Regeling vervallen per 20-12-2018

Nadeelcompensatieregeling inzake het verleggen van kabels en leidingen in en buiten gemeentelijke gronden

Geldend van 16-06-2005 t/m 19-12-2018

Intitulé

Nadeelcompensatieregeling inzake het verleggen van kabels en leidingen in en buiten gemeentelijke gronden

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Nadeelcompensatieregeling inzake het verleggen van kabels en leidingen in en buiten gemeentelijke gronden

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht;

besluit vast te stellen de volgende:

NADEELCOMPENSATIEREGELING inzake het verleggen van kabels en leidingen in en buiten gemeentelijke gronden

Afdeling 1.1 Definities

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de gemeente: de gemeente Utrecht;

  • b.

    vergunning: een vergunning als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening Utrecht, artikelen 17 en 19;

  • c.

    verzoek: een verzoek om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 2;

  • d.

    belanghebbende: een natuurlijke of rechtspersoon van een werk (buis, leiding of kabel), dat ten gevolge van een gemeentelijk werk verwijderd, verlegd of aangepast dient te worden;

  • e.

    verzoeker: een belanghebbende die een verzoek als bedoeld in artikel 2 indient;

  • f.

    schadebedrag: financieel nadeel dat de belanghebbende lijdt als gevolg van een gemeentelijk werk.

  • g.

    schadevergoeding: het bedrag dat op basis van deze regeling als nadeelcompensatie wordt toegekend aan de belanghebbende.

Afdeling 1.2 Schadevergoeding ingeval het werk van de belanghebbende ligt met een gemeentelijke vergunning

Artikel 2

Voor zover blijkt dat een verzoeker ten gevolge van een besluit van de gemeente, inhoudende een wijziging of intrekking van een vergunning, schade lijdt of zal lijden, waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kent de gemeente, met inachtneming van de hierna te volgen bepalingen, aan hem een schadevergoeding toe.

Artikel 3

Indien de vergunning gewijzigd of ingetrokken wordt binnen een periode van vijf jaren, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van de betrokken vergunning, zal de schadevergoeding 100% van het schadebedrag bedragen.

Artikel 4

Indien de vergunning gewijzigd of ingetrokken wordt in de periode gelegen tussen vijf tot en met vijftien jaren, gerekend vanaf de datum van de inwerkingtreding van de betrokken vergunning, wordt de schadevergoeding vastgesteld conform het bepaalde in de bijlage behorend bij deze regeling.

Artikel 5

Indien de vergunning wordt gewijzigd of ingetrokken na vijftien jaar, gerekend vanaf de datum van de inwerkingtreding van de betrokken vergunning, zal de schadevergoeding 0% van het schadebedrag bedragen.

Afdeling 1.3 Schadevergoeding ingeval het werk van de belanghebbende niet ligt met een gemeentelijke vergunning

Artikel 6

De gemeente kent, met inachtneming van de hierna volgende bepalingen, de verzoeker die schade lijdt of zal lijden als gevolg van de rechtmatige uitoefening door of namens de gemeente van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak, een schadevergoeding toe, voor zover de schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en voor zover de vergoeding niet of niet voldoende anderszins is verzekerd.

Artikel 7

De schadevergoeding zal 100% van het schadebedrag bedragen indien het werk van verzoeker is gelegen in, op of boven grond van verzoeker, op het werk een ander zakelijk recht rust of op het werk een gedoogplicht rust conform de Belemmeringenwet Privaatrecht.

Artikel 8

Rust op het werk van verzoeker geen van de in artikel 7 bedoelde rechten, zal de schadevergoeding bestaan uit de kosten voor ontwerp en begeleiding en de uitvoeringskosten. De materiaalkosten en de kosten voor het uit en in bedrijfstellen worden niet vergoed.

Afdeling 1.4 Algemene bepalingen bij bepaling van de schadevergoeding

Artikel 9

Zowel de gemeente als de verzoeker dienen zo veel als redelijker wijze mogelijk is schadebeperkend op te treden in het kader van verwijdering, verlegging of aanpassing van het werk van de verzoeker.

Artikel 10

Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een groter of kleiner gedeelte van het schadebedrag ten laste van de verzoeker dient te blijven dan uit de toepassing van de afdelingen 1.2 of 1.3 voortvloeit, kan van het gestelde in deze afdelingen worden afgeweken.

Artikel 11

  • 1. Een aftrek nieuw voor oud wordt alleen toegepast indien sprake is van technisch versleten kabels of leidingen. Onder technisch versleten kabels en leidingen wordt verstaan kabels en leidingen waarvan de technische levensduur binnen een periode van vijf jaar verstreken zal zijn.

