Woonschepenverordening Maasgouw

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Woonschepenverordening Maasgouw

De raad van de gemeente Maasgouw;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 mei 2017;

Gelet op artikel 149 en 156 van de Gemeentewet;

B E S L U I T

Vast te stellen de volgende verordening:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    omgevingsplan: plan als bedoeld in artikel 4.2 lid 1 van de Omgevingswet;

  • b.

    bevoegd gezag: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maasgouw;

  • c.

    woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt als zelfstandige woning en als hoofdverblijf, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak daartoe bestemd is;

  • d.

    ligplaats: een gedeelte van het openbaar water dat ingevolge deze verordening door een woonschip met bijbehorende voorzieningen mag worden ingenomen;

  • e.

    ligplaatsenkaart: de kaart waarop de plaatsen worden aangegeven waar woonschepen (met vergunning) ligplaats mogen nemen binnen de gemeente;

  • f.

    bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van een woonschip als woning niet goed mogelijk is, zoals een steiger en een loopplank;

  • g.

    gebruiksoppervlakte: de oppervlakte, gemeten op vloerniveau, tussen de (scheidings)muren die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;

  • h.

    openbaar water: alle wateren die, al dan niet met enige beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

Artikel 2 Werkingssfeer

Deze verordening is van toepassing op al het openbaar water binnen de grenzen van de gemeente Maasgouw.

Artikel 3 Wijze van meten

De in deze verordening genoemde maten worden (met uitzondering van de gebruiksoppervlakte) uitwendig gemeten, daar waar zij het grootst zijn. De hoogte wordt gemeten vanaf de waterlijn. Ondergeschikte bouwdelen zoals lichtkoepels en antennes worden niet meegerekend, voor zover zij geen belemmering voor de scheepvaart opleveren. Waar verwezen wordt naar een bestemmingsplan, geldt de wijze van meten zoals die in dat bestemmingsplan is opgenomen.

Artikel 4 Verbodsbepaling

Het is verboden om met een woonschip een ligplaats te hebben of in te nemen of een ligplaats voor een woonschip beschikbaar te stellen buiten de op grond van artikel 5, eerste lid aangewezen gedeelten van het openbaar water.

Artikel 5 Ligplaatsen op ligplaatsenkaart

  • 1. Het bevoegd gezag wijst plaatsen aan waar woonschepen een ligplaats mogen innemen.

  • 2. De plaatsen waar woonschepen ligplaats mogen nemen, zijn aangewezen op de ligplaatsenkaart, die in bijlage 1 van deze verordening is opgenomen.

  • 3. Het totaal aantal ligplaatsen voor woonschepen mag niet meer bedragen dan het aantal zoals opgenomen op de ligplaatsenkaart die in bijlage 1 van deze verordening is opgenomen.

  • 4. Het bevoegd gezag kan de ligplaatsenkaart wijzigen en/of deze in overeenstemming brengen met een bestemmingsplan dat in werking is getreden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 6 Ligplaatsvergunning

  • 1. Het is verboden om zonder, of in afwijking van een ligplaatsvergunning van het bevoegd gezag, met een woonschip ligplaats te nemen op de op grond van artikel 5, eerste lid aangewezen ligplaatsen.

  • 2. Met het in het eerste lid genoemde verbod worden gelijkgesteld het overschrijven op naam, verplaatsen, verbouwen, vervangen of wijzigen van het gebruik van het woonschip, alsmede het verrichten van werkzaamheden aan een woonschip, met uitzondering van het uitvoeren van werkzaamheden die tot het normale beheer en onderhoud moeten worden gerekend.

  • 3. Een ligplaatsvergunning moet worden aangevraagd middels een door het bevoegd gezag vast te stellen aanvraagformulier.

