Regeling vervallen per 01-01-2015

Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2011 t/m 2014 van de gemeente Oirschot

Geldend van 27-10-2011 t/m 31-12-2014

Intitulé

Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2011 t/m 2014 van de gemeente Oirschot

Titeldeel 1 Nieuw Titeldeel

NOTA LOKAAL GEZONDHEIDSBELEID 2011-2014 AN DE GEMEENTE OIRSCHOT

Vastgesteld door de gemeenteraad van Oirschot op 29 september 2011

Samenvatting

Hoofdstuk 1

Waar gaat het om?

1.1. Inleiding

1.2. Ontwikkelingen

1.3. Wettelijk kader

1.4. Samenhang met andere beleidsterreinen: integraal en inclusief beleid

1.5. Rol van de gemeente

1.6. Totstandkoming van de nota

Hoofdstuk 2

Hoe gezond is Oirschot?

Hoofdstuk 3

Welke visie en doelstellingen hebben we?

3.1. Algemeen

3.2. Visie

3.3. Doelstellingen

Hoofdstuk 4

Welke Speerpunten pakken we aan?

4.1. Landelijke speerpunten

4.2. Achtergrond en overwegingen bij de speerpunten

4.3. Speerpunten gemeente Oirschot voor de jaren 2011 t/m 2014

Hoofdstuk 5

Wat gaan we doen?

Uitwerking van de speerpunten binnen het lokaal gezondheidsbeleid:

5.1. Overgewicht

5.1 A. Overgewicht

5.1.B. Gezond voeding

5.1.C. Diabetes

5.2. Schadelijk alcoholgebruik

5.3. (Stoppen met) roken

5.4. Druggebruik

5.5. Sociale Weerbaarheid (incl.voorkoming vereenzaming)

5.6. Preventieve gezondheidszorg voor ouderen

Hoofdstuk 6

Wat hebben we nodig?

6.1. Voorwaarden

6.2. Organisatiestructuur

6.3. Financiële consequenties

Hoofdstuk 7

Hoe gaan we het effect meten?

Evaluatie

Bijlage 1 Hoe staan we er in Oirschot voor?

Bijlage 2 Invulling van de Wpg-taken voor de gemeente Oirschot

Bijlage 3 Beschrijving van de gezondheid van de inwoners van Oirschot

Bijlage 4 Overzicht ingekomen reacties in kader inspraak op het concept Nota Lokaal Gezondheidsbeleid

2011 t/m 2014 van de gemeente Oirschot.

Bijlage 5 Procedure/-tijdpad Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2011-2014

SAMENVATTING

In deze samenvatting houden we de hoofdstukindeling aan van de nota.

I. Waar gaat het om ?

Gemeenten hebben een wettelijke taak in de collectieve preventie van de volksgezondsheid op basis van de Wet

publieke gezondheid (Wpg). De voorloper van deze wet, zijnde de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv)

is opgegaan in genoemde wet. Elke gemeente moet volgens de wet sinds 2003 voor het te voeren lokaal gezond-

heidsbeleid elke vier jaar een nota vaststellen.

Deze Nota Lokaal Gezondheidsbeleid voor de gemeente Oirschot gaat over de periode 2011 t/m 2014.

Maatschappelijke en landelijke ontwikkelingen hebben invloed op ons doen en laten en ons denken over gezondheid:

1. Steeds meer dringt bij mensen het besef door dat het bevorderen van gezondheid meer is dan het bestrijden van

ziekten.

2. Feitelijk accepteren we met zijn allen dat het bij gezondheid niet alleen gaat om het bestrijden van ziekten en we con-

cluderen dat de verantwoordelijkheid voor de eigen en collectieve gezondheid een gedeelde verantwoordelijkheid is.

3. De rijksoverheid heeft in 2007 een visie geschreven op gezondheid en preventie ‘Gezond zijn, gezond leven’. In deze

nota stelt het Ministerie van VWS dat het voorkomen van vermijdbare gezondheidsschade een verantwoordelijkheid is

van ons allemaal.

In de Nota is aandacht voor samenhang met andere beleidsterreinen omdat gezondheid zich niet beperkt tot één beleids

terrein. Binnen diverse gemeentelijke beleidsterreinen (jeugdbeleid, WMO-beleid, beleid betreffende ruimtelijke ordening,

verkeersveiligheid en integrale wijkontwikkeling spelen gezondheidsaspecten een rol. Naast het inventariseren van de

door de gemeenteraad gekozen speerpunten die opgepakt moeten worden binnen lokaal gezondheidsbeleid is het dus

van belang andere eleidsterreinen door te nemen op aspecten die van belang zijn voor de volksgezondheid.

II. Hoe gezond is Oirschot ?

In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de huidige gezondheidssituatie van de burgers in Oirschot. In het kader

van de Wpg verzamelt en analyseert de GGD elke vier jaar gegevens omtrent de gezondheidssituatie van de verschil-

lende bevolkingsgroepen. Dat houdt in dat elk jaar een andere groep wordt onderzocht; de meest recente monitors

betreffen de jeugd van 12 t/m 18 jaar (2007-2008), de jeugd van 0 t/m 11 jaar (2008-2009), de volwassenen van 19 t/m

64 jaar (2009-2010) en de ouderen vanaf 65 jaar (2009-2010).

De uitkomsten van deze monitors leveren een schat aan informatie op voor het gemeentelijk beleid. Niet alleen het

gezondheidsbeleid, maar ook het jeugdbeleid, ouderen- en gehandicaptenbeleid en het beleid ten aanzien van de

WMO kan de regionale en lokale cijfers als input gebruiken.

II. Welke visie en doelstellingen hebben we?

De gemeente Oirschot streeft met het lokaal gezondheidsbeleid naar het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van

gezondheidsproblemen onder de inwoners en naar bescherming en bevordering van het lichamelijk, geestelijk en so-

ciaal welbevinden van de inwoners, waarbij leefstijl en gedrag, sociale en fysieke omgeving en zorgvoorzieingen mede

van invloed zijn.

We willen met die visie:

1. Bevorderen dat alle inwoners optimale kansen op gezondheid hebben;

2. Bevorderen dat alle relevante sectoren (binnen en buiten de gemeenten) bijdragen aan het vergroten van de kansen

op gezondheid.

Doelstellingen

1. Anticiperen op bedreigingen van de volksgezondheid.

2. Vergroten van de betrokkenheid van de Oirschotse burgers bij de eigen gezondheid.

3. Bevorderen van een gezonde sociale infrastructuur wat wil zeggen: zorgen dat allerlei instanties (zoals zorgverleners,

het welzijnswerk, scholen) een bijdrage leveren aan verbetering van de volksgezondheid.

IV. Welke speerpunten pakken we aan ?

De gemeenteraad heeft al op 15 september 2009 voor die periode de volgende speerpunten bepaald:

- Overgewicht (inclusief gezonde voeding en diabetes);

- Schadelijk alcoholgebruik

- (Stoppen met) roken

- Druggebruik

- Sociale Redzaamheid ( + voorkoming vereenzaming)

Later is daar door burgemeester en wethouders het speerpunt: “preventieve gezondheidszorg voor ouderen” (65 +) aan

toegevoegd omdat de gemeente daar wettelijk aandacht aan moet besteden (art. 5a van de Wet publieke gezondheid)

De keuzes zijn gebaseerd op de volgende criteria en overwegingen:

• Ernst en/of omvang van het gezondheidsprobleem op basis van de landelijke cijfers (bijvoorbeeld CBS) of lokale analy-

se van de gezondheidssituatie (GGD-monitoren). Ook de trends en ontwikkelingen maken hiervan onderdeel uit;

• Sterke relatie van de risicofactor met gezondheid;

• Aansluitend bij landelijke prioriteiten (nota “Kiezen voor gezond leven”);

• Mogelijkheden van een doelmatige en effectieve aanpak binnen het gemeentelijk beleid;

• Grote (maatschappelijke) gevolgen voor gebruik van medische voorzieningen en arbeidsdeelname;

• Significant negatief afwijkend Oirschot versus regio of Nederland;

• Draagvlak bij betrokken organisaties/instellingen;

• Politieke gevoeligheid/ tijdgeest;

V. Wat gaan we doen?

De speerpunten binnen het lokale gezondheidsbeleid van de gemeente Oirschot worden in hoofdstuk IV van de nota op

- hoofdlijnen uitgewerkt. In de praktijk zal de verdere uitwerking van de plannen en de uitvoering van deze speerpunten

plaatsvinden in overleg met de betrokken organisaties.

Dit betekent dat in vervolg op deze nota nog uitvoeringsplannen komen voor de gekozen thema’s (besluitvorming door het

college), waarin specifieker en gedetailleerder aangegeven wordt wat de gemeente gaat doen op elk van de speerpunten.

Dit zal een uitwerking zijn van hetgeen nu bij elk thema onder 'plan van aanpak' vermeld staat. De door de gemeente inge

stelde Adviesgroep Lokaal Gezondheidsbeleid/WMO krijgt daarbij als taak samen met de gemeente met werkgroepen per

thema die plannen op te stellen.

De leden van die adviesgroep hebben op 1 juli 2010 aangegeven dat zij die taak graag oppakken en vorm geven.

VI. Wat hebben we nodig?

1. Draagvlak bij alle betrokken professionele instellingen

2. Eigen verantwoordelijkheid. Burgers blijven in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun eigen gezond heid.

3. Ambtelijke capaciteit (gemiddeld 6 uren per week voor uitvoering gezondheidsbeleid en 2 uren per week voor de aanver-

wante beleidsterreinen (met name WMO en Jeugd).

4. Continuïteit en flexibiliteit in dienstenpakket GGD.

5. Budget (voor 2011 volgens raming € 17.500,--, voor 2012: € 21.000,-- , voor 2013: € 29.000,-- en voor 2014: € 32.000,--).

VII. Hoe gaan we het effect meten?

Evaluatie

Het meten van de resultaten en de effecten van collectieve preventiemaatregelen voor de gezondheid van burgers is disuta-

bel, zeker op een kortere termijn. Vaak zijn zoveel factoren van invloed op de gezondheid van burgers, dat de gezondheids-

winst van een bepaalde activiteit niet kan worden aangetoond. Dit laat onverlet dat de nog op te zetten activiteiten door ons

zullen worden geëvalueerd. We willen ervoor zorgen dat elke in te stellen werkgroep rekening houdt met vooraf bepaalde

meetbare doelen.

Teneinde de mogelijke gevolgen van lokaal gezondheidsbeleid voor de bevordering van gezondheid te kunnen weten zal een

evaluatie worden gehouden betreffende de:

1. Aanpak van gezondheidsknelpunten.

De organisaties, die met de opzet en uitvoering van activiteiten van de eerder beschreven speerpunten belast worden,

worden door de gemeente verzocht door middel van verslaglegging inzicht te geven in de bereikte resultaten, en indien

mogelijk de effecten.

Het gaat hierbij om zowel inhoudelijke als procesmatige aspecten. Indien mogelijk wordt hierbij ook de klanttevreden-

heid betrokken.

2. Gezondheidswinst.

De door de GGD in een tijdsbestek van telkens 4 jaar per gemeente te houden Gezondheidsmonitoren voor jongeren,

volwassenen en ouderen gebruikt de gemeente voor het meten van de gezondheid van de Oirschotse bevolking en,

voor zover dat mogelijk is, de eventueel behaalde gezondheidswinst door vergelijking met eerdere gezondheidspei-

lingen en met peilingen in de regio.

Bijlage 1

Hoe staan we er in Oirschot voor?

De laatst door de gemeenteraad vastgestelde Nota Lokaal Gezondheidsbeleid besloeg de periode 2003 t/m 2006.

Daarna heeft de gemeenteraad geen nota meer vastgesteld. Dit wil overigens niet zeggen dat de gemeente na 2006 geen

gezondheidsthema’s heeft ontwikkeld en uitgevoerd.

Dit blijkt ook uit de evaluatie van de Nota LGB 2003 t/m 2006 en de aanvullende activiteiten in de periode 2006 t/m 2010.

Evaluatie 2003 t/m 2006.

De gemeente heeft aandacht besteed aan de volgende aandachtsvelden:

1. Opvoedingsondersteuning (o.a. realiseren en uitvoeren van opvoedspreekuren binnen de peuterspeelzalen, groeps-

voorlichting aan ouders en contactmomenten op maat, kindobservaties binnen peuterspeelzalen en kinderdagverblij-

ven door Zuid Zorg (afd. Jeugd gezondheidszorg) en een opvoedspreekuur voor ouders door de GGD.

2. Preventie (gezondheids)problemen/ontsporing jeugd (o.a. continuering Netwerk Jeugdhulpverlening, aanbieden School-

maatschappelijk Werk (SMW) aan de basisscholen en continuering van SMW binnen het Kempenhorstcollege, ter voor-

koming van huiselijk geweld).

3. Eenzaamheid/sociaal isolement (continuering Activerend Huisbezoek 70 +ers, later 75 + ers).

4. Bevorderen van een gezonde leefstijl (o.a. acties in het kader van preventie gebruik genotmiddelen door het programma

Gezonde School en Genotmiddelen voor de basisscholen en het Kempenhorstcollege, gastlessen en ouderavonden).

5. Chronisch zieken en mensen met een handicap (de bereikbaarheid en toegankelijkheid van met name openbare ge-

bouwen zijn in samenspraak met het Platform gehandicapten Gemeente Oirschot bezien. De meeste gebouwen vol-

doen nu.

Aanvullende activiteiten in de periode 2006 t/m 2010:

1. Mantelzorg. Sinds 2008 kent deze gemeente een ondersteunend aanbod voor mantelzorgers via de Stichting Welzijn

Oirschot. In 2010 heeft dit verder vorm gekregen met het project (om te beginnen 3 jarig) Jonge Mantelzorgers (onder-

steuning van jongeren tot 23 jaar).

2. Bevorderen van een gezonde leefstijl (o.a. door participatie vanaf september 2006 in het regionaal project “Laat je niet

Flessen”).

3. Preventie van collectieve gezondheidsproblemen (o.a. door bevorderen van gezond gedrag bij de leerlingen an het

Kempenhorstcollege door meer gezonde voeding aan te bieden in de schoolkantine, de organisatie van een opvoe-

dingsmarkt voor ouders van kinderen tot 12 jaar en een opvoedingsavond voor ouders van pubers, sport- en beweeg-

activiteiten voor ouderen, ziekteverzuimproject binnen het Kempenhorstcollege, invoering Electronisch Kinddossier,

invoering van het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd).

