Aansluitverordening Gemeente Borger-Odoorn 1999

Geldend van 15-12-1999 t/m heden

Intitulé

Aansluitverordening Gemeente Borger-Odoorn 1999

1. Inleiding

In de gemeente Borger-Odoorn wordt bij een aanvraag van een perceeleigenaar voor een aansluiting op de riolering, een "vergunning" afgegeven. Juridisch gezien is het niet duidelijk of er sprake is van een vergunning, omdat er geen wet- of regelgeving aan ten grondslag ligt. Mede naar aanleiding van een enkel geval waar omtrent het realiseren van de aansluiting problemen zijn ontstaan, heeft de gemeente zich gerealiseerd dat het van belang is dat er binnen de gemeente een eenduidige regeling komt omtrent het tot stand brengen van de rioolaansluitingen en het beheer van de aansluitleidingen. Na vaststelling van de nieuwe regeling komt er ook duidelijkheid t.a.v. de vergunningverlening. Vanaf dat moment zal er sprake zijn van vergunningen in publiekrechtelijke zin.

Tauw heeft in samenwerking met de Stichting Rioned een model-aansluitverordening ontwikkeld die is gepubliceerd in de Leidraad Riolering die de stichting uitgeeft. Aangezien de concrete situatie per gemeente verschillend is en ook de wijze waarop gemeenten bepaalde zaken willen regelen verschilt, kan de model-verordening niet zomaar door de gemeente worden overgenomen.

Om vast te stellen waar in de gemeente Borger-Odoorn de specifieke knelpunten liggen, heeft een bespreking plaats gevonden tussen de heer Kuiper van de afdeling Openbare werken en Groen van de gemeente Borger-Odoorn en mevrouw Van der Goot van Tauw.

Naar aanleiding van deze bespreking is de aansluitverordening voor de gemeente Borger-Odoorn, inclusief een toelichting, aangepast.

2 Aansluitverordening gemeente Borger -Odoorn

De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 1999;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Aansluitverordening Gemeente Borger-Odoorn 1999:

Afdeling I Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

Aansluitleiding:

de leiding lopend vanaf het particulier perceel, door het openbaar gebied, en aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel of het gemeentelijk drainagestelsel.

b.

Aansluitpunt:

1.het ontstoppingsstuk gelegen nabij de perceelgrens;

2.bij het ontbreken van een ontstoppingsstuk, de perceelgrens.

c.

Aansluiting:

het daadwerkelijk koppelen van de particuliere afvoerleiding aan de perceelaansluitleiding.

d.

Particuliere afvoerleiding:

de binnen de kadastrale eigendomsgrenzen van het aan te sluiten perceel gelegen binnen, buiten- of terreinleidingen tot aan het aansluitpunt.

e.

Perceelaansluitleiding:

de leiding vanaf het aansluitpunt tot aan het openbaar riool, in beheer bij de gemeente.

f.

Bronneringswater:

grondwater, onttrokken ten behoeve van tijdelijke verlaging van de grondwaterstand.

g.

Drukriool:

het openbaar riool voor de afvoer van afvalwater, exclusief hemelwater, waarbij het transport door het riool plaats vindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakte druk.

h.

Dwa-riool:

het openbaar riool voor de afvoer van afvalwater, exclusief hemelwater.

i.

Gebruiker:

de perceeleigenaar, de zakelijk gerechtigde van het perceel, of de huurder die gebruik maakt van aansluitingen op het openbaar riool.

j.

Gemengd stelsel:

het openbaar riool voor de afvoer van afvalwater, inclusief hemelwater.

k.

Gescheiden stelsel:

het openbaar riool met een buizenstelsel voor de afvoer van hemelwater, en een buizenstelsel voor de afvoer van het overige afvalwater.

l.

Hemelwatervoorziening:

de voorzieningen voor de opvang en afvoer van hemelwater dat afstroomt van daken en andere als voldoende schoon aan te merken oppervlakken, anders dan een gescheiden stelsel.

m.

Openbaar riool:

de stelsels voor de inzameling en afvoer van afvalwater en hemelwater, in eigendom en beheer bij de gemeente, met inbegrip van alle tot dit stelsel behorende voorzieningen zoals rioolgemalen, persleidingen en infiltratievoorzieningen, met uitzondering van de aansluitleidingen.

n.

Rechthebbende:

de eigenaar, de vereniging van eigenaren of zakelijk gerechtigde van het perceel ten behoeve waarvan de aansluiting op het openbaar riool wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

o.

Vergunninghouder:

de rechthebbende ten behoeve waarvan door burgemeester en wethouders de op deze aansluitverordening gebaseerde aansluitvergunning is verleend.

Afdeling II De vergunning

Artikel 2 Vergunningplicht

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een aansluiting op het openbaar riool tot stand te brengen of te wijzigen.

  • 2. Burgemeester en Wethouders verlenen uitsluitend een aansluitvergunning:

    • a.

      voor de afvoer van afvalwater en hemelwater indien ter plaatse een gemengd stelsel aanwezig is;

    • b.

      voor de afvoer van afvalwater zonder hemelwater naar het daarvoor bedoelde buizenstelsel, indien ter plaatse een gescheiden stelsel, drukriolering of een dwa-riool aanwezig is;

    • c.

      voor de afvoer van hemelwater naar het daarvoor bedoelde buizenstelsel, indien ter plaatse een gescheiden stelsel of een hemelwatervoorziening aanwezig is.

  • 3. Indien voor meer dan één aansluiting op het openbaar riool een aansluitvergunning wordt aangevraagd, wordt hiervoor één vergunning verleend waarin alle aansluitingen afzonderlijk worden vermeld.

