Reglement van Orde van de raad

Geldend van 01-04-2023 t/m heden

Intitulé

Reglement van Orde van de raad

De raad van de gemeente Apeldoorn;

gelezen het voorstel van het presidium d.d. 15 februari 2006, nr. 33-2006, inzake evaluatie ‘Politieke Markt Apeldoorn’;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen het navolgende Reglement van Orde van de raad.

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

- voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

- fractievoorzitter: voorzitter van een fractie als bedoeld in artikel 6 van dit reglement;

- amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

- subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, -naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

- motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

- voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

- initiatiefvoorstel: een voorstel ingediend door een lid van de raad;

- interpellatie: vragen van inlichtingen aan het college of de burgemeester over een onderwerp dat niet vermeld staat op de agenda;

- gemeentehuis: het Stadhuis en het Raadhuis;

- RIS: het raadsinformatiesysteem in de vorm van een digitaal bestand met agenda’s en bijbehorende stukken voor raadsvergaderingen en de Politieke Markt.

- wet: Gemeentewet.

Artikel 2 Voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van dit reglement;

  • d.

    hetgeen de wet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 Griffier

  • 1.

    De griffier is aanwezig in raadsvergaderingen en vergaderingen van het presidium.

  • 2.

    Bij verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een plaatsvervanger die door de raad is benoemd.

  • 3.

    De griffier kan, indien daartoe door de voorzitter uitgenodigd, aan het raadsdebat als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 Raadspresidium

  • 1. De raad heeft een presidium.

  • 2. Het presidium bestaat uit de fractievoorzitters in de raad.

  • 3. Elk lid van het presidium heeft één stem in het presidium.

  • 4. De voorzitter, en bij afwezigheid diens plaatsvervanger, is voorzitter van het presidium, doch geen lid van het presidium.

  • 5. De voorzitter van het presidium en diens plaatsvervanger hebben een adviserende stem in het presidium.

  • 6. De griffier of diens plaatsvervanger is in elke vergadering van het presidium aanwezig.

  • 7. De voorzitter van het presidium kan voorstellen de gemeensecretaris uit te nodigen voor de vergadering van het presidium.

HOOFDSTUK 2 Nieuwe raadsleden, fracties en wethouders

Artikel 5 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden onderzoekt het presidium de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van het stembureau.

  • 2. Het presidium brengt na zijn onderzoek verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. De voorzitter roept een toegelaten lid op om in de eerste vergadering, waarin diegene diens functie volgens de Kieswet kan aanvaarden, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 6 Fractie

  • 1.

    Dit reglement verstaat onder fractie:

    • a.

      de leden, die bij de laatstgehouden raadsverkiezing door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard;

    • b.

      de twee of meer fracties die als één fractie gaan optreden;

    • c.

      de fractie, bij wie zich één of meer leden van een andere fractie hebben aangesloten.

  • 2.

    Met de veranderde situatie als genoemd in het vorige lid, onder b en c, wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering na de schriftelijke mededeling daarvan aan de voorzitter.

  • 3.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie binnen de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 4.

    De namen van degenen die als fractievoorzitter en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 5.

    Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G 3, vierde lid, van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

  • 6.

    Met de situatie dat één of meer leden zich afsplitsen van een fractie en zelfstandig gaan optreden wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering na schriftelijke mededeling daarvan aan de voorzitter.

Artikel 6a Benoeming wethouders

  • 1. Bij de benoeming van een wethouder stelt de raad een commissie in bestaande uit leden van het presidium.

  • 2. De commissie onderzoekt of de benoeming van de kandidaat-wethouder voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b, eerste, derde en vierde lid, en 41c, eerste lid, van de wet.

  • 3. De commissie brengt vervolgens advies uit aan de raad over de benoeming tot wethouder.

HOOFDSTUK 3 Vergaderingen van de raad

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 7 Vergaderfrequentie

  • 1. De dag en het tijdstip waarop de vergaderingen plaatsvinden, worden vastgesteld door het presidium.

