Regeling vervallen per 25-05-2012

Treasurystatuut gemeente Uden

Geldend van 30-06-2006 t/m 24-05-2012

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Uden

1e wijziging Treasurystatuut gemeente Uden

De Raad van de gemeente Uden;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 31 januari 2006;

b e s l u i t

vast te stellen de

1. De missie

Artikel 1

Het Treasury Statuut (hierna: statuut) van de gemeente Uden heeft tot doel een formeel kader te scheppen waar binnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de organisatie dienen plaats te vinden. In het statuut zorgen de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezichthouden in hun samenhang voor duidelijkheid en transparantie in het treasuryproces.

1.1. Algemene missie van de gemeente Uden

Artikel 2

De algemene missie van de gemeente Uden is het zo optimaal mogelijk uitvoeren van haar publieke taken. Naast de door wet opgedragen taken, bepaalt de gemeenteraad van de gemeente Uden welke de publieke taken van de gemeente zijn. In algemene zin zal het financieel beleid dienen bij te dragen aan en ondersteuning te bieden voor het uitvoeren van deze publieke taken. Meer specifiek zal de financiële continuïteit van de gemeente Uden op korte en lange termijn gewaarborgd dienen te worden.

1.2. Doelstellingen van het treasurybeleid

Artikel 3

  • 1. Het treasurybeleid is erop gericht binnen de financiële mogelijkheden van de gemeente Uden een zo hoog mogelijk rendement te verkrijgen op overtollige middelen en de lasten zo veel mogelijk te reduceren op aan te trekken middelen, waarbij de risico’s zo goed mogelijk beheerst worden en in ieder geval beperkt blijven binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders.

  • 2. Investeringen, deelnemingen en beleggingen die worden gedaan in het kader van de uitvoering van de publieke taak, waarbij bewust risico’s worden aanvaard, vallen buiten de kaders van dit statuut. Over deze (des)-investeringen worden in specifieke raadsbesluiten beslissingen genomen.

  • 3. De doelstellingen van het treasurybeleid zijn:

    • a.

      het verkrijgen en handhaven van toegang tot de vermogensmarkten (geld- en kapitaalmarkt) tegen de scherpst mogelijke condities;

    • b.

      het zoveel mogelijk beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico’s zoals rente-, valuta-, koers-, intern liquiditeits- en kredietrisico;

    • c.

      het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

    • d.

      het realiseren van een flexibel en controleerbaar liquiditeitenbeheer voor de organisatie;

    • e.

      het opzetten en onderhouden van een goede en efficiënte rekeningenstructuur;

    • f.

      het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet financiering decentrale overheden respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit statuut;

    • g.

      het realiseren van informatiestromen ter ondersteuning van het beleid.

1.3. Risicoprofiel

Artikel 4

  • 1.

    De houding van de gemeente Uden ten aanzien van financieel risico is defensief en risicomijdend. De treasuryfunctie van de gemeente Uden is naar haar aard ondergeschikt aan de uitvoering van de publieke taak. Het risico beleid zal erop gericht zijn toekomstige risico’s inzichtelijk te maken, te beheersen, te verminderen of te verschuiven. De uitvoering van de treasurytaak mag in ieder geval niet leiden tot een vergroting van de risico’s voor de gemeente.

  • 2.

    Defensief en risicomijdend houden in ieder geval in:

    • a.

      het beleid ten aanzien van financieringen is erop gericht een spreiding van toekomstige renterisico’s op korte en lange termijn te bevorderen opdat ook in de toekomst geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt;

    • b.

      de gemeente kan zelf normen stellen aan het maximaal aanvaardbare niveau van renterisico’s in de komende jaren. Zij zal daarbij rekening houden met de renterisiconorm en de kasgeldlimiet, zoals bedoeld in de Wet financiering decentrale overheden.

    • c.

      het beleid ten aanzien van beleggingen is zodanig dat alleen beleggingen kunnen worden gedaan van tijdelijke overschotten en gericht op de beheersing en vermindering van daaraan verbonden risico’s;

    • d.

      het gebruik van rente-instrumenten is alleen toegestaan indien de renterisico’s zodanig groot zijn, dat het verminderen of afdekken van financiële risico’s wenselijk is. Het beleid dienaangaande dient prudent en transparant te zijn;

2. Voorbereiding en vaststelling van het beleid

Artikel 5

In algemene zin wordt het treasurybeleid voorbereid door de adviseur financiën en uitgevoerd door de medewerker cash-management van de afdeling financiele administratie, onder verantwoordelijkheid van de concerncontroller. Het beleidsvoorstel voor de financieringsparagraaf van de begroting wordt, als onderdeel van de begroting, na bespreking door de concerncontroller en het College van burgemeester en wethouders voorgelegd aan de gemeenteraad ter goedkeuring.

Goedkeuring en décharge

Gemeenteraad

Vaststelling

College van B en W

Verantwoording

Gemeentesecretaris

Concerncontroller

Voorbereiding +

Adviseur financiën

Uitvoering

Medewerker cash-management

Informatie

Publiekszaken

Stedelijke en maatschappelijke ontwikkeling

Administratie

Administratie

Beheer en ondersteuning

Figuur 1. Organogram van de cyclus van het treasurybeleid

  • 2.1.

    Financiële beleidscyclus/rapportages

    Artikel 6

    De gemeente gebruikt de jaarlijkse financiële beleidscyclus voor het vaststellen van het treasurybeleid, voor het afleggen van verantwoording over dat beleid en voor bijstelling van het beleid door het jaar heen. De beleidscyclus kent een programmabegroting, tussentijdse rapportages en een programmarekening.

  • 2.1.1.

    De meerjarenraming

    Artikel 7

    • 1.

      Eén keer per jaar wordt de meerjarenraming opgesteld door de verschillende diensten onder verantwoordelijkheid van de concerncontroller. Dit stuk behandelt het basisjaar en de drie op dat begrotingsjaar volgende jaren. De meerjarenraming is een voortschrijdend programma dat inzicht biedt in het meerjarenperspectief van de gemeente als onderdeel van de programmabegroting.