  • 4. In de vergunning kunnen voorschriften worden opgenomen met betrekking tot:

    • a. het tot stand brengen van de aansluiting;

      • b.

        het onderhoud, de renovatie en de vervanging van de perceelaansluitleiding;

      • c.

        sloopwerkzaamheden op het perceel van de vergunningaanvrager;

      • d.

        de periode waarvoor de vergunning wordt verleend indien het een tijdelijke aansluitingn betreft.

  • 5. Indien de vergunninghouder binnen een jaar na verlening van de aansluitvergunning geen verzoek heeft gedaan de aansluiting of wijziging van de aansluiting waarop die aansluitingvergunning betrekking heeft, uit te voeren, kunnen Burgemeester en Wethouders de aansluitvergunning intrekken.

  • 6. De vergunninghouder is ingeval van rechtsovergang verplicht binnen 2 weken aan burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling te doen van naam en adres van de rechtsopvolger.

Artikel 3 De vergunningaanvraag

  • 1. De vergunningaanvraag wordt door de rechthebbende ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht bestaat de aanvraag uit de volgende gegevens en bescheiden:

    • a.

      gegevens over de ligging van het perceel of de percelen waarvoor de vergunning wordt aangevraagd:

      • 1.

        aan de hand van straat en huisnummer of, indien nog geen huisnummer is toegekend, aan de hand van het kadastraal nummer van het betreffende perceel;

      • 2.

        aangegeven op een situatieschets met maatvoering 1:1000 of grotere schaal;

    • b.

      voor zover het lozing van bedrijfsafvalwater betreft, de aard en de hoeveelheid van de af te voeren vloeistoffen, waarbij dient te worden aangegeven of niet verontreinigd water, zoals regen- of koelwater, en/of verontreinigd water, zoals huishoudelijk of industrieel afvalwater, zal worden afgevoerd en welke extra voorzieningen in de binnenriolering en de terreinriolering zijn aangebracht;

    • c.

      voor zover het enkel lozing van huishoudelijk afvalwater betreft, of er huishoudelijk afvalwater of hemelwater zal worden afgevoerd, en of grondwater moet worden afgevoerd;

    • d.

      van de aan te sluiten of te wijzigen particuliere afvoerleidingen ten minste de volgende gegevens aangegeven op een situatieschets met maatvoering 1:1000 of grotere schaal:

      • 1.

        het leidingverloop en de dimensionering;2. de hoogteligging en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt;

  • 3. wijze waarop de functies van de verschillende particuliere afvoerleidingen ter plaatse van het aansluitpunt zullen worden gemarkeerd.

Artikel 4 Weigering van een aansluitvergunning

  • 1. Een aansluitvergunning kan slechts worden geweigerd indien aansluiting of wijziging van die aansluiting vanwege technische, juridische of milieuhygiënische redenenbezwaarlijk is.

  • 2. Aansluiting van de particuliere afvoerleiding op het openbaar riool of wijziging van die aansluiting is in ieder geval bezwaarlijk indien:

    • a.

      de gemeente voor het perceel waarvoor de aansluitvergunning wordt aangevraagd, van gedeputeerde staten ontheffing heeft verkregen op grond van artikel 10.16 a lid 2 Wet milieubeheer;

    • b.

      de hoogteligging van het aansluitpunt (binnenonderkant buis) lager ligt dan de bovenzijde van het openbaar riool, vermeerderd met 20 centimeter plus de benodigde hoogte voor het afschot van de aansluitleiding;

    • c.

      de bovenzijde van een lozingtoestel (zoals een toilet of wasbak) lager is gelegen dan 150 mm boven de kruin van de straat, tenzij via een pompinstallatie voorzien van terugslagklep wordt aangesloten;

    • d.

      de gevraagde aansluiting een lozing voor afvalwater en/of bronneringswater betreft waarvoor een vergunning krachtens de geldende milieuwetgeving en/of een bouwvergunning benodigd is, maar niet is verleend of niet aan de geldende algemene regels is voldaan;

    • e.

      het openbaar riool ter plaatse van de aansluitleiding niet over voldoende capaciteit beschikt om de hoeveelheid te lozen vloeistoffen te kunnen afvoeren;

    • f.

      het lozing van niet verontreinigd drainagewater betreft, anders dan op het drainagestelsel of een gescheiden stelsel waaraan uitdrukkelijk de functie van drainagestelsel is toegekend;

    • g.

      het aansluitpunt voor het drainagestelsel minder dan 10 centimeter onder het te handhaven peil ligt;

    • h.

      de gevraagde aansluiting een afvoerleiding voor niet verontreinigd bronneringswater betreft, die zonder bezwaar op het oppervlaktewater kan worden aangesloten of middels retourbemaling kan worden afgevoerd;

    • i.

      een bouwvergunning of een Wet milieubeheer-vergunning voor het aan te sluiten perceel is geweigerd.

Artikel 5 Verlening van de aansluitvergunning

  • 1. Burgemeester en Wethouders besluiten binnen 8 weken na ontvangst op de aanvraag.

    In afwijking van het eerste lid houden burgemeester en wethouders de beslissing op eenaanvraag aan, als er geen reden is de vergunning te weigeren, terwijl voor het aan te sluiten perceel

    • 1.

      nog een aanvraag om bouwvergunning moet worden ingediend of, als die wel is ingediend, nog niet op die aanvraag is beslist;

    • 2.

      nog een melding op basis van de woningwet moet worden gedaan;

    • 3.

      nog een aanvraag om milieuvergunning moet worden ingediend of, als die wel is ingediend, nog niet op die aanvraag is beslist;

    • 4.

      nog een kennisgeving op basis van de wet milieubeheer moet worden gedaan.

    • 2.

