Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleid artikel 13b Opiumwet

Geldend van 13-03-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beleid artikel 13b Opiumwet

1. Aanleiding

De gemeente Zaanstad heeft zich in 2010 aangesloten bij het ‘convenant inzake de integrale aanpak van hennepkwekerijen in Zaanstreek-Waterland 2010’ (thans: Hennepconvenant Noord-Holland 2017).

Sinds 2013 sluit de burgemeester van de gemeente Zaanstad lokalen waarin een hennepkwekerij wordt aangetroffen op grond van artikel 13b Opiumwet. Hiertoe is besloten omdat deze kwekerijen ernstig gevaar en overlast opleveren voor omwonenden, criminaliteit aantrekken en daarmee het woon- en leefklimaat negatief beïnvloeden. De vaste gedragslijn die de burgemeester hierbij hanteert is in het Beleidsplan ‘Vergunningverlening Toezicht en handhaving 2016-2018’ opgenomen. Hierin is ook opgenomen dat de burgemeester in de regel niet overgaat tot het sluiten van woningen, tenzij er sprake is van dusdanig voor de leefomgeving of de openbare orde bezwarende omstandigheden dat sluiting van de woning noodzakelijk is om de verstoring daarvan te herstellen.

In de praktijk blijkt dat de georganiseerde criminaliteit vaak betrokken is bij de productie en handel in synthetische drugs en de teelt van en handel in hennep. Ook komen vaker kwekerijen in een woning voor. Hierbij blijkt regelmatig sprake te zijn van het illegaal aftappen van stroom en daarmee een verhoogd risico op brand door kortsluiting en lekkage.

Gelet op de aan drugshandel gerelateerde criminaliteit, de professionalisering die de hennepteelt de afgelopen jaren heeft doorgemaakt, de risico's die daarbij worden genomen en de uitstraling daarvan op de leefomgeving bestaat behoefte om de vaste gedragslijn ten aanzien van lokalen aan te scherpen en uit te breiden tot het sluiten van woningen. Hierbij is aansluiting gezocht bij beleid dat gemeenten in het hele land, waaronder buurgemeenten, de afgelopen jaren hebben ontwikkeld. Daarnaast wordt met het vaststellen van beleidsregels en aanscherping van handhavend optreden op grond van artikel 13b Opiumwet vorm gegeven aan de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit zoals opgenomen in het programma Ondermijning van de gemeente Zaanstad.

2. Inleiding

2.1 Bevoegdheid burgemeester

Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I (verbod op aanwezigheid van harddrugs) of II (verbod op aanwezigheid van softdrugs) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Artikel 13b Opiumwet luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

2.2 Strafrecht en bestuursrecht in de Opiumwet

De Opiumwet stelt de in- en uitvoer van drugs, de vervaardiging, de verkoop, het bezit en het vervoer van drugs strafbaar. De strafrechtelijke kant van de Opiumwet is gericht op de aanpak van de (georganiseerde) drugshandel en de handelaren. Het Openbaar Ministerie heeft niet de mogelijkheid om te beletten dat een lokaal of een woning gebruikt wordt voor drugshandel. De burgemeester heeft deze bevoegdheid wel op grond van artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 13b Opiumwet is dan ook een bestuursrechtelijk element in de Opiumwet. Handel, gebruik en aanwezigheid van drugs hebben een nadelig effect op de openbare orde. Het toepassen van bestuursdwang is erop gericht de handel in of vanuit een lokaal of woning te beëindigen en beëindigd te houden. De toepassing is dan ook meer gericht op de locatie (lokaal of woning) en in mindere mate op de belanghebbende.

2.3 Definitie drugshandel

In dit beleid wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, vervaardiging, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van drugs in een pand en de daarbij behorende erven.

Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRvS) om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is.

Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie 1 . In de Aanwijzing Opiumwet wordt m.b.t. harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangeboden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet (in elk geval een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram); een consumptie-eenheid van 5 ml GHB. Grotere hoeveelheden worden aangemerkt als een handelsvoorraad.

Met betrekking tot hennep wordt in de Aanwijzing Opiumwet onder een handelsvoorraad verstaan een hoeveelheid van meer dan 5 gram.

2.4 Inkadering beleid

Dit beleid ziet alleen op toepassing van artikel 13b Opiumwet als het gaat om woningen en (al dan niet voor publiek toegankelijke) lokalen, niet zijnde gedoogde verkooppunten voor softdrugs (coffeeshops).