  • 2. In onvoorziene, spoedeisende gevallen kan de voorzitter beslissen een andere dag en/of aanvangsuur te bepalen of een andere vergaderplaats aan te wijzen.

Artikel 8 Agenda

  • 1.

    Voordat de oproepingsbrief wordt verzonden, stelt het presidium de agenda van de vergadering (voorlopig) vast. Het presidium zendt de (voorlopige) agenda, met de eventuele uitnodigingen voor wethouders waarvan de aanwezigheid ten behoeve van de behandeling van een bepaald onderwerp is gewenst, aan het college.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproepingsbrief tot aan de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3.

    De agenda wordt bij aanvang van de raadsvergadering door de raad vastgesteld.

Artikel 9 Oproepingsbrief

  • 1. De voorzitter zendt ten minste vijf dagen vóór een vergadering de leden een digitale oproep in het RIS onder vermelding van de dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de digitale oproep aan de leden van de raad digitaal beschikbaar gesteld in het RIS op de internetsite van de gemeente.

  • 3. Informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie waaromtrent op grond van hoofdstuk VA van de wet geheimhouding is opgelegd, blijft in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier.

Artikel 10 Wethouder

De wethouders kunnen, al dan niet op uitnodiging van presidium, in de raadsvergadering aanwezig zijn en aan de beraadslagingen deelnemen.

Artikel 11 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproepingsbrief voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegd. De voorstellen worden tevens door plaatsing in het RIS op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht. De voorzitter maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 12. Indien na het verzenden van de oproepingsbrief stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht. Een lid mag een kopie van een ter inzage gelegd niet-openbaar stuk slechts voor eigen gebruik buiten het gemeentehuis brengen.

  • 3. Informatie van de raad of aan de raad verstrekte informatie waaromtrent op grond van hoofdstuk VA van de wet geheimhouding is opgelegd, blijft in afwijking van het eerste en tweede lid onder berusting van de griffier.

Artikel 12 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt door aankondiging op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing in het RIS op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 13 Presentielijst

  • 1.

    Ieder ter vergadering komend lid tekent onmiddellijk na aankomst in de vergaderzaal de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

  • 2.

    Het lid, dat de vergadering vóór de sluiting verlaat, geeft hiervan kennis aan de voorzitter.

Artikel 14 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters bij iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het presidium.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders en de overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 15 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 16 Notulen

  • 1. De ontwerpnotulen van de voorgaande vergadering worden zo spoedig mogelijk aan de leden toegezonden. De ontwerpnotulen worden op hetzelfde moment aan de overige personen die het woord gevoerd hebben, toegezonden.

  • 2. De leden, de burgemeester, de wethouders en de griffier hebben het recht binnen drie dagen na toezending van de ontwerpnotulen een voorstel tot verandering bij de griffier in te dienen, indien de ontwerpnotulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is.

  • 3. Het presidium stelt, met inachtneming van het onder lid 2 vermelde, de notulen vast.

  • 4. De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de ter vergadering aanwezige wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede de namen van de leden die afwezig waren en de overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • d.

      een woordelijke weergave van het gesprokene met vermelding van de namen van degenen die het woord voerden;

    • e.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • f.

      de vermelding dat een voorstel zonder hoofdelijke stemming is aanvaard, met aantekening van de namen van de fracties die geacht willen worden te hebben tegen gestemd. Indien de fractie verdeeld is, dienen de namen van de fractieleden te worden vermeld.

  • 5. De notulen worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 6. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter van het presidium en de griffier ondertekend.

Artikel 17 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken worden door de griffier op een lijst geplaatst.

  • 2. Deze lijst wordt, na vaststelling door het presidium van de wijze van afdoening, in het RIS geplaatst en ter inzage gelegd.

Artikel 18 Spreekregels

  • 1. De leden spreken vanaf één van de spreekplaatsen en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. De voorzitter kan bepalen dat de leden vanaf een andere plaats spreken.

  • 3. De wethouders en de personen aan wie het door de raad is toegestaan deel te nemen aan het raadsdebat spreken vanaf een toe te wijzen spreekgestoelte.