      Aanvrager wordt zo spoedig mogelijk van het besluit tot aanhouden op de hoogte gesteld.

    • 3.

      Indien het tweede lid van toepassing is besluiten burgemeester en wethouders binnen 8 weken na dagtekening van de bouw- of milieuvergunning, dan wel binnen 8 weken na datum van ontvangst van de melding/kennisgeving.

    De dagtekening van de laatst verleende vergunning of de laatst ontvangen melding/kennisgeving is bepalend voor de ingangsdatum van de beslistermijn.

Afdeling III De aansluiting

Artikel 6 Het verzoek tot aanleg of wijziging perceelaansluitleiding

  • 1. De vergunninghouder kan de gemeente verzoeken de perceelaansluitleiding aan te leggen of te wijzigen middels een schriftelijk verzoek daartoe aan Burgemeester en Wethouders.

  • 2. Bij het verzoek als bedoeld in lid 1 dienen in ieder geval de volgende gegevens door de vergunninghouder te worden vermeld:

    • a.

      de naam en het woonadres van de vergunninghouder;

    • b.

      het nummer van de aansluitvergunning;

    • c.

      de door vergunninghouder gewenste datum van uitvoering.

      Het verzoek tot aansluiting wordt slechts in behandeling genomen indien deze gegevens volledig zijn vermeld en de kosten zijn voldaan.

  • 3. Indien de kosten van de aansluiting reeds zijn voldaan uit hoofde van een eerder door de vergunninghouder met de gemeente gesloten overeenkomst, dient de vergunninghouder dit naast de in het tweede lid bedoelde gegevens bij het verzoek tot aansluiting of wijziging te vermelden.

  • 4. Zo spoedig mogelijk Burgemeester en Wethouders zoveel mogelijk in overleg met vergunninghouder een tijdstip vast voor de aanleg van de perceelaansluiting.Bij vaststelling van het tijdstip van uitvoering wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het door de vergunninghouder gewenste tijdstip.

Artikel 7 Kosten van de perceelaansluitleiding

De kosten die gemaakt worden ten behoeve van de aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding komen voor rekening van de vergunninghouder.

Artikel 8 Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding

  • 1. De uitvoering van de aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding, vindt niet plaats anders dan door of vanwege de gemeente.

  • 2. De vergunninghouder voert zelf de aansluiting van de particuliere afvoerleiding op het aansluitpunt uit. De vergunninghouder onttrekt het aansluitpunt na melding aan Burgemeester en Wethouders dat de aansluiting is uitgevoerd, gedurende drie werkdagen niet aan het zicht.

  • 3. De aansluiting van het de particuliere afvoerleiding op het aansluitpunt kan slechts plaatsvinden, als de aan te sluiten particuliere afvoerleiding tot aan het aansluitpunt aanwezig is en voldoet aan de daaraan op grond van het Bouwbesluit of de Bouwverordening gemeente Borger-Odoorn te stellen eisen.

Afdeling IV Onderhoud

Artikel 9 Onderhoud, renovatie en vervanging

  • 1. Het onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- dan wel herstelwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van de particuliere afvoerleiding, in welk geval de kosten voor rekening van de vergunninghouder of veroorzaker komen.

  • 2. Onder onjuist gebruik wordt in ieder geval begrepen:

    • a.

      het via deze aansluitingleiding lozen van stoffen die, vanwege hun aard en samenstelling, verstoppingen in de aansluitleiding of het openbaar riool veroorzaken;

    • b.

      het via deze aansluitingleiding lozen van stoffen die, door hun aard of concentratie, de constructie van de aansluitleiding aantasten.

  • 3. De kosten voor het onderhoud van de particuliere aansluitleiding komen voor rekening van de vergunninghouder, tenzij onomstotelijk vaststaat dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door inspoeling vanuit het openbaar riool.

  • 4. Onder renovatie wordt tevens begrepen het aanpassen van de perceelaansluitleiding ten gevolge van een wijziging van het openbaar riool.

Artikel 10 Calamiteiten

  • 1. Bij een verstopping of een andere storing in de aansluitleiding, graaft de vergunninghouder het ontstoppingsstuk op en onderzoekt of het een verstopping betreft in de particuliere afvoerleiding of in de perceelaansluitleiding.

  • 2. Indien na het in lid 1 bedoelde onderzoek blijkt dat sprake is van een verstopping of storing in de perceelaansluitleiding of van een verstopping of storing als gevolg van inspoeling vanuit het openbaar riool, neemt de vergunninghouder of de gebruiker contact op met de gemeente voor het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden.

  • 3. Indien na het in lid 1 bedoelde onderzoek blijkt dat sprake is van een verstopping of storing in de particuliere afvoerleiding, dient de vergunninghouder deze verstopping of storing zelf te verhelpen.

  • 4. Indien bij of na het verrichten van de in lid 2 bedoelde werkzaamheden door de gemeente, blijkt dat de kosten van deze werkzaamheden op grond van artikel 9 voor rekening van de vergunninghouder of de gebruiker behoren te blijven, worden de door de gemeente gemaakte kosten aan de vergunninghouder in rekening gebracht.

Afdeling V Verwijdering aansluiting, sloop

Artikel 11 Zorgplicht

  • 1. Bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden op een op het openbaar riool aangesloten perceel, moeten door de vergunninghouder zodanige voorzieningen aan de perceelaansluitleiding worden getroffen dat verzanding van het openbaar riool en de perceelaansluitleiding wordt voorkomen.

  • 2. Indien de vergunninghouder bij sloopwerkzaamheden niet voldoet aan de in het eerste lid omschreven zorgplicht, heeft de gemeente de bevoegdheid de aansluiting op het openbaar riool af te sluiten en de hieraan verbonden kosten te verhalen op de vergunninghouder.

