Beleidsregels RVV-ontheffingen

Geldend van 20-12-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels RVV-ontheffingen

Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT;

gelet op artikel 1.3 Wet algemene wet bestuursrecht (Awb) en titel 4.3 Awb;

overwegende,

dat het wenselijk is om bij besluit aan te geven aan welke criteria wordt getoetst voor het al dan niet verlenen van een RVV Ontheffing;

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende

Beleidsregels RVV-ontheffingen

  • 1. Inleiding

    Grote delen van de Dordtse binnenstad zijn voetgangers- of autoluw gebied. De toegang voor autoverkeer ten behoeve van laden en lossen tot dit gebied is geregeld in de Verordening Ontheffingen autovrij gebied Dordrecht en de bijbehorende Nadere Regels. Heeft een aanvrager echter werkzaamheden die niet bestaan uit het laden en lossen van spullen in het voetgangers- of autoluwe gebied dan is een RVV-ontheffing noodzakelijk en zijn de Verordening ontheffing autovrij gebied Dordrecht en de bijbehorende Nadere Regels niet het juiste toetsingskader. Er kan dan ontheffing aangevraagd worden van verkeesregels of -tekens uit het RVV.

    RVV staat voor Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens. Hierin staan diverse regels o.a. met betrekking tot parkeren van een voertuig en de verkeersbebording. Het kan nodig zijn om in sommige gevallen ontheffing te verlenen van de geldende verkeersregels en verkeerstekens. In artikel 87 van het RVV 1990 is vastgelegd dat het bevoegd gezag, in dit geval de gemeente Dordrecht, in ieder geval ontheffing kan verlenen van de artikelen 10, 24, 25, 26, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C4, C6, tot en met C21, E1 en E2. In artikel 87 staan meer artikelen weergegeven waarvoor ontheffing kan worden verleend, maar in de praktijk wordt voornamelijk voor bovenstaande artikelen ontheffing aangevraagd en verleend.

    Voorbeelden van gevallen waarin ontheffing kan worden verleend van de geldende verkeersregels of –tekens zijn: een verbouwing aan een woning in het voetgangersgebied in de binnenstad waarbij de aanwezigheid van een auto noodzakelijk is, een verhuizing in een straat waar een stop- of parkeerverbod geldt, maar waar de verhuiswagen wel noodzakelijk is vanwege het laden van spullen. Ook tijdens evenementen kan ontheffing worden verleend van een parkeerverbod ten behoeve van een activiteit waarbij bijvoorbeeld een bus als informatie- en voorlichtingsvoorziening wordt gebruikt.

    In de praktijk komen de meeste RVV-ontheffingen en aanvragen voor ontheffing in de binnenstad voor. De in deze notitie opgenomen beleidsregels moeten helderheid scheppen in de afwegingscriteria voor het al dan niet verlenen van ontheffing van het RVV zoals opgenomen in artikel 87 van het RVV 1990.

    Doel van deze beleidsregels

    In deze beleidsregels staat beschreven aan welke criteria wordt getoetst voor het al dan niet verlenen van een RVV Ontheffing. Daarbij wordt tevens de procedure van aanvraag tot afwijzing of uitgifte van de ontheffing beschreven.

  • 2. Afwegingskader

    Ontheffingen worden zo terughoudend mogelijk verleend en uitgegeven voor een zo beperkt mogelijk gebied en/of tijdsduur, zodat de verkeersveiligheid zo min mogelijk in het gedrang komt en de hinder voor andere weggebruikers beperkt blijft. Een andere verkeersdeelnemer verwacht namelijk geen afwijkend gedrag ten opzichte van de geldende regels, zoals het rijden over een fietspad (ontheffing artikel 5) of verkeer dat uit een straat komt waar een geslotenverklaring voor motorvoertuigen van kracht is (ontheffing van artikel 62 bord C12).

    Criteria voor het verlenen van een RVV-ontheffing zijn:

    • 1.

      In artikel 87 van het RVV 1990 is vastgelegd dat de gemeente Dordrecht binnen de gemeentegrenzen ontheffing kan verlenen van het RVV voor de artikelen 10, 24, 25, 26, alsmede artikel 62 voor zover het betreft de verkeerstekens C1, C2, C6, C7, C10, C12 E1 tot en met E3. De aanvraag moet gericht zijn op ontheffing van één van bovenstaande artikelen.

    • 2.

      de noodzaak dient aangetoond te worden. De werkzaamheden kunnen niet op adequate manier uitgevoerd worden indien de ontheffing niet wordt verleend, of er is sprake van spoedeisendheid. De werkzaamheden moeten snel uitgevoerd kunnen worden, vanwege veiligheidsredenen.

  • 2.1 Parkeerontheffing

    Verreweg de meeste aanvragen voor ontheffing gaan over parkeren. Men wil parkeren op een plek waar dit niet toegestaan is (parkeerverbodszone) of waar geen (reguliere) parkeerplaatsen zijn. Dan kan ontheffing aangevraagd worden van artikel 62 bord E1 (parkeerverbod) of E2 (stopverbod), artikel 10 (verboden te parkeren op o.a. het trottoir), artikel 24 (voertuig niet parkeren op plaatsen genoemd in artikel) ,25 (parkeerschijfzone) of 26 (verboden te parkeren op gehandicaptenparkeerplaats).