Artikel 19 Volgorde sprekers

  • 1. Een spreker voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 20 Spreektijd

  • 1.

    Het presidium of de voorzitter kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden.

  • 2.

    Behoudens interrupties mag een spreker niet in zijn rede worden gestoord.

  • 3.

    Als de voorzitter van oordeel is dat het aantal interrupties voor een spreker te omvangrijk of hinderlijk is, kan de voorzitter voor een of meerdere fracties het aantal interrupties beperken tot maximaal drie per fractie.

Artikel 21 Raadsdebat

  • 1. Onder het agendapunt ‘raadsdebat’ plaatst het presidium die onderwerpen, die naar het oordeel van het presidium voldoende aanleiding geven voor het houden van een raadsdebat.

  • 2. De voorzitter kan, al dan niet op verzoek van een lid of een wethouder, besluiten het raadsdebat voor een door de voorzitter te bepalen tijd te schorsen teneinde de leden of het college de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. Het raadsdebat wordt hervat nadat de schorsingsperiode verstreken is.

  • 3. Indien het verzoek als bedoeld in het eerste lid een spoedeisend karakter heeft, is er sprake van een spoeddebat.

  • 4. Een aanvraag voor een spoeddebat dient uiterlijk 16.00 uur de dag voorafgaand aan de vergadering bij de voorzitter schriftelijk te zijn ingediend. De voorzitter plaatst het verzoek op de eerstvolgende agenda van de raad en brengt het verzoek in stemming.

  • 5. Wanneer de voorzitter vaststelt, dat over een onderwerp of voorstel voldoende is gedebatteerd, sluit deze het raadsdebat.

Artikel 22 Besluitvorming

  • 1. Onder het agendapunt ‘besluitvorming’ plaatst het presidium de onderwerpen die rijp zijn voor besluitvorming.

  • 2. De besluitvorming vindt plaats middels stemming over het voorstel in zijn geheel, na stemming over eventuele (sub)amendementen, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

  • 4. Ieder lid heeft het recht diens uit te brengen stem kort te motiveren.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 23 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt, of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de notulen vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich ingevolge artikel 28 van de wet van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4.

    Stemming vindt plaats bij hoofdelijke oproeping. Het lid dat niet vóór de aanvang van de stemming de presentielijst heeft getekend, neemt niet aan de stemming deel.

  • 5.

    De voorzitter roept de leden bij naam op hun stem uit te brengen, beginnende bij het lid dat door het lot is aangewezen. Vervolgens worden de leden opgeroepen, die ná dat lid op de alfabetische lijst van raadsleden staan en tenslotte – in alfabetische volgorde – de leden die vóór dat lid op de lijst staan. De voorzitter bepaalt de wijze waarop de loting plaats vindt.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet ingevolge artikel 28 van de wet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht diens stem uit te brengen.

  • 7.

    De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van diens stem vergist, dan kan die deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Het laatst opgeroepen lid kan niet meer stemmen of diens stem wijzigen, nadat het tellen van de stemmen is begonnen.

  • 9.

    Bemerkt het lid diens vergissing pas later, dan kan die nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat diegene zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 10.

    Indien tijdens de stemming blijkt dat het quorum, bedoeld in artikel 29 van de wet, niet meer aanwezig is, schorst de voorzitter de vergadering voor ten hoogste een kwartier. Indien na heropening van de vergadering het quorum nog niet aanwezig is, sluit de voorzitter de vergadering na te hebben geconstateerd dat het quorum niet aanwezig is.

  • 11.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 12.

    Indien over een onderwerp verschillende voorstellen zijn ingediend, brengt de voorzitter het voorstel van de verste strekking het eerst in stemming.

Artikel 24 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over de motie gestemd en vervolgens over het voorstel.

  • 5. Bij verschil van mening over de strekking van een voorstel, amendement of subamendement, beslist de voorzitter.