  • 3. Indien het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd, wordt de op de aansluitleiding betrekking hebbende vergunning ingetrokken, waarna de aansluitleiding op kosten van de vergunninghouder door de gemeente wordt verwijderd.

  • 4. Indien het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd is de vergunninghouder verplicht de gemeente hiervan in kennis te stellen.

Afdeling VI Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12 Overgangsrecht

  • 1. De aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die voor de datum van inwerkingtreding zijn ingediend, worden op basis van deze verordening afgehandeld.

  • 2. Op de aansluitingen die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening krachtens de tot dan geldende wetgeving en voorschriften tot stand zijn gebracht, zijn uitsluitend de bepalingen van afdeling IV en afdeling V van deze verordening rechtstreeks van toepassing.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgend op die van haar bekendmaking.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Aansluitverordening Gemeente Borger-Odoorn 1999.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 november 1999.

De raad voornoemd,

de secretaris

J. Post

de voorzitter

T. Slagman-Bootsma

3 Toelichting

3.1 Inleiding

Het eenduidig vastleggen van regels in een aansluitverordening over de wijze waarop kan worden aangesloten op de openbare voorzieningen voor de opvang en afvoer van afvalwater en hemelwater en de wijze waarop het beheer van de perceelaansluitleidingen wordt geregeld, heeft een aantal voordelen boven het privaatrechtelijk regelen van de aansluiting:

  • -

    Op deze wijze hoeft niet voor elk perceel apart een overeenkomst voor de aansluiting te worden gesloten. Met een éénduidige regeling in een aansluitverordening bestaat voor alle partijen duidelijkheid over de wijze waarop de aansluiting is geregeld en wordt handhaving veel eenvoudiger. In een overeenkomst kan ter handhaving namelijk slechts een boetebeding worden opgenomen.

  • -

    Door het vaststellen van een publiekrechtelijke regeling wordt door de gemeente het risico vermeden dat in strijd wordt gehandeld met de in de jurisprudentie ontwikkelde 'twee-wegenleer'. Deze leer houdt kort gezegd in dat de overheid geen zaken privaatrechtelijk mag regelen als daarmee het publiekrecht onaanvaardbaar wordt doorkruist.

  • -

    Door het vastleggen van de beheersverantwoordelijkheden in een aansluitverordening wordt de problematiek van de eigendom van een perceelaansluitleiding omzeild. Hierdoor bestaat zowel bij de burger als bij de gemeente rechtszekerheid over het beheer van de perceelaansluitleiding.

  • -

    De aansluitverordening biedt een duidelijke financiële grondslag voor zowel de uitvoering van de aansluiting als het beheer en onderhoud van de perceelaansluitleiding.

  • -

    Met de aansluitverordening wordt voorzien in een uniforme regeling voor renovatie, vervanging, sloop en verwijdering van de perceelaansluitleiding. Dit komt ten goede aan het functioneren van het gemeentelijk rioolstelsel.

    De gemeente is bevoegd tot het vaststellen van een aansluitverordening op grond van de algemene verordenende bevoegdheid van artikel 149 Gemeentewet.

3.2 De gemeentelijke aansluitverordening

De aansluitverordening regelt op publiekrechtelijke basis de verhouding tussen burgers en de gemeente inzake de aansluiting op het openbaar riool, waartoe op grond van de in de verordening opgenomen definitie ook alternatieve voorzieningen voor de afvoer van het hemelwater worden gerekend.In de aansluitverordening worden voorschriften gegeven voor de wijze waarop de aansluiting op het openbaar riool kan worden verkregen. Daarnaast wordt ook geregeld wie verantwoordelijk is voor het beheer van de aansluitleiding. Dit strekt tot voordeel van alle betrokken partijen, omdat er dan duidelijkheid bestaat over de verwachtingen die een perceeleigenaar en de gemeente van elkaar mogen hebben.Uitgangspunt van de verordening is dat voor een nieuwe aansluiting op het openbaar riool of een wijziging van de bestaande aansluiting, een vergunning is vereist.

De vergunning geldt voor zowel de vergunninghouder als zijn rechtsopvolger (bijvoorbeeld de opvolgende eigenaar). Wel is de vergunninghouder verplicht om van de rechtsopvolging melding te maken bij burgemeester en wethouders.

Op deze wijze is ook voor elke nieuwe perceeleigenaar duidelijk welke voorwaarden er gelden voor het beheer en onderhoud van de aansluitleiding. Voor de thans bij de inwerkingtreding van deze verordening al bestaande aansluitingen, is vaak toestemming verleend waaraan ook de titel "vergunning" werd gegeven. Strikt juridisch is het de vraag of in deze gevallen echter sprake van een vergunning, omdat er geen verordening of wet aan ten grondslag lag. Voor deze reeds bestaande aansluitingen hoeft geen vergunning te worden aangevraagd, maar zijn wel de bepalingen uit de aansluitverordening over het beheer en onderhoud van de aansluitleidingen rechtstreeks van toepassing verklaard.In de vergunning worden de voorwaarden gesteld waaronder de vergunninghouder een aansluiting kan verkrijgen en mag gebruiken.Deze voorwaarden betreffen bij een vergunning voor een nieuwe of gewijzigde aansluiting allereerst de technische eisen waaraan de leiding op het aansluitpunt moet voldoen. Deze eisen betreffen het leidingverloop en de dimensionering, de hoogteligging van de aansluitleiding en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt. De eisen voor riolering sluiten aan bij de bouwtechnische eisen die in het Bouwbesluit worden gesteld aan de inpandige riolering en de terreinriolering. Ook worden er nadere voorwaarden gesteld voor het geval er een gescheiden rioolstelsel ligt of drukriolering. Tenslotte kunnen op basis van de aansluitverordening in de aansluitvergunning voorwaarden worden opgenomen over onderhoud, renovatie en vervanging van de aansluitleiding en beëindiging van het gebruik van de aansluiting.

