Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinder-dagverblijven

Geldend van 06-11-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinder-dagverblijven

Inhoud

1.Inleiding3

2.Luchtkwaliteit in relatie tot gezondheid

3.Relevante wettelijke- en beleidskaders

4.Doel van de Beleidsregel buitenklimaat

5.Toepassing van de Beleidsregel buitenklimaat

A. Situaties waarin de Beleidsregel van toepassing is

B. Toetsingsmoment aan de Beleidsregel

C. Adviesrol GGD

D. Gemotiveerd afwijken van de Beleidsregel

1. Inleiding

De aanleiding om een Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinder-dagverblijven op te stellen is de volgende vraag: Hoe kunnen kinderen in scholen en kinderopvang beter worden beschermd tegen een minder goede gezondheidssituatie veroorzaakt door slechte luchtkwaliteit en hoge geluidsbelasting nabij een drukke weg?

Eerder deed het college de toezegging aan de Raad te onderzoeken hoe door aanvullend beleid voor nieuwe scholen en kinderopvang deze bescherming kan verbeteren. Daarbij is in eerste instantie gekeken naar de mogelijkheden voor inzet voor zowel geluid als luchtkwaliteit.

Om verschillende redenen is er voor gekozen om het aanvullende beleid alleen gericht te laten zijn op luchtkwaliteit en niet op geluid. In de wetgeving voor geluid is namelijk een norm opgenomen voor de maximale geluidbelasting in gebouwen, waar nieuwbouw aan getoetst moet worden. De geluidsbelasting is behalve van de afstand tot de weg ook afhankelijk van het type wegdek, reflectie van bebouwing, afscherming en de mate waarin de grond tussen de weg en de gevel (on)verhard is. Dit maakt extra inzet voor geluid alleen zinvol als (evenals in de wetgeving) wordt uitgegaan van een berekende geluidsbelasting. Omdat de wetgeving al voorziet in een maximale geluidsbelasting op de gevel en een maximale binnenwaarde heeft aanvullend beleid voor geluid weinig meerwaarde.

Bij luchtkwaliteit is er een sterke relatie aangetoond tussen de afstand tot een drukke weg en gezondheidsklachten bij kinderen. Voor luchtkwaliteit is verder geen ander ‘vangnet’ in de zin van een norm voor maximale blootstelling op de gevel of in het gebouw. Dit gegeven maakt het zinvol om aanvullend beleid vast te stellen waarin uit wordt gegaan van zonering langs drukke wegen. De Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang is bedoeld om toe te passen bij ruimtelijke planvorming. De afstand van scholen en kinderopvang tot een drukke weg is een ruimtelijk gegeven dat meegenomen moet worden bij de besluitvorming over een ruimtelijk plan. Het bestuur draagt (los van wettelijke normen) de verantwoordelijkheid om bij nieuwe ontwikkelingen tot een goede ruimtelijke ordening te komen. De Beleidsregel vormt een hulpmiddel voor het bestuur om vorm te geven aan deze verantwoordelijkheid.

Hoofdlijnen

Om de gezondheidssituatie te verbeteren wordt op landelijk niveau en op Rotterdams niveau ingezet op het verbeteren van de luchtkwaliteit. Deze inzet richt zich in de eerste plaats op het voldoen aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit. Daarnaast heeft het Rijk bepaald dat gevoelige bestemmingen niet zijn toegestaan langs rijkswegen en provinciale wegen als daar sprake is van een (dreigende) overschrijding van de normen. Rotterdam heeft aanvullend daarop als eigen beleid vastgesteld dat er geen woningen mogen worden gebouwd in gebieden waar de normen worden overschreden.

Ook als wordt voldaan aan de normen kan de luchtkwaliteit nog significante effecten hebben op de gezondheid. Daarom wil de gemeente Rotterdam, naast de generieke inzet om de luchtkwaliteit te verbeteren en de wetgeving en het beleid gericht op de normen voor stikstofdioxide en fijnstof, breder kijken naar de gezondheidseffecten van luchtverontreiniging. Recent onderzoek wijst namelijk uit dat elementair koolstof (EC, roet) een grotere voorspellende waarde heeft voor gezondheidseffecten dan stikstofdioxide en fijnstof. Daarom verkent Rotterdam, parallel aan het traject van deze Beleidsregel, de mogelijkheden voor een koers voor de langere termijn, gericht op het terugdringen van de concentraties elementair koolstof in het stedelijk gebied.

De Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang sluit naadloos aan op het streven van het Rotterdamse luchtkwaliteitsbeleid voor de langere termijn, maar loopt hierop vooruit. Dit wordt wenselijk geacht omdat de Beleidsregel zich richt op een groep die extra gevoelig is voor luchtverontreiniging, en daardoor nog onvoldoende wordt beschermd door de huidige wetgeving en beleid: kinderen. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die langdurig in de nabijheid van een drukke weg verblijven meer gezondheidsklachten en een verminderde longfunctie hebben dan kinderen die verder van de weg verblijven.

Beleid dat op korte termijn een positief effect heeft op de gezondheid van kinderen moet zich dus richten op het voorkomen van blootstelling aan een hoge concentratie luchtverontreiniging. In de gezondheidsonderzoeken is een sterke relatie aangetoond tussen de afstand tot drukke wegen en gezondheidsklachten bij kinderen. Daarom richt de Beleidsregel zich niet op de concentraties van bepaalde stoffen, maar op de afstand tot drukke wegen.

Omdat de Beleidsregel zich richt op gezondheidsverbetering bij kinderen als gevoelige groep voor luchtverontreiniging heeft de Beleidsregel uitsluitend betrekking op locaties waar specifiek deze groep langdurig verblijft: scholen (lager en voortgezet onderwijs) en kinderopvang (met uitzondering van gastouderopvang). Daarbij gaat het om bestemmingen waarin de vestiging van een school of kinderopvang, zowel het gebouw als de daarbij behorende buitenruimte, mogelijk wordt gemaakt. De Beleidsregel geldt voor alle nieuwe scholen en kinderopvang, ongeacht of dit opzichzelfstaande vestigingen betreft of een onderdeel zijn van een multifunctionele accommodatie of ander complex.

In de Beleidsregel is vastgelegd dat voor nieuwe scholen en kinderopvang binnen 100 meter vanaf een rijksweg en binnen 50 meter vanaf een drukke stedelijke weg een nee-tenzij benadering geldt. Het moment waarop de gemeente grip heeft op de vestiging van nieuwe scholen en kinderopvang is bij het opstellen van een ruimtelijk plan, zoals een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning. De Beleidsregel is dan ook bedoeld om toegepast te worden bij het opstellen van een ruimtelijk plan dat voorziet in de nieuwvestiging van een school of kinderopvang. In dat kader moet het plan altijd ter advisering aan de GGD worden voorgelegd, ongeacht de ligging van de beoogde locatie binnen of buiten de zones. Als de locatie buiten de zones langs drukke wegen is gelegen moet in de toelichting van het plan worden ingegaan op het advies van de GGD, maar luchtkwaliteit is geen expliciet onderdeel van de bestuurlijke besluitvorming. Als er zwaarwegende redenen zijn om wel voor een locatie binnen een zone te kiezen dan dient dit goed gemotiveerd aan het bestuur te worden voorgelegd. Er vindt in die gevallen expliciete bestuurlijke besluitvorming plaats over het al dan niet in het plan mogelijk maken dat een school of kinderopvang zich binnen de zone kan vestigen.

2. Luchtkwaliteit in relatie tot gezondheid

Het verbeteren van de gezondheidssituatie vormt een belangrijke motivatie voor de landelijke inzet en nadrukkelijk ook voor de Rotterdamse inzet ter verbetering van de luchtkwaliteit. Als gevolg van alleen al de autonome ontwikkeling van het schoner worden van het verkeer zal de luchtkwaliteit naar verwachting aanmerkelijk verbeteren in de komende 5 à 10 jaar, in ieder geval voor stikstofdioxide (NO2). De gemeente Rotterdam wil onderzoeken of het mogelijk is daarin te versnellen met het oog op de gezondheidssituatie, en wil daarbij breder kijken dan het halen van de wettelijke normen. Daarom is een verkenning gestart naar de mogelijkheden inzet gericht op de langere termijn, met als focus het terugdringen van de concentraties elementair koolstof (EC, roet) in het stedelijk gebied. Recent onderzoek wijst namelijk uit dat EC een grotere voorspellende waarde heeft voor gezondheidseffecten dan fijnstof PM10, fijnstof PM2,5 en NO2.