    • 2.

      In de meerjarenraming komen o.a. aan de orde:

      • a.

        alle interne en externe ontwikkelingen die op middellange termijn van belang zijn;

      • b.

        financiële projecties die gebaseerd zijn op het bestaande beleid;

      • c.

        de verwachte financieringsbehoefte, beleggingsnoodzaak en de omvang van het renterisico van de organisatie op middellange termijn (minimaal 4 jaar vooruit);

      • d.

        het treasurybeleid dat de organisatie voorstaat en de financiële consequenties van dat beleid, eventueel ondersteund door scenarioberekeningen. Dit laatste maakt de financiële consequenties van verschillende renteniveaus in de toekomst inzichtelijk.

2.1.2.De programmabegroting

2.1.2.Artikel 8

  • 1.

    De programmabegroting wordt opgesteld door de verschillende diensten onder coördinatie van de dienstcontroller en onder verantwoordelijkheid van de concerncontroller. De financieringsparagraaf en het financierings- en beleggingsbeleid maken onderdeel uit van de financieringsparagraaf. De financieringsparagraaf wordt opgesteld door de adviseur financiën en geeft aan wat de organisatie voorstaat met betrekking tot de treasuryactiviteiten in het komend jaar.

  • 2.

    In de financieringsparagraaf zullen de volgende zaken aan de orde komen:

    • a.

      de consequenties die voortvloeien uit de programmabegroting die voor het komende jaar van belang zijn met betrekking tot de liquiditeitspositie en het aantrekken en uitzetten van gelden;

    • b.

      een vervalkalender van de leningenportefeuille;

    • c.

      een prognose van de financiële stromen, posities;

    • d.

      de omvang van de renterisico’s voor het komend jaar;

    • e.

      de omvang van de kredietrisico’s voor het komende jaar;

    • f.

      de knelpunten en risico’s voor het geld- en kapitaalbeheer;

    • g.

      een algemene rentevisie voor het komend jaar;

    • h.

      het treasurybeleid dat de organisatie voorstaat voor het komend jaar en de financiële consequenties ervan;

    • i.

      de voorgenomen transacties, die het treasurybeleid vorm geven;

    • j.

      toetsing van de renterisico’s middels de renterisiconorm en de kasgeldlimiet.

2.1.3.Het mandaat

Artikel 9

Middels het vaststellen van de begroting en daarin opgenomen de treasuryparagraaf, geeft de gemeenteraad het mandaat aan het College van burgemeester en wethouders om de in de treasuryparagraaf voorgestelde transacties ook daadwerkelijk te kunnen uitvoeren.

2.1.4.Tussentijdse bijstelling van het beleid

2.1.4.Artikel 10

2.1.4.In de tussentijdse rapportages kan de concerncontroller wijzigingen voorstellen in de ‘voorgenomen’ transacties.

2.1.5.De Programmarekening

2.1.5.Artikel 11

2.1.5.De programmarekening wordt opgesteld door de verschillende diensten onder coördinatie van de dienstcontroller en verantwoordelijkheid van de concerncontroller. In het beleidsdeel van de begroting wordt de financieringsparagraaf met het financierings- en beleggingsbeleid opgenomen. De financieringsparagraaf wordt opgesteld door de adviseur financiën en geeft aan welk beleid de organisatie heeft uitgevoerd met betrekking tot de treasuryactiviteiten in het afgelopen jaar. In de financieringsparagraaf van de programmarekening zullen dezelfde onderwerpen aan de orde komen als die genoemd zijn bij de financieringsparagraaf van de programmabegroting. Op deze wijze kan het uitgevoerde treasurybeleid getoetst worden aan de hand van het voorgenomen beleid - zoals omschreven in de begroting - en het daar aan gekoppelde mandaat.

3. Uitvoering van het beleid

3.1.Algemeen

3.1.Artikel 12

  • 1.

    De concerncontroller is bevoegd om transacties af te sluiten. Dit op voordracht van de adviseur financiën.

  • 2.

    De medewerker cash-management van de afdeling financiele administratie is verantwoordelijk voor de administratieve vastlegging en afhandeling van de transacties. Alle relevante gegevens en originele documenten worden bewaard in het archief. Een medewerker financiën van de afdeling financiele administratie ontvangt steeds een afschrift van de op transacties betrekking hebbende documenten ten behoeve van de verwerking in de financiele administratie.

  • 3.

    De financieel adviseur draagt zorg voor initiëren van betalingen voortvloeiende uit treasurytransacties. De tekeningsbevoegdheid voor deze betalingen ligt bij de kassier (als eerste tekeningsbevoegde) en bij de comptabele (als tweede tekeningsbevoegde) of de daartoe aangewezen vervangers, die niet zelf betrokken zijn (geweest) bij het afsluiten van de onderliggende transacties of de interne controle.

  • 4.

    De verantwoordelijkheid voor de interne controle op de treasuryactiviteiten ligt bij de Gemeentesecretaris.

Gemeentesecretaris

Leiding

Concerncontroller

Betaling 1e handt.

Kassier

Voorbereiding +

Adviseur financiën

Uitvoering

Medewerker cash-management

Betaling 2e handt.

Comptabele

Administratie

Medewerker afdeling financiele administratie

Interne controle

3.1.Figuur 2. Organogram functioneren verantwoordelijkheden bij het uitvoeren van het treasurybeleid

6.Bij afwezigheid van medewerkers treedt een vervangingsregeling in werking om voortgang van de dagelijkse werkzaamheden te garanderen. In deze regeling wordt het principe van bovenstaande functiescheiding gehandhaafd.

