Regeling vervallen per 27-02-2021

Inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2010

Geldend van 13-12-2012 t/m 26-02-2021

Intitulé

Inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2010

Het algemeen bestuur van Waterschap Rivierenland;

op voorstel van het dagelijks bestuur van 12 oktober 2010;

gelet op artikel 79 van de Waterschapswet en het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht;

BESLUIT:

Vast te stellen de Inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2010:

Artikel 1.  Inspraak op beleidsvoornemens

  • 1. Het dagelijks bestuur besluit of inspraak wordt verleend ten aanzien van een beleidsvoornemen van het algemeen of dagelijks bestuur. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      bij ondergeschikte wijziging van eerder vastgesteld beleid;

    • b.

      over de begroting en de tarieven van belastingen;

    • c.

      als het beleid naar aard of belang daarvoor niet in aanmerking komt.

Artikel 2.  Inspraak op voorgenomen besluiten

  • 1. Onder de werking van deze verordening vallen:

    • a.

      verordeningen, met uitzondering van belastingverordeningen en subsidieverordeningen;

    • b.

      projectplannen als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet;

    • c.

      de legger;

    • d.

      overige door het algemeen bestuur te nemen besluiten van algemene strekking.

  • 2. Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      als deze besluiten naar het oordeel van het dagelijks bestuur daarvoor naar hun aard of belang niet in aanmerking komen of

    • b.

      de uitvoering van het besluit zo spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht.

Artikel 3.  Inspraakprocedure

  • 1. Inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Van de ontwerpbesluiten die door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden voorbereid, geeft het bestuursorgaan op grond van de artikelen 2:14, tweede lid, en 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht elektronisch kennis in het waterschapblad van Waterschap Rivierenland.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan een andere inspraakprocedure vaststellen dan die van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4.  Inspraakgerechtigden    

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 5. Terinzagelegging

Het ontwerp van het te nemen besluit of het voorgenomen beleid, wordt voor zes weken ter inzage gelegd in het kantoor van het waterschap. Daarnaast is het ook in te zien op de internetsite van het waterschap.

Artikel 6.  Rapportage

  • 1. In het voorstel tot vaststelling van het beleid of besluit wordt de gevolgde inspraakprocedure vermeld en de beschouwingen van het dagelijks bestuur over de ingekomen reacties.

  • 2. Het dagelijks bestuur brengt degenen die zienswijzen hebben ingediend op de hoogte van de wijze waarop de resultaten van de inspraak zijn verwerkt.

Artikel 7.  Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 3. De Inspraakverordening voor Waterschap Rivierenland 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 8.  Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2010'.

Toelichting Inspraakverordening Waterschap Rivierenland 2010

Algemeen

Artikel 79 van de Waterschapswet [1, zie voetnoot onderaan deze tekst]

In artikel 79 van de Waterschapswet is aan het algemeen bestuur van het waterschap de verplichting opgelegd een inspraakverordening op te stellen. De inspraakverordening betreft de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van het algemeen bestuur worden betrokken. Voor besluiten, waarvoor het dagelijksbestuur bevoegd is, geldt deze verplichting niet, maar de verordening kan ook daarvoor van toepassing worden verklaard.

Art 79 van de Waterschapwet (hierna: Wsw) verwijst voor de inspraak bij de voorbereiding van beleid naar de uitgebreide openbare procedure van afdeling 3.4 van de Awb. In de Inspraakverordening kan echter anders worden bepaald.

De algemene inspraakverordening moet worden beschouwd als een aanvulling op inspraakregelingen die zijn opgenomen in formele wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen. Dit zijn bijvoorbeeld:

  • de voorbereiding van de keur (artikel 80 Wsw);

  • een eigen regeling voor het ter inzage leggen van de begroting van het waterschap (artikel 100 Wsw);

  •  de voorbereiding van leggerwijzigingen (Waterverordening waterschap Rivierenland);

  • de voorbereiding van het waterbeheerplan (Waterverordening waterschap Rivierenland);

  • de voorbereiding van peilbesluiten (Waterverordening waterschap Rivierenland).

Er is voor gekozen om de toepassing van de inspraakverordening, naast voorgenomen beleid, te verruimen voor voorgenomen besluiten. De oude tekst van art 79 Wsw sprak nog van inspraak op de voorbereiding van door het AB te nemen besluiten. Er werd daarbij niet aangegeven voor welke besluiten de inspraakprocedure in elk geval moest worden toegepast. In het oude artikel dat van toepassing was tot 1 juli 2006, werden nog wel de specifieke besluiten genoemd. Het waterschap moest met het gewijzigde artikel vanaf 1 juli 2006 deze besluiten dus zelf in de inspraakverordening opnemen. In de nieuwe Inspraakverordening is er voor gekozen om geen verordeningen, regelingen en besluiten op te nemen waarvoor al inspraak in andere regels is bepaald. De inspraakverordening biedt ruimte aan het bestuur om zelf te beslissen of en hoe het de inspraak toepast.