In het systeem van de verordening is een keuze gemaakt voor een verdeling van het beheer van de aansluitleiding waarmee problemen als gevolg van de verdeling van de eigendom van een huisaansluiting worden voorkomen. De gemeente en de perceeleigenaar zijn op basis van de aansluitverordening elk verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van een deel van de aansluitleiding. Het deel van de aansluitleiding vanaf het aansluitpunt naar het openbaar riool wordt in de verordening de perceelaansluitleiding genoemd en staat onder beheersverantwoordelijkheid van de gemeente. Deze perceelaansluitleiding ligt onder de openbare weg. De particuliere afvoerleiding loopt vervolgens vanaf het aansluitpunt over het particulier perceel.Als nu bijvoorbeeld een verstopping is ontstaan in de particuliere afvoerleiding, dan moet de vergunninghouder op grond van de aansluitverordening zelf en voor eigen rekening zorg dragen voor het verhelpen van het probleem. Is er een verstopping ontstaan in de perceelaansluitleiding, bijvoorbeeld door ingroeiende boomwortels of door een verzakking, dan draagt de gemeente zorg voor de reparatie. Ook de kosten van onderhoud, renovatie en vervanging van de perceelaansluitleiding zijn voor de gemeente. Hierop wordt echter in de verordening wel een uitzondering gemaakt. Als het aannemelijk is dat de gemeente de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moet uitvoeren als gevolg van onjuist gebruik van de aansluitleiding, dan zijn de kosten voor rekening van de vergunninghouder of voor rekening van de veroorzaker van de schade.

De aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt door de gemeente of door een namens de gemeente in te schakelen aannemer. De perceeleigenaar betaalt in beginsel de daadwerkelijke kosten van de aanleg op basis van een legesverordening.

3.3 Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In artikel 1 worden de begripsbepalingen gegeven. De begrippenlijst is tamelijk uitgebreid om te voorkomen dat onnodige discussie kan ontstaan over de betekenis van bepaalde begrippen. Voor de uitleg van de bepalingen in de aansluitverordening en de voorschriften in een aansluitvergunning, gelden de definities van artikel 1.

De aansluitleiding is de benaming voor de gehele leiding vanaf de binnenriolering tot aan het hoofdriool. Zie bijlage. Deze aansluitleiding wordt volgens de definities vervolgens onderverdeeld in de particuliere afvoerleiding, het aansluitpunt en de perceelaansluitleiding. Omdat het aansluitpunt de scheidingslijn vormt tussen de beheersverantwoordelijkheid van de gemeente en de beheersverantwoordelijkheid van de perceeleigenaar is het belangrijk dat een duidelijke definitie wordt gegeven van het aansluitpunt die ook goed past bij de situatie in de gemeente. In de gemeente Borger-Odoorn is praktisch in elke aansluitleiding een ontstoppingsstuk aanwezig. Omdat dit een geschikt punt is om de beheersverantwoordelijkheden tussen de gemeente en de particulier te scheiden, is het ontstoppingsstuk in artikel 1 aangewezen als het aansluitpunt.Om te voorkomen dat in het enkele geval dat er geen ontstoppingsstuk is, onduidelijkheid ontstaat over de plaats van het aansluitpunt, is voor deze gevallen het aansluitpunt gedefinieerd als het punt waar de aansluitleiding de perceelsgrens snijdt.

Van de binnen het grondgebied van de gemeente Borger-Odoorn aanwezige rioolstelsels wordt ook een definitie gegeven. Omdat het de bedoeling is waar mogelijk het hemelwater niet meer via de riolering af te voeren, maar bijvoorbeeld te infiltreren in de bodem, is ter aanduiding van deze voorzieningen de term 'hemelwatervoorziening' opgenomen. Het rioolstelsel en de hemelwatervoorzieningen te samen worden gedefinieerd als het openbaar riool.

Artikel 1 geeft verder een omschrijving van bronneringswater omdat ook verzoeken aan de gemeente voor (tijdelijke) lozingen van dit water onder het regime van de aansluitverordening vallen.

Uitsluitend de rechthebbende kan een vergunning aanvragen. Als rechthebbende wordt niet alleen aangemerkt de perceeleigenaar maar ook de zakelijke gerechtigde van een aan te sluiten perceel. Verder wordt een vereniging van eigenaren als rechthebbende aangemerkt omdat bij appartementsgebouwen vaak maar één aansluitleiding aanwezig is voor het gehele gebouw. De vereniging van eigenaren wordt dan de vergunninghouder voor de betreffende aansluiting en zal vervolgens met de leden moeten regelen hoe binnen het gebouw met verstoppingen en storingen wordt omgegaan. Dit geldt ook voor de rechthebbende die zijn eigendom verhuurt. Hij dient er zelf voor te zorgen dat de huurder de voorschriften van de aansluitvergunning naleeft.

Artikel 2

In artikel 2 is vastgelegd in welke gevallen een vergunningplicht bestaat. Er is er een vergunningplicht voor het verkrijgen van een nieuwe aansluiting op het openbaar riool en voor het wijzigen van een aansluiting.

Devòòr het in werking treden van de aansluitverordening reeds bestaande aansluitingen vallen uitdrukkelijk niet onder de vergunningplicht om te voorkomen dat voor alle bestaandesituaties bij het in werking treden van de verordening een vergunning moet worden afgegeven. In de overgangsbepalingen is vastgelegd dat op de al bestaande aansluitingen wel de bepalingen over het beheer en onderhoud van de aansluitleiding en de calamiteitenregeling van toepassing zijn. Op deze manier gelden voor alle aansluitingen binnen de gemeente dezelfde regels voor beheer, onderhoud en calamiteiten.