Taak

Functionaris

Vervanger

Voorbereiding

Adviseur financiën

Concerncontroller

Treasuryuitvoering

Medewerker cash-management

Coördinator financiële administratie

Administratie

Medewerker afdeling financiele administratie

Medewerker afdeling financiële administratie

Betaling 1e handtekening

Kassier

2e Kassier

Betaling 2e handtekening

Comptabele I

Comptabele II

Interne controle

Medewerker IC

Externe accountant

3.1.Figuur 3. Vervangingsregeling treasury

3.2.Risicobeheer

3.2.1.Uitgangspunten risicobeheer

3.2.1.Artikel 13

3.2.1.Nadere regels omtrent het verstrekken van leningen en garanties zijn vastgelegd in de

3.2.1.‘verordening, regelende de algemene voorwaarden bij de verlening van garanties aan niet-natuurlijke personen door de gemeente Uden’.

3.2.1.Met betrekking tot risicobeheer gelden de navolgende algemene uitgangspunten.

  • 1.

    De organisatie kan middelen uitzetten op grond van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent (= geschiedend met of getuigend van beleid) karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 2.

    Bij het uitzetten van middelen mag men alleen gebruik maken van financiële producten die een hoofdsomgarantie kennen zoals bedoeld in Wet financiering decentrale overheden.

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van renterisico’s.

3.2.2.Renterisicobeheer

3.2.2.Artikel 14

3.2.2.Met betrekking tot renterisicobeheer gelden de navolgende uitgangspunten.

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet financiering decentrale overheden.

  • 3.

    Nieuwe leningen / uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie, aanwezige leningenportefeuille, een recente liquiditeitenplanning en een actuele rentevisie.

  • 4.

    De rentevisie van de organisatie is in principe gebaseerd op de rentevisie van minimaal twee gezaghebbende financiële instellingen (zoals de huisbank en een financiële bemiddelaar) en wordt minimaal opgesteld op de volgende tijdstippen:

    • a.

      jaarlijks ten behoeve van de begroting;

    • b.

      op moment van en ter voorbereiding op aan te trekken leningen en te verrichten uitzettingen.

3.2.3.Koersrisicobeheer

3.2.3.Artikel 15

3.2.3.Met betrekking tot koersrisicobeheer gelden de navolgende uitgangspunten.

  • 1.

    De organisatie beperkt de koersrisico’s op uitzettingen op grond van treasury, door de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

  • 2.

    Koersrisico’s worden beperkt door de omvang en de resterende looptijd van het financiële instrument te matchen met de omvang en looptijd van de beschikbare liquide middelen of verplichtingen.

3.2.4.Kredietrisicobeheer

Artikel 16

Met betrekking tot kredietrisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten.

  • 1.

    Kredietrisico’s worden beperkt door uitsluitend uit te zetten bij financiële instellingen die officieel onder EU-toezicht van een Centrale Bank staan en voldoen aan de kredietwaardigheidseis rating A of hoger, afgegeven door een gerenommeerd ratingbureau.

  • 2.

    Partijen die een kredietwaardigheid hebben die vergelijkbaar is met een A-rating. Deze gelijkwaardigheid zal in de financieringsparagraaf worden onderbouwd.

  • 3.

    Collega-overheden of instanties binnen de Europese Unie, die de publieke taak dienen en voor wiens schuldpapier een solvabiliteitsbeoordeling van de vigerende Centrale Bank geldt van 0%.

3.2.5.Intern liquiditeitsrisicobeheer

3.2.5.Artikel 17

3.2.5.Met betrekking tot intern liquiditeitsrisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten.

  • 1.

    De treasuryactiviteiten zijn gebaseerd op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van drie jaar.

  • 2.

    De verschillende afdelingen zullen eens per kwartaal een kasstroomprognose opstellen, maar in ieder geval als de afdeling financiële administratie hierom vraagt.

  • 3.

    Interne financiële stromen zullen – daar waar mogelijk - binnen één rentecompensatiecircuit plaatsvinden.

3.2.6.Valutarisicobeheer

3.2.6.Artikel 18

3.2.6.Met betrekking tot valutarisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in Euro’s.

  • 2.

    Daar waar betalingen worden verricht in een andere valuta zullen de daarmee gepaard gaande valutarisico’s direct worden afgedekt.

3.3.Korte en lange financiering

3.3.Artikel 19

  • 1.

    Voor het aantrekken van gelden op de geld- en kapitaalmarkt worden aan tegenpartijen in principe geen restricties gesteld, anders dan dat zij een goede reputatie behoren te hebben op de financiële markten en in het algemeen maatschappelijk verkeer.

  • 2.

    Voor korte financiering geldt dat de adviseur financiën het aantrekken van middelen kan voorbereiden en uitvoeren. Hiervoor geldt de procedure als bedoeld in artikel 12 en hetgeen hieronder wordt vastgesteld inzake richtlijnen en limieten voor financieringen in het algemeen.

  • 3.

    Het aantrekken van middelen teneinde deze te beleggen is niet toegestaan.

  • 4.

    Voor lange financiering geldt dat de adviseur financiën een voorstel voor de concerncontroller voorbereidt. Na goedkeuring van dit voorstel is de medewerker gemachtigd om volgens de procedure beschreven in artikel 12 de geldlening met de meest gunstige condities af te sluiten. Vervolgens hebben de organisatie en het bestuur altijd inzicht in alle afgesloten transactie middels het treasurydossier.

  • 5.

    Bij het uitvoeren van financieringstransacties gelden voorts de volgende richtlijnen en limieten:

    • a.

      Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

      • -

        het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen;

      • -

        het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd binnen één bank.

    • b.

      De liquiditeitspositie wordt geconcentreerd binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities teneinde het saldo- en liquiditeitenbeheer gestalte te geven.

    • c.

      Geld wordt uitsluitend aangetrokken op basis van een recente liquiditeitsprognose en een actuele rentevisie.

    • d.

      Het aantrekken van leningen geschiedt door (ten minste) twee concurrerende offertes bij financiële instellingen aan te vragen.

    • e.

