Beleidslijn Wet Bibob Gemeente Zwijndrecht 2016

Geldend van 12-05-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidslijn Wet Bibob Gemeente Zwijndrecht 2016

De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zwijndrecht, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft;

Overwegende, dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hun beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op:

de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

de artikelen 3, 27, 30, 30a en 31 van de Drank- en Horecawet;

de artikelen 2.1 en 2.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

artikel 9 van de Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden in de seksbranche;

hoofdstuk 2, afdeling 7 van de Algemene plaatselijke verordening Zwijndrecht;

hoofdstuk 2, afdeling 8 van de Algemene plaatselijke verordening Zwijndrecht;

hoofdstuk 2, afdeling 10 van de Algemene plaatselijke verordening Zwijndrecht;

hoofdstuk 3, afdeling 2 van de Algemene plaatselijke verordening Zwijndrecht;

de Algemene Subsidieverordening gemeente Zwijndrecht;

Besluiten op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht vast te stellen de

Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 2016.

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidslijn, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt verstaan onder:

    • a.

      rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Zwijndrecht;

    • b.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de Wet Bibob en waarop de wet kan worden toegepast;

    • d.

      de Wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • e.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak met als doel:

      • 1.

        het verwerven of vervreemden van een recht op eigendom of het vestigen, vervreemden of wijzigen van een zakelijk recht;

      • 2.

        huur of verhuur;

      • 3.

        het verlenen van een gebruiksrecht; of

      • 4.

        de deelname aan een rechtspersoon, een commanditaire vennootschap of een vennootschap onder firma die het recht op eigendom of een zakelijk recht met betrekking tot die onroerende zaak heeft of die onroerende zaak huurt of verhuurt.

    • f.

      betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

    • g.

      Bureau: het landelijk Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • h.

      Bibob-toets: het beoordelen van een aanvraag dan wel een onderzoek uitvoeren naar de integriteit van een onderneming of van de bij de onderneming betrokken personen door het bestuursorgaan, het Regionaal Informatie en Expertisecentrum en/of het Landelijk Bureau Bibob;

    • i.

      eigen onderzoek: het onderzoek door het bestuursorgaan of, en zo ja, in hoeverre sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 3, artikel 4 en artikel 9 van de Wet Bibob en de beoordeling of in de resultaten van dit onderzoek grond is gelegen een negatieve beslissing te nemen dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen.

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2 Beschikkingen op grond van de Algemene plaatselijke verordening (Apv)

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • a.

      artikel 2:25 van de Apv (evenementenvergunning) voor zover het betreft een vechtsportgala (tenzij de nadruk ligt op de sport en de organisator van het gala is aangesloten bij het NOC / NSF), een evenement waarbij een outlaw motor cycle gang is betrokken of een voor de gemeente Zwijndrecht nieuw grootschalig evenement (zoals dance-evenementen);

    • b.

      artikel 2:28 van de Apv (horecaexploitatie vergunning);

    • c.

      artikel 2:39 van de Apv (vergunning speelautomaten);

    • d.

      artikel 3:4 van de Apv (seksinrichting, escortbedrijf).

  • 2.

    Naast de onder lid 1 sub a genoemde evenementen vindt in beginsel ook uitvoering van de Bibob-toets plaats bij evenementen als:

    • -

      er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • -

      er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Landelijk Bureau Bibob en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

Artikel 3 Beschikkingen op grond van de Drank- en Horecawet

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en horecawet (niet-zijnde een paracommerciële horeca-inrichting).

  • 2.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel ook plaats bij een aanvraag voor de volgende beschikkingen op grond van de Drank- en Horecawet:

    • -

      een melding als bedoeld in artikel 30 van de Drank- en Horecawet;

    • -

      een melding als bedoeld in artikel 30a van de Drank- en horecawet;

    • -

      een aanvraag als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en horecawet, in het geval dat er sprake is van een paracommerciële inrichting.

als:

    • -

      er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • -

      er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Landelijk Bureau Bibob en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

Artikel 4 Beschikkingen op grond van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)bouwactiviteit

1a

Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een omgevings- vergunning bouwactiviteit (als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid aanhef en onder a van de Wabo) als:

- de aanvraag een hogere bouwsom heeft dan € 500.000,-

of de aanvraag valt onder de risicocategorieën:

- horeca- en seksinrichtingen

- Outlaw motorcycle gangs

- kamerverhuur

1b

De Bibob-toets, zoals onder 1a bedoeld, wordt niet toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

- overheidsinstanties;

- semi-overheidsinstanties1)

- toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning).

