Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2012

Geldend van 01-04-2012 t/m heden

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2012

De raad van de gemeente Borger-Odoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 24 januari 2012, nr. 12.00784, inzake beheersverordening begraafplaatsen en uitvoeringsbesluit;

gelet op het bepaalde in de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen:

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2012.

HOOFDSTUK 1: INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaatsen: de acht gemeentelijke begraafplaatsen;

    • 1.

      begraafplaats ‘Borger’, Westdorperstraat 1D, Borger

    • 2.

      begraafplaats ‘Nieuw-Buinen 32’, Kerklaan 11, Nieuw-Buinen

    • 3.

      begraafplaats ‘Nieuw Buinen 42’, Zuiderdiep 309 A, Nieuw-Buinen

    • 4.

      begraafplaats ‘Odoorn’, Schaapstreek 4, Odoorn

    • 5.

      begraafplaats ‘Valthe’, Odoornerweg 3, Valthe

    • 6.

      begraafplaats ‘Valthermond-West’, Vrijheidslaan 68, Valthermond

    • 7.

      begraafplaats ‘Valthermond-Oost’, Valtherdijk 2, Valthermond

    • 8.

      begraafplaats ‘2e Exloërmond’, Noorderdiep 119/ Kerkhoflaan, 2e Exloërmond.

  • b.

    graf: ruimte voor het begraven van lijken;

  • c.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meer lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • d.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • f.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • g.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • h.

    urnengraf: een urnengraf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • i.

    urnennis: een algemene grafruimte in een urnenmuur, niselement of columbarium bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten en bijgezet houden van een of meer asbussen, met of zonder urnen;

  • j.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf;

  • k.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

  • l.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf;

  • m.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of urnennis is verleend;

Artikel 2. Uitbreiding begrip particulier graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'particulier graf' mede verstaan urnengraf en urnennis.

HOOFDSTUK 2: OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 3. Openstelling begraafplaatsen

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor eenieder dagelijks toegankelijk van 8.00 uur tot één uur voor zonsondergang.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4. Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden; motorrijtuigen zijn slechts toegestaan voor begrafenissen, waarbij de maximum snelheid 10 km per uur is.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het derde lid.

Artikel 5. Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3: VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk twee werkdagen voorafgaande aan de dag waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden vóór 10.00 uur, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk twee werkdagen van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8. Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 9. Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen van 9.00 tot 15.00 uur en op zaterdag van 9.00 tot 12.00 uur;

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk 4: Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 10. Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven;

    • b.

      urnengraven;

    • c.

      urnennissen;

    • d.

      algemene graven

  • 2. Een algemeen graf wordt uitgegeven voor een termijn van 10 jaren. Deze termijn kan niet worden verlengd. Een stoffelijk overschot kan echter na afloop van de termijn in een particulier graf volgens de bepalingen van deze verordening worden herbegraven.

  • 3. In een algemeen graf wordt maximaal 1 lijk begraven.

  • 4. In een particulier graf kan/kunnen:

    • a.

      één lijk worden begraven; het college kan gedeelten aanwijzen, waar maximaal twee lijken (twee-diep) kunnen worden begraven;

    • b.

      maximaal drie asbussen worden bijgezet;

      Tevens is de combinatie van a en b mogelijk.

  • 5. In een urnengraf en urnennis kunnen maximaal 3 asbussen worden geplaatst.

  • 6. Een uitsluitend recht op een particulier graf geeft de rechthebbende zeggenschap over wie in dat graf wordt begraven en begraven wordt gehouden, onder voorwaarden en beperkingen van deze verordening.

  • 7. De gebruiker van een urnennis heeft zeggenschap wiens asbus(sen) in die nis worden bijgezet en bijgezet gehouden. Verwijdering van een asbus kan slechts geschieden met toestemming van de gebruiker van de grafruimte waar de asbus is bijgezet.

  • 8. As kan worden verstrooid op een strooiveld of, door rechthebbenden of gebruikers, in of op particuliere of algemene graven.

  • 9. Het college stelt nadere regels omtrent de indeling van graven en asbezorging.

Artikel 11. Volgorde van uitgifte

  • 1. De particuliere en algemene graven, urnengraven en nissen worden slechts voor directe begraving of asbusbijzetting en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, ten behoeve van ouders wiens kind is overleden of voor een partner van een overledene indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 12. Maten particuliere en algemene graven

  • 1. De maximum afmetingen van een particulier of algemeen (urnen)graf zijn:

    • a.

      een enkel graf: breedte 100 cm en lengte 250 cm;

    • b.

      een kindergraf (indien speciale lokatie op de begraafplaats): breedte 60 cm en lengte 120 cm

    • c.

      een urnengraf: breedte 50 cm en lengte 75 cm.