      Het renterisico op de netto vlottende schuld zal in ieder geval worden begrensd ter hoogte van de kasgeldlimiet van de Wet financiering decentrale overheden.

    • f.

      Het renterisico op de netto vaste schuld zal in ieder geval worden begrensd ter hoogte van de renterisiconorm van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 6.

    Toegestane instrumenten zijn rekening courant, onderhandse geldleningen, vaste geldleningen, (Euro) Medium Term Notes, CP’s, obligaties en andere (internationale) financieringsprogramma’s.

3.4.Korte en lange beleggingen

3.4.Artikel 20

  • 1.

    Voor korte beleggingen geldt dat de financieel adviseur binnen de grenzen van het jaarlijks vastgestelde beleid het uitzetten van middelen kan voorbereiden en uitvoeren. Hiervoor geldt de procedure als bedoeld in artikel 12 en hetgeen hieronder wordt vastgesteld inzake de richtlijnen en limieten voor beleggingen in het algemeen.

  • 2.

    Voor lange beleggingen geldt dat door de financieel adviseur een voorstel voor de concerncontroller wordt voorbereid. Na goedkeuring van dit voorstel is medewerker gemachtigd om volgens de procedure beschreven in artikel 12 de belegging met de meest gunstige condities te realiseren. Vervolgens hebben de organisatie en het bestuur altijd inzicht in alle afgesloten transactie middels het treasurydossier.

  • 3.

    Bij het uitvoeren van beleggingstransacties gelden voorts de volgende richtlijnen en limieten.

    • a.

      Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

      • -

        het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en op de liquiditeitenplanning af te stemmen;

      • -

        het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd binnen één bank.

    • b.

      De liquiditeitspositie wordt geconcentreerd binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities teneinde het saldo en liquiditeitenbeheer gestalte te geven.

    • c.

      Het uitzetten van gelden dient altijd prudent te geschieden. Geld wordt uitsluitend belegd op basis van beschikbaarheid, een recente liquiditeitsprognose en een actuele rentevisie.

    • d.

      Het uitzetten van middelen geschiedt door (tenminste) twee concurrerende offertes bij financiële instellingen aan te vragen.

    • e.

      Kredietrisico’s worden beperkt door uitsluitend uit te zetten bij financiële instellingen die voldoen aan de onder artikel 16 gestelde voorwaarden.

    • f.

      Risico’s bij uitzettingen worden voorts beperkt doordat de hoofdsom minimaal is gegarandeerd, zoals bedoeld in Wet FiDO;

    • g.

      Koersrisico’s op de uitzettingen in vastrentende waarden worden beperkt door de onder artikel 15 gestelde voorwaarden.

    • h.

      Rechtstreekse beleggingen in aandelen zijn in het beleggingsbeleid niet toegestaan.

  • 4.

    Toegestane instrumenten zijn rekening courant, spaarrekeningen, daggeld, deposito’s, onderhandse geldleningen, vaste geldleningen, (Euro) Medium Term Notes, obligaties, andere (internationale) financieringsprogramma’s en financiële producten die een hoofdsomgarantie kennen zoals is bedoeld in Wet financiering decentrale overheden.

3.5.Rente-instrumenten

3.5.Artikel 21

3.5.Rente-instrumenten zullen alleen ingezet worden om toekomstige (rente-)risico’s te verminderen of weg te nemen. Goedkeuring voor het gebruik van rente-instrumenten zal geregeld zijn in de financieringsparagraaf in de begroting. Het gebruik van rente-instrumenten is alleen toegestaan indien het verminderen van het (rente-)risico inzichtelijk is gemaakt. Voor afsluiting van de transactie(s) zullen de werking, de kosten en de risico’s die verband houden met het betreffende instrument(en) aan de concerncontroller inzichtelijk zijn gemaakt. Na goedkeuring van dit voorstel is de medewerker gemachtigd om volgens de procedure beschreven in artikel 12 het rente-instrument met de meest gunstige condities af te sluiten.

4. Toetsing en controle

4.1.Interne controle

4.1.Artikel 22

  • 1.

    Informatie omtrent de beleidsplannen wordt vastgelegd in de financieringsparagraaf in de begroting; Bij het opstellen van de tussentijdse rapportages vindt tussentijdse bewaking en eventueel bijstelling van het treasurybeleid plaats. Controle op de uitvoering van het beleid vindt voorts plaats in de financieringsparagraaf in het jaarverslag.

  • 2.

    De medewerker cash-management van de afdeling financiële administratie zal van het vastgestelde beleid en alle plannen, nota’s en besluiten zorgvuldig dossiers aanleggen. De administratie van de afdeling financiële administratie zal van alle originele documenten en eventuele andere documenten met betrekking tot de uitgevoerde transacties zorgvuldig dossiers aanleggen.

  • 3.

    Om functiescheiding te garanderen zullen de medewerkers die de transacties uitvoeren niet betrokken zijn bij het feitelijk administratief vastleggen van transacties en posities.

  • 4.

    De medewerker Interne controle, die belast is met de controle op de uitvoering van de treasurytaak, zal te allen tijde toegang hebben tot de dossiers van de afdeling financiële administratie. Regelmatig zal de medewerker Interne controle controles uitvoeren op de beleidsvaststelling, uitvoering, vastlegging en rapportage en op de toepassing en toepasselijkheid van dit statuut in het algemeen. Indien van toepassing zal de gemeenteraad de benodigde maatregelen treffen.

4.2.Externe controle

4.2.1.Algemeen

4.2.1.Artikel 23

4.2.1.De gemeente Uden zal alle maatregelen treffen die noodzakelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van een effectieve externe controle. De externe accountant zal te allen tijde toegang hebben tot de dossiers van de afdeling financiële administratie. De gemeenteraad verleent hiertoe opdracht en zal de resultaten van de onderzoekingen beoordelen. Indien noodzakelijk zullen de benodigde maatregelen worden genomen.