- door het College van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid)

2a

Naast de onder lid 1a genoemde aanvragen vindt in beginsel ook uitvoering van de Bibob-toets plaats bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteit als:

- er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

- er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Landelijk Bureau Bibob en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

2b

De Bibob-toets, zoals bedoeld onder lid 2a, wordt niet toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

- overheidsinstanties;

- semi-overheidsinstanties.

1) Semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten". Kenmerken van semi-overheid zijn dat er sprake is van:

a. wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en

b. een (flinke) publieke financiering.

Artikel 5 Beschikkingen op grond van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) activiteit inrichtingen Wet Milieubeheer

1a.

Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij onderstaande aanvragen omgevings- inrichtingen Wet Milieubeheer (als bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo) als:

de aanvraag valt onder de volgende risicocategorieën:

- de transportsector

- de vuurwerkhandel

- herstelinrichtingen voor motorvoertuigen

- op- en overslagbedrijven

- afvalbedrijven

- inrichtingen voor gebruik en/of opslag van wapens en munitie

- tank-en transportreinigingsbedrijven

- havenontvangstinstallaties

- producenten en leveranciers van bunkerbrandstoffen

- inrichtingen waar met meststoffen wordt gewerkt

1b

De Bibob-toets, zoals onder 1a bedoeld, wordt niet toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

- overheidsinstanties

- semi-overheidsinstanties1)

- toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning)

- door het College van NB&#W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvrager (b.v. PPS constructies van particulieren ondernemingen en overheid)

2a

Naast de onder lid 1a genoemde categorieën vindt in beginsel ook uitvoering van de Bibob-toets plaats bij een aanvraag omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer als:

- er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

- er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Landelijk Bureau Bibob en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

2b

De Bibob-toets, zoals onder 2a bedoeld, wordt niet toegepast ingeval de aanvraag afkomstig is van:

- overheidsinstanties;

- semi-overheidsinstanties.

1) Semi-overheid is een algemene aanduiding voor allerlei soorten overheidsorganisaties, die "dicht tegen de overheid aan zitten". Kenmerken van semi-overheid zijn dat er sprake is van:

a. wettelijke taken en/of het dienen van een uitgesproken publiek belang en

b. een (flinke) publieke financiering.

Artikel 6 Beschikkingen op grond van de Wabo activiteit beperkte milieutoets

Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel bij aanvragen omgevingsvergunning beperkte milieutoets (als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo) plaats als:

  • -

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Landelijk Bureau Bibob en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

Artikel 7 Subsidies

Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij aanvragen voor subsidie als genoemd in de Algemene Subsidieverordening gemeente Zwijndrecht en de bijbehorende subsidieregeling als:

  • -

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • -

    er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Landelijk Bureau Bibob en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

Artikel 8 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij reeds verleende beschikkingen, zoals genoemd in de Wet Bibob lid 1 onder c als:

    • -

      er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikel 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • -

      er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Landelijk Bureau Bibob en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob;

    • -

      bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

  • 2.

    Uitvoering van de Bibob-toets kan in beginsel plaats vinden bij reeds verleende beschikkingen, zoals genoemd in de Wet Bibob lid 1 onder c als:

    • -

      de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van het bestuursorgaan na verstrekking van de beschikking is aangewezen als risicogebied;

    • -

      de verstrekte beschikking onderdeel uitmaakt van een branche of onderdeel in deze branche, die op basis van een door het bestuursorgaan genomen besluit na de verstrekking van de beschikking is aangewezen voor een Bibob-toets.

  • 3.

    Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen allereerst de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht toegepast worden. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als genoemd in artikel 4 juncto 3 van de Wet Bibob. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 9 Vastgoedtransacties

1a

Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij vastgoedtransacties:

- behorend tot de in artikel 4 lid 1a en artikel 5 lid 1a van deze beleidslijn genoemde risicocategorieën

1b

Uitvoering van de Bibob-toets kan plaatsvinden bij vastgoedtransacties, niet vallend onder artikel 1a, die een of meerdere van onderstaande kenmerken hebben:

- Hoge mate van financiële complexiteit;

- Hoge mate van complexiteit met betrekking tot de bedrijfsstructuur;

- Exceptioneel financieel risico voor de gemeente.

2

Naast het onder lid 1a en 1b genoemde vindt uitvoering van de Bibob-toets in beginsel ook plaats als:

- er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de overeenkomst zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

- er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Landelijk Bureau Bibob en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

3

Bij de start van de onderhandelingen daartoe, zal het bestuursorgaan de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. In de in het kader van de transactie te sluiten overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

4

Het niet beantwoorden van vragen op grond van artikel 30 en artikel 12 Wet Bibob kan leiden tot ontbinding van reeds gesloten overeenkomsten.