In lid 2 wordt aangegeven dat Burgemeester en Wethouders alleen aansluitvergunningen verlenen voor aansluitingen die overeenstemmen met het openbaar riool ter plaatse. Dit betekent dat er bijvoorbeeld geen vergunning kan worden verkregen voor de gemengde afvoer van hemelwater en het overige afvalwater als ter plaatse een gescheiden stelsel ligt. Met deze bepaling in lid 2 is een duidelijke basis gelegd voor handhavend optreden. Immers, iemand die bijvoorbeeld een aansluiting heeft op de drukriolering en daar later een leiding voor de afvoer van hemelwater op aansluit, handelt in strijd met de vergunningplicht.

Overigens biedt de verordening geen basis voor handhavend optreden voor situaties die al bestaan op het moment dat de verordening in werking treedt. Voor deze gevallen moet de gemeente bij handhaving terugvallen op de Wet Milieubeheer. Verder is van belang dat de gemeente bij de handhaving van de aansluitverordening niet kan overgaan tot het afsluiten van een aansluitleiding als dit tot gevolg heeft dat de rechthebbende niet meer in staat is zijn afvalwater van het perceel af te voeren. De gemeente zou dan in strijd handelen met haar inzamelplicht van artikel 10.16a Wet milieubeheer. In plaats van op deze wijze bestuursdwang toepassen, zou in deze gevallen het opleggen van een dwangsom uitkomst kunnen bieden. Artikel 2 biedt ook de basis om als gemeente afkoppelmaatregelen te nemen. Het is namelijk alleen mogelijk een aansluitvergunning te krijgen voor aansluitingen die in overeenstemming zijn met het stelsel ter plaatse. Als er bijvoorbeeld drukriolering is, krijgt de rechthebbende alleen een vergunning voor de aansluitleiding voor afvalwater en zal hij zelf moeten zorgen voor de afvoer van het hemelwater. Op de plaatsen waar de gemeente hemelwatervoorzieningen heeft aangelegd, kan de rechthebbende geen vergunning krijgen voor aansluiting van het hemelwater op de riolering. De vergunningaanvrager krijgt dus alleen een vergunning die past bij het stelsel, tenzij de capaciteit van het stelsel niet voldoende is. In artikel 4 is dit als weigeringsgrond voor de aansluitvergunning opgenomen. Van belang hierbij is dat op grond van de gemeentelijke zorgplicht een aansluiting voor het afvalwater nooit geweigerd kan worden, maar de afvoer van hemelwater kan zo worden geweerd./===

In lid 3 wordt gesteld dat meerdere aansluitingen in één vergunning kunnen worden opgenomen. In combinatie met lid 1 heeft dit tot gevolg dat bij wijziging van één van deze aansluitingen opnieuw een vergunning moet worden aangevraagd. In dat geval kan natuurlijk het grootste deel van de oude vergunning worden overgenomen, en hoeft slechts het deel over de te wijzigen aansluiting te worden herzien.Op basis van lid 4 kan in de vergunning een aantal voorschriften worden opgenomen omtrent de particuliere afvoerleiding zoals die aanwezig moet zijn op het moment dat de aansluiting tot stand gebracht wordt. Daarnaast kunnen de voor de rechthebbende geldende regels uit de verordening met betrekking tot het onderhoud, de renovatie, vervanging en sloop, in de vergunning worden vermeld.

Op grond van sub d kan de vergunning voor een bepaalde periode worden verleend.Bijvoorbeeld voor een tijdelijke lozing van bronneringswater, maar het komt ook voor dat op een bouwplaats een bouwkeet of een stacaravan tijdelijk op de riolering moet worden aangesloten. De vergunning wordt dan verleend voor de periode waarin de bouw voltooid moet worden. In de tijdelijke vergunning kan worden aangegeven dat voor de definitieve aansluiting van het te bouwen pand een nieuwe definitieve aansluitvergunning moet worden aangevraagd. Dit is nodig omdat de uiteindelijke bewoner een ander kan zijn dan de bouwer, maar belangrijker is dat in de definitieve vergunning ook moet worden vastgelegd waar de hemelwater afvoer op moet worden aangesloten.

Als de vergunning is verleend kan de vergunninghouder een verzoek doen aan Burgemeester en Wethouders om de perceelaansluitleiding aan te leggen zodat de vergunninghouder hierop kan aansluiten (zie artikel 6). Om te voorkomen dat de gemeente aansluitvergunningen verleend voor percelen waar uiteindelijk geen aansluiting tot stand wordt gebracht, kunnen Burgemeester en Wethouders indien een jaar na de vergunningverlening nog geen verzoek is gedaan tot aansluiting, de vergunning intrekken. Omdat net als een vergunningverlening de intrekking is aan te merken als een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, dient de vergunninghouder in de gelegenheid te worden gesteld toe te lichten waarom nog niet is verzocht tot aansluiting en moet de intrekking worden voorzien van een deugdelijke motivering.

Artikel 3

Artikel 3 bepaalt in lid 1 dat de vergunning moet worden aangevraagd door de rechthebbende door middel van een model-aanvraagformulier.

Bij de aansluitverordening zijn model-aanvraagformulieren om een vergunning voor een aansluiting voor huishoudelijk afvalwater en voor bedrijfsafvalwater bijgevoegd.

In lid 2 is vastgelegd waaraan de aanvraag moet voldoen.De Awb bevat in artikel 4:2 eisen waaraan een aanvraag tenminste moet voldoen en die dus in artikel 3 als ingelast moeten worden beschouwd.