4.2.2.De toezichthouder (Gedeputeerde Staten van de provincie)

4.2.2.Artikel 24

4.2.2.Conform de Wet financiering decentrale overheden zal voorts de volgende informatie worden aangeboden aan de externe toezichthouder, zijnde Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant:

  • 1.

    Jaarlijks tezamen met het jaarverslag een opgave van:

    • a.

      het begrotingstotaal bij aanvang van het voorgaande jaar;

    • b.

      de kasgeldlimiet bij aanvang van het voorgaande jaar;

    • c.

      de gemiddelde netto vlottende schuld in elk van de kalenderkwartalen van het voorgaande jaar;

    • d.

      de stand van de vaste schuld bij aanvang van het voorgaande jaar;

    • e.

      de renterisiconorm bij aanvang van het voorgaande jaar;

    • f.

      het renterisico op de vaste schuld over het voorgaande jaar;

    • g.

      het kredietrisico van de beleggingsportefeuille van het voorgaande jaar.

  • 2.

    Aan het einde van ieder kwartaal een opgave van de laatst berekende gemiddelde netto-vlottende schuld en de kasgeldlimiet voor het desbetreffende kalenderjaar.

  • 3.

    Bovenstaande informatie zal door de afdeling financiële administratie worden verzorgd en waar nodig door de eerste kassier van de afdeling financiële administratie worden verklaard.

4.2.3.Het Centraal Bureau voor de Statistiek

4.2.3.Artikel 25

4.2.3.Conform de Wet financiering decentrale overheden zal voorts de volgende informatie worden aangeboden aan Het Centraal Bureau voor de Statistiek:

  • 1.

    Driemaandelijks een opgave van de stand van het EMU-saldo op een door het Centraal Bureau voor de Statistiek te bepalen wijze, zodat zij de informatie aan het Ministerie van Financiën kan presenteren.

  • 2.

    Bovenstaande informatie zal door de afdeling financiële administratie worden verzorgd en waar nodig door de medewerker cash-management van de afdeling Financiele administratie worden verklaard.

5. Inwerkingtreding

Artikel 26

  • 1.

    Dit statuut treedt direct in werking na bekendmaking.

  • 2.

    Op de in dit lid 1 van dit artikel genoemde datum vervalt het Treasurystatuut vastgesteld d.d. 13 december 2001.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 juni 2006.
De Raad voornoemd
de griffier de voorzitter

Toelichting 1e wijziging Treasurystatuut gemeente Uden

Algemeen

Begrippenkader

Basispunten Eén basispunt is 1/100-ste procent (0,01%).

Beleggingshorizon Periode waarover de belegger middelen wenst uit te zetten.

Externe financiering Het aantrekken van middelen buiten de organisatie voor de dekking van vermogensbehoefte.

Derivaten Zie rente-instrumenten.

Financiering Het aantrekken van de benodigde middelen voor de dekking van vermogensbehoefte voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

Financieringsbehoefte De behoefte om uit (interne of externe) bronnen vermogen aan te trekken voor de dekking van vermogensbehoefte.

Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

Interest (= rente) De vergoeding die in rekening gebracht wordt voor het tijdelijk beschikbaar stellen van liquiditeiten (het lenen). De entiteit die de beschikkingsmacht over de liquiditeiten afstaat is de crediteur. De entiteit die de beschikkingsmacht tijdelijk verkrijgt is de debiteur. De interest wordt veelal uitgedrukt in een percentage van de hoofdsom op jaarbasis. Interest is daarbij een vorm van huur.

Interne financiering Financiering van de vermogensbehoefte door het aanwenden van geldmiddelen die reeds in de organisatie aanwezig zijn.

Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplannen waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

Kasgeldlimiet Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar.

Koersrisico Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koers ontwikkelingen.

Korte financieringsmiddelen Middelen ter dekking van de vermogensbehoefte met een rentetypische looptijd korter dan één jaar.

Korte rente Het renteniveau van kortlopende verplichtingen. Meestal neemt men hiervoor een vaste looptijd, bijvoorbeeld 3-maands rente.

Kredietrisico Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

Lange financieringsmiddelen Middelen ter dekking van de vermogensbehoefte met een rentetypische looptijd langer dan één jaar.

Lange rente Het renteniveau van langlopende verplichtingen. Meestal neemt men een vaste looptijd, bijvoorbeeld de 10-jaars rente.

Liquiditeitenbeheer Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

Liquiditeitspositie De mate waarin op korte termijn aan de opeisbare verplichtingen kan worden voldaan.

Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid.

Liquiditeitstekort Het ontbreken van middelen waarmee op korte termijn aan opeisbare verplichtingen kan worden voldaan.

Overliquiditeit Het overschot van middelen op korte termijn nadat aan alle opeisbare verplichtingen is voldaan. ven ingedeeld per tijdseenheid.

Rating Overzicht ratingkwalificaties

Moody’s Standard & Poor’s Lange termijn ratings

Aaa AAA Extreem kredietwaardig

Aa AA Zeer kredietwaardig. Veiligheidsmarge echter niet zo hoog als bij de AAA-categorie.

A A Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

Korte termijn ratings

P-1 A-1+/A-1 Capaciteit voor rente en aflossing is extreem, respectievelijk zeer groot.

P-2 A-2 Voldoende capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter niet zo groot als in bovengenoemde categorie.

P-3 A-3 Adequate capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter kwetsbaar indien de omstandigheden tegenzitten.

Renteconversie Tussentijdse aanpassing van de contractuele rente.

Renterisico Mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van een openbaar lichaam verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen.

Renterisiconorm Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de netto vaste schuld van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar.

Rente-instrumenten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Deze onderliggende waarden zijn financiële producten zoals effecten. Rente-instrumenten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om valuta- en renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.

Rentevisie Verwachting van de ontwikkeling van de renteniveaus van de lange en korte rente.

Roll-over basis Lening met middellange of lange looptijd en een variabele renteverplichting.

Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend.

Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, ondernemingsfinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

Uitzetting Het beheren van eigen vermogen en andere financiële middelen voor een periode langer dan één jaar. Uitzettingen kunnen intern en extern plaatsvinden.

Verantwoordelijkheden

Functie

Verantwoordelijkheden

Gemeenteraad

-

Het goedkeuren van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten in het treasurystatuut

-

Het goedkeuren van de programmabegroting .

-

Het goedkeuren van de begrotingswijzigingen .

-

Het goedkeuren van de programmarekening .

College van B&W

-

Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten in het treasurystatuut.

-

Het vaststellen van de financieringsparagraaf in programmabegroting en programmarekening.

-

Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan.

-

Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

Concerncontroller

-

Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury.

-

Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen.

-

Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren.

Hoofd afdeling financiële adminstratie

-

Het uitvoeren van de treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de financieringsparagraaf.

-

Het autoriseren van door de medewerker cash-management voorgestelde transacties.

De directeuren

-

Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun diensten aanleveren aan de afdeling financiële administratie omtrent toekomstige uitgaven en ontvangsten.

-

Het zorgdragen voor het tijdig aandragen van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de medewerker financiele administratie van de afdeling financiële administratie.

-

Het fiatteren van betalingen en ontvangsten ten laste c.q. ten gunste van de budgetten waarvan zij in de begroting als budgethouder zijn aangewezen.

Medewerker cash-management

-

Het beheren van geldstromen

-

Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier

-

Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de administratie

-

Het afleggen van verantwoording aan het hoofd van de afdeling financiele administratie over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Adviseur financiën

-

Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: risicobeheer, financiering, belegging en relatiebeheer. Deze activiteiten dienen conform het vastgestelde treasurystatuut en de financieringsparagraaf van begroting worden uitgevoerd.

-

Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied.

-

Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen

-

Het opstellen van de liquiditeitsprognoses.

-

Het opstellen van de rentevisie.

-

De offertes van de verschillende partijen met elkaar vergelijken.

Medewerker afdeling financiële administratie

-

Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen.

Kassier

-

Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer.

-

Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie.

-

Het afleggen van verantwoording aan het hoofd van de afdeling financiele administratie over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

-

Het tekenen van betalingen die voortvloeien uit de treasury-transacties als eerste tekenbevoegde.

Comptabele

-

Het tekenen van betalingen die voortvloeien uit de treasury-transacties als tweede tekenbevoegde.

Interne Controle

-

Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en het hierover rapporteren aan de Gemeentesecretaris.

Administratie van de afdeling financiële administratie

-

Het ontvangen van de transactiebevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomsten met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury.

-

Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen en financiële administratie

Externe accountant

-

Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Artikelsgewijze toelichting

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente Uden op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 3). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet FiDO. Middels de limieten en richtlijnen wordt het ‘risicoprofiel’ van de gemeente Uden bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De financieringsparagraafin de begroting geeft debeleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de ondernemingsfinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet FiDO en het treasurystatuut blijven. De financieringsparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2 In artikel 2 wordt de relatie tussen de gemeente Uden en de treasury beschreven. De gemeenteraad is verantwoordelijk voor de invulling van de publieke taak, de treasury is verantwoordelijk voor het beheer van de daar uit voortkomende geldstromen en risico’s.

Artikel 3 Dit artikel geeft de verschillende taken en doelstellingen van de treasury in een breder perspectief. Lid 3 geeft de specifieke doelstellingen van het treasurybeleid.

Lid 1 Lid 1 geeft het algemene kader van de functie en wie dat kader moet bepalen.

Lid 2 De Wet FiDO geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de ‘publieke taak’ waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen ‘uit hoofde van de publieke taak’ en het uitzetten van middelen ‘uit hoofde van treasury’. De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel geeft Minister Zalm in zijn antwoord op de Wet FiDO het volgende aan: ‘De gemeenteraad bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak’. In dit licht is het dus niet de concerncontroller die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel adviseert Minister Zalm dat de gemeenteraad het advies van de treasury vanuit haar expertise in te winnen alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het verstrekken van leningen of garantie uit hoofde van de publieke taak. De gemeente Uden heeft dit advies overgenomen. De concerncontroller adviseert over bijvoorbeeld financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente Uden. Daarnaast is het van belang dat de afdeling financiele administratie de betreffende aanvraag opneemt in haar liquiditeitenplanning.

Lid 3.I In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente Uden ‘duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities’. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente Uden duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Lid 3.II Door haar activiteiten loopt de gemeente Uden de volgende financiële risico’s: renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 12 tot en met 18 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Lid 3.III De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Lid 3.IV/V De medewerkers belast met treasury van de gemeente Uden dient zorg te dragen voor een adequaat systeem voor het beheer van de interne geldstromen.

Lid 3.VI De gemeente Uden streeft ernaar haar renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (‘profit center’). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet FiDO en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Lid 3.VII Zonder informatie is het treasurybeleid niet te ontwikkelen noch te toetsen.

Artikel 4 Met artikel 4 wordt de koppeling gemaakt tussen het ‘prudent beheer’ zoals bedoeld wordt in Wet FiDO en de wijze waarop de gemeente Uden invulling geeft aan dit begrip. Conform de Wet FiDO, dienen uitzettingen ‘uit hoofde van treasury (zie toelichting artikel 3, lid 1) een prudent karakter te hebben. In de Wet FiDO en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip ‘prudent’ nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die transacties te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2, lid 2 Wet FiDO en de memorie van toelichting op de Wet FiDO). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet FiDO. De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de ‘publieke taak’ van de gemeente Uden.

Lid 2.I/II Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente Uden. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet FiDO is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet FiDO (evenals in de Wet FiLO) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,2%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente Uden bij aanvang van het jaar.

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille.

De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.

Lid 2 III Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet FiDO (zie ook memorie van toelichting op de Wet FiDO) nadrukkelijk niet toegestaan.