  • 2. Een aftrek voor nieuw voor oud vindt plaats op basis van een contante waardeberekening waarin uitgegaan wordt van de technische levensduur van de betreffende kabel of leiding. Indien delen van een zelfstandige eenheid vervangen moeten worden, wordt voor de berekening uitgegaan van de integrale kosten van de vervanging van de gehele zelfstandige eenheid onder toerekening van een evenredig deel van de kosten aan het te vervangen onderdeel.

Hoofdstuk 2 Bepalingen van procedurele aard

Afdeling 2.1 De aanvraag

Artikel 12

Het verzoek tot schadevergoeding wordt zo spoedig mogelijk bij de gemeente ingediend, doch uiterlijk binnen een termijn van vijf jaar na het van kracht worden van het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning, dan wel vijf jaar na de dag na het rechtmatig uitoefenen door of namens de gemeente van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak.

Artikel 13

Het verzoek bevat, naast het in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalde, ten minste:

  • 1.

    een verwijzing naar het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning, of naar het rechtmatig uitoefenen door of namens de gemeente van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid;

  • 2.

    een aanduiding van de aard en omvang van de schade, alsmede de een specificatie van het schadebedrag berekend conform “Richtlijn schadecompensatie kabels en leidingen gemeente Utrecht”;

  • 3.

    een opgave van de schadevergoeding die naar mening van de verzoeker voldaan dient te worden door de gemeente.

Artikel 14

De gemeente neemt binnen acht weken na indiening van het verzoek een besluit:

  • 1.

    het verzoek buiten behandeling te laten indien deze is ingediend na de termijn genoemd in artikel 12;

  • 2.

    het verzoek af te wijzen indien deze naar het oordeel van de gemeente niet of onvoldoende is onderbouwd en nadat de verzoeker in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen binnen een termijn van vier weken nadat het verzuim is kenbaar gemaakt aan verzoeker;

  • 3.

    het verzoek geheel of gedeeltelijk toe te kennen;

  • 4.

    het verzoek kennelijk ongegrond te verklaren.

Artikel 15

De gemeente kan de in artikel 14 genoemde termijn eenmalig met vier weken verlengen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 8 maart 2005

De secretaris, De burgemeester,

Drs. M.J.C. Heeremans Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmaking heeft plaatsgevonden op 8 juni 2005.

Deze regeling is werking getreden op 16 juni 2005.

BIJLAGE A BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2005, NR. 65

Behorende bij de Nadeelcompensatieregeling inzake het verleggen van kabels en leidingen in en buiten gemeentelijke gronden.

De in artikel 4 bedoelde schadevergoeding wordt bepaald aan de hand van de werkelijke verleggingkosten.

De werkelijke verleggingkosten bestaan uit:

  • -

    materiaalkosten;

  • -

    kosten van het uit en in bedrijfstellen;

  • -

    kosten van ontwerp en begeleiding;

  • -

    uitvoeringskosten.

Indien de vergunning gewijzigd of ingetrokken wordt in de periode gelegen tussen vijf tot en met vijftien jaren, gerekend vanaf de datum van de inwerkingtreding van de betrokken vergunning, zal de gemeente de kosten van ontwerp en begeleiding en de uitvoeringskosten als schadevergoeding uitkeren.

BIJLAGE B BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2005, NR. 65

Toelichting op Nadeelcompensatieregeling inzake het verleggen van kabels en leidingen in en buiten gemeentelijke gronden

Algemeen:

Tot aan de inwerkingtreding van de “Nadeelcompensatieregeling inzake het verleggen van kabels en leidingen in en buiten gemeentelijke gronden” kende de gemeente Utrecht geen uniform beleid voor de vergoeding van nadeelcompensatie zoals bedoeld in deze regeling. Met de afzonderlijke kabel- en leidingeigenaren werden afzonderlijke afspraken gemaakt van privaatrechtelijke aard of is in praktijk een werkwijze ontstaan. Deze afspraken waren echter niet in overeenstemming met elkaar. Daarnaast is na het afsluiten van deze afspraken veel veranderd in de maatschappelijke verhoudingen en inzichten met betrekking tot deze problematiek. Bovendien waren de afspraken niet altijd even helder waardoor verschil in interpretatie ontstond en dientengevolge een moeilijk werkzame situatie.

Naast de problematiek met betrekking tot de afspraken of in praktijk ontwikkelde werkwijzen, wordt gas- en energiemarkt geliberaliseerd. Dit kan leiden tot een toename van het aantal kabel- en leidingeigenaren binnen de gemeente Utrecht. Tot slot is binnen de gemeente Utrecht een aantal grote projecten van start gegaan.