Op basis van de gezondheidsonderzoeken die de GGD periodiek uitvoert onder de inwoners is geïnventariseerd waar

de gemeente de komende jaren aandacht aan moet besteden.

De thema’s waar de gemeenteraad prioriteit aan heeft gegeven sluiten daar naadloos op aan.

Bijlage 2

Invulling van de Wpg-taken voor de gemeente Oirschot.

Deze bijlage heeft de GGD Brabant-Zuidoost voor de gemeente ingevuld.

Bijlage 3

Beschrijving van de gezondheid van de inwoners van Oirschot.

Ook dit onderdeel is door de GGD ingevuld.

Bijlage 4

Overzicht ingekomen reacties in kader inspraak op het concept Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2011 t/m 2014 van de

gemeente Oirschot. Er zijn reacties ingekomen van het Jongerenpanel Oirschot en van de WMO-adviesraad.

Bijlage 5

Hierin is het procedure-tijdpad beschreven.

Hoofdstuk 1 Waar gaat het om?

1.1. Inleiding.

Gemeenten hebben een wettelijke taak in de collectieve preventie van de volksgezondheid op basis van de Wet

publieke gezondheid (Wpg).

De voorloper van deze wet, zijnde de Wet collectieve preventie volksgezondheid (Wcpv) is opgegaan in genoem-

de wet.

Elke gemeente moet volgens de wet sinds 2003 voor het te voeren lokaal gezondheidsbeleid elke vier jaar een

nota vaststellen.

In september 2003 heeft de gemeenteraad van Oirschot een eerste Nota Lokaal Gezondheidsbeleid (LGB) 2003

t/m 2006 vastgesteld.

Door een andere prioritering van taken en werkzaamheden is de ontwikkeling van de nieuwe nota door de gemeen-

teraad uitgesteld.

Om opnieuw aan te sluiten bij de normale cycli van vierjaarlijkse perioden bestrijkt het in deze nota beschreven

beleid wederom een periode van vier jaren.

Dat nu pas een nieuwe nota voorligt, wil niet zeggen dat de gemeente in de jaren 2007 t/m 2010 heeft stil gezeten

en geen gezondheidsbeleid heeft gevoerd. In hoofdstuk 2 en bijlage 1 leest u hoe we er in Oirschot voor staan.

Op 15 september 2009 heeft de gemeenteraad van Oirschot tijdens een werkbijeenkomst op basis van een start-

notitie vijf speerpunten/thema’s op het terrein van het lokaal gezondheidsbeleid voor 4 jaren bepaald. Deze krijgen

aandacht in hoofdstuk 4 met een uitwerking in hoofdstuk 5.

Op 5 november 2009 heeft een werkbijeenkomst plaatsgevonden met diverse plaatselijke en regionale instellin-

gen die actief zijn op het terrein van gezondheidszorg. De inbreng van die instellingen is opgenomen in hoofd-

stuk 5.

1.2. Ontwikkelingen.

1.2.1. Maatschappelijke Ontwikkelingen.

Een veranderende samenleving leidt tot andere gedachten over gezondheid en gezond leven.

1. Steeds meer dringt bij mensen het besef door dat het bevorderen van gezondheid meer is dan het bestrijden

van ziekten.

Gezondheid wordt niet alleen bepaald door erfelijke aanleg, bacteriën en virussen, ongevallen of de mogelijk-

heden van de medische wetenschap. Gezondheid heeft ook alles te maken met o.a. voeding, beweging, ont-

spanning, milieu, leefstijl, huisvesting en sociale omgeving. Hoewel de medische wetenschap een hoog niveau

heeft bereikt en de mogelijkheden nog lang niet zijn uitgeput, lijkt anno 2010 de meeste gezondheidswinst te be-

halen door een gezonde leefstijl en een gezonde sociale en fysieke omgeving. Preventie van gezondheidspro-

blemen is daarom misschien wel de belangrijkste stap in het proces van gezondheidsbevordering en gezond-

heidsbehoud.2. Feitelijk accepteren we met zijn allen dat het bij gezondheid niet alleen gaat om het bestrijden

van ziekten en we concluderen dat de verantwoordelijkheid voor de eigen en collectieve gezondheid een gedeel-

de verantwoordelijkheid is.

In elk geval is het zo dat gezondheidsbeleid een zaak is die iedereen aangaat.

- In de eerste plaats is iedere burger voor een groot deel zelf verantwoordelijk voor zijn of haar gezondheid door

op een gezonde manier te leven.

- Daarnaast zijn ook anderen mede verantwoordelijk.

- Werkgevers zijn bijvoorbeeld verantwoordelijk voor een gezonde werkomgeving. Dit is wettelijk geregeld in de

Arbo-wet.

- Ouders en onderwijzers dragen verantwoordelijkheid voor een gezonde omgeving waarin kinderen zich veilig

kunnen ontwikkelen.

- De kwaliteit van het milieu en de veiligheid in de openbare ruimte kunnen van invloed zijn op de gezondheid en

de gezondheidsbeleving. Dit is grotendeels een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de overheid en het be-

drijfsleven.

1.2.2. Landelijke en regionale ontwikkelingen.

Landelijke ontwikkelingen

Visie ‘Gezond zijn, gezond leven’

In november 2007 heeft het ministerie van VWS een visie geschreven op gezondheid en preventie ‘Gezond zijn,

gezond leven’.

In deze nota stelt het Ministerie van VWS dat het voorkomen van vermijdbare gezondheidsschade een verantwoor-

delijkheid is van ons allemaal. Een dominant vertrouwen op het vermogen van de curatieve zorg om alle problemen

op te lossen is niet realistisch en gaat aan die verantwoordelijkheid voorbij. Daarom is een brede visie op gezond-

heid en preventie nodig. Voor de realisering van die visie is het van belang op zoek te gaan naar de ‘parallellie van

belangen’; gezondheid als een gerechtvaardigd belang in nauwe samenhang met andere gerechtvaardigde belan-

gen:

• Verbinding tussen gedrag en omgeving, zoals de inrichting van de wijk, de werkplek of het functioneren binnen

het gezin.

• Verbinding tussen preventie en zorg: meer samenwerking tussen de curatieve en openbare gezondheidszorg,

preventie in de eerste lijn maar ook de tweede en derde lijn.

• Bestuurlijke omgeving; verbinden, samenwerken en moderniseren. Het gaat om een goede verbinding tussen

landelijk en lokaal beleid aan de ene kant en het gebruik maken van de kansen en ontwikkelingen van andere

lokale beleidsterreinen aan de andere kant.

Preventienota.

De landelijke preventienota (2006: ‘Kiezen voor gezond leven’) geeft richting aan beleid voor preventie in de publie-

ke gezondheid op lokaal niveau. VWS heeft de nieuwe preventienota nog niet uitgebracht. Deze landelijke preventie-

nota wordt in 2011 verwacht. Op grond van deze vertraging is besloten dat gemeenten voor het opstellen van hun

lokale nota volksgezondheid uitstel krijgen (max. 2 jaar na het verschijnen van de landelijke preventienota).

Veel gemeenten, waaronder de gemeente Oirschot, willen desondanks in 2011 hun nieuwe nota lokaal gezond-

heidsbeleid hebben vastgesteld. Zij baseren hun uitgangspunten op de gegevens van de landelijke Volksgezond-

heid Toekomstverkenning (VTV) en de regionale gegevens uit de monitors van de GGD.

Zodra de landelijke preventienota beschikbaar is, neemt het RIVM (Centrum voor Gezond Leven) deze op in de

Handreiking Gezonde Gemeente.

Regionale Ontwikkelingen

Relatie van huidige nota LGB van de gemeente Oirschot met de Regionale Volksgezondheid Toekomst Verken-

ningen (RVTV).

In het kader van de RVTV staan de GGD Brabant-Zuidoost uit de monitors (onderzoeken van de GGD) in het regio-

naal kompas www.regionaalkompas.nl.

Gemeenten kin 2011 ook het Regionale Rapport en het Gemeentelijke Rapport voor de eigen gemeente van de

GGD tegemoet zien.

Deze informatie in het kader van de RVTV biedt de gemeenten een scala aan bouwstenen voor het gemeentelijke

gezondheidsbeleid.

De cijfers in deze nota 2011-2014 zijn geactualiseerd met de gegevens uit de nieuwe volwassenenmonitor en

uderenmonitor.

De gemeente Oirschot kan nieuwe informatie uit het Regionaal Rapport en het Gemeentelijk Rapport die in 2011

verschijnen naast de nota LGB voor de periode 2011-2014 leggen en bezien of de informatie aanleiding voor bij-

sturing vormt.

1.3. Wettelijk Kader.

1.3.1. Wet publieke gezondheid (Wpg).

De Wet Publieke Gezondheid is op 1 december 2008 in werking getreden. De Wet Collectieve Preventie Volksge-

zondheid, de Infectieziektewet en de Quarantainewet zijn in die wet opgegaan en als aparte wetten ingetrokken.

In de Wet Publieke Gezondheid staat over de taken van de publieke gezondheidszorg vermeld dat het college van

burgemeester en wethouders de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke ge-

zondheidszorg en de afstemming ervan met de curatieve gezondheidszorg en de geneeskundige hulpverlening bij

ongevallen en rampen bevordert.

Hieronder valt onder meer:

• het verwerven van inzicht in de gezondheidssituatie van de bevolking;

• elke 4 jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota Lokaal gezondheidsbeleid, analyseren van de gezond-

heidssituatie;

• het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen;

• het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s

voor de gezondheidsbevordering.

Deze thema’s moeten ook tenminste in een gemeentelijke nota gezondheidsbeleid aan bod komen. Hiervoor

wordt een cyclus van 4 jaar vastgesteld. Met de uitgangspunten van de gemeentelijke nota lokaal gezondheids-

beleid wordt aansluiting gezocht met de nota van het ministerie van VWS waarin de landelijke prioriteiten zijn vast-

gesteld op het gebied van de publieke gezondheidszorg.

In hoofdstuk 2 van de Wpg worden ook de gemeentelijke verantwoordelijkheid en de taken hierin voor de jeugd-

gezondheidszorg, de ouderengezondheidszorg en de infectieziektebestrijding omschreven.

In het kader van de Wpg zijn veel taken en verantwoordelijkheden op het gebied van de collectieve preventie in

medebewind gegeven aan gemeentelijke overheden. De bedragen die daarbij horen, zijn in het Gemeentefonds

gestort.

De taken zijn:

1. Medische milieukunde: onderzoek, advisering en signalering op het terrein van milieu en gezondheid.

2. Technische hygiënezorg: hygiënezorg voor kindercentra en basisscholen, verordeningen voor technische

hygiëne bij tatoeage- en piercingstudio’s, grote evenementen, seks- en relaxhuizen en instellingen die vallen

onder de Wet op de jeugdhulpverlening.

3. Infectieziektenbestrijding: onderzoek, bron- en contactopsporing en preventie in het kader van infectieziekten,

zoals seksueel overdraagbare aandoeningen en tuberculose.

4. Jeugdgezondheidszorg (0-19 jaar): monitoring en signalering, gezondheidsvoorlichting, vaccinatie, screening,

onderkenning van gezondheidsbedreigende factoren in sociale en fysieke omgeving en advisering hierover.

5. Bevorderingstaken, te weten:

- Epidemiologie: het verzamelen en analyseren van gegevens betreffende de gezondheidssituatie van de be-

volking.

- Bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen: het gaat hierbij om een coördinerende en

Integrerende taak van de gemeente, de GGD heeft hierin een adviestaak.

- Gezondheidsbevordering: het op basis van inzicht in de gezondheid van de bevolking (laten) uitvoeren van

preventieprogramma’s.

- Bevolkingsonderzoeken: het (laten) oproepen van de groepen vrouwen die in aanmerking komen voor deel-

name aan onderzoek naar borstkanker en baarmoederhalskanker.

Genoemde taken heeft de gemeente geheel opgedragen aan de GGD Brabant-Zuidoost en aan de Stichting Zuid-

Zorg (0-4 jarigen zorg). Zie ook Bijlage 2.

Op 1 juli 2010 is artikel 5a van de Wet publieke gezondheid in werking getreden.

In artikel 5a staat dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de ouderengezondheidszorg voor inwoners vanaf

65 jaar.

De taken die hieruit voortkomen voor gemeenten zijn:

- het monitoren van (ontwikkelingen in de) gezondheidstoestand van ouderen en van gezondheidsbevorderen-

de en –bedreigende factoren

- het inschatten van de behoeften aan zorg

- het vroegtijdig opsporen en preventie van specifieke stoornissen als comorbiditeit

- het geven van voorlichting, advies instructie en begeleiding

- het formuleren van maatregelen ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen.

Het is aan gemeenten om de verdere invulling van bovenstaande taken uit te voeren.

1.3.2. De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

Sinds 1 januari 2007 is de Wmo van kracht. Het maatschappelijke doel van de Wmo is meedoen. Deelname

van álle burgers aan álle facetten van de samenleving, al of niet geholpen door vrienden, familie of bekenden.

En als dat niet kan, is er ondersteuning vanuit de gemeente.

Het eindperspectief van de Wmo is een samenhangend lokaal beleid op het gebied van de maatschappelijke

onderSteuning en op aanpalende terreinen, zoals de Openbare Geestelijke GezondheidsZorg (OGGZ). Voor

mensen die langdurige, zware zorg nodig hebben, blijft hulp vanuit de Algemene wet bijzondere ziektekosten

(Awbz) in beeld.

Gemeenten fungeren als vangnet voor groepen die op een of andere wijze buiten de boot dreigen

te vallen: zorgmijders, slachtoffers van vervuiling, verwaarlozing of mishandeling; verslaafden,

dak- en thuislozen en illegalen. Deze taak maakt deel uit van de OGGZ. Vanwege de relatie met maatschappe-

lijke opvang, verslavingsbeleid en vrouwenopvang, een prestatieveld in de Wmo, is de Oggz overgeheveld van

de Wcpv naar de Wmo.

In algemene zin kunnen preventie van gezondheidsproblemen (= het doel van de Wet publieke gezondheid),

en maatschappelijke participatie (= het belangrijkste doel van de Wmo), elkaar versterken.

De belangrijkste raakvlakken tussen de Wmo en taken uit de Wpg zijn:

- De uitvoering van de jeugdgezondheidszorg (Wpg) en prestatieveld 2 van de Wmo: op preventie gerichte

ondersteuning bieden aan jongeren met opgroeiproblemen en ouders met opvoedproblemen.

- Gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (Wpg) en prestatieveld 3 (Wmo): het geven van informatie, advies

en cliëntondersteuning (lokale loketten).