Als uitgangspunt geldt dat een last onder bestuursdwang ((tijdelijke) sluiting) wordt opgelegd en niet een last onder dwangsom, om betrokkenen niet in de gelegenheid te stellen een financiële belangenafweging te maken. Voor woningen zal de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet om een pand te sluiten in beginsel alleen worden ingezet bij ernstige gevallen. In deze beleidsregel zal nader worden toegelicht wanneer sprake is van een ernstig geval.

2.5 Doel van de maatregel

Om de aanhoudende drugshandel tegen te gaan is ter bescherming van de gezondheid, openbare orde en veiligheid een strikte handhaving bij overtredingen gewenst en noodzakelijk, zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk. Met de sluiting van een pand waarin een handelshoeveelheid hard- en softdrugs is aangetroffen worden illegale verkooppunten van verdovende middelen en illegale hennepteelt tegen gegaan.

De maatregel is een herstelsanctie en is niet bedoeld als straf. Sluiting is gericht op het herstel van de situatie en het weren en terugdringen van drugshandel in georganiseerd verband in en vanuit woningen en lokalen. Doel is om:

  • -

    overtredingen van de Opiumwet te beëindigen en te voorkomen;

  • -

    de bekendheid van de woning of het lokaal als drugspand te doorbreken;

  • -

    de bekendheid van de woning of het lokaal in het (georganiseerde) drugscircuit te doorbreken;

  • -

    te verhinderen dat de woning of het lokaal (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel.

De bevoegdheid om door middel van oplegging van een last onder bestuursdwang een woning te sluiten is –gelet op de daarmee gepaard gaande grondrechten- ingrijpend. De maatregel wordt bij woningen alleen ingezet bij een ernstige situatie in het kader van de bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit (lees georganiseerde drugshandel) zoals aangegeven in deze beleidsregel. Bij een minder ernstige situatie zal bij een eerste overtreding de woning niet worden gesloten, maar volgt een waarschuwing. Bij lokalen geldt een strenger handhavingsregime vanwege het ontbreken van het grondwettelijk beschermde woonrecht en wordt direct tot sluiting van het pand overgegaan.

2.6 Geen onderscheid tussen middelen lijst I (harddrugs) en II (softdrugs)

Voor de termijn van de sluiting is het onderscheid tussen middelen van lijst I (harddrugs) of lijst II (softdrugs) van de Opiumwet niet relevant. Dit omdat bij toepassing van de maatregel dermate ernstige situaties aan de orde zijn, dat – ook als het gaat om softdrugs – hiervan een ondermijnende werking op de samenleving uitgaat.

2.7 Persoonlijke verwijtbaarheid

De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is in beginsel gericht op het pand en is niet gericht tegen de eigenaar of bewoner. De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet strekt er toe de geconstateerde overtreding van de Opiumwet in het betreffende pand te beëindigen en te voorkomen. Hierbij is de persoonlijke verwijtbaarheid van een betrokkene geen bijzondere omstandigheid die er toe zou moeten leiden dat af moet worden gezien van sluiting. Zoals uit bestendige jurisprudentie van de AbRvS blijkt (zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2010:BL8721 en ECLI:NL:RVS:2013:CA3702), speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de eigenaar/gebruiker geen rol bij de vraag of zich een situatie voordoet die tot sluiting van het pand noopt. Het voorgaande betekent bijvoorbeeld dat ook indien een pandeigenaar niet op de hoogte was van de drugsactiviteiten, ondanks enige vorm van toezicht op het pand, de burgemeester tot sluiting van het pand zal overgaan. Het beëindigen van de verhuur van een pand na de geconstateerde overtreding, de verkoop van het pand, of een gewijzigd gebruik doet evenmin af aan de bevoegdheid van de burgemeester om tot sluiting van het pand over te gaan. Evenmin is dit voor de burgemeester aanleiding voor opheffing van een sluiting van een pand.

3. Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet

Onderstaande beleidsregels zien toe op de bevoegdheid tot het sluiten van panden door de burgemeester bij verkoop, aflevering of verstrekking dan wel aanwezig zijn van een middel als bedoeld in lijst I of II vanuit woningen of (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen, niet zijnde coffeeshops, en/of daarbij behorende erven. Coffeeshops zijn alcoholvrije horecagelegenheden waarin met in achtneming van gedoogcriteria de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezigheid van softdrugs wordt gedoogd. De voorwaarden waaronder de verkoop van softdrugs wordt gedoogd en de herstelsancties die gelden wanneer niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, zijn opgenomen in het Coffeeshopbeleid Zaanstad.