Inspraakprocedure/deregulering

Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het waterschapsbeleid en heeft een tweeledig doel. Aan de ene kant wordt belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over een beleidsvoornemen of ontwerpbesluit van het waterschapsbestuur kenbaar te maken. Aan de andere kant is het voor het waterschap een belangrijk hulpmiddel om op basis van een evenwichtige belangenafweging tot een besluit te komen.

Inspraak kan op veel verschillende manieren gebeuren. Er is gekozen voor een compacte en flexibele regeling. Dit is mede gedaan met het oog op het streven naar minder regels. Een gedetailleerde en daardoor strakke wijze van regelgeving dient niet de belangen van inspraak. Bij de voorbereiding van beleid is de hoofdregel dat afd. 3.4 Awb wordt toegepast, tenzij het bestuursorgaan op grond van de inspraakverordening voor een andere inspraakprocedure kiest.

Inspraak volgens afdeling 3.4. Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)

Het bestuursorgaan legt het ontwerp met daarbij de stukken die redelijkerwijs nodig zijn om het ontwerp te kunnen beoordelen zes weken ter inzage (artikelen 3:11 en 3:16 Awb). In artikel 3:12  Awb is bepaald hoe de terinzagelegging vooraf bekend gemaakt moet worden. Dit zal na instemming van het Algemeen Bestuur naar verwachting vanaf december 2010 kunnen via plaatsing in het elektronisch waterschapsblad. Belanghebbenden kunnen tijdens de zes weken dat het ontwerp ter inzage ligt, schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen (artikel 3:15 Awb). Het bestuur beoordeelt alle ingebrachte zienswijen en besluit of deze al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen of het besluit moeten leiden. Het besluit wordt bekendgemaakt en ter inzage gelegd (artikelen 3:41 en 3:42 Awb). Degenen die bij de voorbereiding hun zienswijze naar voren hebben gebracht worden over het besluit geïnformeerd. Dit gebeurt tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van het besluit. Zo is het bepaald in de artikelen 3:43 en 3:44 Awb. Vermeld moet worden welke rechtsbescherming openstaat tegen het genomen besluit (artikel 3:45 Awb). Als een besluit is voorbereid volgens de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, kan tegen het vastgestelde besluit geen bezwaar worden ingediend. Wel staat dan de mogelijkheid van beroep open (artikel 7:1 Awb). Tegen vaststelling van beleid staat geen bezwaar of beroep open.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Inspraak op beleidsvoornemens

Het gaat bij beleidsvoornemens niet om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd. In het eerste lid is de bevoegdheid om te besluiten of een beleidsvoornemen wordt vrijgegeven voor inspraak neergelegd bij het dagelijks bestuur.

In het tweede lid benoemt het algemeen bestuur enkele omstandigheden waarin inspraak geen toegevoegde waarde heeft .

Artikel 2. Inspraak op voorgenomen besluiten

In het eerste lid is bepaald welke besluiten onder de werking van de inspraakverordening vallen.

  • a.

    Verordeningen vallen in principe ook onder de inspraakverordening.

  • b.

    Aan projectplannen als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet zijn geen bijzondere eisen gesteld aan de voorbereiding of vaststelling, zoals dat wél is gedaan voor de projectplannen als bedoeld in artikel 5.5 van de Waterwet. In artikel 5.5 gaat het om primaire waterkeringen, waarbij het uitgangspunt is dat  sprake zal zijn van grotere belangen. Bij projectplannen als bedoeld in artikel 5.4 van de Waterwet gaat het om aanleg en beheer van waterstaatswerken. De memorie van toelichting op artikel 5.4 en verder van de Waterwet stelt wel dat het van belang is dat het projectplan, afhankelijk van de mate van ingrijpendheid, al dan niet wordt voorbereid met toepassing van uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit de Awb (dit ter beoordeling van de beheerder). In deze inspraakverordening wordt daarop aangesloten door deze besluiten expliciet onder de werking van de inspraakverordening te brengen. Toch kan er binnen deze groep sprake zijn van projecten die van een zodanig belang zijn, dat het verlenen van inspraak niet zinvol is. Voor die gevallen is de uitzondering in het tweede lid van betekenis. Het dagelijks bestuur kan dan oordelen dat het besluit buiten de toepassing van de inspraakverordening valt

  • c.

    De legger. Voor de legger zoals bedoeld in artikel 5.1 van de Waterwet is inspraak geregeld in de Waterverordening waterschap Rivierenland. De legger zoals bedoeld in artikel 78 van de Waterschapswet regelt de onderhoudsplicht. Daarvoor is geen inspraakprocedure bepaald in de provinciale Waterverordening.