- Epidemiologisch onderzoek (Wpg) levert belangrijke beleidsinformatie op, ook voor de uitvoering van de

Wmo.

- Bevorderen van afstemming tussen preventie, cure en care (Wpg) en de prestatievelden 5 (bevorderen

maatschapPelijke participatie en zelfstandig functioneren van mensen met een beperking) en 6 (verlenen

van voorzieningen aan mensen met beperkingen) van de Wmo.

De prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo welke gaan over het bieden van maatschappelijke opvang, bevor-

deren van Openbare Geestelijke Gezondheid (OGGZ) en bevorderen van verslavingsbeleid worden uitgewerk-

ten vorm gegeven in/vanuit het Wmo-beleidsplan van de gemeente Oirschot. In deze nota laten we die drie

prestatievelden buiten beschouwing.

1.4. Samenhang met andere beleidsterreinen: integraal en inclusief beleid

Gezondheid beperkt zich niet tot één beleidsterrein; binnen diverse gemeentelijke beleidsterreinen spelen

gezondheidsaspecten een rol. Naast het inventariseren van de door de gemeenteraad gekozen speerpunten

die opgepakt moeten worden binnen lokaal gezondheidsbeleid is het dus van belang andere beleidsterreinen

door te nemen op aspecten die van belang zijn voor de volksgezondheid. De gemeente Oirschot kiest voor

een integraal en inclusief

beleid.

Inclusief beleid wil zeggen dat de gezondheid van de Oirschotse burger vanuit diverse beleidsterreinen aan-

dacht krijgt en dat daarbij rekening wordt gehouden met alle inwoners, dus ook met de bijzondere doelgroepen.

Deze bijzondere doelgroepen kunnen zijn: jeugd (0-23 jaar), ouderen (65 jaar en ouder), gehandicapten en/of

mensen met een lage sociaal-economische status.

“Integraal” betekent dat het aspect gezondheid deel uitmaakt van het beleid van andere sectoren, beleid dat

buiten de strikte gezondheidssfeer valt. Integraal gezondheidsbeleid is erop gericht verschillende factoren die

van invloed zijn op gezondheid in samenhang aan te pakken. Dit vraagt, meer dan nu het geval is, samenwer-

king en afstemming in en tussen meerdere clusters en sectoren van de gemeente Oirschot.

We noemen hier enkele beleidsterreinen:

Jeugdbeleid.

Op 25 november 2008 heeft de gemeenteraad de Nota Integraal Jeugdbeleid 2009 t/m 2012 vastgesteld. In

die nota is aandacht voor de onderwerpen die in het kader van de prestatievelden van de Wmo aan de orde

moeten komen, zijnde:

a. Gevraagd en ongevraagd voorzien in de behoefte van ouders, hun kinderen, jongeren en verenigingen aan

informatie (incl. voorlichting) en advies over opvoeden en opgroeien.

b. Vroegtijdig signaleren van problemen van jeugdigen en opvoeders.

c. Komen tot een snelle en juiste verwijzing van ouders en kinderen door beroepskrachten naar de juiste hulp-

instelling.

d. Licht pedagogische hulp bieden aan ouders, gezinnen en (sport)verenigingen waar problemen zijn of

dreigen te ontstaan.

e. Voorkomen dat kinderen met problemen tussen wal en schip vallen door een goed georganiseerde coör-

dinatie van zorg.

Beleid op het gebied van Werk en Inkomen

De minder goede gezondheid van mensen met een lage sociaal-economische status komt voor een deel

door het verhoogd voorkomen van gezondheidsrisico's. Personen met een lage sociaal economische status

hebben een minder gezonde leefstijl: roken en drinken meer, eten minder groenten en fruit en bewegen min-

der. Ook zijn materiële omstandigheden (woon- en werkomstandigheden) vaak minder gunstig voor de ge-

zondheid. Leefstijl en materiële omstandigheden hebben zowel afzonderlijk als in combinatie een effect op

de gezondheidsverschillen. Daarnaast spelen nog nadelige, psychosociale effecten hierin een rol.

Beleid op het gebied van werk en re-integratie is gericht op empowerment van burgers. Empowerment leert

mensen verantwoordelijkheid te nemen voor de eigen situatie door het versterken van de capaciteiten om

greep te krijgen op de eigen situatie. Zo biedt het hebben van een betaalde baan een betere startpositie om

gezond(er) te leven. Mensen die werken bewegen namelijk meer, hebben meer perspectief voor de toekomst

(ook psychisch) en hebben een beter inkomen.

Ruimtelijke ordening, verkeersveiligheid en integrale wijkontwikkeling

Sociale en fysieke omstandigheden beïnvloeden de gezondheid, zowel rechtstreeks als via de leefstijl van

burgers. Veel van die omstandigheden zijn echter niet te beïnvloeden door alleen gezondheidsbeleid. Zo zijn

de mogelijkheden voor kinderen om buiten te spelen afhankelijk van ruimtelijke ordening of verkeersbeleid.

Bij de aanleg en inrichting van nieuwe wijken, aanpassing van bestaande wijken en inrichting van speelplaat-

sen op school willen we nadrukkelijk rekening houden met aspecten die de gezondheid van burgers kunnen

verbeteren. Bij de planvorming willen we vanuit gezondheidsperspectief naar de inrichting van nieuwe bestem-

mingsplannen kijken.

1.5. Rol van de gemeente

De gemeente is de aangewezen partij om de regie te voeren over het lokale gezondheidsbeleid. Zij is in de

positie om met lokale of regionale partners in overleg te treden. Bovendien staat het lokale bestuur in tegen-

stelling tot de provinciale of landelijke overheid, dicht bij de burgers en de lokale situatie. De gemeente kan

zowel intern als extern de regie voeren over de diverse gemeentelijke clusters en lokale/regionale instellingen

en organisaties. Deze regierol bestaat uit 5 activiteiten, aangeduid met de 5 S-en:

1. Stimuleren (politiek-bestuurlijk initiatief). De gemeente stelt zich actief op te midden van haar partners op

het beleidsterrein.

2. Situeren (kennis van het netwerk). De gemeente is op de hoogte van de sterken en zwakke kanten van het

netwerk en van de bestaande initiatieven op dit beleidsterrein.

3. Steun creëren (organisatie van de participatie). De gemeente betrekt andere partijen bij haar initiatieven

en creëert op deze manier draagvlak. In samenwerking met partners worden doelen geformuleerd. Zowel

de uitvoerders als de doelgroep worden bij de initiatieven betrokken.

4. Structureren (het vormen, onderhouden en veranderen van het netwerk). De gemeente vormt en onder-

houdt relaties met en tussen partijen, maakt afspraken en stelt regels.

5. Sturen (het geven van richting). De gemeente stimuleert samenwerking, beloont betrokkenen en geeft

feedback.

Deze nota beoogt een helder beleidskader te zijn voor alle lokale en regionale partijen die betrokken zijn bij

de uitvoering. Deze nota moet hét spoorboekje zijn voor de uitvoering van het lokaal gezondheidsbeleid. Wat

is onze visie, wat zijn onze prioriteiten, wat gaan we doen, wanneer gaan we dat doen en wat mag dat kosten?

Door dit vooraf kenbaar te maken aan de ketenpartners is het voor hen eenvoudiger om eigen beleid af te

stemmen op de wensen en eisen van de gemeente.

1.6. Totstandkoming van de nota.

Deze nota is in goede en nauwe samenwerking met de GGD Brabant-Zuidoost tot stand gekomen.

Op 15 september 2009 heeft de gemeenteraad van Oirschot tijdens een werkbijeenkomst op basis van

een startnotitie vijf speerpunten/thema’s op het terrein van het lokaal gezondheidsbeleid voor de komende

4 jaren bepaald (zie hoofdstuk 4).

Daarnaast zijn diverse lokale en regionale instellingen en organisaties op verschillende manieren betrok-

ken geweest, tijdens een themabijeenkomst (op 5 november 2009).

De door de gemeente ingestelde Adviesgroep Lokaal Gezondheidsbeleid/Wmo, met daarin vertegenwoor-

digers van verschillende professionele organisaties die direct betrokken zijn bij gezondheidsbeleid, heeft de

eerste concepten van de nota becommentarieerd en geadviseerd (in 2010). Met name de organisaties die in

de adviesgroep participeren hebben in meer of mindere mate elk een rol in het oppakken van de speerpunten

op het gebied van gezondheid en we betrekken hen ook uitdrukkelijk bij de uitvoering ervan.

In de periode van 4 t/m 31 mei 2011 heef de concept-nota voor eenieder ter inzage gelegen en is de nota

naar een aantal bij gezondheidsbeleid betrokken instellingen gestuurd. Eenieder (incl. de betrokken instel-

lingen) zijn in de gelegenheid gesteld reacties kenbaar te maken binnen genoemde periode. Het Jongeren

Panel Oirschot en de WMO Adviesraad hebben daarop gereageerd. Die reacties zijn verwerkt in één over-

zicht met daarbij de gemeentelijke reacties (bijlage 4). De ingekomen reacties hebben op enkele onderdelen

geleid tot aanpassing van de nota.

Hoofdstuk 2 Hoe gezond is Oirschot?

Huidige gezondheidssituatie van de burgers in Oirschot.

In het kader van de Wpg verzamelt en analyseert de GGD elke vier jaar gegevens omtrent de gezondheidssituatie

van de verschillende bevolkingsgroepen. Dat houdt in dat elk jaar een andere groep wordt onderzocht; de meest

recente monitors betreffen de jeugd van 12 t/m 18 jaar (2007-2008), de jeugd van 0 t/m 11 jaar (2008-2009), de

volwassenen van 19 t/m 64 jaar (2009-2010) en de ouderen vanaf 65 jaar (2009-2010).

De GGD verzamelt de gegevens door steekproefsgewijs met schriftelijke of digitale vragenlijsten. Bij de vier recente

onderzoeken zijn tussen de 365 en 485 respondenten in deze gemeente benaderd De gegevens worden getoetst

aan nationale gegevens en gegevens van eerdere monitors. De verzamelde gegevens van de gezondheidsmonitors

worden veelal gerapporteerd in tabellenboeken en een samenvatting en zijn de bij de GGD op te vragen. Bij de be-

schrijving van de resultaten beperken de interpretaties van de GGD zich vooral tot het beschrijven van de huidige situ-

atie in de gemeente, mogelijke significante verschillen met de regio en trends.

De uitkomsten van de monitors leveren een schat aan informatie op voor het gemeentelijk beleid. Niet alleen het

gezondheidsbeleid, maar ook het jeugdbeleid, ouderen- en gehandicaptenbeleid en het beleid ten aanzien van de

WMO kan de regionale en lokale cijfers als input gebruiken.

Naast de uitkomsten uit de monitors van de GGD hebben we de resultaten van het onderzoek dat het Jongeren-

panel Oirschot in maart 2008 onder jongeren heeft gehouden (2975 enquêtes verstuurd; respons 790 = 26 %)

betrokken.

In bijlage 3 wordt een opsomming gegeven van de belangrijkste resultaten op het gebied van gezondheid en

welzijn van de monitors in de afgelopen vier jaar, gegroepeerd naar thema en leeftijdsgroep. Waar mogelijk zijn

de resultaten vergeleken met eerder onderzoek om eventuele trends op te sporen.

Wanneer we ons concentreren op de speerpunten zoals die door de gemeenteraad zijn vastgesteld, dan vallen

vanuit de GGD-monitoren de volgende zaken in ongunstige zin op:

Voeding en overgewicht, diabetes

• In alle leeftijdsgroepen voldoet een aanzienlijk deel niet aan de aanbevelingen voor groente- en fruitconsumptie.

• Van alle volwassenen voldoet 72% niet aan de aanbeveling voor groente- en 75% niet aan de aanbeveling voor

fruitconsumptie.

• Van alle ouderen voldoet 73% niet aan de aanbeveling voor groente- en 60% niet aan de aanbeveling voor fruit-

consumptie. Deze percentages zijn hoger dan in de regio; respectievelijk 68% en 55%.

• Van de kinderen vanaf 2 jaar heeft 10% overgewicht in Oirschot. Bij 3% is zelfs sprake van obesitas.

• In de regio Zuidoost Brabant kampt bijna één op de tien jongeren van 12-18 jaar met overgewicht. In Oirschot

geldt dat ook voor 9% van de jongeren. Bij 1% is zelfs sprake van obesitas.

• In Oirschot heeft 45% van de volwassenen overgewicht. Dat is hetzelfde als in de regio (45%) en vergelijkbaar

met het percentage in Oirschot in 2005 (47%). De groep mensen met obesitas (10%) is in Oirschot ook verge-

lijkbaar met de regio (11%) en was voor Oirschot in 2005 ook 10%..

• Van de ouderen heeft 61% overgewicht. Van hen heeft 15% ernstig overgewicht/obesitas. Deze percentages

zijn vergelijkbaar met de situatie in de regio en de cijfers uit 2006. Ondergewicht komt bij 2% van de ouderen

voor.

• Geen van de ondervraagde kinderen in Oirschot heeft diabetes. In de regio lijdt 0,4% van de kinderen aan deze

ziekte. Ook het aantal jongeren met diabetes mellitus is nagenoeg nihil.

• Het percentage loopt op met de leeftijd: in Oirschot heeft 12% van de ouderen diabetes, hetgeen vergelijkbaar

is met de regio en 2006.

• Eén op de drie volwassenen (32%) voldoet niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. In de regio voldoet

38% niet aan deze norm. 42% van de volwassenen in Oirschot sport minder dan 1 keer per week. Dit is vergelijk-

baar met de regio (44%).

• Ruim één op de drie ouderen (38%) voldoet niet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Deze cijfers zijn

vergelijkbaar met de situatie in 2006. Oirschot wijkt niet af van de regio.

Alcohol en drugs

• Hoewel het gebruik van alcohol door jongeren tot 16 jaar wordt afgeraden, heeft een kwart (23%) van de 12-15

jarigen in Zuidoost-Brabant de 4 weken voorafgaand aan het onderzoek alcohol gedronken. Onder de Oirschot-

se jongeren bevinden zich méér drinkers dan in de regio en ze drinken ook meer alcohol. Van alle 12-18 jarigen

in Oirschot dronk meer dan de helft (58%) de afgelopen 4 weken alcohol (regio: 48%). Een groep van 9% heeft

zelfs meer dan 20 glazen per week gedronken (regio: 6%). Bijna de helft van de Oirschotse jongeren (44%) drinkt

bij één gelegenheid wel 5 glazen of meer (regio 34%). Ook de leeftijd van het eerste glas alcohol ligt in Oirschot

lager; maar liefst 27% van de jeugd drinkt zijn eerste glas op een leeftijd van 12-13 jaar (in de regio 20%).