  • 4. Het bevoegd gezag beslist op een aanvraag om ligplaatsvergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 5. Een ligplaatsvergunning wordt geweigerd indien:

    • a.

      het aanvraagformulier niet volledig, onjuist of niet naar waarheid is ingevuld of dat noodzakelijke bijlagen ontbreken. De artikelen 4:5 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht zijn in dat geval van toepassing;

    • b.

      de aanvrager niet beschikt over een woonschip en niet kan aantonen eigenaar van een woonschip te zijn;

    • c.

      de aanvrager al een ligplaatsvergunning heeft voor een andere ingevolge artikel 5, eerste lid als zodanig aangewezen ligplaats;

    • d.

      voor de betreffende ingevolge artikel 5, eerste lid aangewezen ligplaats al vergunning is verleend;

    • e.

      het maximale aantal ligplaatsen waarvoor vergunning kan worden verleend, zoals aangegeven op de in artikel 5, eerste lid bedoelde ligplaatsenkaart, wordt overschreden;

    • f.

      het woonschip waarmee verzocht wordt om ligplaats te nemen niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in het bestemmingsplan (bouw- en/of gebruiksbeperkingen);

    • g.

      het woonschip met eventuele bijbehorende voorzieningen naar het oordeel van de waterbeheerder en/of eigenaar van het water belemmeringen veroorzaakt of kan veroorzaken voor het verkeer te water of te land of voor het beheer van de oever;

    • h.

      het uiterlijk van het woonschip met eventuele bijbehorende voorzieningen naar het oordeel van het bevoegd gezag afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente of het landschap verstoort;

    • i.

      het aannemelijk is dat het woonschip zal worden gebruikt voor een ander doel dan voor zelfstandige bewoning door een huishouden;

    • j.

      het woonschip door een dusdanig aantal personen wordt bewoond of zal worden bewoond dat per persoon een gebruiksoppervlakte resteert van minder dan 12 m2;

    • k.

      het niet aannemelijk is dat de aanvrager binnen 26 weken na de datum van verlening van de vergunning met het woonschip de ligplaats kan innemen waarvoor de ligplaatsvergunning is verleend.

  • 6. De ligplaatsvergunning wordt verleend aan de eigenaar van het woonschip en geldt voor onbepaalde tijd. De ligplaatsvergunning vermeldt voorts:

    • a.

      de NAW-gegevens van de eigenaar van het woonschip;

    • b.

      de NAW-gegevens van de aanvrager van de ligplaatsvergunning;

    • c.

      de NAW-gegevens van de bewoner(s) van het woonschip;

    • d.

      de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats onder verwijzing naar de plaatsaanduiding zoals opgenomen op de in artikel 5, eerste lid bedoelde ligplaatsenkaart;

    • e.

      de naam, afmetingen en relevante kenmerken van het woonschip waarmee de ligplaats zal worden ingenomen;

    • f.

      de eventuele bijbehorende voorzieningen bij het woonschip;

    • g.

      een termijn van 26 weken waarbinnen het ligplaats nemen moet zijn voltooid.

  • 7. Een ligplaatsvergunning als bedoeld in deze verordening is persoonsgebonden t.a.v. de eigenaar van het woonschip, plaatsgebonden t.a.v. de ligplaats zoals aangegeven op de ligplaatsenkaart als bedoeld in artikel 5, eerste lid en objectgebonden t.a.v. het woonschip waarmee ligplaats wordt genomen.

  • 8. Het bevoegd gezag kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een ligplaatsvergunning ter bescherming van de belangen, die deze verordening beoogt te dienen.

Artikel 7 Overdraagbaarheid ligplaatsvergunning

  • 1. De vergunninghouder kan de ligplaatsvergunning overdragen aan de rechtverkrijgende van het woonschip.

  • 2. Op gezamenlijk verzoek van de vergunninghouder (behoudens bij overlijden of handelingsonbekwaamheid) en de rechtverkrijgende van het woonschip, schrijft het bevoegd gezag de ligplaatsvergunning over op naam van de rechtverkrijgende (wijziging tenaamstelling).