Onderverdeling beleid

Het beleid betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet wordt onderverdeeld in de volgende rubrieken:

3.1. Beleidsregels woningen en/of daarbij behorende erven

3.2. Beleidsregels lokalen

3.1. Beleidsregels woningen en/of daarbij behorende erven:

De sluiting van woningen en/of daarbij behorende erven grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

Definitie woning

Een woning is een pand dat in hoofdzaak dient tot woning dan wel dienstbaar is aan wonen. Hieronder valt zowel een koopwoning als een huurwoning. Het is de plaats waar een persoon zijn private huishouden leidt. Dit wordt niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken zoals de bouw en aanwezigheid van een bed en ander huisraad, maar ook door de daadwerkelijk daaraan gegeven bestemming. Een tijdelijke aanwezigheid van de bewoner leidt er niet toe dat de ruimte het karakter van woning verliest. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als lokaal. Het begrip woningen omvat ook andere vormen van wonen ,zoals in woonwagens, woonschepen en woonketen. Daarnaast vallen gebouwen zoals bergingen, garages, schuren en stallen, welke op hetzelfde perceel als de woning zelf staat of aan de woning toebehoort, in de matrix ook onder woning.

Sociale huurwoningen

De hierna te noemen regeling is van toepassing op woningen welke eigendom zijn van private (rechts-)personen, met uitzondering van sociale huurwoningen van woningcorporaties. Op sociale huurwoningen zijn alleen de regels van toepassing die gelden bij een eerste overtreding. De recidive bepalingen gelden voor sociale huurwoningen niet.

Overwegingen

Uitgangspunt is dat woningen bij een eerste overtreding van de Opiumwet alleen worden gesloten wanneer sprake is van een ernstige situatie. Gelet op de impact dat het sluiten van een woning heeft op de bewoner(s) en het recht op eerbiediging van privé-, familie- en gezinsleven (artikel 8 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens), wordt rekening gehouden met de ernst van de feiten. Bij minder ernstige feiten zal bij een eerste overtreding de woning niet worden gesloten, maar volgt een waarschuwing. Wordt wel besloten tot sluiting van de woning, dan zal aan de bewoner(s) een korte termijn worden geboden van in beginsel één week, alvorens de woning wordt gesloten. Deze termijn kan worden aangewend om te voorzien in alternatieve verblijfsruimte voor de periode van sluiting.

Minderjarigen

Voor bewoners is sluiting van een woning een aantasting van een fundamenteel grondrecht. Anderzijds moet ook bedacht worden dat juist als het om woningen gaat, de impact van drugshandel op de omgeving/ omwonenden groot is. Toepassing van de maatregel moet zorgvuldig gebeuren, zeker als sprake is van (mogelijk) verblijf van minderjarigen in de woning. Anderzijds dienen minderjarigen ook beschermd te worden tegen blootstelling aan dergelijke situaties. Indien er sprake is van minderjarige bewoners/betrokkenen wordt melding bij Bureau Jeugdzorg gedaan.

A. Sluitingstermijnen minder ernstige feiten

Met een kleine handelshoeveelheid drugs wordt, ten aanzien van woningen, bedoeld hennep (-producten) vermeld op Lijst II Opiumwet voor zover het betreft een handelshoeveelheid van minder dan 30 gram, of niet meer dan 20 hennepplanten. Het voorgaande geldt bij woningen niet ten aanzien van harddrugs. Voor middelen vermeld op lijst I Opiumwet (harddrugs) wordt geen onderscheid gemaakt tussen een kleine of minder kleine handelshoeveelheid drugs. Wanneer sprake is van een hoeveelheid als bedoeld in de Aanwijzing Opiumwet ( > 0,5 gram harddrugs) wordt deze aangemerkt als een handelshoeveelheid en wordt overeenkomstig handhavend opgetreden.

Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b Opiumwet en sprake is van verkoop/aflevering/verstrekking, dan wel aanwezigheid van een kleine handelshoeveelheid drugs in een woning en/of op het daarbij behorende erf, volgt:

  • -

    bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing tenzij sprake is van verzwarende omstandigheden;

  • -

    bij een tweede overtreding, binnen 5 jaar na de eerste overtreding, sluiting voor een periode van 3 maanden, of 6 maanden als bij de eerste overtreding tot sluiting is overgegaan;

  • -

    bij een derde overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 12 maanden;

  • -

    bij een vierde overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd (eventueel met inzet van artikel 14 Woningwet).

B. Sluitingstermijnen ernstige feiten:

Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b Opiumwet en sprake is van verkoop (aflevering, verstrekking), dan wel aanwezigheid van meer dan een kleine handelshoeveelheid drugs in een woning en/of op het bijbehorende erf, volgt:

  • -

    bij een eerste overtreding, sluiting voor een periode van 3 maanden;

  • -

    bij een tweede overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 6 maanden;

  • -

    bij een derde overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 12 maanden;

  • -

    bij een vierde overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd (eventueel met inzet van artikel 14 Woningwet).

    Handhavingsmatrix woningen en/of bijbehorende erven

    Constatering

    1e constatering

    2e constatering

    3e constatering

    4e en volgende

    Aanwezigheid kleine handelshoeveelheid softdrugs (< 30 gram hennep, < 20 planten)

    Waarschuwing

    3/6 maanden

    12 maanden

    Onbepaalde tijd

    Aanwezigheid meer dan kleine handelshoeveelheid softdrugs ( > 30 gram hennep, > 20 planten)

    3 maanden

    6 maanden

    12 maanden

    Onbepaalde tijd

    Aanwezigheid handelshoeveelheid harddrugs (> 0,5 gram)

    3 maanden

    6 maanden

    12 maanden

    Onbepaalde tijd

3.2 Beleidsregels lokalen en/of daarbij behorende erven

Lokalen, en/of het daarbij behorende erf, waar drugshandel plaatsvindt, worden zoveel mogelijk – voor zover het strafrechtelijk onderzoek dit toelaat - direct gesloten door toepassing van bestuursdwang, zonder voorafgaande last (artikel 5:31 Algemene wet bestuursrecht), voor de duur van 6 maanden. Er wordt op dit punt geen onderscheid gemaakt tussen hard- en softdrugs (middelen genoemd op lijst I en II van de Opiumwet).

In geval van harddrugs gerelateerde criminaliteit is sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde en is spoedeisende bestuursdwang gerechtvaardigd. Gelet op de professionalisering die de hennepteelt de afgelopen jaren heeft doorgemaakt, de risico’s die daarbij worden genomen en de uitstraling daarvan de op de leefomgeving, is ook bij de handel in softdrugs sprake van een zeer ernstige verstoring van de openbare orde en is ook dan directe sluiting gerechtvaardigd.

Sluitingstermijnen lokalen

Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b Opiumwet en sprake is van verkoop (aflevering, verstrekking), dan wel aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs in een (al dan niet publiek toegankelijk) lokaal en/of op het bijbehorende erf, volgt:

  • -

    bij een eerste overtreding, sluiting voor een periode van 6 maanden;

  • -

    bij een tweede overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 12 maanden;

  • -

    bij een derde overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor een periode van 24 maanden;

  • -

    bij een vierde overtreding binnen 5 jaar, sluiting voor onbepaalde tijd (eventueel met inzet van artikel 14 Woningwet).

Intrekken vergunning

Ingeval van vergunningplichtige inrichtingen, zal naast de bestuurlijke handhaving op grond van artikel 13b van de Opiumwet, bij elke constatering van een overtreding van de Opiumwet worden beoordeeld of er aanleiding is om de vergunning in te trekken. Een Drank- en Horecavergunning kan bijvoorbeeld worden ingetrokken op grond van artikel 31, eerste lid, aanhef en sub c, van de Drank- en Horecawet. Daarnaast dienen exploitanten van horecabedrijven in het bezit te zijn van horeca-exploitatievergunningen. Een horeca-exploitatievergunning kan op grond van artikel 2:28c, van de Algemene Plaatselijke Verordening worden ingetrokken. Het voorgaande geldt ook voor coffeeshops die naast een gedoogverklaring over een horeca-exploitatievergunning dienen te beschikken. Betrokkenen kunnen na intrekking een nieuwe vergunning aanvragen, maar de kans dat deze wordt verleend is, gelet op de omstandigheden die tot sluiting en intrekking hebben geleid, zeer klein.