• Het alcoholgebruik door volwassenen in de gehele regio is al relatief hoog; Oirschot steekt daar nog ongunstiger

bij af. Van de volwassenen in Oirschot voldoet 43% niet aan de norm verantwoord alcoholgebruik. In de regio zuid-

oost Brabant is dit percentage lager: 36%. 13% van de volwassen in Oirschot drinkt 'overmatig' en 13% is pro-

bleemdrinker'.

• Er zijn ook jongeren die de afgelopen 4 weken drugs gebruikt hebben; het gaat dan om circa 4% van de 12-18

jarigen. Het betreft vooral het gebruik van wiet of hasj. Van het gebruik van harddrugs is nauwelijks sprake,

althans dat blijkt niet uit de onderzoeken van de GGD. Drie procent van de jongeren geeft aan, gelijktijdig drugs

en alcohol te hebben gebruikt. Druggebruik komt met name voor in de groep van 16-18 jaar (7%) en in mindere

mate in de jongere groep (1%).

Roken

• Door 8% van de jongeren worden dagelijks sigaretten gerookt; 5% rookt wel, maar niet dagelijks.

• Het aantal volwassenen dat in 2009 rookt is 24%. Dit is vergelijkbaar met 2005 (23 %) en de regio.

• 11% van de ouderen rookt. Dit is vergelijkbaar met de regio.

Sociale weerbaarheid en psychische gezondheid

• Vijf procent van de jongeren van 12-18 jaar in Oirschot zegt afgelopen 3 maanden regelmatig gepest te zijn; 1%

heeft zelf gepest.

• Drie procent geeft aan in het afgelopen jaar digitaal gepest te zijn en 1% heeft anderen gepest. In totaal is 29%

vervelend bejegend of lastig gevallen op internet.

• Ten opzichte van 2003 zijn en in 2007 méér 12-17 jarigen die zeggen een ongewenste seksuele ervaring te heb-

ben meegemaakt: 6% versus 3%.

• De psychosociale gezondheid van jongeren in Oirschot is over het algemeen goed te noemen. Toch vindt nog

dertien procent van de jongeren de eigen geestelijke gezondheid slecht; een stijging ten opzichte van 2003

(alleen vergelijkbaar voor de 12-17 jarigen; destijds oordeelde 3% ‘slecht’, in 2007 gestegen naar 12%). Meis-

jes beoordelen hun geestelijke gezondheid vaak slechter dan jongens. Vijf procent van alle jongeren heeft het

afgelopen jaar wel eens aan zelfmoord gedacht (maar geen poging ondernomen); in de regio is dit percentage

hoger (9%).

Eenzaamheid

• 41% van de 19- t/m 64 jarigen uit Oirschot zegt matig t/m zeer ernstig eenzaam te zijn. 4% van de respondenten

in Oirschot geeft aan (zeer) ernstig eenzaam te zijn..

• Van de ouderen zegt 45% matig t/m zeer ernstig eenzaam te zijn. 7% is (zeer) ernstig eenzaam. Dit is vergelijk-

baar met de percentages in 2006 en met de cijfers in de regio.

Dit is vergelijkbaar met de cijfers in 2006 en met de regio.

• In Oirschot geeft 4% van de ouderen aan hulp te krijgen bij hun eenzaamheid (regio 6%). 4% van de ouderen

wil wel hulp maar krijgt die nog niet. Dit komt overeen met de regio.

Hoofdstuk 3 Welke visie en doelstellingen hebben we?

Artikel 3.1 Algemeen

Een goede gezondheid is van belang om in de maatschappij in sociaal en economisch opzicht goed te kunnen

functioneren. Een goede gezondheid wordt door velen dan ook gezien als een groot goed.

Al sinds 1948 hanteert de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van de Verenigde Naties de volgende definitie

van gezondheid:

Gezondheid is een toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en niet alleen de afwezigheid

van ziekte.

Deze definitie wordt internationaal veel gebruikt en is algemeen geaccepteerd.

Op basis van deze definitie is een aantal factoren te onderkennen die gezondheid mede bepalen.

Deze factoren zijn:

- Biologische en erfelijke factoren; leeftijd, geslacht en aanleg.

- Leefstijl en gedrag; voeding, beweging, middelengebruik.

- Sociale omgeving; gezin, familie, vrienden en sociaal-economische status.

- Leef- en woonomgeving; wonen, werken, milieu, recreatie.

- Zorgsysteem; aanwezigheid, toegankelijkheid, bereikbaarheid en kwaliteit.

Artikel 3.2 Visie

In onze visie heeft lokaal gezondheidsbeleid met name betrekking op de algemene of maatschappelijke hulp- of zorgvraag, de gezondheidsfactoren sociale omgeving, leefomgeving en leefstijl en moet het zich richten op preventie en be-

scherming.

"De gemeente Oirschot streeft met het lokaal gezondheidsbeleid naar het voorkómen en het vroegtijdig opsporen van gezondheidsproblemen onder de inwoners en naar bescherming en bevordering van het lichamelijk, geestelijk

en sociaal welbevinden van de inwoners, waarbij leefstijl en gedrag, sociale en fysieke omgeving en zorgvoorzieningen mede van invloed zijn.”

We willen met die visie:

1. Bevorderen dat alle inwoners optimale kansen op gezondheid hebben;

2. Bevorderen dat alle relevante sectoren (binnen en buiten de gemeenten) bijdragen aan het vergroten van de kansen

op gezondheid.

Artikel 3.3 Doelstellingen

  • 1 Anticiperen op bedreigingen van de volksgezondheid.

    Voorbeeld hiervan zijn de lokale speerpunten: het voorkomen en bestrijden van schadelijk alcoholgebruik en het tegengaan van overgewicht. Meer informatie hierover kunt u vinden in hoofdstuk 5 van deze nota.

  • 2 Vergroten van de betrokkenheid van de Oirschotse burgers bij de eigen gezondheid.

    Door middel van alledaagse voorbeelden en eenvoudige acties wordt ouders en kinderen duidelijk gemaakt dat ze zelf grote invloed kunnen hebben op de eigen gezondheid. Voorbeelden zijn: voorlichting over gebruik genotmidde-

    len en voorlichting over voorzieningen voor ouderen.

  • 3 Bevorderen van een gezonde sociale infrastructuur wat wil zeggen: zorgen dat allerlei instanties (zoals zorgverleners, het welzijnswerk, scholen) een bijdrage leveren aan verbetering van de volksgezondheid. Voorbeeld is het

    laten participeren van de door de gemeente ingestelde Adviesgroep Lokaal Gezondheidsbeleid/WMO met daaraan gekoppeld werkgroepen met verschillende bezettingen.

Hoofdstuk 4 Welke Speerpunten pakken we aan?

Artikel 4.1 Landelijke speerpunten

Het ministerie van VWS heeft op basis van de belangrijkste gezondheidsproblemen en aanvullende criteria in de nota “Kiezen voor gezond leven” de landelijke speerpunten voor de collectieve preventie aangegeven voor de jaren

2007 t/m 2010. Voor de jaren 2011 t/m 2014 zijn deze speerpunten gehandhaafd, zij het dat het speerpunt depressie omgebogen wordt naar meer aandacht voor angststoornissen en fobieën.De speerpunten zijn:

• Overgewicht (bewegen en voeding)

• Schadelijk alcoholgebruik

• Stoppen met roken

• Diabetes

• Angststoornissen en fobieën

Op 1 juli 2010 artikel 5 a van de wet publieke gezondheid betreffende “preventieve gezondheidszorg voor ouderen” in werking getreden. De gemeente moet op basis van dit artikel zorg dragen voor monitoring, signaleren en voor-

komen van gezondheidsproblemen bij ouderen.

Gelet daarop is dit speerpunt door de gemeente toegevoegd.

De speerpunten zijn richtinggevend voor de prioriteiten binnen het lokale gezondheidsbeleid in gemeenten. Door middel van handleidingen worden gemeenten op elk van de genoemde onderwerpen ondersteund om hiervoor

concrete activiteiten te gaan opzetten. De manier waarop en de mate waarin gemeenten met deze 5 speerpunten aan de slag gaan, is een beleidsvrijheid voor gemeenten. Wel zal de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op

basis van indicatoren nagaan of de kwaliteit van de openbare gezondheidszorg voldoende is. Blijken er volksgezondheidsproblemen te zijn, dan gaat de inspectie na in hoeverre een gemeente met anderen die problemen ade-

quaat aanpakt met effectieve interventies.

Artikel 4.2 Achtergrond en overwegingen bij de gemeentelijke speerpunten

Op basis van de gezondheidssituatie van de Oirschotse inwoners (onderzoeken van de GGD) en de speerpunten

van het ministerie van VWS heeft de gemeenteraad van Oirschot op basis van een Startnotitie LGB van burgemee-

ster en wethouders op 15 september 2009 gekozen voor vijf speerpunten voor het lokaal gezondheidsbeleid voor

de jaren 2011 t/m 2014. Deze speerpunten zijn genoemd onder 4.3. Later is daar het speerpunt “preventie gezond-

heidszorg voor ouderen” aan toegevoegd.

De gemeenteraad heeft ervoor gekozen om de komende periode geen of minder aandacht te besteden aan de

thema’s: depressie, soa's / seksueel risicogedrag en binnenmilieu (loopt via het onderwijsbeleid/Lokaal Educa-

tieve Agenda). Ook die thema’s waren in de startnotitie opgenomen.

De keuzes zijn gebaseerd op de volgende criteria en overwegingen:

• Ernst en/of omvang van het gezondheidsprobleem op basis van de landelijke cijfers (bijvoorbeeld CBS) of loka-

le analyse van de gezondheidssituatie (GGD-monitoren). Ook de trends en ontwikkelingen maken hiervan onder-

deel uit;

• Sterke relatie van de risicofactor met gezondheid

• Aansluitend bij landelijke prioriteiten (nota “Kiezen voor gezond leven”);

• Mogelijkheden van een doelmatige en effectieve aanpak binnen het gemeentelijk beleid;

• Grote (maatschappelijke) gevolgen voor gebruik van medische voorzieningen en arbeidsdeelname;

• Significant negatief afwijkend Oirschot versus regio of Nederland;

• Draagvlak bij betrokken organisaties/instellingen;

• Politieke gevoeligheid/ tijdgeest;

De speerpunten voor de komende jaren zijn niet allesomvattend op het gebied van lokaal gezondheidsbeleid.

Uit de Wpg vloeit een aantal taken voort waarvoor de gemeente in ieder geval zorg moet dragen: epidemiologie,

gezondheidsbevordering, bevolkingsonderzoeken, medische milieukunde, technische hygiënezorg, infectieziek-

tebestrijding en jeugdgezondheidszorg. Deze taken worden reeds structureel uitgevoerd, hetzij door de GGD,

hetzij door andere instellingen (zoals Zuidzorg voor de jeugdgezondheidszorg voor 0-4 jarigen). Gelet op de

wettelijke verplichting zullen deze activiteiten ook de komende jaren worden gecontinueerd.

Artikel 4.3 4.3. Speerpunten gemeente Oirschot voor de jaren 2011 t/m 2014

De speerpunten binnen het lokaal gezondheidsbeleid voor de jaren 2011 t/m 2014 van de gemeente Oirschot

zijn:

• Overgewicht (incl. gezonde voeding en diabetes): het voorkomen van het ontstaan van overgewicht alsmede

het voorkomen dat mensen die al overgewicht hebben verder toenemen in gewicht. Hierbij staat een goede

balans tussen de energie-inname (voeding) en energieverbruik (lichamelijke activiteit) centraal. Diabetes is

vaak een gevolg van slecht eetgedrag en/of overgewicht.

• Schadelijk alcoholgebruik: In aansluiting op het project “Laat je niet flessen!” opschuiven van de startleeftijd

van alcoholgebruik en afname van (openbare) dronkenschap in het gehele publieke domein.

• (Stoppen met) roken: het voorkomen van beginnen met roken, het voorkomen van meeroken en het stimule-

ren en ondersteunen van stoppen met roken.

• Druggebruik: in kaart brengen van de problematiek rondom drugsgebruik en handel in drugs onder jongeren

en vervolgens de aanpak van het gebruik en handel in drugs.

• Sociale Redzaamheid(+ voorkoming vereenzaming): ouders en onderwijs helpen kinderen op te groeien tot

weerbare kinderen met weerbaarheidstrainingen of sociale vaardigheidstrainingen voor kinderen. Want een

ouder kan nog zo zijn best doen, soms maakt het karakter van het kind het moeilijk om het kind te helpen

weerbaar te worden.

• Preventie gezondheidszorg voor ouderen. Onder dit thema besteedt de gemeente o.a. aandacht aan “preven-

tie eenzaamheid bij ouderen” en “Meer Bewegen voor Ouderen”.

Hoofdstuk 5 Wat gaan we doen?

Uitwerking van de speerpunten Lokaal Gezondheidsbeleid

De speerpunten binnen het lokale gezondheidsbeleid van de gemeente Oirschot worden hier op hoofdlijnen uitgewerkt.

In de praktijk zal de verdere uitwerking van de plannen en de uitvoering van deze speerpunten plaatsvinden in overleg met de betrokken organisaties.

Dit betekent dat in vervolg op deze nota uitvoeringsplannen komen (besluitvorming door het college), waarin specifieker en gedetailleerder aangegeven wordt wat de gemeente gaat doen op elk van de speerpunten. Dit zal een uitwerking zijn van het 'plan van aanpak' (zie onder de verschillende thema’s

die in dit hoofdstuk genoemd worden).

De door de gemeente ingestelde Adviesgroep Lokaal Gezondheidsbeleid/WMO krijgt daarbij als taak samen met de gemeente per thema met werk-

groepen tot uitvoeringsplannen te komen.

De leden van die adviesgroep hebben op 1 juli 2010 en later in dat jaar nog eens aangegeven dat zij die taak graag oppakken en vorm geven.

Artikel 5.1 Overgewicht, gezonde voeding en diabetes

  • 5.1 A Een goede gezondheid is van belang om in de maatschappij in sociaal en economisch opzicht goed te kunnen

    functioneren. Een goede gezondheid wordt door velen dan ook gezien als een groot goed.

    Al sinds 1948 hanteert de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van de Verenigde Naties de volgende definitie

    van gezondheid:

    Gezondheid is een toestand van lichamelijk, geestelijk en sociaal welbevinden en niet alleen de afwezigheid

    van ziekte.