Lid 2.IV Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet FiDO stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Omdat de kennis van derivaten binnen de organisatie mogelijk onvoldoende is, kan vooraf advies worden ingewonnen bij een onafhankelijke adviseur.

Artikel 5 Artikel 5 geeft in één oogopslag hoe het treasurybeleid tot stand komt en wie daar in dit proces welke verantwoordelijkheden dragen.

Artikel 6 Alle elementen van de Planning & Control cyclus worden in dit artikel genoemd en in de volgende artikelen uitgewerkt. Naast de inhoud van de verschillende elementen, wordt ook ingegaan op wie deze elementen moet opstellen en goedkeuren.

Artikel 7 De meerjarenraming is het startpunt van de Planning & Control cyclus. Alle volgende elementen van deze cyclus dienen een gelijke opzet te hebben, om zo de transparantie van het treasurybeleid te bewerkstelligen.

Artikel 8 De genoemde inhoud van de financieringsparagraaf geeft de verplichte inhoud van de paragraaf weer, zoals in de Wet FiDO is omschreven.

Artikel 9 Artikel 9 geeft de koppeling tussen voorgenomen beleid en de mogelijkheid dit beleid daadwerkelijk uit te voeren door de ambtelijke organisatie. Door het mandaat te koppelen aan de begroting, weet de gemeenteraad welke transacties gedurende het jaar zullen worden uitgevoerd. Voor de uitvoering van transacties die buiten dit mandaat vallen, zal middels een apart Raadsbesluit vooraf toestemming moeten worden verleend.

Artikel 10 Op deze wijze kan het Hoofd van de afdeling financiele administratie begrotingswijziging voorstellen om zodoende gedurende de resterende periode van het begrotingsjaar de treasuryfunctie zelfstandig invulling te kunnen blijven geven.

Artikel 11 Middels de financieringsparagraaf jaarrekening legt het hoofd van de stafafdeling Middelen verantwoording af over het gevoerde treasurybeleid. Het Algemeen bestuur kan op deze wijze controleren of de uitvoering van het beleid binnen het mandaat is gebleven, dat zij heeft verleend bij het goedkeuren van de begroting.

Artikel 12 Dit artikel geeft weer, hoe het beleid wordt uitgevoerd. Alle belangrijke elementen die een onderdeel van de uitvoering van de treasuryfunctie zijn, komen in dit artikel aan bod. Dit artikel is zeer belangrijk, omdat het de functiescheiding van de uitvoering van de treasuryfunctie waarborgt. Het organigram geeft in één oogopslag de verdeling van taken weer. Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente Uden betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in bijlage II beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Lid 6 Geeft de vervangingsregeling weer, zodat de uitvoering van de treasuryfunctie ook is gewaarborgd bij eventuele afwezigheid van functionarissen.

Artikel 13 Artikel 13 geeft het kader voor de risico-beheersing van de gemeente Uden. In de volgende artikelen zullen voor de verschillende risico’s de richtlijnen en limieten worden gegeven.

Artikel 14 Renterisico is het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat in de toekomst de re n telasten van het vreemd vermogen hoger zullen zijn dan het - in de meerjaren raming en begroting - geraamde niveau, of de mogelijkheid dat in de toekomst de rentebaten van het belegd vermogen lager zullen zijn dan het - in de meerjarenraming en begr o ting - geraamde niveau.

Dit risico doet zich voor bij leningen die al zijn opgenomen en waar men gedurende de looptijd de rente van moet aanpassen (renteconversie) of bij leningen die een (eind)aflossing kennen waarvan deze (eind)aflossing moet worden geherfinancierd. Daarnaast doet dit risico zich voor bij toekomstige leningen waar men al een aanname heeft gedaan over het renteniveau, maar dit niveau niet zeker heeft gesteld.

Bij de beheersing van dit risico maakt men onderscheid tussen vreemd vermogen dat tegen een variabele rente (de rentevaste periode is korter dan één jaar) is geleend en vreemd vermogen dat tegen een vaste rente (de rentevaste periode is langer dan één jaar) is geleend. De eerste noemt men de vlottende schuld, de tweede de vaste schuld.

Men kan dit risico beheersen door een grens te stellen aan de hoeveelheid vreemd vermogen die bloot mag staan aan renterisico gedurende een jaar. Als het renteniveau stijgt gedurende een jaar, dan zullen de kapitaallasten alleen van dat deel van het vreemd vermogen toenemen dat ook daadwerkelijk tegen het hogere renteniveau moet worden ge(her)financierd. Het renterisico van de vlottende schuld wordt getoetst aan de hand van de kasgeldlimiet, het renterisico van de vaste schuld wordt getoetst aan de hand van de renterisiconorm. Deze toetsing vormt een wezenlijk onderdeel van de treasuryparagrafen van begroting en jaarrekening.

Lid 1-2 Zie artikel 4.

Lid 3 Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Lid 4 Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente Uden haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 15 Het koersrisico is het risico dat ontstaat door de mogelijkheid dat de waarde van financiële activa (zoals bijvoorbeeld obligaties) verandert doordat de koers bij ve r koop lager is dan de koers van aankoop.

Men kan het koersrisico beheersen door alleen die instrumenten (die een koersrisico kennen) te gebruiken die tot het einde van de looptijd (van het desbetreffende) instrument in de portefeuille kunnen worden houden. Koersrisico kan alleen optreden bij eventuele tussentijdse verkoop van het desbetreffende instrument. Daarnaast zou men het koersrisico kunnen beheersen door instrumenten (die een koersrisico kennen) niet te gebruiken bij het beleggen van de overtollige middelen. Wet FiDO verplicht u ‘prudent’ om te gaan met het gebruik van instrumenten die een koersrisico kennen.

Artikel 16 Kredietrisico is het risico dat ontstaat door de mogelijkheid dat een debiteur niet aan zijn betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen.