Bovenstaande heeft geleid tot onderhavige nadeelcompensatieregeling. Conform de zogenaamde twee-wegenleer, zoals geformuleerd door de Hoge Raad, wordt de nadeelcompensatie bestuursrechtelijk vormgegeven. Daarnaast heeft meegewogen dat nu een uniforme regeling als beleidsregel van toepassing is verklaard, die gelijk is voor alle kabel- en leidingeigenaren. Hierdoor wordt een eind gemaakt aan de rechtsongelijkheid die bestond doordat met verschillende kabel- en leidingeigenaren verschillen afspraken gemaakt waren.

De regeling sluit grotendeels aan bij de landelijke nadeelcompensatieregelingen. Deze landelijke regelingen (o.a. Overeenkomst inzake verleggingen van kabel en leidingen buiten beheersgebied tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en Energie-ned, VELIN en VEWIN en de NKL’99) hebben hun nut in de praktijk bewezen en zijn ook rechterlijk getoetst. Het bepaalde in deze regelingen wordt in zijn algemeenheid als niet onredelijk beschouwd.

Afdeling 1.2

Algemeen

Afdeling 1.2 bepaalt de hoogte van de schadevergoeding als het te verleggen, verwijderen of aan te passen werk van de belanghebbende ligt op basis van een gemeentelijke vergoeding.

In tegenstelling tot nadeelcompensatieregelingen als de Overeenkomst en de NKL’99, wordt in deze regeling geen onderscheid gemaakt tussen kruisende en langsliggende infrastructuur. De infrastructuur binnen het gemeentelijk gebied is dermate complex, dat het maken van een dergelijk onderscheid praktisch niet mogelijk is.

Artikel 3

De periode van vijf jaren is ontleend aan de bestaande landelijk geldende nadeelcompensatieregelingen zoals bijvoorbeeld de NKL’99. De periode van vijf jaren is de periode waarin redelijkerwijs voorzienbaar is dat binnen de gemeente Utrecht werkzaamheden plaats zullen gaan vinden.

Artikel 4

De termijn van vijf tot en met vijftien jaren is de periode waarin de voorzienbaarheid steeds minder wordt. Ook bij het bepalen van deze periode is aangesloten bij de NKL’99 (langsliggende infrastructuur). De termijn van vijftien jaren waarin nog een deel van het schadebedrag vergoed wordt, is in de praktijk een geaccepteerde termijn als het gaat om voorzienbaarheid bij werken aan rijks- en spoorwegen in het kader van langsleidingen (zie bijvoorbeeld afd. Bestuursrechtspraak RvS, 26 oktober 1995, REMU/Min. V&W). De voorzienbaarheid binnen een gemeente is echter minder te achten dan bij rijks- en spoorwegen vanwege de veel gecompliceerdere infrastructuur en de grotere dynamiek binnen de gemeente. De gemeente heeft niettemin aansluiting gezocht bij de redelijk te achten bovengenoemde termijn. Aangezien binnen de gemeente geen onderscheid te maken valt tussen langsliggende en kruisende infrastructuur, geldt deze termijn voor alle kabels en leidingen.

Artikel 5

Werkzaamheden binnen de gemeente Utrecht zijn niet te voorzien op een termijn van vijftien jaren of langer. De schadevergoeding na vijftien jaren zal dan ook 0% van het schadebedrag bedragen. Daarbij speelt mee dat de verzoeker geen vergoeding heeft hoeven te betalen voor het liggen in, op of boven gemeentegronden.

Afdeling 1.3

Algemeen

In deze afdeling wordt de hoogte van de schadevergoeding bepaald indien het werk van de belanghebbende dat verlegd, verwijderd of aangepast moet worden niet op basis van een gemeentelijke vergunning ligt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen grondeigendom, een zakelijk recht of een recht krachtens de Belemmeringenwet Privaatrecht enerzijds en overige rechtsposities anderzijds. Bij overige rechtsposities kan bijvoorbeeld gedacht worden aan vergunningen van ander (semi-)overheden, zoals provincies, waterschappen e.d.

Artikel 7

Voor de bepaling van de hoogte van de schadevergoeding is in dit artikel aangesloten bij hetgeen bepaald is in de Onteigeningswet. Dit betekent dat 100% van het schadebedrag vergoed zal worden, behoudens het bepaalde in artikel 10 van deze regeling.