    Deze definitie wordt internationaal veel gebruikt en is algemeen geaccepteerd.

    Op basis van deze definitie is een aantal factoren te onderkennen die gezondheid mede bepalen.

    Deze factoren zijn:

    - Biologische en erfelijke factoren; leeftijd, geslacht en aanleg.

    - Leefstijl en gedrag; voeding, beweging, middelengebruik.

    - Sociale omgeving; gezin, familie, vrienden en sociaal-economische status.

    - Leef- en woonomgeving; wonen, werken, milieu, recreatie.

    - Zorgsysteem; aanwezigheid, toegankelijkheid, bereikbaarheid en kwaliteit.

    Overgewicht

    Overgewicht is wereldwijd een explosief groeiend probleem. In 1980 had 1 op de 15 kinderen van 4 tot

    14 jaar overgewicht, in 2004 was dit al 1 op de 5 kinderen. Overgewicht komt meer voor bij mensen met

    een lage sociaal economische status.

    Mensen met obesitas (gevaarlijk overgewicht) leven minder lang en vooral langer in slechtere gezond-

    heid. Met overgewicht lopen mensen meer kans op fysieke problemen, zoals diabetes, hart- en vaatziek-

    ten, maar ook op sommige vormen van kanker en aandoeningen aan het bewegingsapparaat. Mensen

    met overgewicht hebben vaak een negatief stempel en kunnen daarmee psychische klachten krijgen of

    in een sociaal isolement raken.

    De minister van VWS heeft samen met de minister van OCW in januari 2005 een convenant gesloten met

    een aantal belangrijke partijen: de levensmiddelenindustrie, de horeca, de cateraars, de supermarkten,

    de zorgverzekeraars, de werkgevers en de georganiseerde sport. De ondertekenaars pakken ieder op

    hun manier overgewicht in Nederland aan.

    Gemeenten hebben lokaal de regie bij het bevorderen van de gezondheid van burgers. Veel gemeenten

    hebben echter nog geen goed netwerk voor een gezamenlijke aanpak. Het landelijk gesloten “Convenant

    Overgewicht” is een goede basis voor een betere lokale aanpak. De lokale ‘vertaling’ van het convenant

    is inmiddels ook onderdeel van een nieuwe Handleiding Preventie van Overgewicht in Lokaal Gezondheids-

    beleid. Deze handleiding is ontwikkeld door het Voedingscentrum in nauwe samenwerking met landelijke

    partners, gemeenten en GGD’en.

    Landelijk geformuleerde doelstellingen:

    Landelijk vastgestelde prioriteit preventienota (rijksbeleid)

    Ja

    Lopend (gemeentelijk) beleid

    Signalen vanuit publieke opinie en/of maatschappelijk middenveld

    A. Landelijk veel aandacht voor stijging overgewicht bij jeugdigen.B. Signalen uit werkbijeenkomst (5 november 2009) met betrokken organisaties bij het ontwikkelen van LGB: 1. Bewust worden van eigen leefstijl m.b.t. voeding en bewegen is niet geïntegreerd in de gemeenschap; de meeste mensen hebben geen besef van de gezondheidsrisico’s bij overgewicht, slechte voeding en weinig bewegen. 2. Gezonde leefstijl is te weinig geïntegreerd in de gemeenschap (scholen, sociaal leven). 3. Veel ouders geven zelf het slechte voorbeeld en zien dus niet dat hun kinderen te dik zijn door ongezonde voeding. 4. Meer voorlichting over overgewicht en gezonde voeding is zeer gewenst.

    Doelgroep

    - Alle inwoners van jong tot oud.- De doelgroepen jeugd, ouderen en mensen met een lage sociaal-economische status krijgen extra aandacht.

    Plan van aanpak

    Een gezond gewicht wordt bereikt door een gezonde energiebalans (eten en bewegen zijn met elkaar in evenwicht). Een integrale benadering waarbij zowel voeding als beweging aandacht krijgt is dus essentieel. Er is nog geen specifiek gezondheidsbeleid voor de jongeren. Daarom is het voorstel om het thema overgewicht bij jongeren op te pakken. Scholen worden geconfronteerd met een versnipperd aanbod aan activiteiten en projecten op het gebied van gezonde leefstijl. Elders in de regio zijn goede ervaringen met het instellen van een lokale werkgroep van professionals die met jongeren te maken hebben. Deze werkgroep stelt dan gezamenlijk, met behulp van de preventieoverzichten van de GGD (Regionaal Kompas Volksgezondheid) en Handreiking Gezonde Gemeente (RIVM, 2010) een actieplan op. De gemeente wil de Adviesgroep LGB/WMO (adviseur van de gemeente) vragen een dergelijke werkgroep in te stellen die samen met de gemeente een uitvoeringsplan opstelt. De Adviesgroep LGB/WMO legt concrete adviezen en resultaten voor aan burgemeester en wethouders. De GGD heeft in mei 2009 een Preventieoverzicht Overgewicht uitgebracht waarin mogelijke projecten beschreven worden met daarbij ook het regionale aanbod. Dat overzicht kan door een werkgroep als leidraad gebruikt worden.In het uitvoeringsplan moet in elk geval aandacht besteedt worden aan: Inventariseren van het aanbod aan activiteiten ter bevordering van een gezonde leefstijl (fitheids, conditie en gezondheid). Invullen van hiaten in het aanbod. Inzicht geven in wat o.a. scholen, bedrijven met kantines en verenigingen met kantines in Oirschot al dan niet doen rondom het terugdringen van overgewicht en het bevorderen van gezonde voeding. Een aanbod op maat vormen voor die organisaties (bedrijven, scholen en verenigingen) die nog niet bezig zijn met overge- wicht en gezonde voeding. Bewustwording van het belang van een gezonde energiebalans creëren bij jongeren en hun ouders door duidelijk, indrin- gend informatiemateriaal te verzamelen of te maken voor jongeren en hun ouders. Bewustwording van het belang van voldoende groente- en fruitconsumptie bevorderen (zeker ook bij volwassenen en ouderen). In samenspraak met ondernemers van supermarkten, diëtisten en andere voedingsdeskundigen rondleidingen te (laten) verzorgen in supermarkten met het doel mensen te wijzen op de gezonde(re) producten.  Inventariseren van het bewegingsaanbod voor mensen met een beperking en ouderen en het, daar waar mogelijk, uitbreiden van het aanbod.

    Beleidsterrein waar thema primair wordt ondergebracht

    LGB; directe relatie met jeugdbeleid.

    Uitvoering

    Adviesgroep LGB/WMO, scholen, bedrijven, verenigingen, huisartsen, bibliotheek, sportscholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, diëtisten, cateraars gemeente e.a.

    Jaar/jaren van uitvoering

    Werkzaamheden werkgroep: september. 2011 – december 2011.Uitvoering: 2012, 2013 en 2014.

    Budget

    Zoveel als mogelijk worden de activiteiten binnen het takenpakket van de instellingen of organisaties opgepakt. Omdat daarover geen zekerheid is, reserveert de gemeente vanaf 2012 jaarlijks een bedrag van € 4.000, --.

  • 5.1 B Gezonde voeding

    Voeding kan een belangrijke rol spelen bij het ontstaan en bij het voorkómen van ziekten. Bij een gezond

    voedingspatroon leven Nederlanders gemiddeld twee jaar langer dan nu het geval is. Uit onderzoek van

    het RIVM blijkt dat Nederlanders veel te weinig groenten en fruit eten. Ook is de vetzuursamenstelling van

    de voeding niet optimaal. De onbalans tussen voeding en bewegen speelt een cruciale rol bij het ontstaan

    van overgewicht. Op lokaal niveau zijn er voor een goed overgewichtbeleid diverse mogelijkheden om ge-

    zondheidswinst te behalen.

    Dit thema heef een directe relatie met overgewicht.

    Ambities (eventueel landelijk)

    Zie het gestelde bij overgewicht

    Landelijk vastgestelde prioriteit preventienota (rijksbeleid)

    Nee, maar extra aandacht is belangrijk in relatie tot aanpak van de speerpunten overgewicht en diabetes

    Signalen vanuit publieke opinie en/of maatschappelijk middenveld

    Zie het gestelde bij Overgewicht.

    Doelgroep

    - Alle inwoners van jong tot oud.- De doelgroepen jeugd, ouderen en mensen met een lage sociaal-economische status krijgen extra aandacht.

    Plan van Aanpak

    Zie het gestelde bij Overgewicht

    Beleidsterrein waar thema primair wordt ondergebracht

    LGB; directe relatie met jeugdbeleid

    Jaar/jaren van uitvoering

    Werkzaamheden werkgroep: september 2011 – december 2011Uitvoering: 2012, 2013 en 2014.

    Uitvoering

    Adviesgroep LGB/WMO, scholen, bedrijven, verenigingen, huisartsen, bibliotheek, sportscholen, kinderdagverblijven, peuterspeelzalen, diëtisten, cateraars gemeente e.a.

    Budget

    Zie het gestelde bij Overgewicht.

  • 5.1 C Diabetes

    In Nederland hebben meer dan 600.000 mensen diabetes, elk jaar komen er ruim 70.000 bij. De verontrustende

    toename van (vooral ook jongere) diabetespatiënten, bedreigt de vitaliteit van de samenleving en heeft ook econo-

    mische gevolgen.

    Aan het bestaande diabetesactieprogramma van de rijksoverheid wordt een nieuw programma toegevoegd, na-

    melijk het nationaal diabetes preventie programma. De noodzakelijke samenhang tussen preventie en curatie in

    dit diabetesprogramma vraagt ook om lokale betrokkenheid. Verschillende activiteiten dienen aan te sluiten bij de

    jeugdgezondheidszorg of bij de lokale gezondheidsprogramma’s.

    De landelijke signalen dat diabetes een toenemend probleem is lijkt door de regionale cijfers van de GGD niet

    te worden bevestigd. Dit kan komen doordat de bevolkingsonderzoeken niet het meest geschikte instrument zijn

    om diabetes te signaleren en te registreren.

    Dit thema heef een directe relatie met overgewicht.

    Ambities (eventueel landelijk)

    - het aantal patiënten met diabetes stijgt tussen 2005 en 2025 met niet meer dan 15 procent. - 65% van de diabetespatiënten heeft geen complicaties.- tijdig signaleren.- integratie van preventie en zorg.- bevorderen van gezond gedrag; overgewicht, voeding, fysieke activiteiten en roken, vooral in combinatie met elkaar

    Landelijk vastgestelde prioriteit preventienota (rijksbeleid)

    Ja

    Lopend gemeentelijk beleid

    Er is geen lopend beleid

    Signalen vanuit publieke opinie en/of maatschappelijk middenveld

    Signalen uit werkbijeenkomst (5 november 2009) met betrokkenen bij het ontwikkelen van LGB:Diabetes wordt te veel gezien als normaal (behorend bij ouder worden). Het ontbreekt bij velen aan kennis over deze ziekte.

    Doelgroep

    - kinderen/jongeren met overgewicht- mensen met lage sociaal economische status - zwangere vrouwen- allochtonen- mensen met 'verborgen' diabetes

    Plan van aanpak

    - Voor het voorkomen van diabetes type 2 is gezond gedrag van cruciaal belang. Dit speerpunt zal dus vanuit de insteek van preventie overlap vertonen met het speerpunt voorkomen van overgewicht. - De gemeente Oirschot streeft een integrale aanpak na, waarbij preventie en curatie (zorg) samenwerken met als doel het optimaliseren van voorlichting, vroege opsporing en behandeling van (de complicaties van) diabetes.- In samenwerking met lokale partners wil de gemeente via de Adviesgroep LGB/WMO een werkgroep starten die een lokaal uitvoeringsplan “diabetespreventie” opstelt en uitvoert.

    Beleidsterrein waar thema primair wordt ondergebracht

    LGB

    Uitvoerders

    Adviesgroep LGB/WMO, huisartsen, praktijkondersteuners, fysiotherapeuten, gemeente e.a.

    Uitvoerend jaar/jaren

    Werkzaamheden werkgroep: september 2011 – december 2011Uitvoering: 2012, 2013 en 2014.

    Budget

    Zie het gestelde bij Overgewicht

  • 5.2 (Schadelijk) alcoholgebruik.

    Onderzoek toont aan dat jongeren in Nederland de afgelopen decennia fors meer alcohol zijn gaan drinken.

    Ouders zijn aan de ene kant steeds makkelijker als het gaat over het (toenemende) drankgebruik van hun

    kinderen. Meestal kennen zij de schadelijke effecten van alcohol niet (of willen die niet weten).

    Op het gebied van alcoholconsumptie door jongeren bezet Nederland een twijfelachtige eerste plaats in

    Europa. Met alcohol als zodanig hoeft niets mis te zijn. Overmatig drinken heeft echter niet zelden verstrekkende,

    schadelijke gevolgen, voor jongeren en voor de openbare orde. Bijna tweederde van de twaalfjarigen heeft al

    alcohol gedronken. Los van de gezondheidsschade die dat, zeker bij jonge kinderen oplevert, geeft het ook veel

    overlast. Schattingen geven aan dat tenminste 40 procent van het politieoptreden in de weekeinden te maken

    heeft met drankgebruik. Ruim 27 procent van alle geweldsdelicten gaat met alcohol gepaard. Meer dan vijf pro-

    cent van de burgers heeft overlast van dronken personen op straat. Bovendien s 25–30 procent van de verkeers-

    doden het gevolg van alcohol.

    Chronisch teveel alcohol beschadigt op den duur alle organen die direct bij de opname en verwerking van alcohol

    betrokken zijn, zoals de maag, de lever en de alvleesklier. Ook de hersenen, het zenuwstelsel en het immuunsy-

    steem lijden onder aanhoudend misbruik. Teveel drinken verhoogt bovendien het risico op hoge bloeddruk en

    daarmee op beroerten en bepaalde hartziekten. Diverse onderzoeken laten een verband zien tussen overmatig

    alcoholgebruik en kanker aan de mond, keel en slokdarm, vooral bij drinkers die ook roken.

    Overmatig gebruik verhoogt ook het risico op kanker aan de lever en de dikke darm. Vrouwen die veel drinken

    krijgen vaker borstkanker dan vrouwen die niet drinken. Bij de meeste negatieve effecten neemt het risico op scha-

    de toe, naarmate men méér drinkt. De schade hangt mede af van de groep waartoe men behoort. Jongeren en

    vrouwen een hoger risico.