  • Handhavingsmatrix lokalen en/of bijbehorende erven

    Constatering

    1e constatering

    2e constatering

    3e constatering

    4e en volgende

    Aanwezigheid handelshoeveelheid harddrugs ( > 0,5 gram)

    6 maanden

    12 maanden

    24 maanden

    Onbepaalde tijd

4. Verzwarende omstandigheden in woningen en lokalen en/of daarbij behorende erven, niet zijnde coffeeshops

Bij een overtreding van artikel 13b Opiumwet kan sprake zijn van verzwarende omstandigheden waardoor een langere sluitingstermijn wordt gehanteerd vanwege de ernst van de situatie en de grotere schending van de openbare orde. In een dergelijke situatie is een langere sluitingsduur noodzakelijk om de hiervoor genoemde doelen als voorkoming van herhaling en de bekendheid van het pand binnen het drugscircuit te beëindigen te bereiken. De burgemeester hanteert dan een sluitingstermijn die in de handhavingsmatrix bij de eerstvolgende overtreding toegepast zou worden.

Bijvoorbeeld: betreft het een eerste overtreding maar zijn er verzwarende omstandigheden dan wordt de overtreding behandeld als een tweede overtreding. Betreft het een tweede overtreding dan wordt de overtreding behandeld als een derde overtreding, enzovoort.

Verzwarende omstandigheden

De belangrijkste feiten en omstandigheden die kunnen worden aangemerkt als verzwarende omstandigheden, zoals hiervoor bedoeld, zijn:

  • -

    signalen die duiden op beroeps- of bedrijfsmatigheid, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, weegschalen, grote geld sommen, assimilatielampen, capaciteit van de kwekerij, vermoeden van eerdere oogsten etc.;

  • -

    er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten;

  • -

    er is sprake van verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie;

  • -

    er is een vermoeden van betrokkenheid van de bewoner(s)/betrokkene(n);

  • -

    er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n)verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten t.a.v. de Opiumwet en/of de Wet Wapens en Munitie en/of antecedenten op het gebied van geweld tegen personen of zaken, bedreiging of diefstal en dergelijke;

  • -

    er is sprake van recidive daaronder in ieder geval begrepen eerdere overtredingen van de Opiumwet en/of eerdere sluiting van eigendommen op grond van artikel 13b Opiumwet;

  • -

    er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld op Lijst I en II Opiumwet;

  • -

    de mate van gevaarzetting en de risico’s voor de bewoners, omwonenden en/of de omgeving;

  • -

    de mate van overlast;

  • -

    de aannemelijkheid dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt;

  • -

    de aannemelijkheid dat naast de woning en het bijbehorende erf, nog een of meer andere locaties betrokken zijn bij de drugshandel;

  • -

    overige feiten en/of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband.

Deze opsomming heeft een alternatief en geen cumulatief karakter, en is indicatief en niet restrictief.

4.1 Samenloop

Indien er sprake is van handel in zowel soft- als harddrugs, wordt de sanctie opgelegd die geldt bij de constatering van handel in harddrugs.

Indien handel in softdrugs wordt geconstateerd nadat er al een sanctie is opgelegd voor dehandel in harddrugs, wordt de sanctie opgelegd die hoort bij de tweede of volgendeconstatering van handel in softdrugs.

5. Effectuering bestuursdwang

5. 1.Zienswijze/spoedeisende bestuursdwang

Het opleggen van bestuursdwang wordt in het algemeen voorafgegaan door een voorgenomen besluit. De belanghebbenden worden daarbij in de gelegenheid gesteld om op grond van artikel 4:8, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een zienswijze in te dienen. Vervolgens krijgt de overtreder de gelegenheid om gedurende de begunstigingstermijn de overtreding te herstellen. De burgemeester is op grond van artikel 5:31 van de Awb bevoegd om in spoedeisende situaties bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last en (dus) zonder een voorafgaande termijn (begunstigingstermijn) voor de belanghebbenden om nog zelf maatregelen te nemen.

Vanwege het meestentijds spoedeisende karakter van sluitingen als bedoeld in dit beleid, wordt in beginsel – voor zover het strafrechtelijk onderzoek dit toelaat- geen voorafgaande last gegeven en wordt direct dan wel zo spoedig mogelijk tot effectuering van het bestuursdwangbesluit overgegaan. Het is daarbij veel al niet mogelijk en ook niet noodzakelijk dat (alle) belanghebbenden vooraf worden gehoord. In dat geval worden belanghebbenden (pandeigenaar, huurder) wel zo snel mogelijk van het besluit op de hoogte gebracht.