  • 3. Een verzoek om de tenaamstelling te wijziging geschiedt middels een daartoe door het bevoegd gezag vast te stellen formulier.

  • 4. Een verzoek tot wijziging van de tenaamstelling wordt geweigerd indien de rechtverkrijgende al beschikt over een (andere) ligplaatsvergunning binnen de gemeente.

Artikel 8 Wijziging ligplaatsvergunning

  • 1. Indien de vergunninghouder wijziging van de bestaande ligplaatsvergunning noodzakelijk acht, dient de vergunninghouder voorafgaand aan de wijziging bij het bevoegd gezag een aanvraag tot wijziging van de ligplaatsvergunning in.

  • 2. Op een aanvraag tot wijziging van een bestaande ligplaatsvergunning is het bepaalde in artikel 6, derde, vierde en vijfde lid onder a, b, f, g, h, i, j en k van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Intrekking ligplaatsvergunning

Het bevoegd gezag kan een bestaande ligplaatsvergunning intrekken indien:

  • 1.

    de ligplaatsvergunning ten gevolge van een onjuiste opgave of informatie is verleend;

  • 2.

    de gegevens in de ligplaatsvergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie;

  • 3.

    niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

  • 4.

    het woonschip waarop de ligplaatsvergunning betrekking heeft naar het oordeel van bevoegd gezag afbreuk doet aan het aanzien van de gemeente of het landschap verstoort;

  • 5.

    het woonschip waarop de ligplaatsvergunning betrekking heeft zonder voorafgaande schriftelijke melding van de vergunninghouder aan het bevoegd gezag gedurende een periode van langer dan twaalf aaneengesloten weken niet op de vergunde ligplaats aanwezig is;

  • 6.

    op de ligplaats voorzieningen aanwezig zijn die niet zijn vermeld in de ligplaatsvergunning en die voorts niet als bijbehorende voorzieningen bij het woonschip kunnen worden aangemerkt;

  • 7.

    het woonschip wordt gebruikt voor een ander doel dan zelfstandige woning;

  • 8.

    het woonschip langer dan twaalf maanden onbewoond is geweest;

  • 9.

    het woonschip door een dusdanig aantal personen wordt bewoond of zal worden bewoond dat per persoon een gebruiksoppervlakte resteert van minder dan 12 m2;

  • 10.

    de vergunninghouder of diens rechtverkrijgende hierom verzoekt.

Artikel 10 Nakoming aanwijzingen

  • 1. De vergunninghouder is bij het innemen van een ligplaats en bij het uitvoeren van werkzaamheden van gemeentewege aan of nabij de ligplaats, verplicht de door of namens het bevoegd gezag gegeven aanwijzingen op te volgen.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht gevolg te geven aan de door het bevoegd gezag gegeven bevelen en aanwijzingen in het belang van de openbare orde of van de vrijheid of veiligheid van het verkeer.

Artikel 11 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, zijn belast de per besluit van het bevoegd gezag aan te wijzen personen.

Artikel 12 Strafbepalingen

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 13 Binnentreden

  • 1. Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van overtredingen van bij of krachtens deze verordening gestelde regels en voorschriften, welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of de bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woonschip zonder toestemming van de bewoner.

  • 2. Het binnentreden geschiedt met inachtneming van de daartoe bij of krachtens de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet op het binnentreden gestelde regels.