    Fors alcoholgebruik op jonge leeftijd kan leiden tot acute alcoholvergiftiging en op langere termijn tot schade

    aan de hersenen. Die zijn immers nog in de groei. Uit onderzoek blijkt ook dat wie jong begint met het drinken

    van alcohol, op latere leeftijd een verhoogd risico op alcoholproblemen heeft. Tenslotte heeft alcoholgebruik

    gevolgen voor de vruchtbaarheid van zowel mannen als vrouwen en bij zwangere vrouwen zelfs gevolgen voor

    de ontwikkeling van het ongeboren kind.

    Ambities (eventueel landelijk)

    Landelijk:  Gebruik van alcohol bij jongeren (16-) terugbrengen naar niveau 1992.  Minder volwassen probleemdrinkers van 10.3% naar 7.5% in 2010. (ambitie na 2010 is nog niet bekend). Regionaal project 'Laat je niet flessen!':  Opschuiven startleeftijd alcoholgebruik; onder de 16 geen alcohol.  Dronken jongeren op straat accepteren we niet langer.

    Lopend (gemeentelijk) beleid

    - Deelname aan project “Laat je Niet Flessen” - Gezonde School en Genotmiddelen (voorlichting aan leerlingen basisscholen groepen 7 en 8 over preventie gebruik genotmiddelen). - Ouderavonden (verzorgd door de GGD of anderen over gebruik genotmiddelen) - Gastlessen over gebruik genotmiddelen door jongerenopbouwwerk binnen scholen en verenigingen. Zie verder Evaluatie (Bijlage 1).

    Signalen vanuit publieke opinie en maatschappelijk middenveld

    Zowel landelijk, regionaal en plaatselijk veel aandacht voor alarmerend alcoholgebruik onder jeugdigen. Signalen uit werkbijeenkomst (5 november 2009) met betrokkenen bij het ontwikkelen van LGB: 1. Veel mensen ontkennen een alcoholprobleem te hebben. 2. Overmatig drankgebruik leidt vaak tot huiselijk geweld. 3. Eenzaamheid leidt vaak tot het gebruik van alcohol. 4. Veel jongeren drinken thuis in. 5. De groepsdruk onder jongeren om te drinken is groot. 6. Veel ouders staan het gebruik van alcohol te gemakkelijk toe. 7. Overmatig drankgebruik leidt na sluitingstijd cafe’s meer dan eens tot overlast. Voorgestelde oplossingen: 1. Voorlichting geven via zoveel mogelijk kanalen, zo frequent mogelijk (generaties lang) 2. Schokkende voorlichting geven onder jongeren en ouderen: bewustwording vergroten. 3. Ouders er strenger op wijzen dat zij het goede voorbeeld moeten geven. 4. Bij sportwedstrijden voor jeugd geen verkoop alcoholische dranken. 5. Strenge controles en strenger straffen. 6. Geen alcohol tijdens schoolfeesten. 7. De prijzen van alcoholische dranken in kantines drastisch verhogen. 8. Speciale uitgaansgelegenheden maken zonder alcohol. 9. Beveiliging bij grootschalige evenementen. 10. Sluitingstijden vervroegen (regionaal). 11. Kreatieve acties voor en door jongeren (maatschappelijke stages). 12. Gerichte begeleiding bij evenementen. 13. Strengere naleving gedragsregels door Horeca / sportkantines + consequenties aan verbinden.

    Doelgroep

    De gemeente geeft prioriteit aan de volgende doelgroepen: - Doelgroep jongeren onder de 16 jaar; onder de 16 geen alcohol, naleving wettelijke grenzen, geen gebruik in openbare ruimten. - Doelgroep uitgaanders (16-25 jaar) voorkomen van schadelijk alcoholgebruik en voorkomen openbare problematiek.

    Plan van aanpak

    Een effectief lokaal alcoholbeleid kent 4 pijlers: 1. Publiek draagvlak (bewustwording en communicatie), 2. Regelgeving (beïnvloeden van de beschikbaarheid), 3. Handhaving (bevoegdheden). 4. Vroegsignalering (problemen in een vroeg stadium ontdekken). In het regionale project ‘Laat je niet flessen!’ (kartrekker is Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE), zijn veel materialen en ideeën ontwikkeld die op lokaal niveau kunnen worden ingezet. Het breed lokaal uitzetten hiervan vraagt samenwerking met veel partijen op lokaal niveau, meer dan nu het geval is. Deze partijen kunnen het beste direct bij de planvorming betrokken worden om het benodigde draagvlak te ontwikkelen.

    Beleidsterrein waar thema primair wordt ondergebracht.

    LGB; directe relatie met jeugdbeleid en integraal veiligheidsbeleid.

    Uitvoerend jaar/jaren

    Werkzaamheden werkgroep: sept.. 2011 – dec. 2011 Uitvoering reguliere activiteiten 2011 e.v. Uitvoering nieuwe activiteiten vanaf medio 2012, 2013 en 2014.

    Uitvoering door:

    Adviesgroep LGB/WMO, SRE, GGD (Gezonde School en Genotmiddelen basisscholen), scholen, Stichting Voorkom, Novadic-Kentron, jongerenwerk, verenigingen, bibliotheek, huisartsen, politie en gemeente.

    Budget

    Laat je Niet Flessen € 5.000,- structureel voor bijdrage aan regionaal project ‘Laat je niet flessen!’ . Voor een lokale aanpak is extra budget van € 2.500,- nodig. Totaal: € 7.500,-- (2011 t/m 2014). Gezonde School en Genotmiddelen (lesmateriaal, ouderavonden). Totaal: € 3.000,-- (2011 t/m 2014) Activiteiten binnen Kempenhorstcollege (lessen over alcoholgebruik door Stichting Voorkom). € 3.000,-- (2011 t/m 2014) Voor mogelijke nieuwe activiteiten reserveert de gemeente vanaf 2012 een bedrag van € 2.000,-- (2012 t/m 2014)

  • 5.3 (Stoppen met) Roken

    Roken is nog steeds de belangrijkste vermijdbare (onnodige) doodsoorzaak in Nederland. Jaarlijks sterven

    ruim 20.000 Nederlanders aan acht ziektes die met roken te maken hebben. Ongeveer 90 procent van alle

    longkanker komt door roken.

    Circa 30 procent van alle kanker is het gevolg van roken. Bij hart- en vaatziekten is dat ongeveer 20 procent.

    Meeroken (passief roken) leidt in Nederland jaarlijks naar schatting tot (circa) tien gevallen van wiegendood,

    enkele honderden doden door longkanker, enkele duizenden sterfgevallen door hartaandoeningen en vele

    tienduizenden (meer of minder ernstige) luchtwegaandoeningen bij kinderen.

    Stoppen met roken geeft direct resultaat en zorgt ervoor dat mensen langer gezond leven. Als je stopt met

    roken op je 30ste kun je tien jaar langer leven, op je 40ste levert dat negen jaar op, op je 50ste zes en op je

    60ste drie jaar. Rokers die blijven roken, verliezen in vergelijking met niet-rokers gemiddeld tien jaar van

    hun even. Europese landen die meer en steviger maatregelen hebben genomen, hebben veel minder rokers.

    Ambities (eventueel landelijk)

    In het Nationaal Programma Tabaksontmoediging 2006-2010 noemt de Minister van VWS drie pijlers: 1. Voorkomen dat jongeren gaan roken 2. Stimuleren dat rokers gaan stoppen 3. Beschermen van niet-rokers tegen tabaksrook. Het landelijke doel is het percentage rokers te verminderen tot 20% in 2010 (inzet na 2010 is nog niet bekend). Op 1 juli 2008 is het rookverbod voor horecagelegenheden ingegaan. Het roken in openbare gebouwen en scholen is al langere tijd verbonden. De gemeente neemt de pijlers van de rijksoverheid over en geeft er invulling aan.

    (Lopend) gemeentelijk beleid

    Er is geen lokaal beleid m.u.v. het programma Gezonde School en Genotmiddelen. De basisscholen besteden in de groepen 7 en 8 tijdens de lessen aandacht aan roken en alcohol. Diverse andere partijen voeren wel al activiteiten uit: Voorbeelden zijn: Verloskundigen: ‘stoppen met roken’. Consultatiebureau: ‘niet roken waar de kleine bij is’ (folder en adviesgesprek). GGD: jaarlijks 1 massamediale campagne voor volwassenen (2008: stopcampagne Stivoro, via o.a. publieksevenement/markt), jaarlijks 1 campagne voor jongeren (2008: actie tegengif via scholen). Zuidzorg: training ‘Pak je kans’ (groepstraining), en een persoonlijke coaching chronisch zieken. Zuidzorg: Folder “Roken? Niet waar de kleine bij is” (voor ouders van kinderen van 0-4 jaar). GGD: Brochure “Stoppen met roken. Willen en kunnen”. Ziekenhuizen in de regio: individuele ondersteuning en groepstraining.

    Signalen vanuit publieke opinie en maatschappelijk middenveld

    A. De maatschappelijke trend is: roken is minder acceptabel dan een aantal jaren geleden. In lijn hiermee geldt sinds juli 2008 een rookverbod voor horecagele- genheden. B. Signalen uit werkbijeenkomst (5 november 2009) met betrokkenen bij het ontwikkelen van LGB: 1. Roken heeft bij nogal wat jongeren een stoer imago. 2. Roken bovenbouw op middelbare scholen is nog steeds aanwezig c.q. gewoon. 3. Ouders die roken doen dat vaak ook in het bijzijn van hun kinderen = slecht voorbeeldgedrag. 4. Te weinig nadruk op het feit dat sporten en roken niet samen gaan. 5. Rookartikelen zijn nog steeds voor een ieder vrij verkrijgbaar. 6. Niet iedereen is zich er bewust van dat roken slecht is voor de gezondheid. 7. Er is nog te weinig “harde”voorlichting over de gevaren van roken. 8. De stap van roken naar het gebruik van andere drugs is klein. Voorgestelde oplossingen: 1. Voorlichting aan jongeren en ouders: positief benaderen, confronteren met kosten, voorlichting via in te stellen Centrum voor Jeugd en Gezin, consultatiebureau en scholen. 2. Beleid middelbare scholen aanpassen: geen verschil tussen onder- en bovenbouw als het gaat om roken. 3. Verbod roken op sportterreinen en tribunes. 4. Meer indringende voorlichting tijdens zwangerschappen. 5. Stoppen met roken-campagnes lang vol blijven houden. Het is een zaak van lange adem.

    Doelgroep

    - Jongeren: niet beginnen met roken is de beste insteek. - Rokers bewust maken van het feit dat ook meeroken slecht is voor de gezondheid, ook thuis. - Rokers stimuleren en ondersteunen om te stoppen met roken.

    Plan van aanpak

    De beste resultaten van tabaksontmoedigingsbeleid worden geboekt door middel van een mix van interventies en maatregelen zoals intensieve multimediacampagnes, stoppen-met-roken-advies van de huisarts, stoppen met roken voor zwangeren, vergoeding voor de hulp aan stoppen met roken, accijnsverhogingen, terugdringen van meeroken. Voor de 3 doelgroepen die hierboven beschreven zijn, zijn diverse interventies beschikbaar. Jongeren kunnen het beste bereikt worden via de scholen.

    Beleidsterrein waar thema primair wordt ondergebracht

    LGB; directe relatie met het Jeugdbeleid.

    Uitvoerend jaar/jaren

    Werkzaamheden werkgroep: sept. 2012 – jan. 2013 Uitvoering: 2013 en 2014.

    Uitvoering

    Adviesgroep LGB/WMO, verloskundigen, kraamzorg, Novadic-Kentron, scholen, jongerenwerk, huisartsen, ziekenhuizen, gemeente.

    Budget

    Zoveel als mogelijk worden de activiteiten binnen het takenpakket van de instellingen of organisaties opgepakt. Voor nieuwe activiteiten reserveert de gemeente vanaf 2013 een bedrag van € 2.000,--.

  • 5.4 Druggebruik

    Cannabisproducten (hasj, marihuana) zijn in vergelijking met de gezondheidsrisico’s van alcoholgebruik

    en roken relatief onschuldig. Ze hebben geen sterk verslavende werking, waarmee niet is gezegd dat soft-

    drugs niet verslavend kunnen worden.

    Harddrugs (heroïne, cocaïne, amfetamine, XTC, etc) zijn doorgaans schadelijker voor de gezondheid dan

    cannabis. Harddrugs zijn vaak sterk verslavend, sommige drugs zowel lichamelijk als geestelijk (zoals

    heroïne) en andere waarschijnlijk alleen geestelijk (zoals cocaïne). In zijn algemeenheid is alcohol een

    aanzienlijk groter probleem dan druggebruik, maar het gebruik van drugs is eigenlijk geen onderdeel van

    onze cultuur en dus niet geaccepteerd. De angst bij ouders dat hun kinderen drugs gaan gebruiken is

    over het algemeen groter dan dat hun kinderen alcoholische dranken nuttigen. Die angst vraagt om bijzon-

    dere aandacht van de gemeente in de preventieve sfeer, maar ook in de repressieve sfeer.

    Ambities (eventueel landelijk)

    De gemeente wil meer inzicht in en aanpak van drugsproblematiek onder jongeren.• In kaart brengen van de informatie van partijen die inzicht hebben in het druggebruik in Oirschot.• In kaart brengen van de problematiek rondom druggebruik en drugshandel (leeftijdsgroep en soort drugs e.d.).• Opstellen van een (regionaal) plan van aanpak om het druggebruik terug te dringen, waarbij een benadering vanuit meerdere invalshoeken centraal staat, zoals voorlichting/handhaving/repressief optreden (vb project “Laat je niet flessen!”)

    Landelijk vastgestelde prioriteit preventienota (rijksbeleid)

    Nee

    Lopend (gemeentelijk) beleid

    - Het Kempenhorstcollege heeft een schoolveiligheidsplan en er zijn concrete fspraken gemaakt tussen politie en de school over het melden van drugszaken. Ook het jongeren(opbouw)werk heeft regelmatig contact met politie en gemeente om het gedrag /drugsgebruik van jongeren te bespreken. - Per 1 april 2006 is het hennepconvenant in werking getreden, gesloten tussen de gemeenten Best, Oirschot, Son en Breugel, Domein, Vitalis, SWS, OM, Essent en de politie. Dit regelt de aanpak van hennepkwekerijen, - stekkerijen en/of drogerijen.- Binnen het Kempenhorstcollege worden lessen verzorgd over drugs door de Stichting Voorkom.