Bij woningen zal gezien de zware inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zo veel mogelijk de Awb-procedure worden gevolgd. Na toetsing aan het 13b Opiumwet beleid en beoordeling van alle feiten en omstandigheden zal een schriftelijke waarschuwing volgen of een besluit tot sluiting van de woning. Daarbij zullen bewoners in de meeste gevallen een termijn van een week gegund worden voordat de woning daadwerkelijk wordt gesloten, zodat zij in de gelegenheid worden gesteld om bijvoorbeeld persoonlijke spullen, huisraad, bederfelijke waar e.d. uit de woning te verwijderen. Bij spoedeisendheid kan direct gesloten worden.

5. 2. Feitelijke sluiting

De sluiting van een pand vangt bij spoedeisende situaties aan vanaf het moment dat de burgemeester de sluiting heeft bevolen. Bij sluitingen waarbij de Awb-procedure wordt gevolgd en voorafgaand een schriftelijk besluit wordt genomen, vangt de sluiting aan vanaf de datum die in het besluit wordt genoemd. Aan het schriftelijke besluit wordt een korte termijn verbonden om zo nodig persoonlijke eigendommen uit het pand te halen of om (in overleg met de gemeente) voorbereidende maatregelen als het dichttimmeren van ramen en het afsluiten van nutsvoorzieningen te treffen. De feitelijke sluiting van een pand op last van de burgemeester vindt plaats door vervanging van de sloten en verzegeling door toezichthouders van de gemeente. Hiermee wordt zeker gesteld dat niemand meer toegang heeft tot het pand en dat aan het doel van de sluiting wordt voldaan.

5. 3. Plaatsen bord (woningen en lokalen)

Naast de aankondiging van het besluit tot sluiting, wordt op/aan het te sluiten pand een (groot) bord geplaatst/bevestigd met daarop de melding ”gesloten drugspand” of woorden van die strekking. Dit bord bevordert niet alleen dat de loop naar het pand wordt doorbroken. Met het bord wordt ook zichtbaar het signaal afgegeven dat drugscriminaliteit niet wordt getolereerd en dat daartegen wordt en, in het concrete geval, is opgetreden. Dit bevordert het herstel van de openbare orde en veiligheid in de omgeving van het pand.

5. 4. Proportionaliteit

Bij daadwerkelijke sluiting zal beoordeeld moeten worden of volstaan kan worden met sluiting van een deel van de woning en/of het erf. Indien blijkt dat een op het erf van de woning gelegen opstal (bijv. schuur/garage e.d.) het middelpunt is van de handel en niet de woning zelf, dan ligt het in de rede om alleen de op het erf gelegen opstal te sluiten. Indien de woning zelf gebruikt wordt voor de handel, dient bezien te worden of volstaan kan worden met het sluiten van een deel van de woning. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als het deel van de woning waarin de handel plaatsvindt fysiek afgescheiden is/kan worden van het woongedeelte (bijvoorbeeld ingeval van een aanbouw/bijbouw, verdieping met een eigen opgang, kamerverhuur e.d.).

5. 5. Uitzondering op verbod betreden woning

Het betreden van een op grond van artikel 13b Opiumwet gesloten woning is verboden op grond van artikel 2:30c van de Algemene Plaatselijke Verordening. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit. Voor personen wier aanwezigheid in de woning wegens dringende reden noodzakelijk is, maakt de bepaling een uitzondering. Voor hen geldt het verbod niet. Bij toepassing van de maatregel wordt in het besluit de mogelijkheid tot het betreden van de woning opgenomen voor personen wier aanwezigheid in de woning noodzakelijk is, bijvoorbeeld om noodzakelijke reparaties uit te voeren e.d..

5 .6 . Geen verlenging van de termijn

In verband met de rechtszekerheid wordt de termijn van sluiting direct bij oplegging van de maatregel bepaald. Tussentijdse verlenging is niet aan de orde. Indien zich gedurende een sluitingstermijn nieuwe feiten of omstandigheden voordoen, die een sluiting rechtvaardigen, bestaat wel de mogelijkheid dat opnieuw een besluit tot toepassing van bestuursdwang wordt genomen. Ook kan na afloop van de termijn een nieuw besluit worden genomen waarbij wederom gesloten wordt indien zich opnieuw feiten en omstandigheden voordoen, die een sluiting rechtvaardigen.