  • 2. Het college kan in uitzonderingsgevallen ontheffing verlenen voor de toepassing van andere afmetingen.

Artikel 13. Termijnen particuliere graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien, of twintig jaar recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien of twintig jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 15, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 14. Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 15. Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het particulier graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het particulier graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het particulier graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 16. Vervallen van het grafrecht

  • 1. Het uitsluitend recht op een particulier graf vervalt:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      indien de rechthebbende schriftelijk afstand doet van het recht;

    • c.

      indien de desbetreffende begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2. Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      indien de betaling van het gebruiksrecht en de onderhoudskosten ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het uitsluitend recht -ondanks een aanmaning- niet binnen drie maanden na aanvang van die termijn is geschied;

    • b.

      indien de rechthebbende of de gebruiker -ondanks een aanmaning- in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      indien de rechthebbende van een particulier graf is overleden en het recht niet binnen de in artikel 15, lid 2 gestelde termijn is overgeschreven.

  • 3. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c en in het tweede lid vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsbijdragen of eventuele andere kosten.

  • 4. Het eventueel op het graf aanwezige gedenkteken of beplanting kan gedurende één maand voor het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

Hoofdstuk 5: Grafbedekkingen

Artikel 17. Vergunning

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende van een particulier graf of de gebruiker van een algemeen graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

  • 4. Het college kan de vergunning voor een grafbedekking weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      het gedenkteken afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van het gedenkteken ondeugdelijk is.

  • 5. Geen vergunning is vereist voor het herstellen van een grafbedekking zonder dat de uiterlijke kenmerken worden gewijzigd. Wel dient voorafgaand aan de werkzaamheden melding worden gedaan bij de beheerder.

  • 6. Voor het bijplaatsen van accessoires met een maximale afmeting van breedte 30 cm, hoogte 60 cm en lengte 30 cm behoeft geen vergunning te worden aangevraagd mits deze accessoires aan de overige bepalingen van de regels voor graven en asbezorging voldoen.

  • 7. Het is niet toegestaan om op een strooiveld een grafbedekking te plaatsen.

Artikel 18. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1. De rechthebbende of de gebruiker van een graf wordt verondersteld eigenaar van de grafbedekking te zijn tot het eind van de graftermijn, tenzij hij tijdig aangeeft dat een ander de eigenaar is en dit door die ander schriftelijk is bevestigd.

  • 2. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 3. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 4. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

  • 5. Indien de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde, met uitzondering van de grafbeplanting, blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende of de gebruiker en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 6. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de gebruiker schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de gebruiker niet bekend is plaatst het college een oproep bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 7. Het college is bevoegd om indien dit voor het beheer van de begraafplaats nodig is, voor rekening en risico van de gemeente, één of meer grafmonumenten tijdelijk te verwijderen.

Artikel 19. Uitbesteden onderhoud

  • 1. De rechthebbende kan ter voldoening van het bepaalde in artikel 18, lid 3 het onderhoud van de grafbedekking door een derde laten verzorgen.

  • 2. Indien gewenst kan de rechthebbende een onderhoudscontract afsluiten met het college. Onder onderhoud valt niet de vernieuwing (herstellen) van de grafbedekking.

Artikel 20. Algemeen onderhoud door de gemeente

  • 1. Het algemeen onderhoud van de begraafplaats wordt door de gemeente uitgevoerd.

  • 2. Het onderhoud van de graven en eventuele schade aan de graven valt hier nadrukkelijk niet onder en komt voor rekening van de rechthebbende, tenzij -en voorzover- hierin in het onderhoudscontract met de gemeente is voorzien.

Artikel 21. Grafbeplanting en voorwerpen

Beplanting op een graf, die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de gebruiker indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 22. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1. De rechthebbende of gebruiker van een graf of eigenaar van een gedenkteken kan het gedenkteken gedurende de laatste maand dat op het graf nog rechten rusten, van het graf verwijderen. Na afloop van het grafrecht is het eigendom aan de gemeente vervallen.

  • 2. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte van het graf door het college worden verwijderd zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

Hoofdstuk 6: Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 23. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met stoffelijke resten worden geconfronteerd.