Artikel 10 Aanbestedingen

  • 1.

    Uitvoering van de Bibob-toets vindt bij overheidsopdrachten in de zin van de Europese aanbestedingsrichtlijn, de Aanbestedingswet of gemeentelijk beleid plaats bij transacties voor de milieusector, informatie-communicatie-technologie (ICT)sector of bouwsector als:

    • -

      er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in de artikelen 11a en 26 juncto 11 van de Wet Bibob, die een aanleiding vormen tot een vermoeden dat de overeenkomst zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • -

      er aanleiding is om actief navraag te doen bij het Landelijk Bureau Bibob en daaruit blijkt, dat tegen de betrokkene, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Landelijk Bureau Bibob.

  • 2.

    Bij de start van de onderhandelingen daartoe, zal het bestuursorgaan de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. In de in het kader van de transactie te sluiten overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, wordt hieromtrent een ontbindende voorwaarde opgenomen.

  • 3.

    Na gunning van een overheidsopdracht als bedoeld in lid 1 van dit artikel kan een Bibob-onderzoek plaatsvinden. Daartoe zal in de betreffende aanbestede (concept)overeenkomst(en) een nadere bepaling worden opgenomen. Die bepaling heeft als strekking dat de overeenkomst kan worden ontbonden door het bestuursorgaan indien (alsnog) feiten of omstandigheden in relatie tot het bedrijf of de persoon van de opdrachtgever bekend zijn geworden die, als deze bekend waren vóór het tot stand komen van de overeenkomst, aanleiding zouden zijn geweest om de opdrachtnemer uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding. Er hoeft niet tot ontbinding te worden overgegaan indien de mate van gevaar kan worden gereduceerd door het stellen van (andere) uitvoeringsvoorwaarden.

Paragraaf 4 Uitvoering

Artikel 11 Eigen onderzoek

In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en inleveren bij het bestuursorgaan. Daarbij dienen ook de documenten te worden gevoegd, die in deze vragenformulieren zijn vermeld en/of bij de uitreiking van de formulieren door of namens het bestuursorgaan zijn genoemd. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de in artikel 30, tweede lid van de Wet Bibob genoemde vragen en daarnaast aanvullende vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren onderdeel uit van de aanvraag hiervoor.

Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van de desbetreffende vergunning.

Het daarop aansluitende eigen onderzoek naar het zich voordoen van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit een tweetal stappen:

Stap 1

Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • -

    de aangereikte informatie/documenten bij de Bibob-vragenformulier(en) (inclusief bijlagen) en de door hem/haar daarbij aangeleverde documenten;

  • -

    eventuele extra, op verzoek van het bevoegd gezag, door aanvrager/houder overlegde documenten of informatie;

  • -

    open bronnen onderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc.);

  • -

    verzoek om informatie bij de justitiële documentatiedienst.

De Bibob-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag na hersteltermijn op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kan de informatiepositie van bestuursorganen versterkt worden vanuit het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC). Ook kan de gemeente desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.

Stap 2

Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:

  • a.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking, overeenkomst of subsidie te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking, overeenkomst of subsidie te verbinden activiteiten,

  • d.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een bibob-advies aan te vragen.

Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan de aanvraag in te trekken.

Bij een 'mindere mate van gevaar' dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden. Deze voorwaarden dienen bibob-gerelateerd te zijn.

Artikel 12 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 15 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau.

  • 2.

    In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking, overeenkomst of subsidie te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking, overeenkomst of subsidie in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 13 Adviestermijn

  • 1.

    Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 van de wet.

  • 2.

    Indien het Bureau het advies niet binnen de in lid 1 gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het vorige lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 14 Beschikking/Overeenkomst

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de wet, of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

  • 3.

    Een door het bestuursorgaan op grond van de wet genomen negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking is vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • 4.

    Het bestuursorgaan, dat een advies van het Bureau als bedoeld in de wet ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Paragraaf 5 Intrekking oude beleidslijn, citeertitel en inwerkingtreding nieuwe beleidslijn

Artikel 15 Intrekking oude beleidslijn

De beleidslijn Wet Bibob, vastgesteld in 2005, wordt ingetrokken.

Artikel 16 Citeertitel

Deze beleidslijn wordt aangehaald als beleidslijn Wet Bibob 2016.

Aldus vastgesteld op 26 april 2016.

Artikel 17 Inwerkingtreding

Deze beleidslijn treedt in werking de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 26 april 2016.
Burgemeester en wethouders van Zwijndrecht,
de secretaris,  de burgemeester,
H. van Beelen D.J. Schrijer
de burgemeester,
D.J. Schrijer