Lid 1 Door een grens te stellen aan de minimale kredietwaardigheid van de debiteuren kan men het kredietrisico inperken. De grens die de Wet FiDO stelt, is een A-rating afgegeven door een erkend ratingbureau. Een (credit)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating ‘agencies’ zoals Standard & Poors, Moody’s en Fitch IBCA.

De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B en C. Een A-rating staat voor ‘zeer kredietwaardig’.

In het overzicht dat is opgenomen in bijlage I is de kredietwaardigheid besproken van de rating-klassen die voldoen aan de eisen van Wet FiDO. Moody’s en Standard & Poor’s zijn twee erkende rating-bureaus.

Lid 3 Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een ‘solvabiliteitsvrije status’) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente Uden dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties.

Artikel 17 Intern liquiditeitsrisico is het risico dat ontstaat door de mogelijkheid, dat de geprog nosticeerde kasstromen en de werkelijke kasstromen niet met elkaar overeenkomen.

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente Uden gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente Uden tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten de gemeente Uden.

Lid 1 Ter beperking van dit risico baseert de gemeente Uden haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente Uden is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van vier jaar op te stellen.

Lid 2 In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente Uden en hun financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling financiele administratie tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Lid 3 Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente Uden bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 18 Valutarisico is het risico dat ontstaat door de mogelijkheid dat de waarde van gel d stromen in een vreemde valuta - in de eigen valuta uitgedrukt – verandert doordat de desbetreffende valuta minder of meer waard wordt dan de eigen valuta.

Men kan het valutarisico beheersen door het aangaan van financiële verplichtingen alleen toe te staan, indien dit gebeurt in de eigen valuta. Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente Uden.

Artikel 19 Dit artikel geeft een beschrijving hoe het afsluiten van financieringen tot stand komt en welke richtlijnen en limieten daar specifiek voor gelden. Deze richtlijnen en limieten zijn eerder in het Statuut reeds aan de orde geweest.

Lid 3 Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet FiDO (zie ook memorie van toelichting op de Wet FiDO) nadrukkelijk niet toegestaan.

Lid 5.I Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachtte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente Uden tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Lid 5.II Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente Uden. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente Uden bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Lid 5.IV Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete)clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente Uden een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt. Wanneer in de praktijk blijkt dat één marktpartij bij voortduring de gunstigste tarieven hanteert kan worden besloten om van het twee offerte principe af te wijken.

Lid 6 Vaste geldleningen zijn (relatief standaard) leningen die kunnen worden afgesloten bij financiële instellingen. Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar. Deze maakt onderdeel uit van een medium term note programma. De term Commercial Paper staat voor verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstellingen.

Artikel 20 Dit artikel geeft een beschrijving hoe het afsluiten van beleggingen tot stand komt en welke richtlijnen en limieten daar specifiek voor gelden. In de artikelen 12 tot en met 18 is gedefinieerd op welke wijze de gemeente Uden het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot beleggingen geformuleerd.

Lid 4 Ten aanzien van bij uitzettingen in het kader van treasury te hanteren financiële instrumenten, geldt voor de Wet FiDO als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de ‘nominale waarde’) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum minimaal 100% van de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelenindex (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet FiDO. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente Uden worden in dit statuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de ‘publieke taak’ van de gemeente Uden behoort. In dit kader is het bijv. mogelijk dat uitzettingen in de vorm van het aanschaffen van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 21 Aangezien rente-instrumenten specifieke financiële producten zijn, is in dit artikel opgenomen hoe deze instrumenten mogen worden gebruikt.

Artikel 22 Dit artikel geeft een opsomming van alle vormen van interne controle die bij de treasuryfunctie van belang zijn.

Artikel 23 Dit artikel beschrijft het proces van externe controle door de accountant en de daarbij behorende rapportage verplichtingen.

Artikel 24 Dit artikel geeft een opsomming van de informatie die de gemeente Uden - middels Wet FiDO - verplicht is op te sturen aan de provincie in haar rol van toezichthouder.

Artikel 25 Dit is de informatie die de gemeente Uden - middels Wet FiDO - verplicht is op te sturen aan het CBS.

Inhoudsopgave

Bladzijde

1.De missie 1

  • 1.1.

    Algemene missie van de gemeente Uden 1

  • 1.2.

    Doelstellingen van het treasurybeleid 1

  • 1.3.

    Risicoprofiel 2

2.Voorbereiding en vaststelling van het beleid 3

  • 2.1.

    Financiële beleidscyclus/rapportages 4

  • 2.1.1.

    De meerjarenraming 4

  • 2.1.2.

    De programmabegroting 4

  • 2.1.3.

    Het mandaat 5

  • 2.1.4.

    Tussentijdse bijstelling van het beleid 5

  • 2.1.5.

    De Programmarekening 5

3.Uitvoering van het beleid 6

  • 3.1.

    Algemeen 6

  • 3.2.

    Risicobeheer 7

  • 3.2.1.

    Uitgangspunten risicobeheer 7

  • 3.2.2.

    Renterisicobeheer 7

  • 3.2.3.

    Koersrisicobeheer 8

  • 3.2.4.

    Kredietrisicobeheer 8

  • 3.2.5.

    Intern liquiditeitsrisicobeheer 8

  • 3.2.6.

    Valutarisicobeheer 8

  • 3.3.

    Korte en lange financiering 9

  • 3.4.

    Korte en lange beleggingen 9

  • 3.5.

    Rente-instrumenten 10

4.Toetsing en controle 11

  • 4.1.

    Interne controle 11

  • 4.2.

    Externe controle 11

  • 4.2.1.

    Algemeen 11

  • 4.2.2.

    De toezichthouder (Gedeputeerde Staten van de provincie) 11

  • 4.2.3.

    Het Centraal Bureau voor de Statistiek 12

5.Inwerkingtreding 12

Toelichting 1e wijziging Treasurystatuut gemeente Uden 13

Artikelsgewijze toelichting

14