Omdat het uitgangspunt het verbeteren van de gezondheidssituatie is, richt de inzet van Rotterdam zicht daar waar de grootste verbetering valt te behalen, te weten op kinderen als uiterst kwetsbare groep. De Beleidsregel betreft de nieuwvestiging van scholen en kinderopvang. De focus op kinderen wordt als volgt gemotiveerd. Onderzoek heeft bij kinderen een duidelijke relatie aangetoond tussen langdurig verblijf nabij een drukke weg en gezondheidsklachten die veroorzaakt worden door luchtverontreiniging (zie hieronder). De andere reden is dat er in ruimtelijke plannen een aantal bestemmingen zijn die specifiek voor kinderen zijn bedoeld, waar kinderen gedurende een groot deel van de dag verblijven: scholen en kinderopvang. Dit betekent dat de gemeente op kinderen als kwetsbare groep planologisch kan sturen.

Ook landelijk is er speciaal aandacht voor groepen die extra kwetsbaar zijn. De kamerleden Jansen (SP) en Van Gent (GroenLinks) hebben op 27 maart 2012 een motie ingediend. Hierin wordt de regering verzocht om te bevorderen dat gemeenten GGD-advies inwinnen over de aan de lokale luchtkwaliteit gerelateerde gezondheidseffecten bij ruimtelijke ordeningsplannen voor gevoelige bestemmingen en de Kamer hierover voor 1 juni 2012 te informeren (TK 2011-2012, 30 175, nr. 136). De Kamer heeft deze motie op 3 april 2012 aangenomen. De Staatssecretaris geeft in zijn beantwoording aan dat gemeenten een zorgvuldige afweging van belangen moeten maken, waarvan gezondheid er een is, en dat de GGD hier een belangrijke rol in kan vervullen.

Gezondheidseffecten van luchtkwaliteit bij kinderen

Langdurige blootstelling aan luchtverontreinigende stoffen geeft gezondheidsrisico’s voor iedereen, echter een aantal groepen is extra kwetsbaar voor deze blootstelling. Deze groepen bestaan uit kinderen, ouderen, mensen met reeds bestaande luchtweg- of cardiovasculaire aandoeningen en diabetici.

Ten opzichte van gezonde volwassenen zijn kinderen om meerdere redenen extra gevoelig voor blootstelling aan luchtverontreiniging. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die dichtbij drukke wegen wonen of naar school gaan vaker chronische luchtwegklachten (hoesten, benauwdheid, astma, bronchitis) hebben dan kinderen die verder van de rijksweg wonen. Ook zijn er verbanden aangetoond met het voorkomen van astma en ziekenhuisopnames als gevolg daarvan.

Niet alleen is er sprake van meer gezondheidsklachten, ook is aangetoond dat kinderen die langdurig binnen 300 meter van de rijksweg verblijven of 50 meter van een drukke binnenstedelijke weg wonen een verminderde longfunctie hebben. Bij deze kinderen blijkt blootstelling tot het 18e levensjaar, ten opzichte van leeftijdsgenoten die verder dan 300 meter van de weg woonden, een negatief effect te hebben op de ontwikkeling van de longen. Dit effect is blijvend en blijkt bij zowel astmatische als bij niet-astmatische kinderen op te treden.

De hierboven geschetste risico’s op gezondheidsklachten hebben geleid tot het advies van Gemeentelijke Gezondheidsdiensten, het RIVM en de Gezondheidsraad om bestemmingen voor het langdurig verblijf van gevoelige groepen (waaronder scholen en kinderopvang) niet te plaatsen binnen 100 meter van rijkswegen en binnen 50 meter van binnenstedelijke wegen. Bij voorkeur worden deze bestemmingen geplaatst op meer dan 300 meter vanaf rijkswegen. Dit advies is vastgelegd in de volgende RIVM publicatie uit 2008: GGD Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid.