Artikel 14 Overgangsrecht

  • 1. Rechthebbende van een woonschip die met een woonschip op een legale ligplaats ligt op het moment van inwerkingtreding van deze verordening, wordt verondersteld in het bezit te zijn van de in artikel 6 vermelde ligplaatsvergunning.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als "Woonschepenverordening Maasgouw".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 6 juli 2017
Voorzitter,
S.H.M. Strous
Griffier,
H.M.L. van Soest

Bijlage 1 Ligplaatsenkaart bij Woonschepenverordening Maasgouw Bijlage als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Woonschepenverordening Maasgouw

Bijlage 1 Ligplaatsenkaart bij Woonschepenverordening Maasgouw Bijlage als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Woonschepenverordening Maasgouw

Bijlage 2 Aanvraagformulier Woonschepenverordening

Bijlage 2 Aanvraagformulier Woonschepenverordening

Toelichting op de Woonschepenverordening Maasgouw

Algemene toelichting 

De gemeente Maasgouw is een waterrijke gemeente. De Maas, het Julianakanaal, het kanaal Wessem-Nederweert en diverse grotere en kleinere, solitaire en aangetakte plassen worden binnen de gemeentegrenzen gevonden. Bijna elke kern binnen de gemeente vindt dan ook wel ergens de aansluiting bij het water. Veel mensen willen recreëren op en rond het water, maar enkelen willen ook wonen op het water. Om verschillende redenen is het niet wenselijk dat overal ligplaatsen worden ingenomen door woonschepen. Daarbij moet onder andere gedacht worden aan zaken als veiligheid en een vrije doorvaart. Na de gemeentelijke herindeling op 1 januari 2007, bleek dat op meerdere locaties binnen de gemeente gewoond werd op het water en dat er grote verschillen zaten tussen de manier waarop dat geregeld was. Van enige uniformiteit was geen sprake. Om het woonbotenbeleid te uniformeren en actualiseren, heeft het college van burgemeester en wethouders op 26 augustus 2014 ingestemd met de uitvoering van de notitie “Uniformering woonbotenbeleid”, d.d. 25 mei 2014 en het daarbij behorende plan van aanpak. Punt 2 van het plan van aanpak houdt in het opstellen van een nieuwe liggeldverordening voor de woonbotenlocatie in Wessem. Punt 3 van het plan van aanpak houdt in het opstellen van een nieuwe woonbotenverordening voor de gehele gemeente en een. Dit document, de “Woonschepenverordening Maasgouw” geeft invulling aan punt 3 van het plan van aanpak.

Wettelijke grondslag 

De wettelijke grondslag voor het opstellen van deze verordening is gelegen in artikel 149 en artikel 156 van de Gemeentewet. De raad maakt in het belang van de gemeente de verordeningen die hij in dat kader noodzakelijk acht, bijvoorbeeld in het belang van de openbare orde, de zedelijkheid en de volksgezondheid. De grondslag voor deze verordening is niet meer gebaseerd op artikel 88 van de Huisvestingswet. Per 1 januari 2015 is de Huisvestingswet namelijk vervangen door de Huisvestingswet 2014. (De strekking van) Artikel 88 keert daarin niet meer terug. In artikel 88 van de oude Huisvestingswet werd gesteld dat de gemeenteraad geen regels mocht stellen die leiden tot een algeheel verbod van het in gebruik nemen of geven van een woonschip op een ligplaats. Desalniettemin is bij het opstellen van deze verordening geen algeheel verbod opgenomen om ligplaats te nemen met een woonschip binnen de gemeente Maasgouw.

Doel verordening 

Met deze verordening wordt beoogd één uniforme woonschepenverordening voor heel Maasgouw te maken. Op dit moment is namelijk geen enkele woonschepenverordening van de voormalige herindelingsgemeenten meer van kracht. De gemeente kan dan ook weinig of geen invloed uitoefenen op het (al dan niet terecht) innemen van ligplaatsen op woonschepenlocaties of daarbuiten. Met deze verordening wordt buiten kijf gesteld dat:

  • 1.

    Het verboden is om ligplaats te nemen met een woonschip op andere locaties dan die locaties die op de ligplaatsenkaart zijn aangegeven en

  • 2.

    Het verboden is om zonder vergunning ligplaats te nemen met een woonschip op locaties die op de ligplaatsenkaart zijn aangegeven.