    Criteria voor verlenen van ontheffing voor parkeren

    Ontheffing van een parkeerverbod wordt slechts verleend als het niet mogelijk is te parkeren op een reguliere plaats in de buurt. Indien er betaaldparkeerplaatsen nabij de werkzaamheden gelegen zijn wordt geen ontheffing afgegeven. De aanvrager moet aan de betaalplicht voldoen. Ontheffing van de betaalplicht voor parkeren is juridisch niet mogelijk.

    • a.

      De werkzaamheden bestaan niet uit kortstondig laden en lossen als gevolg van de aard en omvang van het materieel (bijv. grote glasplaten).

    • b.

      De aanwezigheid van het voertuig is vereist bij de uit te voeren werkzaamheden (bijv. aanwezigheid generator of pomp, die noodzakelijk is bij de uitvoering van de werkzaamheden).

    • c.

      Er is sprake van een veiligheidsrisico, welke bij het niet verlenen van de ontheffing tot gevaar zou kunnen leiden (bijv. voertuig met gasflessen of zuurstofflessen).

    • d.

      De werkzaamheden vloeien voort uit de Warenwet (bijvoorbeeld het reinigen van biervaten bij een horecagelegenheid).

  • 2.2 Geslotenverklaringen

    Aanvragen voor ontheffing van geslotenverklaringen zoals bord C2 (éénrichtingverkeer) of C12 (gesloten voor motorvoertuigen) komen sporadisch voor. Ontheffing van het éénrichtingsgebod wordt vrijwel nooit verleend, vanwege de verkeersveiligheid. Uitzondering is Netwerk. Enkele wagens hebben ontheffing zodat met de grijparm de containers kunnen worden geleegd. Zonder ontheffing kan de vuilnisophaaldienst zijn taak niet uitvoeren. Daarom is- onder strenge voorwaarden (zie paragraaf 3) ontheffing verleend.

    Criteria voor het verlenen van ontheffing van bord C2 (éénrichtingverkeer)

    Slechts indien de bedrijfsvoering in het geding is kan bij hoge uitzondering ontheffing worden verleend. Hiertoe dient wel advies van de politie Zuid-Holland Zuid ingewonnen te zijn. Indien de verkeersveiligheid bij het verlenen van de ontheffing in gevaar komt, wordt geen ontheffing verleend.

    Criteria voor het verlenen van ontheffing van bord C7 (vrachtwagenverbod) of C21 (tonnagebeperking)

    Ook hier geldt dat ontheffing alleen wordt verleend indien de bedrijfsvoering in gevaar is. Ook hier graag advies van de politie Zuid-Holland Zuid.

  • 3. A lgemene voorschriften

    De houder van de ontheffing moet zich aanpassen aan de omgeving. Om de veiligheid voor de overige weggebruikers te waarborgen is de ontheffinghouder gebonden aan een aantal voorschriften. Deze staan weergegeven in de ontheffing. De voorschriften kunnen ingaan op de tijdstippen dat de ontheffing van kracht is, de route die gereden moet worden en de periode dat de ontheffing geldt.

    Daarnaast zijn er nog enkele standaard voorschriften. Deze staan hieronder weergegeven.

    • °

      Het gebruik van de ontheffingen is uitsluitend toegestaan op de tijden dat het nodig is om de werkzaamheden uit te voeren.

    • °

      De veiligheid van het verkeer dient zoveel mogelijk te worden gewaarborgd.

    • °

      Het overige verkeer dient zo weinig mogelijk hinder te ondervinden van het (geplaatste) voertuig.

    • °

      De ontheffingshouder is verantwoordelijk voor de naleving van de gestelde voorwaarden.

    • °

      Schades, welke voortvloeien uit het gebruik van deze ontheffing, zijn geheel voor risico van de ontheffingshouder.

    • °

      De ontheffing is slechts geldig door gebruikmaking van deze brief in combinatie met de bijbehorende ontheffingskaart. De ontheffingskaart dient zichtbaar te worden geplaatst in het voertuig. Een afschrift van deze brief dient bij de bestuurder aanwezig te zijn.

    • °

      Als blijkt dat het voertuig op een bepaalde locatie toch voor overlast/hinder zorgt voor de overige verkeersdeelnemers dan wel omwonenden, dan kan de gemeente de ontheffing voortijdig intrekken.

    • °

      De door de politie in het belang van het verkeer gegeven aanwij­zingen en bevelen, dienen stipt en onmiddellijk te worden opgevolgd.

  • 4. Soorten ontheffingen

    De ontheffing bestaat uit een ontheffingsbrief met daarin o.a. de overwegingen, het besluit en de voorwaarden en daarnaast nog het ontheffingsbewijs. Het ontheffingsbewijs dient zichtbaar achter de voorruit geplaatst te zijn en de ontheffingshouder dient de brief bij zich te hebben.