Dit artikel luidt als volgt:

  • 1.

    De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • 1.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • 2.

      de dagtekening;

    • 3.

      een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd;

  • 2.

    De aanvrager verschaft voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

Artikel 4:5 Awb geeft een regeling voor het geval de aanvraag onvolledig is ingediend.

Indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen.

(.....)

Een besluit om de aanvraag niet te behandelen wordt aan de aanvrager bekendgemaakt binnen 4 weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Het besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen, is een beschikking waartegen bezwaar en beroep mogelijk is.

Artikel 4

In artikel 4 is vastgelegd op welke gronden de vergunning geweigerd kan worden. In lid 1 is aangegeven dat het moet gaan om technische, juridische of milieuhygiënische weigeringsgronden. In lid 2 worden voorbeelden gegeven van mogelijke weigeringsgronden.

Sub a over de hoogteligging is bijvoorbeeld een technische weigeringsgrond, sub f over de lozing van niet verontreinigd drainagewater is een milieuhygiënische grond en sub i over de verlening van andere vergunningen een juridische grond. De in lid 2 genoemde weigeringsgronden zijn niet uitputtend bedoeld en moeten worden gezien als ondersteuning van de motivatie om een vergunning te weigeren.Omdat de gemeente op basis van artikel 10.16 a Wet milieubeheer de plicht heeft om afvalwater doelmatig in te zamelen en af te voeren, kan een vergunning voor een aansluiting voor de afvoer van afvalwater eigenlijk niet worden geweigerd vanwege capaciteitsgebrek in het openbaar riool. In ieder geval zal de gemeente dan voor een oplossing moeten zorgen. Als er bijvoorbeeld sprake is van een capaciteitsgebrek dat niet direct is op te lossen, kan de gemeente de aansluitvergunning weigeren, maar tegelijkertijd moet er dan wel voor een andere oplossing worden gezorgd. Als het gaat om omvangrijke lozingen van bedrijven die ook vergunningplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer, kunnen in de milieuvergunning eisen worden gesteld aan voorzieningen in het bedrijf om bijvoorbeeld piekafvoeren te voorkomen. De gemeente moet immers zorg dragen voor een doelmatige inzameling en transport, dus aan die doelmatigheid mogen zeker eisen worden gesteld. In deze gevallen is wel van groot belang dat er coördinatie plaats vindt met de afgifte van de Wm-vergunning.Een aansluitvergunning voor de afvoer van hemelwater is makkelijker te weigeren op grond van capaciteitsgebrek. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat zolang het hemelwater niet is gemengd met het afvalwater, de zorgplicht van de gemeente voor het hemelwater in principe niet geldt. Echter ook in geval ervan uit wordt gegaan dat hemelwater onder de inzamelplicht valt, kan de aansluitvergunning worden geweigerd, omdat de afvoer van hemelwater via het rioolstelsel ondoelmatig kan zijn. Hetzelfde geldt voor de afvoer van drainagewater via het hemelwater riool van het gescheiden stelsel. Als de capaciteit van het stelsel ter plaatse onvoldoende is kan een drainage aansluiting worden geweigerd.

Artikel 5

Burgemeester en Wethouders moeten op grond van artikel 5, lid 1 binnen 8 weken beslissen op de aanvraag. Deze termijn moet voldoende zijn om een aanvraag voor een aansluitvergunning af te werken, en komt overeen met de termijn die in de Algemene wet bestuursrecht als redelijk wordt aangemerkt. Indien binnen deze termijn geen beslissing op de aanvraag wordt genomen, kan de aanvrager op grond van de Awb gebruik maken van de bezwaarschriftenprocedure.Als er nog een aanvraag voor een bouwvergunning of een milieuvergunning in behandeling is, wordt de aanvraag om een aansluitvergunning aangehouden.

Een weigering van de bouwvergunning of de Wm-vergunning vormt een directe weigering- grond voor de aansluitvergunning. Deze weigeringgrond is opgenomen in artikel 4.

Artikel 6

In artikel 6 is vastgelegd hoe de vergunninghouder na het verkrijgen van de vergunning een verzoek kan doen tot aanleg van de perceelaansluitleiding. De rechthebbend moet een schriftelijk verzoek in te dienen. In dat geval moet de gemeente binnen vier weken een afspraak te maken om de werkzaamheden uit te voeren.

Artikel 7

Het bedrag dat de vergunninghouder voor de aanleg dient te betalen, moet (mede) worden aangemerkt als een recht dat wordt geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten (art. 229 lid 1 sub b Gemeentewet). Dit betekent dat het in rekening gebrachte bedrag niet hoger mag zijn dan de kosten die de gemeente in werkelijkheid moet maken om een perceelaansluitleiding aan te leggen waarop de vergunninghouder aan kan sluiten. De calculatie moet gebaseerd zijn op de in de legesverordening aangegeven eenheidsprijzen.Overigens mag er geen bedrag voor de aanleg van de perceelaansluitleiding worden berekend als deze kosten al zijn verwerkt in de gronduitgifteprijs.

