Protocol integriteitsscreening kandidaat-wethouders gemeente Velsen’

Geldend van 02-02-2018 t/m heden

Intitulé

Protocol integriteitsscreening kandidaat-wethouders gemeente Velsen’

Inleiding

Publieke bestuurders liggen in toenemende mate onder een maatschappelijk vergrootglas. Discussies over integriteit van publieke bestuurders zijn niet alleen schadelijk voor de betrokken wethouders zelf, maar kunnen ook het imago van de gemeente schaden. Ze doen vrijwel altijd afbreuk aan het vertrouwen dat mensen hebben in de politiek.

Met ingang van 1 februari 2016 (Stb. 2015, 426) hebben burgemeesters daarom op grond van artikel 170, tweede lid, van de Gemeentewet de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van de gemeente te bevorderen. Met de vaststelling van het ‘Protocol integriteitsscreening kandidaat-wethouders gemeente Velsen’ geeft de burgemeester van Velsen nadere invulling aan zijn taak om de bestuurlijke integriteit te bevorderen.

Procedure benoeming wethouders

Wanneer de verkiezingen hebben plaatsgevonden en de verkiezingsuitslag is vastgesteld worden de nieuwe raadsleden benoemd. Nadat de oude raad is afgetreden vergadert de raad voor het eerst in nieuwe samenstelling en kan begonnen worden met de onderhandelingen voor een nieuw college. Het is aan de betreffende fracties om kandidaat-wethouders voor te dragen. Het is in beginsel dan ook aan de fracties en ook in hun belang om te beoordelen of er ten aanzien van de kandidaat-wethouders eventuele integriteitskwesties spelen die van invloed kunnen zijn op de geschiktheid als wethouder.

 

In de Gemeentewet is geregeld dat de gemeenteraad de wethouders benoemt (artikel 35, eerste lid, Gemeentewet). De wijze waarop de raad tot deze benoeming komt, is in de Gemeentewet echter niet geregeld en wordt daarmee in het midden gelaten. Op grond van artikel 6, vierde lid, van het Reglement van Orde van de gemeenteraad van Velsen wordt er een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat-wethouder voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. In het kader hiervan worden kandidaten beoordeeld op onder andere de wettelijke benoembaarheidsvereisten, nevenfuncties, onverenigbare betrekkingen en verboden handelingen. In de Gemeentewet zijn echter geen benoembaarheidsvereisten opgenomen omtrent de integriteit. Wel heeft de burgemeester na de eerder genoemde wijziging van de Gemeentewet als wettelijke taak gekregen om de bestuurlijke integriteit van de gemeente te bevorderen.

Rol burgemeester

De burgemeester heeft geen formele rol bij de collegevorming. Wel is in Gemeentewet geregeld dat hij wordt geïnformeerd over de uitkomsten van de college-onderhandelingen en dat hij in de gelegenheid wordt gesteld zijn opvattingen over voorstellen ten behoeve van het collegeprogramma kenbaar te maken (artikel 35, tweede lid, Gemeentewet). De burgemeester heeft aldus geen zeggenschap over de benoeming van wethouders. Wel kan hij door vaststelling en toepassing van het protocol invloed uitoefenen op de afwegingen die de raad maakt ten aanzien van de benoeming van wethouders. De burgemeester geeft hiermee invulling aan zijn wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit te bevorderen.

Uitvoering van de screening

De burgemeester schakelt, voorafgaand aan de benoeming van de wethouders, een extern bureau in dat de integriteitsscreening uitvoert. Deze screening vindt bij voorkeur plaats op het moment dat de kandidaat-wethouders nog niet publiekelijk bekend zijn. Op deze manier wordt getracht eventuele integriteitsrisico’s, die een belemmering kunnen vormen voor het ongehinderd functioneren van collegeleden, reeds in een vroeg stadium te signaleren zodat het risico op imagoschade zo klein mogelijk blijft.

 

De integriteitsscreening bestaat onder andere uit een vragenformulier waarmee de kandidaat-wethouder wordt bevraagd over onder andere nevenfuncties en kennis van de gedragscode. Daarna volgt een gesprek tussen de kandidaat-wethouder en het externe bureau. Tijdens dit gesprek staat de bewustwording van de kandidaat-wethouder in zijn handelen als toekomstig wethouder en in het bijzonder de onafhankelijke positie die de wethouder moet innemen centraal. Aan de hand van de door de kandidaat-wethouder verstrekte informatie worden de mogelijke risico’s geïnventariseerd en besproken. Te denken valt aan persoonlijke of financiële belangenverstrengeling en nevenfuncties. Niet alleen de kandidaat-wethouder zelf, maar ook de directe relaties zijn onderwerp van gesprek.

 

Tevens wordt de kandidaat-wethouder verzocht om een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) te overleggen. Er is echter geen wettelijke basis om de kandidaat-wethouder hiertoe te verplichten. Indien de kandidaat-wethouder dit weigert wordt daarvan melding gemaakt in de rapportage die door het externe bureau wordt opgesteld. Daarnaast bevat het rapport een weergave van de geraadpleegde stukken, de met de kandidaat-wethouder besproken onderwerpen, de mogelijke integriteitsrisico’s en eventuele aanbevelingen.

 De door het externe bureau opgestelde rapportage wordt, na instemming van de kandidaat-wethouder, aan de burgemeester verstrekt. Ter uitvoering van zijn taak als hoeder van de gemeentelijke integriteit verstrekt de burgemeester dit rapport aan de gemeenteraad. Het is vervolgens aan de gemeenteraad om de rapportage mee te laten wegen bij de besluitvorming tot benoeming van de nieuwe wethouders. De burgemeester heeft immers, afgezien van zijn bevorderende taak, geen daadwerkelijke bevoegdheden om de gemeentelijke integriteit te handhaven.

Vertrouwelijkheid

De integriteitsscreening heeft nadrukkelijk betrekking op de persoonlijke levenssfeer van de kandidaat-wethouders. Gedurende het gehele proces staat vertrouwelijkheid dan ook voorop. Daarom wordt het rapport pas na instemming van de kandidaat-wethouder aan de burgemeester verstrekt. Dit advies is bedoeld voor intern beraad waardoor het rapport niet onder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) valt.

 

In het kader van de bevordering van de gemeentelijke integriteit stuurt de burgemeester het rapport als advies naar de gemeenteraad. Op grond van artikel 25, tweede lid, van de Gemeentewet kan de burgemeester, ten aanzien van de stukken die hij aan de raad overlegt, geheimhouding opleggen op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. Daarvan wordt op de betreffende stukken melding gemaakt.  

Tot slotIn dit protocol is in hoofdlijnen neergelegd hoe het proces verloopt met betrekking tot de uitvoering van de integriteitsscreening van kandidaat-wethouders. De taken en rollen van de verschillende actoren zijn benoemd en uiteengezet en er is ingegaan op de wijze waarop de screening zelf plaatsvindt. Door vaststelling van dit protocol door de burgemeester voldoet hij aan zijn coördinerende en stimulerende taak op het gebied van de gemeentelijke integriteit