Artikel 25 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter één of meer stembureaus. Elk stembureau bestaat uit drie leden, van wie de eerstbenoemde als voorzitter fungeert.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van artikel 28 van de wet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De vergadering kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de wet worden die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd geacht geen stem te hebben uitgebracht. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

  • -

    een blanco ingevuld stembriefje;

  • -

    een ondertekend stembriefje;

  • -

    een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

  • -

    een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist het stembureau.

  • 7.

    De voorzitter van het stembureau brengt verslag uit over het verloop van de stemming.

  • 8.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 26 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 27 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

HOOFDSTUK 4 Rechten van leden

Artikel 28 Amendementen

  • 1.

    Ieder lid kan tot het moment van stemming amendementen indienen. Ook kan die voorstellen een geagendeerde voorgestelde beslissing in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2.

    Een amendement wordt in behandeling genomen, indien deze schriftelijk of per e-mail en aangeduid met de naam van de indiener(s), bij de voorzitter is ingediend.

  • 3.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 4.

    Elk (sub)amendement moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk of per e-mail en aangeduid met de naam van de indiener(s), bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 5.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden

Artikel 29 Moties

  • 1. Een motie wordt in behandeling genomen, indien deze schriftelijk of per e-mail en door de indiener ondertekend bij de voorzitter is ingediend.

  • 2. De behandeling van een motie over een op de agenda opgenomen onderwerp of voorstel vindt tegelijk met het debat of besluitvorming over dat onderwerp of voorstel plaats.

Artikel 30 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 31 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel wordt in behandeling genomen, indien het schriftelijk en door de voorsteller ondertekend bij de voorzitter is ingediend.

  • 2. Het presidium plaatst het voorstel op de agenda van een van de komende vergaderingen en regelt op welke wijze het voorstel wordt behandeld.

  • 3. De behandeling van een initiatiefvoorstel over een op de agenda opgenomen onderwerp of voorstel vindt tegelijk met het debat of besluitvorming over dat onderwerp of voorstel plaats.

Artikel 32 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 24 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de leden en de wethouders. Tijdens de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt, op voorstel van de voorzitter, op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden niet meer dan eenmaal, tenzij de voorzitter ten behoeve van het raadsdebat hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 33 Blok actualiteitsvragen

  • 1.

    Aan het begin van elke raadsvergadering kan ieder lid aan het college en de burgemeester een vraag stellen over een actueel onderwerp. In bijzondere gevallen kan de voorzitter bepalen dat dit blok actualiteitsvragen op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt per vergadering op welk tijdstip het blok actualiteitsvragen eindigt.

  • 2.

    Het lid dat tijdens het blok actualiteitsvragen vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp tot uiterlijk 16.00 uur op de dag voorafgaand aan de vergadering, bij de voorzitter. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens het blok actualiteitsvragen aan de orde te stellen indien de voorzitter het onderwerp niet actueel vindt, niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering van die dag aan de orde komt.

  • 3.

    De voorzitter draagt er zorg voor dat de betrokken collegeleden worden uitgenodigd, waarbij de voorzitter mededeling doet van de vragen.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het blok actualiteitsvragen aan de orde worden gesteld. Tevens bepaalt de voorzitter per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een korte toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Na de beantwoording door het college of de burgemeester verleent de voorzitter de vragensteller desgewenst het woord om een aanvullende vraag te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester een vraag te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8.

    Tijdens het blok actualiteitsvragen kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 33a Het mondelinge vragenuurtje

  • 1. Aan het begin van elke raadsvergadering kan ieder lid een vraag stellen aan het college en de burgemeester. In bijzondere gevallen kan de voorzitter bepalen dat dit vragenuurtje op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt per vergadering op welk tijdstip het vragenuurtje eindigt.

  • 2. Een lid kan ten hoogste één vraag per onderwerp aanmelden waarover die tijdens het vragenuurtje een vraag wil stellen. Het lid meldt het onderwerp schriftelijk bij de voorzitter, tot uiterlijk 16.00 uur op de dag van de vergadering, aan.