Met het vergunningenstelsel in de hand, kan de gemeente zicht houden op de verdeling van de verschillende ligplaatsen voor woonschepen binnen de gemeente. Ook kan indien nodig naleving van het gestelde in de vergunning worden afgedwongen bij de vergunninghouder. Het hebben van een ligplaatsvergunning zal de vergunninghouder ook de rechtszekerheid bieden dat hij of zij beschikt over een legale, als zodanig erkende ligplaats binnen de gemeente. Dat kan vervolgens weer helpen bij het verkrijgen van financiering/hypotheek. Op termijn is de hoop en wens dat het aanzien van de woonschepenlocaties in Maasgouw hierdoor ook verbetert en gezien wordt als volwaardige woonlocatie.

Relatie met het bestemmingsplan 

In het omgevingsplan worden de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de fysieke leefomgeving (inclusief het water) vastgelegd. In het tijdelijke omgevingsplan van de gemeente Maasgouw zijn de woonschepenlocaties die thans middels deze verordening als zodanig worden aangewezen, al aangewezen.

In deze verordening wordt aansluiting gezocht bij de actuele planologische situatie door een weigeringsgrond voor een ligplaatsvergunning op te nemen, wanneer het aangevraagde woonschip niet voldoet aan de voorschriften die voortvloeien uit het omgevingsplan. Zo wordt ook dubbel werk of afwijkende interpretaties tussen woonschepenverordening en omgevingsplan voorkomen. Het omgevingsplan vormt het kader voor met name de maatvoering van woonschepen.

Andere wetten en regels

Deze verordening beoogt geen regels te stellen ten aanzien van zaken als constructie, opbouw, brandveiligheid, etc. Gelet op de meest recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, worden woonschepen thans over het algemeen beschouwd als bouwwerken in de zin van het Besluit bouwwerken leefomgeving. Dat betekent dat het Besluit bouwwerken leefomgeving hierop van toepassing is. In dat kader beoogt het Besluit bouwwerken leefomgeving uitputtend zaken als constructieve veiligheid, brandveiligheid en aanverwante onderwerpen te regelen en is er mitsdien geen ruimte om dat in een gemeentelijke verordening aanvullend of vervangend te regelen.

Andere wetten en regels 

Deze verordening beoogt geen regels te stellen ten aanzien van zaken als constructie, opbouw, brandveiligheid, etc. Gelet op de meest recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, worden woonschepen thans over het algemeen beschouwd als bouwwerken in de zin van de Woningwet/Wabo. Dat betekent dat het Bouwbesluit 2012 hierop van toepassing is. In dat kader beoogt het Bouwbesluit uitputtend zaken als constructieve veiligheid, brandveiligheid en aanverwante onderwerpen te regelen en is er mitsdien geen ruimte om dat in een gemeentelijke verordening aanvullend of vervangend te regelen.

 

Deze verordening beoogt voorts niet te treden in de bevoegdheden van andere bevoegde gezagen. De gemeente Maasgouw is namelijk niet exclusief rechthebbend ten aanzien van de diverse oppervlaktewateren binnen de gemeente. Onder andere Rijkswaterstaat hanteert namens de Minister van Infrastructuur en Milieu diverse toestemmingsstelsels, bijvoorbeeld via de Waterwet (watervergunning voor het permanent afmeren van drijvende objecten) en het Binnenvaartpolitiereglement (ligplaatsontheffingen). In het voorkomende geval, zal van beide bevoegde gezagen een vergunning en vergunning/ontheffing noodzakelijk zijn om met een woonschip ligplaats te nemen. Toestemming van één van deze bevoegde gezagen, garandeert geen toestemming van het andere bevoegde gezag, gelet op het feit dat hiermee verschillende doelen worden beoogd te bereiken.