    Op de voorzijde van de kaart wordt het kenteken van het voertuig of de bedrijfsnaam van de aanvrager aangebracht. Daarnaast staat op de voorzijde van de ontheffing vermeld voor welk gebied/straat en voor welke periode de ontheffing geldig is en wat de geldigheidsduur van de ontheffing is.

    Er zijn verschillende soorten ontheffingen:

    • °

      Reguliere RVV-ontheffing;

    • °

      Bedrijfsvoering ontheffing;

    • °

      Mondelinge ontheffing.

  • 4.1 Reguliere RVV ontheffing

    De reguliere ontheffingen zijn de RVV-ontheffingen die voor maximaal 2 jaar zijn verleend en daarna mogelijk verlengd kunnen worden. Een voorbeeld van een zo'n reguliere ontheffing die na 1 of 2 jaar verlengd wordt is de ontheffing van Stadsbeheer.

    De reguliere RVV-ontheffing geldt in heel Dordrecht. De ontheffing geldt alleen op het moment dat het voertuig noodzakelijk is bij de uit te voeren werkzaamheden.

    Termijn en geldigheid

    • 1.

      De ontheffing kan gelden tot maximaal twee jaar. Bij een eerste verlening is de ontheffing maximaal een jaar geldig. Voor een verlenging van de ontheffing geldt een maximale geldigheidsduur van twee jaar.

    • 2.

      De ontheffing kan ingaan op elke dag van de maand.

  • 4.2 Ontheffing autovrij gebied/parkeerverbodszone voor werkzaamheden van maximaal 20 werkdagen (aaneengesloten)

    Deze bedrijfsvoeringontheffingen zijn de ontheffingen voor bijvoorbeeld een aannemer die een bouwactiviteit heeft van een half jaar.

    Een ontheffing die wordt verleend voor parkeren in het autoluwe gebied in de historische binnenstad regelt ook meteen de toegang tot dit autoluwe gebied. In artikel 2.1 van de Verordening ontheffing autovrij gebied Dordrecht staan de gronden waarvoor ontheffing kan worden verleend. In dit geval is lid a de belangrijkste. De ontheffing is bedoeld voor artikel 10 RVV, artikel 24 RVV, artikel 25 RVV en artikel 62 RVV. De ontheffing geldt alleen op het moment dat het voertuig noodzakelijk is bij de uit te voeren werkzaamheden en deze niet in een beschikbare parkeerplaats kan worden geparkeerd.

    Termijn en geldigheid

    • 1.

      De ontheffing is maximaal 20 aaneengesloten werkdagen geldig .

    • 2.

      De ontheffing kan ingaan op elke dag van de maand.

  • 4.3 Mondelinge ontheffingen

    Mondelinge ontheffingen worden vaak verleend als de aanvrager op het laatste moment een klusje heeft dat slechts enkele uren tot maximaal 1 dag duurt. Met Toezicht en de politie wordt dit dan kortgesloten.

    Termijn en geldigheid

    1. De mondelinge ontheffing zal maximaal een dag geldig zijn.

    2. Werkzaamheden die langer dan een dag duren vallen in principe onder de reguliere ontheffingen.

  • 4.4 Nood- en hulpdiensten

    Artikel 91 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) bepaalt dat voor hulpdiensten zoals Brandweer, Ambulance en Politie geldt, dat bestuurders van een voorrangsvoertuig mogen afwijken van de voorschriften van dit besluit voor zover de uitoefening van hun taak dit vereist. Dit geldt indien dit voorrangsvoertuig de optische- en geluidssignalen voert.

    Als er geen sprake is van een noodsituatie is artikel 91 RVV 1990 niet van toepassing en moeten ook de hulpdiensten zich aan de geldende verkeersregels houden. Uitzondering hierop is de politie. In de Beschikking houdende vrijstelling van de bepalingen van het Reglement verkeersregels en de verkeerstekens 1990 van 31 maart 1994 wordt bepaald dat: De aan de politie opgedragen taken worden evenwel niet alleen uitgevoerd met voorrangsvoertuigen, maar ook met andere voertuigen, te voet of te paard. In voorkomende gevallen kan het ook tijdens de uitvoering van die taken noodzakelijk zijn dat van de bepalingen van het RVV 1990 moet worden afgeweken. (…) Omdat het ondoenlijk is om elke denkbare situatie te omschrijven en weer te geven in de nieuwe politievrijstelling, is gekozen voor een algehele vrijstelling van de bepalingen van het RVV 1990.

  • 5. In werking treding beleidsregels

    Deze beleidsregels treden in werking op …...........….. 2008 (daags na bekendmaking van het raadsbesluit tot vaststelling van de Verordening tot wijziging van de Verordening ontheffingen auto vrijgebied Dordrecht).

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 november 2008.
Het college van Burgemeester en Wethouders
de wnd. secretaris de loco-burgemeester
M.R. Schurink J.W. Spigt