Inspraakverordening van de Vervoerregio Amsterdam

Geldend van 29-07-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Inspraakverordening van de Vervoerregio Amsterdam

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      inspraak: het betrekken van belanghebbenden in het rechtsgebied van de Vervoerregio Amsterdambij de voorbereiding van regionaal beleid;

    • b.

      bestuursorgaan: de regioraad, het dagelijks bestuur, de voorzitter en bestuurscommissies van de Vervoerregio Amsterdam, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

    • c.

      inspraakgerechtigden: belanghebbenden in het rechtsgebied van de Vervoerregio Amsterdam;

    • d.

      beleidsvoornemen: het voornemen van een bestuursorgaan van de Vervoerregio Amsterdam tot het vaststellen of wijzigen van regionaal beleid;

    • e.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 Werkingssfeer verordening

  • 1. Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van regionaal beleid.

  • 2. Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • b.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • c.

      indien het een wijziging van beleid betreft die van ondergeschikte betekenis is dan wel uitsluitend of hoofdzakelijk om juridisch-technische dan wel redactionele redenen plaatsvindt;

    • d.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • e.

      indien het een beleidsvoornemen betreft dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangelegenheden van de Vervoerregio Amsterdam;

    • f.

      indien het een besluit van algemene strekking betreft dat rechtstreeks voortvloeit uit een beleidsvoornemen waarover inspraak heeft plaatsgevonden;

    • g.

      inzake de begroting, de rekening, een belastingverordening of de vaststelling van tarieven voor regionale dienstverlening.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

  • 1. Onder inspraakgerechtigden worden verstaan belanghebbenden in het rechtsgebied van de Vervoerregio Amsterdam.

  • 2. In gevallen waarbij een beleidsvoornemen slechts gevolgen kan hebben of slechts van belang kan zijn voor een deel van het rechtsgebied van de Vervoerregio Amsterdam, zijn tot inspraak gerechtigd belanghebbenden binnen het betrokken deel van het rechtsgebied van de Vervoerregio Amsterdam.

  • 3. Indien ten aanzien van een beleidsvoornemen naar het oordeel van het betrokken bestuursorgaan het tweede lid van toepassing is, geeft het bestuursorgaan de begrenzingen aan van het betrokken deel van het rechtsgebied van de Vervoerregio Amsterdam.

  • 4. In de kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12, derde lid, van de Awb wordt van een beperking van de kring van inspraakgerechtigden als bedoeld in het eerste lid melding gemaakt.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Verslag

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan binnen drie weken een eindverslag op.

  • 2. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 3. Het eindverslag wordt toegezonden aan de insprekers die de voor de toezending van het verslag vereiste gegevens hebben vermeld; daarbij wordt tevens het beleidsvoornemen meegezonden, indien de inspraak heeft geleid tot wijzigingen daarin die van meer dan ondergeschikte betekenis zijn.

  • 4. Van toezending kan worden afgezien, indien het aantal deelnemers aan een bijeenkomst waar mondeling zienswijzen naar voren konden worden gebracht groter is dan 50; in dat geval wordt bekendgemaakt waar het verslag en het beleidsvoornemen, voorzover daarin wijzigingen zijn aangebracht die van meer dan ondergeschikte betekenis zijn, kunnen worden ingezien.

  • 5. Het verslag en de eventuele wijzigingen in het beleidsvoornemen worden ook op de website van de Vervoerregio Amsterdam gepubliceerd.

  • 6. Het verslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 7. Indien het beleidsvoornemen ter besluitvorming wordt aangeboden aan de regioraad dan wel ter kennisneming of advies aan een regioraadscommissie, wordt het verslag eveneens overgelegd.

Artikel 6 Klachtprocedure

Ten aanzien van de wijze waarop aan deze verordening in een specifiek geval uitvoering is gegeven – met uitzondering van besluiten om geen inspraak te verlenen – alsmede van de wijze waarop een inspraakprocedure heeft plaatsgevonden, kan een belanghebbende een klacht indienen bij het bestuursorgaan. Een klacht wordt behandeld met inachtneming van titel 9.1 van de Awb.

Artikel 7 Uitleg verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van de verordening, beslist de regioraad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006. De “Algemene inspraakverordening ROA” van 30 maart 1993 wordt bij inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Inspraakverordening Vervoerregio Amsterdam”.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Bij de in dit artikel opgenomen formulering is aangesloten bij de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het regionaal beleid en heeft een tweeledig doel. Enerzijds wordt aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens kenbaar te maken. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.

Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In deze verordening omvat het begrip in elk geval de regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter en voorts ook de eventuele bestuurscommissies van de Vervoerregio Amsterdam.

Het begrip beleidsvoornemen is gedefinieerd als het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van regionaal beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hierbij niet gaat om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

Art. 2 Werkingssfeer verordening

Het eerste lid geeft aan dat elk bestuursorgaan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak kan onderwerpen.

Omdat het in bepaalde gevallen wellicht doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij commissievergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

In het tweede lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Er is van afgezien om een opsomming op te nemen in de tekst van artikel 2 zelf, om te voorkomen dat bij een nieuwe wettelijke verplichting de verordening moet worden aangepast en om – door het weglaten van een uitgebreide opsomming – de verordening overzichtelijk te houden.

In het derde lid is opgenomen wanneer géén inspraak wordt verleend.

Art. 3 Inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb zijn de woorden ‘in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen’ vervangen door: belanghebbenden. Het begrip ‘belanghebbende’ is in artikel 1:2 Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb.

Art. 4 Inspraakprocedure

In het eerste lid is afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Na ter inzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen. In de meeste gevallen zal deze procedure passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid een op de betreffende situatie toegesneden inspraakprocedure worden vastgesteld.

Art. 5 Verslag

Afdeling 3.4 van de Awb biedt de mogelijkheid om bij verordening van de daar beschreven regeling af te wijken. Omdat in artikel 3:17 Awb slechts summiere bepalingen over een verslag van de inspraakprocedure worden gegeven is hier gekozen voor een wat uitgebreide, ‘eigen’ regeling.

Onder het in het zesde lid, onderdeel a, genoemde verslag van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Is afdeling 3.4 Awb onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?

Onderdeel b betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties en niet, zoals de in de Memorie van Toelichting bij de Awb wordt gesteld een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht.

Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

Art. 6 Klachtprocedure

Op eventuele klachten is titel 9.1 Awb van toepassing.