 

In deze verordening worden voorts geen eisen gesteld ten aanzien van de afvoer van huishoudelijk afvalwater. In het Besluit lozing afvalwater huishoudens zijn woonschepen gelijk gesteld met een gebouw/particulier huishouden, zodat de betreffende bepalingen uit dat Besluit ook van toepassing zijn op woonschepen. Het is derhalve niet mogelijk of nodig om hieromtrent in de woonschepenverordening iets te regelen.

Artikelsgewijze toelichting 

Artikel 1

Artikel 1 bevat een aantal begripsbepalingen die noodzakelijk zijn voor een goed begrip van de werking van de verordening. Voor het begrip woonschip is gekozen als verzamelterm voor elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak gebruik wordt als zelfstandige woning. Hieronder kunnen dus woonboten, woonschepen, woonarken, scharken of watervilla’s vallen. De binnenscheepvaart en de pleziervaart vallen niet onder begripsomschrijving omdat hierin niet uitsluitend of in hoofdzaak gewoond wordt. Onder bijbehorende voorzieningen worden die voorzieningen geschaard die nodig worden geacht voor het gebruik van een woonschip. Het begrip openbaar water geeft duidelijk aan dat hier alle wateren onder verstaan worden die voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn. Slechts een beperkt deel van dit openbare water wordt in deze verordening als ligplaats aangewezen.

Artikel 4

Artikel 4 bevat de eerste verbodsbepaling, namelijk het verbod om ligplaats te hebben, te nemen of beschikbaar te stellen buiten de locaties die als zodanig door de gemeente middels deze verordening zijn aangewezen. Hiermee kan illegaal ligplaats nemen met een woonschip worden opgepakt. Bij de aanwijzing tot ligplaats in deze verordening, is de notitie “Uniformering woonbotenbeleid”, d.d. 25 mei 2014 en het daarbij behorende plan van aanpak als uitgangspunt genomen.

Artikel 5

Om de verbodsbepaling uit artikel 4 te kunnen handhaven en om een basis te bieden voor het ligplaatsvergunningenstelsel uit artikel 6, is het noodzakelijk om de door de gemeente erkende ligplaatsen voor woonschepen op kaart te zetten. De bij de verordening behorende bijlage “ligplaatsenkaart” geeft aan waar, met vergunning, ligplaats met een woonschip mag worden ingenomen. Gelet op de relatie met de bestemmingsplannen, voorziet de verordening in het tweede lid van artikel 5 in een grondslag om de ligplaatsenkaart tussendoor aan te passen, indien bijvoorbeeld de wens bestaat om meer locaties toe te voegen als ligplaats voor woonschepen of indien een bepaald bestemmingsplan nieuwe locaties voor “wonen op het water” mogelijk heeft gemaakt. Zo wordt voorkomen dat een bestemmingsplan een ontwikkeling mogelijk maakt, terwijl een ligplaatsvergunning zou moeten worden geweigerd.

Artikel 6

Voor het ligplaats nemen op een aangewezen ligplaats conform artikel 5, moet de eigenaar van het woonschip beschikken over een ligplaatsvergunning. Ook mag niet gehandeld worden afwijking van het gestelde in een dergelijke ligplaatsvergunning. Dit is de tweede verbodsbepaling uit deze verordening. Het college stelt een aanvraagformulier ter beschikking, waarvan gebruik gemaakt moet worden om een dergelijke vergunning te kunnen verkrijgen. Het college zorgt dat op het aanvraagformulier alle relevante kenmerken worden vermeld die nodig zijn om een dergelijke vergunning te kunnen afgeven. De beslistermijn is acht weken. De lex silenctio positivo (de vergunning wordt geacht te zijn verleend indien niet binnen de beslistermijn is beslist) is niet van toepassing. In het vierde lid worden de weigeringsgronden voor een ligplaatsvergunning benoemd. Dit betreft een limitatieve opsomming van weigeringsgronden. De weigeringsgronden garanderen dat er nooit méér vergunningen in omloop zijn dan het aantal aangewezen ligplaatsen dat als zodanig op de ligplaatsenkaart is aangeduid en ook dat er nooit méér dan één vergunning voor één ligplaats wordt afgegeven. Als dus een nieuwe vergunning wordt afgegeven voor een locatie waar al eerder een ligplaatsvergunning voor is afgegeven, dan zal die oude ligplaatsvergunning eerst ingetrokken moeten worden. Voor wat betreft de maatvoering wordt aangesloten bij de actuele bestemmingsplannen, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan “Reparatieplan Maasgouw”. Dit om een dubbele toets en afwijkende voorschriften te voorkomen. In het vijfde lid wordt geregeld wat de ligplaatsvergunning ten minste moet bevatten om ook op de langere termijn een heldere administratie te kunnen bijhouden. In lid 6 wordt ten slotte buiten kijf gesteld dat het bevoegd gezag een vergunning onder beperkingen en onder het stellen van nadere voorschriften kan afgeven. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een beheer- en onderhoudsvoorschrift voor het woonschip en/of de wal/oever.