    Signalen vanuit publieke opinie en maatschappelijk middenveld

    A. Regelmatig komen bij politie en jongerenopbouwwerk signalen binnen dat drugs gebruikt en gedeald worden op straat.B. Signalen uit werkbijeenkomst (5 november 2009) met betrokkenen bij het ontwikkelen van LGB:1. Het gevaar en de effecten van blowen worden onderschat door jongeren.2. Er wordt te weinig gedaan aan preventie.3. Het gebruik is moeilijk te voorkomen.4. Ouders laten hun kinderen zelf de keuzes maken als het gaat om druggebruik5. Jongeren weten vaak niet wat ze op bepaalde momenten met hun vrije tijd moeten doen: groepsgedrag leidt tot druggebruik. 6. Ouders weten niet hoe ze het gebruik moeten signaleren.7. Er is tot op heden te weinig voorlichting beschikbaar over drugs.

    Doelgroep

    • Doelgroep zijn de gebruikers van drugs, en eventuele handelaren. • Daarnaast moet er in preventieve zin aandacht zijn voor druggebruik bij jongeren. Daarbij moeten ook opvoeders betrokken worden. Ouders en andere opvoeders moeten handvatten krijgen hoe ze drugs bespreekbaar kunnen maken met hun kind(eren).

    Plan van aanpak

    De gemeente vraagt de Adviesgroep LGB/WMO een werkgroep te vormen die samen met de gemeente een uitvoeringsplan opstelt. Daarbij moet de inbreng van de werkbijeenkomst van 5 november 2009 (zie hiervoor) worden betrokken en het aanbod binnen het Kempenhorstcollege. In het uitvoeringsplan moet in elk geval aandacht besteed worden aan:• In kaart brengen van de signalen van druggebruik en –handel. Welke partijen hebben hier zicht op en hoe kijken ze tegen het lokale gebruik aan? • Om welke groep druggebruikers gaat het, waar wordt gebruikt / gehandeld, om wat voor soort drugs gaat het, etc. Indien er meer duidelijkheid over het druggebruik en drugshandel is, kan een actieplan opgesteld worden. • Selecteren van beschikbaar informatiemateriaal (er is zoveel beschikbaar dat ouders en anderen door de bomen het bos niet meer zien).• Net als bij het project “Laat je niet flessen!” de aansluiting met de GGD en/of andere regiogemeenten te zoeken, omdat de aanpak van drugs zich niet laat begrenzen door gemeentegrenzen.

    Beleidsterrein waar thema primair wordt ondergebracht

    LGB; directe relatie met jeugdbeleid en integraal veiligheidsbeleid.

    Uitvoering

    Adviesgroep LGB/WMO, GGD, politie, Novadic-Kentron, jongerenwerk, onderwijs, ouders, huisartsen, gemeente.

    Uitvoerend jaar/jaren

    Werkzaamheden werkgroep: sept. 2012 – jan. 2013Uitvoering: 2013 en 2014.

    Budget

    Voor het uitvoeren van een plan reserveert de gemeente vanaf 2013 een bedrag van € 3.000,--.

    5.5. Sociale weerbaarheid (incl. voorkoming eenzaamheid)

    Ambities (eventueel landelijk)

    Landelijk:Zorgen voor een groter bereik van de bewezen effectieve interventies zoals cursussen via internet (lagere drempel dan groepscursussen), programma's voor versterken van psychische weerbaarheid en opvoedingsondersteuning.

    Landelijk vastgestelde prioriteit preventienota (rijksbeleid)

    Ja, indirect, via thema depressie.

    Lopend (gemeentelijk) beleid

    Activerend Huisbezoek (bezoeken van 75 +-ers) door vrijwilligers van de Stichting Welzijn. (Zie ook Hoofdstuk 2.1 A3).

    Signalen vanuit publieke opinie en maatschappelijk middelveld

    Signalen uit werkbijeenkomst (5 november 2009) met betrokkenen bij het ontwikkelen van LGB:1. Digitaal Pesten is een probleem. Ouders geven bij pesten te weinig signalen af op school.2. Op scholen is (te) weinig aandacht voor sociale Weerbaarheid.3. Er is aandacht nodig voor weerbaarheid in alle leeftijdsgroepen.4. Bereikbaarheid en toegankelijkheid depressiebehandeling is beperkt.5. Het aanbod aan trainingen is beperkt. Het bereik is te laag.6. Moeilijk om problemen zoals loverboys tijdig te signaleren.7. Relatief veel mensen trekken zich terug in isolement

    Doelgroep

    Kinderen (binnen de basisscholen en het voortgezet onderwijs) die door het ontbreken van sociale vaardigheden, gevoelig zijn voor plagen met als gevolg dat zij in een isolement kunnen geraken en als persoon zich moeilijker kunnen ontwikkelen.

    Plan van Aanpak

    De gemeente vraagt de Adviesgroep LGB/WMO een werkgroep te vormen die samen met de gemeente een uitvoeringsplan opstelt. Daarbij moet de inbreng van de werkbijeenkomst van 5 november 2009 (zie hiervoor) worden betrokken.In het uitvoeringsplan moet in elk geval aandacht besteed worden aan:1. Het aanbod en de hiaten in dat aanbod.2. Het verhogen van het bereik van het aanbod.3. De effectiviteit van het aanbod.4. Een mix van interventies (voorlichting en bewustwor- ding, signalering en advies, preventieve ondersteuning).

    Beleidsterrein waar thema primair wordt ondergebracht

    LGB; relatie met WMO (prestatieveld 8 (OGGZ))

    Uitvoerend jaar/jaren

    Werkzaamheden werkgroep: jan. 2013 – mei 2013Uitvoering: vanaf september 2013 en 2014.

    Uitvoering

    Adviesgroep LGB/WMO, scholen, Pest-web, GGZ, verenigingen, gemeente.

    Budget

    Voor het uitvoeren van een plan reserveert de gemeente vanaf 2013 een bedrag van € 3.000,--.

  • 5.5 5.5. Sociale weerbaarheid (incl. voorkoming eenzaamheid)

    Maakt u zich ook wel eens zorgen over het toenemend geweld in onze samenleving? Als u weer een berichtje

    in de krant leest over mishandeling denkt u dan ook wel eens: “Als mijn kind dat maar niet overkomt”? Vindt u

    het ook belangrijk dat kinderen leren op te komen voor zichzelf zonder anderen te kwetsen?

    In toenemende mate wordt duidelijk dat meisjes en jongens in onze samenleving worden bedreigd door

    machtsmisbruik in allerlei vormen. Verwaarlozing, lichamelijke mishandeling en seksueel misbruik worden

    steeds vaker gemeld.

    Ook pesten is onderkend als een ernstige vorm van machtsmisbruik waar één op de zes kinderen op de basis-

    school mee wordt geconfronteerd.

    Op zo’n moment is het goed als je als jongere weerbaar bent. We spreken van weerbaarheid wanneer een kind

    op een passende manier voor zichzelf op durft te komen, zonder daarbij anderen te schaden of respectloos te

    behandelen. Een kind dat weerbaar is, is in staat zijn of haar grenzen te bewaken. En het kind kan zichzelf ver-

    dedigen en durft een eigen mening te hebben. Ook zien we dat kinderen die goed weerbaar zijn, ook voor ande-

    ren durven op te komen, zelfstandig zijn maar ook om hulp durven te vragen, om kunnen gaan met kleine tegen

    slagen en hun eigen grenzen kennen en respecteren.

    Weerbaarheid werkt preventief. Het voorkomt machtsmisbruik of geweldservaringen en de kans is groter dat het

    geweld stopt als je effectief reageert. En weerbare kinderen kunnen ook beter ‘nee’ zeggen tegen allerlei verlei-

    dingen zoals genotmiddelen en ongezonde happen. Sommige jongeren zijn van nature weerbaar, anderen kunnen

    daarbij best wat hulp gebruiken.

    Ouders en onderwijs helpen kinderen op te groeien tot weerbare kinderen. Maar soms is er toch wat hulp van

    buiten af nodig in de vorm van een weerbaarheidstraining of een sociale vaardigheidstraining voor kinderen.

    Want een ouder kan nog zo zijn best doen, soms maakt het karakter van het kind het moeilijk om het kind te

    helpen weerbaar te worden. Ook ouders hebben soms een steuntje in de rug nodig bij de opvoeding van hun

    kinderen.

    Onder dit thema scharen we ook: seksueel risicogedrag, angststoornissen en fobieën.

    Ambities (eventueel landelijk)

    Landelijk: Zorgen voor een groter bereik van de bewezen effectieve interventies zoals cursussen via internet (lagere drempel dan groepscursussen), programma's voor versterken van psychische weerbaarheid en opvoedingsondersteuning.

    Landelijk vastgestelde prioriteit preventienota (rijksbeleid)

    Ja, indirect, via thema depressie.

    Lopend (gemeentelijk) beleid

    Activerend Huisbezoek (bezoeken van 75 +-ers) door vrijwilligers van de Stichting Welzijn. (Zie ook Hoofdstuk 2.1 A3).

    Signalen vanuit publieke opinie en maatschappelijke middenveld

    Signalen uit werkbijeenkomst (5 november 2009) met betrokkenen bij het ontwikkelen van LGB: 1. Digitaal Pesten is een probleem. Ouders geven bij pesten te weinig signalen af op school. 2. Op scholen is (te) weinig aandacht voor sociale Weerbaarheid. 3. Er is aandacht nodig voor weerbaarheid in alle leeftijdsgroepen. 4. Bereikbaarheid en toegankelijkheid depressiebehandeling is beperkt. 5. Het aanbod aan trainingen is beperkt. Het bereik is te laag. 6. Moeilijk om problemen zoals loverboys tijdig te signaleren. 7. Relatief veel mensen trekken zich terug in isolement

    Doelgroep

    Kinderen (binnen de basisscholen en het voortgezet onderwijs) die door het ontbreken van sociale vaardigheden, gevoelig zijn voor plagen met als gevolg dat zij in een isolement kunnen geraken en als persoon zich moeilijker kunnen ontwikkelen.

    Plan van Aanpak

    De gemeente vraagt de Adviesgroep LGB/WMO een werkgroep te vormen die samen met de gemeente een uitvoeringsplan opstelt. Daarbij moet de inbreng van de werkbijeenkomst van 5 november 2009 (zie hiervoor) worden betrokken. In het uitvoeringsplan moet in elk geval aandacht besteed worden aan: 1. Het aanbod en de hiaten in dat aanbod. 2. Het verhogen van het bereik van het aanbod. 3. De effectiviteit van het aanbod. 4. Een mix van interventies (voorlichting en bewustwor- ding, signalering en advies, preventieve ondersteuning).

    Beleidsterrein waar thema primair wordt ondergebracht

    LGB; relatie met WMO (prestatieveld 8 (OGGZ))

    Uitvoerend jaar/jaren

    Werkzaamheden werkgroep: jan. 2013 – mei 2013 Uitvoering: vanaf september 2013 en 2014.

    Uitvoering

    Adviesgroep LGB/WMO, scholen, Pest-web, GGZ, verenigingen, gemeente.

    Budget

    Voor het uitvoeren van een plan reserveert de gemeente vanaf 2013 een bedrag van € 3.000,--.

  • 5.6 Preventieve gezondheidszorg voor ouderen.

    Op 1 juli 2010 is artikel 5 a van de Wet publieke gezondheid (Wpg) betreffende preventieve gezondheidszorg voor ouderen in werking getreden. Dit betekent dat gemeenten zorg moet dragen voor het monitoren, signaleren en voorkomen van gezondheidsproblemen bij ouderen. De gemeenten hebben van de Minister van VWS grote beleidsvrijheid gekregen bij het invullen van de taak. De gemeenten dienen zich te baseren op de lokale behoefte van ouderen en een passend aanbod tot stand te brengen. Daarbij rekening houdende met de voorzieningen die er al zijn zoals: huisartsen, thuiszorg en welzijnsvoorzieningen. Dit betekent dat gemeenten zich vooral kunnen richten op het verbinden en faciliteren van lokale initiatieven. De rijksoverheid koppelt aan de wettelijke verplichting geen extra financiële middelen.

    Op 1 januari 2009 telde Nederland bijna 2,5 miljoen ouderen. Daarmee was 15 % van de bevolking ouder dan 65 jaar. 4 % van alle 65 +-ers was 80 jaar of ouder, wat neerkomt op 4 % va de bevolking. Het aantal ouderen neemt de komende decennia sterk toe. In 2020 3,4 miljoen 65 + ers en in 2050: 4,5 miljoen. 25 % van de totale bevolking is dan ouder dan 65 jaar.

    Preventie gericht op ouderen heeft als doel om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig, onafhankelijk en gezond te houden. Gezond en succesvol ouder worden gaat niet alleen om het voorkómen en uitstellen van ziekte en sterfte, maar ook om de preventie van beperkingen in het functioneren, het voorkómen van verlies van zelfredzaamheid en het terugdringen van afhankelijkheid van de zorg.

    Ook bij ouderen leveren gedragsveranderingen nog gezondheidswinst op. Zelfs als ouderen hun gedrag pas na hun 65e aanpassen blijkt dit nog effectief te zijn. Veel gezondheidsproblemen zijn mede het gevolg van een ongezonde leefstijl onder ouderen. De nadruk bij interventies voor ouderen ligt op de thema’s bewegen, gezonde voeding, valpreventie, depressie, eenzaamheid en decubitus. Verder is een groot aantal interventies gericht op de algemene gezondheid van ouderen (‘ageing well’ projecten).

    Ambities (eventueel landelijk)

    Landelijk:Ouderen zo lang mogelijk zelfstandig, onafhankelijk en gezond te houden d.m.v. preventieactiviteiten.De gemeente sluit zich aan bij die ambitie.

    Landelijk vastgstelde prioriteit

    Ja

    Lopend (gemeentelijk) beleid

    - Activerend Huisbezoek (bezoeken van 75+-ers) door vrijwilligers van de Stichting Welzijn.- Meer Bewegen Voor Ouderen o.a door Stichting Welzijn.

    Signalen vanuit publieke opinie en maatschappelijk middenveld

    Signalen uit werkbijeenkomst (5 november 2009) met betrokkenen bij het ontwikkelen van LGB:Geen.

    Doelgroep

    Inwoners van 65 jaar en ouder.

    Plan van Aanpak

    De gemeente vraagt de Adviesgroep LGB/WMO een werkgroep te vormen die samen met de gemeente een uitvoeringsplan opstelt. In het uitvoeringsplan moet in elk geval aandacht besteed worden aan:1. Het aanbod en de hiaten in dat aanbod.2. Het verhogen van het bereik van het aanbod.3. De effectiviteit van het aanbod.4. Een mix van interventies (voorlichting en bewustwording, signalering en advies, preventieve ondersteuning).