De concentraties van luchtverontreinigende stoffen zijn tot 300 meter vanaf een rijksweg verhoogd ten opzichte van de achtergrondconcentratie. Het is echter bekend dat in de eerste 100 meter vanaf de rand van de rijksweg de sterkste afname van de hoeveelheid luchtverontreiniging per m3 plaatsvindt. Omdat in de zone van 100 meter vanaf de rijksweg de grootste verbetering van de gezondheidssituatie valt te behalen, en met het oog op de hanteerbaarheid van de Beleidsregel, wordt in de Beleidsregel (conform het advies van GGD’s / RIVM / Gezondheidsraad) uitgegaan van een zone van 100 meter in plaats van een zone van 300 meter.

Momenteel loopt in Rotterdam het project “Frisse scholen”. Dit project heeft tot doel het binnenmilieu in scholen te verbeteren (en daarmee de negatieve effecten op de gezondheid en de leerprestaties te verminderen) en energie te besparen. Luchtkwaliteit is een van de thema’s in dit project, daarbij gaat het o.a. om de CO2-concentraties, (mechanische) ventilatie, stof en geur.

Hoewel het project Frisse Scholen mede betrekking heeft op luchtkwaliteit in relatie tot gezondheid, kent dit project een andere opzet en reikwijdte dan de Beleidsregel. Het project Frisse Scholen richt zich op alle scholen (en niet op kinderopvang) en daarbij op aspecten van de binnenlucht van bouwtechnische aard. Dit laat onverlet dat kinderen die (in/bij scholen) langdurig nabij een drukke weg verblijven worden blootgesteld aan hogere concentraties schadelijke stoffen (met name EC) dan kinderen die verder van de weg verblijven.

3. Relevante wettelijke- en beleidskaders

Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna de Wet luchtkwaliteit genoemd, in werking getreden. In de Wet luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland in bepaalde gevallen overschreden, vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan. In Rotterdam is alleen nog op enkele locaties sprake van een overschrijding van de norm voor stikstofdioxide. De Wet luchtkwaliteit is gericht op het voldoen aan de wettelijke normen. Als een ruimtelijke ontwikkeling niet plaatsvindt in een gebied waar de normen worden overschreden, of als de ontwikkeling niet bijdraagt aan de overschrijding van de normen, dan vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor deze ontwikkeling. Ook als wordt voldaan aan de normen kunnen de concentraties van luchtverontreiniging echter aanzienlijke negatieve gezondheidseffecten hebben op met name kwetsbare groepen.

Sinds 16 januari 2009 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) ‘gevoelige bestemmingen’ van kracht. De AMvB bepaalt dat het bouwen van gevoelige bestemmingen (zoals scholen) niet is toegestaan binnen 300 meter van rijkswegen en 50 meter van provinciale wegen, indien er sprake is van (dreigende) normoverschrijding. Gevoelige bestemmingen binnen de AMvB zijn: basisonderwijs, voortgezet onderwijs of overig onderwijs aan minderjarigen, bejaardenhuizen, verpleeg- en verzorgingstehuizen. Op deze manier wordt in de wetgeving extra bescherming geboden aan kwetsbare groepen.

De AMvB voorkomt echter niet dat op (zeer) korte afstand van deze wegen toch gebouwd kan worden, wanneer er geen sprake is van (dreigende) normoverschrijdingen. Er zijn dan vanuit de normen voor luchtkwaliteit geen beperkingen om bijvoorbeeld een basisschool op 10 meter vanaf een rijksweg te realiseren, terwijl dit voor de gezondheid wel degelijk schadelijk is. Het Rijk verwijst hiervoor naar de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de lokale overheden. Binnen de in de AMvB opgenomen zone is momenteel slechts in beperkte mate sprake van (dreigende) normoverschrijding. Dit is op zich goed nieuws, het betekent dat in de voorgaande jaren al een aanzienlijke verbetering van de luchtkwaliteit heeft plaatsgevonden. Het betekent echter ook dat de AMvB maar in een zeer beperkt aantal gevallen extra bescherming biedt aan kwetsbare groepen. Bovendien zijn er voor de stof die de grootste voorspellende waarde heeft, elementair koolstof, geen wettelijke normen.