5.7 . Registratie op grond van de WKPB

Na sluiting van een pand wordt dit verwerkt in het register dat bijgehouden wordt op grond van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt de publiekrechtelijke beperkingen ten aanzien van onroerende zaken bij. Indien de sluitingstermijn afloopt, wordt dit aangepast in het WKPB-register.

5.8 . Algemene beginselen van behoorlijk bestuur / zienswijze/ bezwaar

Naast de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit moet ook voldaan zijn aan de andere beginselen van behoorlijk bestuur. De meeste van deze beginselen zijn neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht. De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing. Dit betekent dat een belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld zijn of haar zienswijze weer te geven voordat de burgemeester zijn definitieve besluit neemt (artikel 4:8 Awb) tenzij vanwege de vereiste spoed direct tot sluiting wordt overgegaan zoals bij de sluiting van lokalen (artikel 4:11 Awb). Uiteraard kan een belanghebbende bezwaar en eventueel beroep instellen tegen het besluit.

5.9 . Kosten toepassing bestuursdwang

De kosten voor toepassing van bestuursdwang zullen in beginsel op betrokkene(n) worden verhaald.

5.10 . Opvang / huisdieren

Betrokkene(n) dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren of alternatieve huisvesting te zorgen.

5.11 Communicatie

De gemeente communiceert na elke sluiting van een lokaal of woning door middel van een persbericht over de situatie.

Verder worden omwonenden en/of omliggende bedrijven na een sluiting van een lokaal of woning geïnformeerd door middel van een informatiebrief. In de brief staat wat er in het pand is aangetroffen en welke stappen genomen zijn (bijvoorbeeld sluiting woning of lokaal, naheffing belastingdienst en energieleverancier). Ook worden de inwoners in de brief opgeroepen om signalen/vermoedens van drugshandel en hennepteelt te melden bij politie of gemeente.

5.12 Samenwerking met ketenpartners

Voor handhaving van de Opiumwet is de gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het openbaar ministerie en de politie vereist. De beleidsregel is dan ook geen aangelegenheid van uitsluitend de gemeente Zaanstad.

Belangrijke ketenpartners binnen deze beleidsregel zijn de politie en het OM. De politie voorziet de gemeente van de informatie en is verantwoordelijk voor de opsporing. Het OM houdt zich bezig met de strafrechtelijke vervolging en de voorwaarden waaronder het onderzoek plaatsvindt. Het RIEC is eveneens een ketenpartner binnen de beleidsregel. Het RIEC ondersteunt en adviseert de gemeente Zaanstad in de aanpak van georganiseerde criminaliteit. Daarbij fungeert het zowel als informatieknooppunt als expertisecentrum.

Voor de bestuurlijke handhaving verstrekt de politie de benodigde informatie aan de burgemeester. Deze informatieverstrekking vindt schriftelijk plaats in de vorm van een bestuurlijke rapportage of proces-verbaal van bevindingen waarbij de burgemeester informatie krijgt over de geconstateerde feiten, het optreden en de bevindingen van de politie die voortvloeien uit een strafrechtelijk onderzoek. Deze verstrekking vindt plaats na toestemming van de zaaksofficier en informatieofficier (op basis van de verplichting die uit de WPG voortvloeit) en voor zover het strafrechtelijk onderzoek dit toelaat.

6. Inherente afwijkingsbevoegdheid

Ingevolge de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4:84 van de Awb, kan van dit beleid worden afgeweken. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding bestaan indien toepassing van het beleid voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. In beginsel geven financiële argumenten geen aanleiding om af te wijken van het beleid. De overtreder zal moeten aantonen dat sprake is van dusdanige schrijnende of bijzondere omstandigheden dat afwijking van het beleid noodzakelijk is.

7. Wijzigingsbevoegdheid

Indien daartoe aanleiding is, bijvoorbeeld op grond jurisprudentie, veranderende wetgeving of inzichten, zal dit beleid worden gewijzigd.

8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Zaanstad op 6 maart 2018

De burgemeester,


Noot
1

Aanwijzing Opiumwet van het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie d.d. 13-12-2012 van kracht (inwerking getreden per 1 januari 2013; Staatscourant 2012, 26938