    Beleidsterrein waar thema primair wordt ondergebracht

    LGB / WMO

    Uitvoerend jaar/jaren

    Werkzaamheden werkgroep: mei. 2013 – oktober 2013Uitvoering: vanaf 1 januari 2014.

    Uitvoering

    Adviesgroep LGB/WMO, Stichting Welzijn, Kath. Bonden van Ouderen, gemeente.

    Budget

    Voor het uitvoeren van een plan reserveert de gemeente vanaf 2014 een bedrag van € 3.000,--.

Hoofdstuk 6 Wat hebben we nodig?

Artikel 6.1 Voorwaarden

Voor een succesvolle ontwikkeling en uitvoering van lokaal gezondheidsbeleid is het noodzakelijk dat aan een

aantal voorwaarden wordt voldaan:

• Draagvlak: Professionele gezondheids- en welzijnsorganisaties hebben een belangrijke verantwoordelijkheid

waar het gaat om de inhoudelijke ondersteuning van (de hoofdlijnen van) het lokale gezondheidsbeleid. Er

dient bij deze organisaties voldoende draagvlak en personele capaciteit aanwezig te zijn om gezamenlijk invul-

ling te kunnen geven aan gezondheidsbevordering. De gemeente verwacht van deze organisaties een actieve

rol en met die organisaties waarmee de gemeente een bestaande relatie heeft (budgetovereenkomst, Gemeen-

schappelijke Regeling of subsidierelatie) worden afspraken gemaakt over hun rol in de uitvoering van het lokale

gezondheidsbeleid.

• Eigen verantwoordelijkheid: Hoewel het gezondheidsbeleid een aangelegenheid is van de gemeente, blijven

burgers in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor hun eigen gezondheid en (gezonde) leefwijze. Komt echter

de lokale gezondheid in het geding of zijn burgers niet in staat deze eigen verantwoordelijkheid te nemen, dan

zal het initiatief ook van de gemeente uit moeten gaan. Overigens is dit niet onverkort op elke burger van toepas-

sing. Er zijn burgers die als gevolg van sociaal-economische verschillen een gezondheidsachterstand hebben.

• Ambtelijke capaciteit: Om vanuit de regierol uitvoering te kunnen geven aan het lokale gezondheidsbeleid is vol-

doende ambtelijke capaciteit een vereiste. Niet alleen op het beleidsterrein lokaal gezondheidsbeleid zelf, maar

ook bij aanverwante beleidsterreinen zoals jeugd, openbare orde en veiligheid enz. Naar schatting gaat het dan

om gemiddeld 6 uren ambtelijke capaciteit per week voor gezondheidsbeleid en 2 uren voor de aanverwante be-

leidsterreinen.

• Continuïteit en flexibiliteit in dienstenpakket GGD: In het dienstenpakket met de GGD zijn afspraken en keuzes

gemaakt over de inzet van de GGD op tal van (wettelijke) onderwerpen. Tijdens de kerntakendiscussie bij de

GGD is onderscheid gemaakt in basistaken en contracttaken. Basistaken zijn taken die voor alle gemeenten in

Zuidoost Brabant worden uitgevoerd binnen het gezamenlijke takenpakket. Contracttaken zijn taken die de GGD

Brabant Zuidoost voor een individuele gemeente uitvoert op basis van een apart contract. De gemeente Oirschot

en de GGD Brabant Zuidoost hebben regelmatig overleg over de invulling van de diverse taken.

• Budget; voor de uitvoering van de diverse activiteiten is voldoende financiering nodig. Zie de ramingen onder 6.3.

Artikel 6.2 Organisatiestructuur

Adviesstructuur Lokaal Gezondheidsbeleid/Wmo

In 2009 hebben burgemeester en wethouders in het kader van het lokaal gezondheidsbeleid en Wmo-beleid een Stuurgroep en een Adviesgroep Lokaal Gezondheidsbeleid/WMO ingesteld.

De stuurgroep is samengesteld uit de wethouder Gezondheidszorg/WMO, het hoofd van de Afdeling Maatschappij en de beleidsmedewerker Welzijn/Gezondheidszorg met daarbij op afroep de beleidsmedewerker WMO of de beleidsmedewerker Jeugd (afhankelijk van de te bespreken stukken).

Die Adviesgroep is samengesteld met professionals van de partnerorganisaties van de gemeente. Deze partnerorganisaties zijn:

- GGD Brabant-Zuidoost;

- ZuidZorg;

- Maatschappelijk Werk Dommelregio;

- Stichting Welzijn Oirschot;

- Stichting MEE;

- GGZE

- Lunetzorg

- Stichting St. Joris

- Parochies

- Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD)

- Gemeente Oirschot (beleidsmedewerkers WMO en Welzijn/Gezondheidszorg, afhankelijk van het onderwerp)

De beleidsambtenaren Volksgezondheid, Wmo of Jeugd (afhankelijk van de agenda) van de gemeente nemen deel aan de vergaderingen. Een medewerker van de Stichting Welzijn Oirschot verzorgt het secretariaatswerk.

Deze Adviesgroep heeft de volgende taken gekregen:

- uitvoering opdrachten/verzoeken van de stuurgroep bijv. onderzoeken in het kader van

mantelzorg, preventie eenzaamheid, inspelen op nieuwe ontwikkelingen, adviseren op het

terrein van WMO/LGB, inclusief Lokaal Loketzaken (waaronder doorontwikkeling).

- het leveren van een bijdrage bij het vormen van en uitvoeren van een nieuw Lokaal Gezondheidsbeleid.

De Adviesgroep kan tevens ongevraagd adviseren.

Werkgroepen

De Adviesgroep kan werkgroepen instellen die zich bezig houden met specifieke thema’s, de thema’s voorbereiden of uitvoeren. De samenstelling van de werkgroepen is afhankelijk van het onderwerp waarover advies is gevraagd, maar zal over het algemeen bestaan uit uitvoerende medewerkers.

Organogram

Stuurgroep LGB/WMO

Adviesgroep LGB

Werkgroep X

Werkgroep Y

Werkgroep X

Artikel 6.3 Financiële consequenties bij uitvoering in de jaren 2011 t/m 2014

Voor lokaal gezondheidsbeleid zijn in de gemeentebegroting gelden opgenomen voor het uitvoeren van activiteiten. Daarnaast zijn uitgaven geraamd in het kader van preventie gebruik genotmiddelen en uitgaven in het kader van Jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar (ZuidZorg/consultatiebureau). Met de GGD maakt de gemeente jaarlijks afspraken over de invulling en uitvoering van activiteiten aansluitend op de speerpunten in Oirschot. Bovendien zijn elk jaar in de afdelingsplannen ambtelijke uren opgenomen voor beleid en uitvoering lokaal gezondheidsbeleid.

In onderstaande tabel is een schatting gemaakt van de kosten, die nodig zijn voor de uitvoering van de speerpunten.

Speerpunt

Uitv. Jaar 2011

Uitv. Jaar 2012

Uitv. Jaar 2013

Uitv. Jaar 2014

Overgewicht + gezonde voeding en diabetes

€ 4.000,--

€ 4.000,--

€ 4.000,--

Schadelijk alcoholgebruik“Laat je niet flessen!”Lokale activiteiten in kader “Laat je niet flessen”

€ 5.000,-- (reg.)*€ 2.500,-- (reg.)€ 3.000,-- (reg.)

€ 5.000,-- (reg.)

€ 5.000,-- (reg.)€ 2.500,-- (reg.)€ 3.000,-- (reg.)

€ 5.000,-- (reg.)

Roken Voor uitvoeren plan

€ 2.000,--

€ 2.000,--

Drugs Voor uitvoeren plan

€ 3.000,--

€ 3.000,--

Sociale Weerbaarheid Voor uitvoeren plan

€ 3.000,--

Preventie gezondheids-zorg voor ouderen

€ 3.000,--

Kosten t.b.v. werkgroepen

€ 500,--

€ 500,--

€ 500,--

€ 500,--

Startkosten adviesgroep LGB/WMO

€ 500,--

Totaal geraamde kosten

€ 17.500,--

€ 21.000,--

€ 29.000,--

€ 32.000,-

Dekking reguliere uitgaven: - Post Preventie Gebruik Genotmiddelen (663002/4343871)

€ 18.316,-

€ 18.500,-

€ 18.684,-

Af te ramenBij te ramen:

- € 6.485,--

-€ 3.166,--

€ 4.650,--

€ 7.466,--

* Reg. = regulier= geraamd in de begroting 2011.

Hoofdstuk 7 HOE GAAN WE HET EFFECT METEN?

Evaluatie

Het meten van de resultaten en de effecten van collectieve preventiemaatregelen voor de gezondheid van burgers is discutabel, zeker op een kortere termijn. Vaak zijn zoveel factoren van invloed op de gezondheid van burgers, dat de gezondheidswinst van een bepaalde activiteit niet kan worden aangetoond. Dit laat onverlet dat de nog op te zetten activiteiten door ons zullen worden geëvalueerd. We willen ervoor zorgen dat elke in te stellen werkgroep rekening houdt met vooraf bepaalde meetbare doelen..

Teneinde de mogelijke gevolgen van lokaal gezondheidsbeleid voor de bevordering van gezondheid te kunnen meten zal een evaluatie worden gehouden betreffende de:

1. Aanpak van gezondheidsknelpunten.

De organisaties, die met de opzet en uitvoering van activiteiten van de eerder beschreven speerpunten belast worden, worden door de gemeente verzocht door middel van verslaglegging inzicht te geven in de bereikte resultaten, en indien mogelijk de effecten. Het gaat hierbij om zowel inhoudelijke als procesmatige aspecten. Indien mogelijk wordt hierbij ook de klanttevredenheid betrokken.

2. Gezondheidswinst.

De door de GGD in een tijdsbestek van telkens 4 jaar per gemeente te houden Gezondheidsmonitoren voor jongeren, volwassenen en ouderen gebruikt de gemeente voor het meten van de gezondheid van de Oirschotse bevolking en, voor zover dat mogelijk is, de eventueel behaalde gezondheidswinst door vergelijking met eerdere gezondheidspeilingen en met peilingen in de regio.

HOE STAAN WE ER IN OIRSCHOT VOOR? 1

Hoe staan we er in Oirschot voor?

Evaluatie Activiteiten uit Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2003 t/m 2006 en de activiteiten in 2007 t/m 2010.

Onderstaand schema geeft aan welke activiteiten uit de Nota Lokaal Gezondheidsbeleid 2003-2006 en welke activiteiten in de periode 2007 t/m 2010 door de gemeente in samenwerking met andere organisaties zijn opgepakt. Ook komt tot uitdrukking welke activiteiten ook de komende tijd nog expliciete aandacht behoeven, hetzij omdat de activiteit nog niet volledig is afgerond of de activiteit (deels) structureel onderdeel is geworden van het takenpakket van de gemeente. Dit schema betreft geen volledig overzicht van alle activiteiten in het kader van het lokale gezondheidsbeleid. De structurele activiteiten die de GGD (zie ook bijlage 2) of andere organisaties voor de gemeente uitvoert, zijn ook in deze periode (al dan niet gewijzigd) gecontinueerd, maar zijn niet in onderstaand schema opgenomen.

Betekenis laatste kolom:

√ : thema is opgepakt

LGB : thema heeft of behoeft binnen het Lokale Gezondheidsbeleid (nog) aandacht

Wmo : thema komt (ook) aan de orde in het Wmo-beleid

Jeugd : thema komt (ook) aan de orde in het jeugdbeleid

Aandachtvelden

Activiteiten

Stand van Zaken begin 2010

LGB/WMO/jeugd

A. Nota LGB 2003 t/m 2006

Onderzoek “Bouwen aan Opvoeding”Aanbod op basis van behoefte.

De GGD heeft in 2003 van de toenmalige Stuurgroep Lokaal Gezondheidsbeleid en de gemeente het verzoek gekregen een onderzoek te doen naar de werkelijke behoeften aan opvoedingsondersteuning bij ouders in deze gemeente. Ook moest bezien worden op welke manier daar het aanbod van de diverse instellingen op afgestemd kon worden.In februari 2004 heeft de GGD het rapport “Bouwen aan Opvoeding” uitgebracht. De bedoeling toen was om de uitvoering ervan in handen te geven van een daartoe in te stellen werkgroep met daarin afgevaardigden van verschillende organisaties. Zover is het niet gekomen. Intussen is de Nota verouderd. Voor opvoedingsondersteuning is een aanbod op basis van behoefte ontwikkeld dat wordt ingevuld door ZuidZorg en de GGD. Sinds 2005 worden in opdracht van de gemeente door ZuidZorg en de GGD activiteiten ingezet in het kader van opvoedingsondersteuning.Het gaat dan om:- Opvoedspreekuur voor ouders en professionals binnen de peuterspeelzalen door ZuidZorg. In 2007 hebben 36 ouders gebruik gemaakt van dit aanbod. In 2008 waren dat er 30. - Groepsvoorlichting “Peuter in zicht” door ZuidZorg.Doel is de opvoedingsvaardigheden van ouders van kinderen van 0-4 jaar te vergroten. In 2007 heeft een cursus plaatsgevonden met 9 deelnemers uit Oirschot. In 2008 namen aan de cursus 4 personen deel.- Project “Stevig Ouderschap” door ZuidZorg.Doel is door vroegsignalering en interventie opvoedingsspanningen en kindermishandeling in gezinnen met kinderen tot 1 ½ jaar te voorkomen. In 2007 namen 3 gezinnen deel aan het project. In 2008 waren dat er 8. - Kindobservaties binnen peuterspeelzalen en kinderdagverblijven door Zuidzorg. Doel is de zorg rondom de ontwikkeling van een kind te verbeteren. In 2007 hebben 12 kindobservaties plaatsgevonden. In 2008 waren dat er 4. - Contactmomenten op maat door ZuidZorg. Tijdens contactmomenten inventariseert een verpleegkundige de problemen en de hulpvraag en komt met ouders overeen welke hulp passend is. Het gaat per gezin om een cyclus van drie huisbezoeken van één uur. In 2007 hebben 162 huisbezoeken plaatsgevonden. In 2008: 127, met daarnaast 183 telefonische begeleidingscontacten. - Opvoedingsspreekuur voor ouders binnen de basisscholen door de GGD (is er al sinds begin 2003). In 2006 is het Infopunt 56 keer bezocht, in 2007: 42 keer en in 2008: 33 keer.In de Nota Integraal Jeugdbeleid 2009 t/m 2012 zijn in Hoofdstuk VI.B. (Prestatieveld 2 WMO: Preventieve Ondersteuning Jeugd) genoemde activiteiten verder beschreven.

LGB