De vaststelling van deze Beleidsregel berust op de bevoegdheid ex artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, en is een nadere invulling van de taken en bevoegdheden van de lokale overheid op het gebied van de ruimtelijke ordenings- en omgevingswetgeving. De mate van luchtverontreiniging en de mate waarin groepen mensen kwetsbaar zijn voor luchtverontreiniging, spelen een rol bij de verantwoordelijkheid die de gemeente op basis van bovengenoemde bevoegdheid heeft.

Om aan deze verantwoordelijkheid invulling te geven heeft de gemeente Rotterdam al eerder de Rotterdamse strategie voor Besluit luchtkwaliteit vastgesteld, uitgewerkt in de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit. Daarin worden verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Zo is een slechte luchtkwaliteit bij nieuwbouw een belangrijk aandachtspunt. Herstructurering is alleen mogelijk als dat resulteert in netto minder blootgestelde inwoners. In overschrijdingsgebieden is nieuwbouw niet toegestaan. Dit Rotterdamse beleid is een verbreding van de AMvB ‘gevoelige bestemmingen’, waarbij in overschrijdingsgebieden (ook langs binnenstedelijke wegen) naast gevoelige bestemmingen eveneens o.a. geen woningen zijn toegestaan. Evenals de AMvB biedt dit stedelijk beleid echter onvoldoende bescherming aan kwetsbare groepen als er geen sprake is van normoverschrijding.

Daarom ziet de gemeente Rotterdam het als noodzakelijk om, aanvullend aan de bovengenoemde wetgeving en beleid, middels de Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang extra bescherming te bieden tegen de schadelijke gevolgen van blootstelling aan hoge concentraties luchtverontreiniging. Hiermee wordt invulling gegeven aan de Rotterdamse ambitie om de gezondheidssituatie te verbeteren, en aan de verantwoordelijkheid van de gemeente om tot een goede ruimtelijke ordening te komen.

4. Doel van de Beleidsregel buitenklimaat

Het doel van de Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang is om tegen te gaan dat kinderen langdurig verblijven op plekken waar de luchtkwaliteit slecht is. Anders gezegd; het doel is om de blootstelling van kinderen aan lucht met een hoge concentratie aan schadelijke stoffen te verminderen.

Slechte luchtkwaliteit wordt in de Beleidsregel vertaald naar de nabijheid van drukke wegen. De reden hiervoor is dat uit onderzoek blijkt dat er een sterke relatie is tussen de afstand tot drukke wegen van locaties waar kinderen langdurig verblijven en gezondheidsklachten bij kinderen die worden veroorzaakt door stoffen in de lucht (met name elementair koolstof).

Tijdstip van toepassing Beleidsregel

De Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang is direct na vaststelling van toepassing op nieuwe planologische situaties. Hierop wordt één voorbehoud gemaakt: De Beleidsregel is niet van toepassing op projecten m.b.t. scholen die zijn opgenomen in het huisvestingsprogramma 2013 of eerdere huisvestingsprogramma’s. Dit omdat deze projecten redelijkerwijs niet meer in heroverweging kunnen worden genomen is ervoor gekozen de Beleidsregel hierop niet van toepassing te verklaren.

5. Toepassing van de Beleidsregel buitenklimaat

A.Situaties waarin de Beleidsregel van toepassing is

De Beleidsregel is van toepassing op nieuwe scholen (voor kinderen) en kinderopvang (met uitzondering van gastouderopvang). Waarbij voor scholen en kinderopvang in de nabijheid van rijkswegen en drukke stedelijke wegen een ‘nee-tenzij’ beleid geldt en voor andere scholen en kinderopvang een motivatieplicht voor de keuzes die in relatie tot luchtkwaliteit zijn gemaakt. Omdat de Beleidsregel is gericht op kinderen in de groei als kwetsbare groep voor luchtverontreiniging is de Beleidsregel alleen van toepassing op kinderopvang, basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs. De Beleidsregel is niet van toepassing op, MBO’s, HBO’s, universiteiten en opleidingsinstellingen voor volwassenen.