Artikel 7

In artikel 7 is de overdracht van een vergunning geregeld. Indien de vergunninghouder (= eigenaar van het woonschip) zijn woonschip verkoopt en dit woonschip op deze locatie blijft liggen, dan is een wijziging van de tenaamstelling van de vergunning noodzakelijk. Het object blijft liggen, de ligplaatsvergunning behoeft geen wijziging, enkel de naam van de vergunninghouder wijzigt. Dit kan middels een verzoek/melding aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag schrijft vervolgens de wijziging in tenaamstelling op. De ligplaatsvergunning blijft inhoudelijk hetzelfde. Voor de rechtverkrijgende gelden dezelfde voorschriften en beperkingen. Indien de vergunninghouder een nieuw woonschip ter plaatse wil afmeren, dan zal een nieuwe ligplaatsvergunning moeten worden aangevraagd, onder gelijktijdige intrekking van de bestaande ligplaatsvergunning.

Artikel 8

Het is voorstelbaar dat een vergunninghouder wijzigingen wenst aan te brengen aan zijn woonschip. Bijvoorbeeld een extra bijbehorende voorziening realiseren of een verbouwing van het woonschip waarbij nog steeds voldaan wordt aan de eisen zoals opgenomen in de ligplaatsverordening. In dat geval kan de vergunninghouder verzoeken om wijziging van zijn bestaande ligplaatsvergunning, zonder dat hij een nieuwe vergunning moet aanvragen. Omdat de beoordeling voor het bevoegd gezag wel min of meer gelijk is aan de beoordeling van een nieuwe aanvraag, zijn een aantal weigeringsgronden uit artikel 6 van overeenkomstige toepassing verklaard.

Artikel 9

Artikel 9 bevat de redenen op grond waarvan het bevoegd gezag kan besluiten een ligplaatsvergunning in te trekken. Ook dit betreft een limitatief stelsel van intrekkingsgronden. Het gestelde in lid 3 kan bijvoorbeeld worden gebruikt bij ernstige nalatigheid in het kader van beheer en onderhoud. Onder de intrekkingsgrond “bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften” moet immers ook worden verstaan de voorschriften die op grond van de ligplaatsvergunning zijn gesteld aan bijvoorbeeld de staat van het woonschip en een beheer- en onderhoudsverplichting. Wel moet worden opgemerkt dat intrekking van een ligplaatsvergunning een zwaar middel is en eigenlijk pas als laatste moet worden ingezet (ultimum remedium). Er zijn immers minder zware handhavingsmiddelen die kunnen worden ingezet om ervoor te zorgen dat een vergunninghouder zich houdt aan het gestelde in de vergunning en de verordening. De intrekkingsgrond op grond van lid 7 ziet op situaties dat het woonschip niet wordt gebruikt voor zelfstandige bewoning (bewoning door een huishouden), bijvoorbeeld voor kamerverhuur, kantoorruimte, etc.

