in artikel 3, lid 5 toepassing heeft gevonden, uiterlijk twee weken na het verstrijken van de in dat artikellid bedoelde termijn.

  • 4. Het bestuur stelt de verzoeker in kennis van zijn voornemen om een commissie in te stellen. De kennisgeving bevat de namen van de deskundigen, hun beroep en de plaats waar zij hun werkzaamheden plegen te verrichten. De verzoeker kan binnen twee weken na verzending van de kennisgeving bedenkingen uiten tegen de voorgenomen samenstelling van de commissie.

Artikel 6 Het door de commissie te verrichten onderzoek

  • 1. De commissie dient het bestuur van advies over de op het verzoek te nemen beslissing. Zij stelt daartoe een onderzoek in naar:

    • a.

      de vraag of de schade een gevolg is van het vervullen van de taak door het waterschap als bedoeld in het reglement voor het waterschap;

    • b.

      de omvang van de schade;

    • c.

      de vraag of de schade redelijkerwijs niet of niet geheel ten laste van de benadeelde behoort te blijven;

    • d.

      de vraag of vergoeding van de schade niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd.

  • 2. De commissie brengt rapport uit over haar bevindingen. Zij adviseert het bestuur over de hoogte van de uit te keren schadevergoeding en doet, indien daarvoor aanleiding is, voorstellen voor maatregelen of voorzieningen waardoor de schade, anders dan door een vergoeding in geld, kan worden beperkt of ongedaan gemaakt.

Artikel 7 Bevoegdheden en verplichtingen

  • 1. Het bestuur stelt de commissie, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking die nodig zijn voor een goede vervulling van haar taak. Artikel 4 van de Wet Openbaarheid van Bestuur is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De verzoeker verschaft de commissie de gegevens en bescheiden die voor de advisering nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3. De commissie kan inlichtingen en adviezen inwinnen bij derden, daaronder inbegrepen ambtenaren in dienst van het waterschap of van een dienst, bedrijf of instelling, werkzaam onder verantwoordelijkheid van het waterschap. Indien met het verstrekken van inlichtingen, of het verlenen van adviezen, door derden kosten gemoeid zijn, oefent de commissie deze bevoegdheid eerst uit na instemming van het bestuur.

  • 4. De commissie kan een plaatsopneming houden, indien zij dit noodzakelijk acht.

Artikel 8 Procedure adviescommissie

  • 1. De commissie stelt de verzoeker zo spoedig mogelijk na haar instelling in kennis van de te volgen procedure.

  • 2. De commissie stelt de verzoeker en het bestuur in de gelegenheid tot het geven van een mondelinge toelichting. De commissie verzendt de uitnodiging voor het geven van een mondelinge toelichting ten minste twee weken voor de datum waarop de toelichting verlangd wordt.

  • 3. Meegebrachte deskundigen worden in de gelegenheid gesteld een toelichting te geven.

  • 4. Van de toelichting wordt een verslag opgemaakt. Het verslag wordt aan de verzoeker en het bestuur toegezonden.

  • 5. De commissie stelt haar advies vast binnen zes weken nadat het verzoek haar ter stand is gesteld. Zij kan deze termijn, onder opgaaf van redenen, éénmaal verlengen. Zij zendt het advies terstond toe aan de verzoeker en aan het bestuur.

Artikel 9 De beslissing op het verzoek om schadevergoeding

  • 1. Het bestuur beslist na ontvangst van het advies van de commissie op het verzoek om schadevergoeding. De motivering wordt vermeld bij de bekendmaking van de beslissing. Ter motivering kan worden volstaan met een verwijzing naar het advies van de commissie.

    Indien de beslissing afwijkt van het advies wordt dit met de redenen voor de afwijking in de motivering vermeld. De bekendmaking van de beslissing geschiedt door aangetekende toezending of uitreiking aan verzoeker.

  • 2. Het bestuur kan de beslissing bedoeld in het eerste lid, onder opgaaf van redenen, éénmaal verdagen.

Hoofdstuk III Slotbepalingen

Artikel 10 Voorschot

  • 1. De verzoeker, die naar redelijke verwachting in aanmerking komt voor een vergoeding in geld als bedoeld in artikel 2, kan het bestuur verzoeken hem een voorschot te verlenen. Het bestuur beslist op het verzoek, gehoord de commissie.

  • 2. Indien het bestuur beslist tot het verlenen van een voorschot wordt daarmee geen aanspraak als bedoeld in artikel 2 erkend.

  • 3. Het voorschot kan uitsluitend worden verleend indien de verzoeker schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald. Het bestuur kan daarvoor zekerheidsstelling, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie, verlangen.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Nadeelcompensatie Waterschap Limburg.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2017.

Artikel 13 Intrekking

De 'Verordening bestuurscompensatie Waterschap Roer en Overmaas', vastgesteld op 29 november 1993, en de ‘Verordening bestuurscompensatie Waterschap Peel en Maasvallei’, vastgesteld op 30 april 1994, worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2017, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op verzoeken om schadevergoeding, ingediend vóór 1 januari 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van 2 januari 2017.

De secretaris-directeur,

drs. H. Mensink

De dijkgraaf,

drs. ing. P.F.C.W. van der Broeck