Artikel 8

Indien het te verleggen, verwijderen of aan te passen werk buiten beheergebied van de gemeente ligt en niet in grond van de belanghebbende, met een zakelijk recht of op basis van de Belemmeringenwet Privaatrecht, bestaat de schadevergoeding uit de kosten van ontwerp en begeleiding en de uitvoeringskosten. De materiaalkosten en de kosten van uit en in bedrijfstellen worden niet vergoed. Met artikel 8 is aansluiting gezocht bij de “Overeenkomst inzake verleggingen van kabels en leidingen buiten beheersgebied tussen de Minister van Verkeer en Waterstaat en Energie-Ned, VELIN en VEWIN” (kortweg de Overeenkomst genoemd).

Afdeling 1.4

Algemeen

Deze afdeling bevat een tweetal artikelen die van belang (kunnen) zijn bij de vaststelling van het bedrag van de schadevergoeding.

Artikel 9

Partijen dienen, in het kader van de verwijdering, verlegging of aanpassing van het werk, één en ander uit te voeren tegen de laagst maatschappelijke kosten. Dit artikel legt deze verplichting vast. Indien één der partijen niet voldoet aan deze bepaling kan dit leiden tot een andere verdeling van het schadebedrag dan op basis van de bovenstaande artikelen van deze regeling het geval zou zijn. Handelen in strijd met artikel 9 kan eveneens grond zijn voor de toepassing van artikel 10.

Artikel 10

Dit artikel betreft de zogenaamde hardheidsclausule. Indien de verzoeker kan aantonen dat door bijzondere omstandigheden toepassing van de afdelingen 1.2 of 1.3 van deze regeling tot een evident onredelijke schadevergoeding zou leiden, kan de gemeente besluiten op basis van dit artikel de schadevergoeding aan te passen.

Dit artikel kan echter ook ten nadele van de verzoeker worden gehanteerd. Indien de verzoeker bijvoorbeeld schade oploopt door gedragingen die hem zelf te verwijten zijn. Te denken valt hierbij aan het weigeren van medewerking waardoor hogere kosten zijn ontstaan.

Artikel 11

Met dit artikel wordt aangesloten bij het bepaalde in hoofdstuk 3 artikel 5 van Bijlage 1 behorende bij de “Nadeelcompensatieregeling verleggen kabels en leidingen in en buiten rijkswaterstaatwerken en spoorwegwerken 1999” (NKL’99). Kabels en leidingen met een technische levensduur van 100 jaar en langer worden niet geacht aan veroudering onderhevig te zijn.

Voor een toelichting en een rekenvoorbeeld wordt verwezen naar bovengenoemd artikel uit Bijlage 1 NKL’99.

Om de technische levensduur van een kabels en/of leiding te bepalen wordt verwezen naar het “Overzicht technische levensduur” uit Bijlage 1 NKL’99.

Afdeling 2.1

Algemeen

In deze afdeling zijn de artikelen opgenomen met betrekking tot de procedurele gang van zaken. In de “Richtlijn Schadecompensatie kabels en leidingen gemeente Utrecht” wordt de Nadeelcompensatie procedureel nader uitgewerkt. Deze richtlijn is gebaseerd op het zogenaamde uitvoeringsprotocol dat in het leven is geroepen met betrekking tot de toepassing van de NKL’99.

Artikel 12

De termijn van vijf jaar is ontleend aan de verjaringstermijn uit het Burgerlijk Wetboek. De datum van het besluit tot intrekking of wijziging van de vergunning is eenvoudig te bepalen. Als datum van het rechtmatig uitoefenen door of namens de gemeente van een aan het publiekrecht ontleende bevoegdheid of taak geldt de datum van het schriftelijk verzoek van of namens de gemeente voor het verleggen, verwijderen of aanpassen van het werk van de verzoeker.

Artikel 13

Om tot een beslissing te kunnen komen op het verzoek van verzoeker, zijn meer gegevens noodzakelijk dan in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht als minimum opgesomd is. De aanduiding van de aard en de omvang van de schade en de specificatie van het schadebedrag dienen bepaald te worden op basis van werkelijke kosten. Indien en zoverre de werkelijke kosten ten tijde van het verzoek nog niet exact bekend zijn, dient een gemotiveerde en controleerbare raming verschaft te worden.

Artikel 14

De gemeente neemt binnen acht weken na indiening van het verzoek een besluit inhoudende één van de in dit artikel opgesomde mogelijkheden. Het verzoek kan kennelijk ongegrond verklaard worden als de verlegging, verwijdering of aanpassing aan het werk van verzoeker niet door de gemeente wordt veroorzaakt.

Artikel 15

De gemeente kan de termijn uit artikel 14 eenmalig met een redelijke termijn verlengen, met een maximum van vier weken. Dit zal schriftelijk aan de verzoeker worden medegedeeld. Artikel 15 is analoog aan artikel 4:14 Algemene wet bestuursrecht.