Artikel 8

In artikel 8 is vastgelegd hoe een aansluiting tot stand kan worden gebracht. Omdat de gemeente bij de aanleg van de perceelaansluitleiding rekening moet houden met de aanwezigheid van kabels en leidingen, is het niet mogelijk de perceelaansluitleiding op elke gewenste hoogte aan te leggen. Het uitgangspunt is daarom dat de gemeente eerst de perceelaansluitleiding aanlegt en dat de vergunninghouder daar vervolgens op aan kan sluiten. In de aansluitvergunning wordt opgenomen onder welke voorwaarden de vergunninghouder zelf kan aansluiten. Belangrijk is bijvoorbeeld dat de gemeente de gelegenheid heeft om te controleren of een aansluiting deugdelijk tot stand is gebracht en of de verschillende afvoerleidingen op de juiste perceelaansluitleidingen zijn aangesloten. De vergunninghouder moet daarom melden wanneer de aansluiting is uitgevoerd. Vanaf dat moment moeten de aansluitpunten nog drie werkdagen in het zicht blijven voor de controle. Belangrijk is ook de verplichting op te nemen dat het gat in de grond voor de veiligheid goed wordt afgezet, zeker als dit gat zich in of nabij de openbare weg bevindt.

Lid 3 geeft aan dat een aansluiting niet plaats vindt als de particuliere afvoerleiding niet voldoet aan de daaraan te stellen bouwtechnische eisen. Deze bepaling moet worden gezien als een zogenaamde vangnet bepaling. Bij aansluitingen op het openbaar riool zal in de meeste gevallen op basis van de eisen die zijn gesteld in een bouwvergunning al een particuliere afvoerleiding aanwezig zijn die voldoet aan de eisen. Daarnaast is een particuliere afvoerleiding die niet goed is aangelegd ook een grond om de aansluitvergunning te weigeren. Alleen in geval toch al een aansluitvergunning is verleend en nadien bijvoorbeeld de particuliere afvoerleiding nog is verlegd of beschadigd, kan op basis van artikel 8 lid 3 toch worden afgezien van aansluiting totdat de particuliere afvoerleiding op de juiste wijze is aangelegd.

Artikel 9

Artikel 9 geeft nadere regels over het onderhoud, de renovatie en vervanging van de aansluit-leiding. De gemeente verricht op haar eigen kosten de onderhouds- en herstelwerkzaamheden aan de perceelaansluitleiding, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van de aansluitleiding door de vergunninghouder of de gebruiker.

In dat geval komen de kosten voor rekening van de vergunninghouder. De vergunninghouder moet zorgen dat de door hem gebruikte aansluiting vrij blijft van aanslag, slib, e.d., waardoor op den duur de leiding verstopt kan raken. De vergunninghouder is zelf verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de particuliere afvoerleiding, tenzij aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door terugstroming van afvalwater uit het openbaar riool.

Om te voorkomen dat de vergunninghouder of de gebruiker voor iedere storing of verstopping meteen de gemeente belt, is in artikel 10 (zie hierna) de regel opgenomen dat in geval van storing of verstopping de vergunninghouder eerst bij het aansluitpunt moet vaststellen waar de storing zich in de aansluitleiding bevindt. Als hij geconstateerd heeft dat de storing in de perceelaansluitleiding zit, kan hij de gemeente laten komen om de storing of verstopping op te heffen. Het is van belang deze voorwaarde op te nemen in de aansluitvergunning, met het nummer van de gemeente waar de storing gemeld kan worden.

In lid 2 wordt aangegeven wat onder onjuist gebruik wordt verstaan. Het gaat daarbij om lozing van stoffen die de leidingen kunnen verstoppen of aantasten. In de aansluitverordening kunnen geen lozingseisen worden gesteld, omdat die al zijn vastgelegd in de milieuregelgeving. Om na te gaan welke stoffen niet geloosd mogen wordt daarom verwezen naar de Instructieregeling Lozingsvoorschriften milieubeheer, Besluit lozingsvoorschriften afvalwater milieubeheer, en het Besluit lozingsvoorschriften niet-inrichtingen milieubeheer.

Artikel 10

In artikel 10 is een calamiteitenregeling opgenomen om te voorkomen dat voor elk probleem de gemeente erbij wordt geroepen. Lid 1 stelt daarom in aanvulling op artikel 9 uitdrukkelijk dat de vergunninghouder eerst moet uitzoeken waar de verstopping zich bevindt. Hij is vervolgens zelf verantwoordelijk is voor het verhelpen van verstoppingen in de particuliere afvoerleidingen. Dit betekent dat de vergunninghouder indien hij het pand bijvoorbeeld verhuurt, bij calamiteiten voor de gebruiker van de aansluitleidingen het aanspreekpunt is. De overige leden van artikel 10 geven vervolgens een regeling voor het geval toch de hulp wordt ingeroepen van de gemeente, omdat wordt vermoed dat het een storing betreft waarvoor de gemeente op basis van artikel 9 verantwoordelijk is. Om te voorkomen dat onnodig beroep wordt gedaan op de gemeente is in lid 4 vastgelegd dat de kosten op de vergunninghouder of de gebruiker worden verhaald indien achteraf blijkt dat de kosten op basis van de bepalingen in artikel 9 niet voor rekening van de gemeente dienen te komen.

Artikel 11

In artikel 11 zijn bepalingen opgenomen over de zorg die betracht moet worden bij werkzaamheden die schade kunnen veroorzaken aan het openbaar riool. In lid 3 en lid 4 is vastgelegd dat bij definitieve beëindiging van het gebruik van een aansluitleiding, de aansluitvergunning wordt ingetrokken en de leiding wordt verwijderd.

Artikel 12

Omdat met het van kracht worden van de aansluitverordening juridisch een nieuwe situatie ontstaat, zijn in artikel 12 een aantal overgangsbepalingen opgenomen.Aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die na de inwerkingtreding van de verordening nog in behandeling moeten worden genomen, worden behandeld volgens de regeling in de verordening. In lid 2 zijn op alle reeds bestaande aansluitingen de bepalingen met betrekking tot het beheer en onderhoud en de zorgplicht bij verwijdering en sloop van toepassing verklaard.Uiteraard mag deze toepassing geen strijd opleveren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.