  • 3. Het presidium kan weigeren een onderwerp tijdens het vragenuurtje aan de orde te stellen indien het presidium het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering van die dag aan de orde komt. Het presidium besluit welke vragen worden besproken.

  • 4. De voorzitter nodigt het betrokken collegelid uit voor het vragenuurtje, waarbij de voorzitter mededeling doet van de vragen.

  • 5. De vragensteller krijgt twee minuten de tijd om de vraag te stellen en toe te lichten. Het betrokken collegelid of de burgemeester wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om de vraag te beantwoorden.

  • 6. Na de beantwoording door het betrokken collegelid of de burgemeester verleent de voorzitter de vragensteller desgewenst, voor ten hoogste twee minuten, het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Tijdens het vragenuurtje kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 34 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden bij de voorzitter van het presidium ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de leden en het college worden gebracht.

  • 2. Schriftelijke beantwoording vindt, indien tegen het beantwoorden van de vragen geen bezwaar bestaat, zo spoedig mogelijk plaats, maar in ieder geval binnen 4 weken, nadat de vragen zijn binnengekomen. Mocht beantwoording binnen 4 weken niet haalbaar zijn/blijken dan stuurt het college hierover een schriftelijke motivering via de griffie aan het presidium. Het is mogelijk op deze wijze te verzoeken om de antwoordtermijn met maximaal 4 weken te verlengen.

  • 3. Indien bij het college of bij de burgemeester uit een oogpunt van openbaar belang overwegende bezwaren bestaan tegen beantwoording van de vragen, wordt dit aan de vragensteller en aan de overige leden gemotiveerd medegedeeld.

  • 4. De antwoorden worden door het college aan de leden medegedeeld.

  • 5. De vragen en antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 17 aan de leden toegezonden.

HOOFDSTUK 5 Begroting en rekening

Artikel 35 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding, het onderzoek en de behandeling van de begroting volgens een procedure die het presidium vaststelt.

Artikel 36 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die het presidium vaststelt.

HOOFDSTUK 6 Besloten vergadering

Artikel 37 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 38 Notulen

  • 1. Conceptverslagen en -besluitenlijsten van besloten raadsvergaderingen worden niet verspreid, maar berusten bij de griffier.

  • 2. Deze verslagen en besluitenlijsten worden zo spoedig mogelijk in een besloten raadsvergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet opheffen van de geheimhouding op het vastgestelde verslag en de besluitenlijst.

  • 3. De vastgestelde verslagen en besluitenlijsten worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 39 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 89, vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding van aan de raad verstrekte informatie op te heffen wordt, als het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, daarover in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

HOOFDSTUK 7 Toehoorders en pers

Artikel 40 Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 41 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 42 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen toegestaan, mits deze naar het oordeel van de voorzitter geen inbreuk maken op de orde van de vergadering.

HOOFDSTUK 8 Slotbepalingen

Artikel 43 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 44 Afwijking reglement

In bijzondere gevallen kan de raad besluiten af te wijken van dit reglement, indien de afwijking niet in strijd is met enig wettelijk voorschrift.

Artikel 45 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag, volgend op die van de vaststelling en vervangt het Reglement van Orde van de raad van de gemeente Apeldoorn, vastgesteld op 30 september 2004.

Artikel 46 Citeertitel

Dit reglement kan worden aangehaald als ‘Reglement van Orde van de raad’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 16 februari 2006
Gepubliceerd in Weekend Totaal d.d. 24 februari 2006
Inwerking getreden d.d. 17 februari 2006
Gewijzigd bij besluit d.d. 18 februari 2010 (artikel 10)
Gepubliceerd in Apeldoorns Stadsblad d.d. 3 maart 2010
Inwerking getreden d.d.1 januari 2010
Gewijzigd bij besluit d.d. 6 maart 2014 (artikel 1, 5, 8, 9, 11, 12, 17,21, 29, 32, 33, 33a (nieuw), 34, 43)
Gepubliceerd in Apeldoorns Stadsblad d.d. 26 maart 2014
Inwerking getreden d.d. 27 maart 2014