Met nieuw wordt hier bedoeld dat het om een nieuwe planologische situatie moet gaan. Dit wil zeggen dat er een nieuw bestemmingsplan (of omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan) wordt opgesteld waarin bestemmingen zijn opgenomen die een school of kinderopvang mogelijk maken op een locatie waar dit in het voorgaande bestemmingsplan niet het geval is. Als in een geldend bestemmingsplan vrijstellings- of wijzigingsmogelijkheden zijn opgenomen waarmee een school of kinderopvang kan worden gerealiseerd, dan bestaat bij het toepassen daarvan geen grondslag voor toetsing aan de Beleidsregel.

Het gaat dus om situaties waarin de nieuwvestiging van een basisschool, school voor voortgezet onderwijs of kinderopvang planologisch mogelijk wordt gemaakt, ook als er bij het opstellen van het plan geen concrete initiatieven zijn voor een nieuwe school of een nieuw kinderopvang.

Onderwijsinstellingen vallen in de methodiek van het bestemmingsplan onder (geluidsgevoelige) maatschappelijke voorzieningen. Als een school die niet onder de Beleidsregel valt (bijvoorbeeld een MBO) planologisch mogelijk is gemaakt binnen een zone langs een drukke weg, dan is er normaliter geen nieuw planologisch besluit nodig om hier later een school te vestigen die wel onder de Beleidsregel valt. Er ontstaat dan een situatie die in strijd is met het gemeentelijk beleid, zonder dat de gemeente hierin kan ingrijpen. Om dit te voorkomen dient, bij het bestemmen van een onderwijsinstelling buiten de reikwijdte van de Beleidsregel valt, in de regels van het bestemmingsplan vastgelegd te worden dat kinderopvang, basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs op deze locatie niet zijn toegestaan.

De Beleidsregel is gemeentelijk beleid, en daarmee eveneens van toepassing op bestemmingsplannen die door de deelgemeenten worden vastgesteld (en omgevingsvergunningen die door de deelgemeente worden verleend).

Om vast te leggen wat onder nabijheid moet worden verstaan gaat de Beleidsregel uit van twee zones. Er is sprake van nabijheid tot een drukke weg:

  • 1.

    Binnen een zone van 100 meter vanaf de rand van de buitenste rijbaan van een rijksweg. In de AMvB ‘gevoelige bestemmingen’ en in het gezondheidsonderzoek is uitgegaan van een zone van 300 meter langs een rijksweg. Omdat in de eerste 100 meter vanaf de rand van de rijksweg de sterkste afname van de hoeveelheid luchtverontreiniging per m3 plaatsvindt, en om ruimtelijke plannen niet te belasten met extra beleid waar dit weinig meerwaarde heeft, wordt in de Beleidsregel uitgegaan van een zone van 100 meter vanaf de rijksweg.

  • 2.

    Binnen een zone van 50 meter vanaf de rand van een stedelijke weg met een intensiteit van meer dan 10.000 motorvoertuigen per etmaal. Daarbij wordt, om aan te sluiten op de wetgeving voor geluid en luchtkwaliteit, 10 jaar vooruit gekeken. De ondergrens voor een drukke stedelijke weg is dus een geprognosticeerde etmaalintensiteit van 10.000 motorvoertuigen 10 jaar na vaststelling van het ruimtelijk plan.

Bij de toetsing van het ruimtelijk plan aan de Beleidsregel moet worden nagegaan of in het plan een bestemming is opgenomen waarin scholen en/of kinderopvang zijn toegestaan op een locatie die geheel of gedeeltelijk binnen één of meerdere van de bovengenoemde zones is gelegen. Als dit het geval is dan geldt voor het deel van de betreffende bestemming dat binnen de zone is gelegen het nee-tenzij principe. Dit betekent dat als er zwaarwegende redenen zijn om wél voor een locatie binnen een zone te kiezen dit goed gemotiveerd aan het bestuur moet worden voorgelegd. Er vindt in die gevallen een expliciete bestuurlijke besluitvorming plaats over het al dan niet in het plan mogelijk maken dat een school of kinderopvang zich binnen de zone kan vestigen.