Artikel 10

In artikel 12 is opgenomen dat het bevoegd gezag aanwijzingen kan geven bij het innemen van een ligplaats of wanneer werkzaamheden aan of nabij de ligplaats noodzakelijk zijn (vanwege of door de gemeente). De vergunninghouder dient die aanwijzingen op te volgen. Het kan bijvoorbeeld gaan om een tijdelijk verplaatsing van het woonschip voor de duur van de werkzaamheden. Het bevoegd gezag zal daarbij een termijn in acht moeten nemen die redelijk is voor het gevolg kunnen geven aan de aanwijzing in kwestie. Een meer ingrijpende aanwijzing zal dus langer van te voren moeten worden gegeven dan een minder ingrijpende.

Artikel 11

Toezichthouders worden op grond van artikel 13 aangewezen door het college.

Artikel 12

Op overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde staan de in artikel 14 genoemde strafsancties, te weten een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie (stand van zaken anno 2015: tot € 4.050,-). Overtreding van de diverse gebods- en verbodsartikelen uit de verordening kan hiermee dus bestraft worden, alsmede overtreding van de voorschriften van een bij of krachtens deze verordening afgegeven vergunning. Teven is het gewoon mogelijk om bestuursrechtelijke handhavingsmiddelen in te zetten, bijvoorbeeld het opleggen van een last onder dwangsom of toepassing bestuursdwang vanwege overtreding van de (voorschriften van de) afgegeven ligplaatsvergunning. In de Algemene wet bestuursrecht zijn hieromtrent instrumenten en randvoorwaarden gesteld.

Artikel 13

In artikel 15 is een bevoegdheid tot het binnentreden van een woonschip voor de als zodanig aangewezen toezichthouders opgenomen. In het tweede lid is buiten kijf gesteld dat daarbij de regels uit de Algemene wet bestuursrecht (titel 5.2), waarin voorts nog andere bevoegdheden aan toezichthouders zijn toegekend, in acht worden genomen. Voor het binnentreden van woningen zonder toestemming van de bewoner is voorts in de Algemene wet op het binnentreden een bijzondere regeling opgenomen. In het tweede lid is derhalve opgenomen dat ook de Algemene wet op het binnentreden in acht dient te worden genomen bij gebruikmaking van de bevoegdheden uit het eerste lid.

Artikel 14

Uit praktisch oogpunt en om de eigenaren van de woonboten niet onnodig op onkosten e.d. te jagen (leges), wordt voorgesteld om in de verordening een overgangsrechtelijke bepaling op te nemen. In het overgangsrecht kan bepaald worden dat de al verleende (privaatrechtelijke) toestemmingen tevens worden aangemerkt als de in de verordening genoemde ligplaatsvergunning.

Artikel 15

De verordening treedt in werking de dag na bekendmaking in een lokaal dag-, nieuws-, of huis-aan-huisblad en wordt aangehaald als de “Woonschepenverordening Maasgouw”.

 

Het is voorts niet noodzakelijk om bestaande verordeningen in te trekken. De voormalige gemeente Maasbracht kende geen woonschepenverordening. In de voormalige gemeente Wessem was de “Verordening op de woonschepen” van kracht. Na de herindeling met de gemeente Heel, heeft deze verordening in 1993 zijn werking verloren, op grond van de Wet algemene regels herindeling. In de tussentijd heeft de voormalige gemeente Heel en de gemeente Maasgouw geen nieuwe woonschepenverordening vastgesteld. Er is dus geen noodzaak om gelijktijdig met het vaststellen van deze nieuwe verordening, bestaande verordeningen actief in te trekken. Deze bestaan thans immers al niet meer of hebben nooit bestaan. Afdeling 6 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV)(artikel 5:25 tot en met 5:30) zal ook aangepast moeten worden als gevolg van het in werking treden van deze verordening. Dit zal geschieden middels separaat besluit.