  • d.

    Overige besluiten van algemene strekking van het algemeen bestuur.

In het tweede lid zijn de bepalingen opgenomen wanneer op de genoemde besluiten in de verordening geen inspraak hoeft te worden verleend.

Bij besluiten die naar hun aard of belang niet in aanmerking komen voor inspraak kan worden gedacht aan besluiten waarbij het bestuur geen keuzemogelijkheid heeft, zoals besluiten die rechtstreeks voortvloeien uit voorschriften van hoger gezag. Ook kan men bijvoorbeeld denken aan besluiten die alleen interne werking hebben voor het waterschap. Eenvoudige projectplannen, die betrekking hebben op de aanleg of een wijziging van een waterstaatswerk waarvan geen ingrijpende wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie is te verwachten kunnen buiten de inspraakprocedure blijven. Hierop is dus afd. 3.4 Awb niet van toegepassing. Te denken valt aan kleinschalige ingrepen, waarbij alle belangen en actualiteiten goed in beeld zijn en waarbij slechts een gering aantal belanghebbenden betrokken is. Bij de uitzondering voor werken die niet in betekenende mate tot een wijziging van de bestaande waterstaatkundige situatie leiden moet ook gedacht worden aan onderhouds-, herstel- of vervangingswerken

Artikel 3. Inspraakprocedure

Op grond van artikel 79, tweede lid Wsw wordt inspraak verleend volgens de regels van afdeling 3.4 Awb, tenzij in de inspraakverordening anders is bepaald.

In de meeste gevallen zal de procedure van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht passend zijn voor de inspraak.

Het tweede lid biedt een wettelijke basis, als vereist op grond van de artikelen 2:14, tweede lid, en 3:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor het op elektronische wijze kennisgeven van ontwerpesluiten die door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden voorbereid. 

Het derde lid stelt naar keuze van het dagelijks bestuur een andere inspraakprocedure open. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat de periode van zes weken te lang wordt bevonden, voortvarende besluitvorming frustreert of conflicteert met andere termijnen. Dan kan de zes weken termijn worden ingekort.

Afwijken van de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht brengt met zich mee dat tegen het vastgestelde besluit geen direct beroep mogelijk is. Eerst moet dan bezwaar worden gemaakt bij het waterschapsbestuur.

Artikel 4. Inspraakgerechtigden

Op grond van artikel 79, eerste lid Waterschapswet (hierna: Wsw) moet inspraak open staan voor ingezetenen van het waterschap en voor belanghebbenden.

Voor wat betreft de definitie van het begrip "ingezetene" wordt aangesloten bij artikel 18, eerste lid van de Wsw. Dit artikel bepaalt kort gezegd dat ingezetenen degenen zijn die hun werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap hebben. Het begrip belanghebbende is gedefinieerd in artikel 1:2 Awb: "degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken". Het begrip "belanghebbende" sluit aan bij de bestaande jurisprudentie over dat begrip.

Voor bestuursorganen geldt dat "de hun toevertrouwde belangen" als hun belangen beschouwd. Bij rechtspersonen worden als hun belangen ook beschouwd "de algemene en collectieve belangen die zij volgens hun doelstellingen en zoals blijkt uit hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen".

Artikel 5. Terinzagelegging

De terinzagelegging wordt, in aanvulling op afdeling 3.4 Awb, in de verordening geregeld. De terinzagelegging vindt plaats in het kantoor van het waterschap. Een ontwerpbesluit wordt tevens op de internetsite van het waterschap geplaatst.

Voor de terinzagelegging van het ontwerp van het besluit tot vaststelling of wijziging van de Keur heeft de Wsw in artikel 80 een specifieke bepaling opgenomen. Hierin wordt namelijk voorgeschreven dat tegelijk met de terinzagelegging van het ontwerp van de Keur deze ook wordt toegezonden aan de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten in het gebied waarvan de keur van toepassing zal zijn.

Artikel 6. Rapportage

Dit artikel is in aanvulling op afdeling 3.4 Awb. Als er zienswijzen zijn ingediend, geeft het bestuur bij zijn voorstel tot vaststelling van het besluit aan of en op welke wijze de inspraakreacties aanleiding hebben gegeven om het voorstel aan te passen.

In het tweede lid van dit artikel is geregeld dat degenen die hun inspraakreacties hebben kenbaar gemaakt, op de hoogte worden gebracht van het genomen besluit.

Voetnoot 1.

Artikel 79

1. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van het beleid van  dat bestuur worden betrokken.

2. De in het eerste lid bedoelde inspraak wordt verleend door toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover in de verordening niet anders is bepaald.

Bijlage

Waterschapsblad Waterschap Rivierenland, 12-12-2012