B.Toetsingsmoment aan de Beleidsregel

De Beleidsregel moet worden toegepast bij het opstellen van een ruimtelijk plan waarin de vestiging van een school of kinderopvang juridisch mogelijk wordt gemaakt. Oftewel bij een ruimtelijk plan dat ook juridisch bindend is voor derden: een bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Omdat het bij toepassing van de Beleidsregel primair om locatiekeuze gaat moet de toetsing aan het begin van het planproces plaatsvinden. Dit voorkomt dat in wordt gezet op een locatie voor de school of de kinderopvang die later in strijd blijkt te zijn met de Beleidsregel. Een vroege toetsing aan de Beleidsregel zorgt er ook voor dat de tijd die de GGD nodig heeft voor haar advies goed kan worden ingepast in de planning.

C.Adviesrol GGD

Bij het opstellen van een bestemmingsplan danwel een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan waarin een school of kinderopvang planologisch mogelijk wordt gemaakt is een advies van de GGD nodig. Dit advies dient zo vroeg mogelijk in het proces bij de GGD te worden aangevraagd. De aanvraag tot advies kan worden gestuurd naar het algemene emailadres van de GGD: postbusggd@rotterdam.nl. De GGD hanteert in principe een termijn van 6 weken om advies uit te brengen.

Als de school of de kinderopvang buiten de zones langs drukke wegen is gelegen dan moet het belang van (de gezondheidseffecten van) luchtkwaliteit, op basis van het advies van de GGD, gelijkwaardig worden afgewogen tegen de andere belangen (ruimtelijk, maatschappelijk, economisch) van de vestiging van de school danwel de kinderopvang op de betreffende locatie. De uitkomsten van deze belangenafweging dient te worden opgenomen in de toelichting van het plan.

Bij de advisering van de GGD voor vestiging buiten de zones wordt het advies uit de GGD Richtlijn medische milieukunde: luchtkwaliteit en gezondheid meegewogen.

Voor bestemmingen die scholen en kinderopvang mogelijk maken binnen de zones van 100 of 50 meter langs drukke wegen geldt het nee-tenzij principe. Afwijken van de Beleidsregel is alleen toegestaan als daar een goede motivatie aan ten grondslag ligt. Wanneer er aanleiding is om af te wijken van de Beleidsregel dan dient in het ruimtelijk plan expliciet en integraal aandacht te worden besteed aan de relatie tussen gezondheid en luchtkwaliteit. Bij de motivatie van het voorstel tot afwijking van de Beleidsregel moet worden ingegaan op het advies van de GGD en de eventuele daaruit voorvloeiende aanbevelingen. Het voorstel tot wordt in het kader van de besluitvorming over het ruimtelijk plan aan het bevoegd gezag voorgelegd. Er wordt dan een expliciet bestuurlijk besluit genomen over het al dan niet in het plan mogelijk maken dat een school of kinderopvang zich binnen de zone kan vestigen.

D.Gemotiveerd afwijken van de Beleidsregel

De Beleidsregel is bedoeld om tegen te gaan dat scholen en kinderopvang wordt gesitueerd binnen de zones van 100 meter vanaf een rijksweg en 50 meter vanaf een drukke stedelijke weg. Daarbij wordt in eerste instantie gekeken naar de bestemming waarin de school of het kinderopvang mogelijk wordt gemaakt. Er kunnen echter zwaarwegende redenen zijn voor het bestuur om van de Beleidsregel af te wijken. Het bestuur kan tot het oordeel komen dat een ander belang (dan luchtkwaliteit in relatie tot gezondheid) zwaarder moet wegen. Indien na belangenafweging tot het toestaan van vestiging van de school of de kinderopvang binnen de zone wordt besloten, dient bij de nadere uitwerking (indeling van gebouwen en terreinen) zoveel mogelijk aan het gezondheidsbelang tegemoet te worden gekomen.

Een voorbeeld van een argument bij motivering kan zijn dat slechts een deel van de bestemming binnen de zone ligt, en dat in dit deel van de bestemming geen kinderen langdurig zullen verblijven (bijvoorbeeld een parkeerplaats).

De motivering van een voorstel aan het bevoegd gezag tot afwijking van de Beleidsregel blijft altijd maatwerk.