  • 2. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige stoffelijke resten worden begraven en de as in de (eventueel) aanwezige asbussen wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 3. De gebruiker van een algemeen graf kan gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de stoffelijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders.

  • 4. De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de stoffelijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk 7. In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 24. Lijst van historische graven

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 8: Slotbepalingen

Artikel 25. Hardheidsclausule

Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken voor zover de toepassing ervan, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 26. Intrekking oude regeling

De verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijk begraafplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2005, vastgesteld op 28 oktober 2004, wordt ingetrokken op het moment dat de beheersverordening 2012 van kracht wordt.

Artikel 27. Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijk begraafplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2005 gelden als besluiten genomen krachtens de verordening 2012.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijk begraafplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2005 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop de verordening 2012 toegepast.

Artikel 28. Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met de artikelen 3 en 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 4 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2012.

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2012.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering d.d. 8 maart 2012.

Namens de raad van de gemeente Borger-Odoorn,

de griffier

H.J. van Olst

de voorzitter

M.L.J. Out

Toelichting beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente borger-odoorn 2012

A. Algemene toelichting

Inleiding

De beheersverordening begraafplaatsen gemeente Borger-Odoorn is voor het laatst herzien in 2005. De aanleiding daarvoor was de Wet dualisering gemeentebestuur.

Nieuwe ontwikkelingen, zoals wijzigingen van de Wet op de lijkbezorging in juni 2009 en maart 2011, vastgesteld begraafplaatsenbeleid en besluiten van college en raad maken een herziening van de verordening noodzakelijk.

De basis van deze nieuwe beheersverordening is de model-verordening van de VNG. Diverse praktische wensen en goed geregelde zaken uit de beheersverordening 2005 zijn hierin verwerkt. Zie hiervoor onderdeel B. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING.

1. De verordenende bevoegdheid

In artikel 149 van de Gemeentewet staat dat de raad de verordeningen maakt die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader hiervan zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging eist een verordening voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid

De beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Borger-Odoorn bevat verschillende regels voor de instandhouding van en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op enkele van deze regels.

De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden.

De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaatsen kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wegen en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak. Gewerkt wordt daarom met de plaatselijke deskundige uitvaartverzorgers, uitvaartverenigingen en cultuurhistorische verenigingen, die deskundig zijn op het gebied van de rouwverwerking, de plaatselijke geschiedenis en monumenten.

De gemeenteraad Borger-Odoorn heeft aangegeven in de discussie rondom de oude huurgraven dat het wenselijk is om de eerste termijn van uitgifte van graven te verkorten. Daarnaast is vastgesteld dat er een hardheidsclausule dient te worden opgenomen.

De waarde die aan de begraafplaatsen wordt toegekend maakt het nodig dat er een inventarisatie wordt gemaakt van de historische en culturele waarden die op de begraafplaats aanwezig zijn. De beheersverordening voorziet in het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft zo uitdrukking aan de waarden van de begraafplaats als zodanig. Deze lijst van cultuurhistorische graven dient nog te worden opgesteld.

Voor de dienstverlening op de begraafplaatsen geeft de beheersverordening een uitgebreid voorzieningenpakket. De regeling noemt algemene en particuliere graven en bestemmingen voor as. Hiermee wordt voldaan aan datgene waar de samenleving om vraagt. In deze regeling is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is om de voorzieningen te treffen. Dat wil dus niet zeggen dat alle voorzieningen daadwerkelijk op iedere gemeentelijke begraafplaats aanwezig zijn.

3. Wijzigingen in wet- en regelgeving

3.1. Wet op de lijkbezorging

De Wet op de lijkbezorging is op 12 juni 2009 gewijzigd en voor het laatst herzien in 1 maart 2011. Deze wijzigingen hebben gevolgen voor de beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Borger-Odoorn, zoals deze was opgesteld in 2005.

De wijzigingen die aanpassing van de beheersverordening noodzakelijk maken betreffen de volgende wetsartikelen:

Verlenging termijn van overlijden tot begraven (artikel 16)

Begraving of verbranding geschiedt niet eerder dan 36 uren na het overlijden en uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden. In de oude wetstekst werd als laatst mogelijke dag de vijfde dag na het overlijden genoemd.

Begrippen Algemeen en particulier graf zijn in de wet vastgelegd (artikel 23, lid 2)

Een belangrijke wijziging is dat de wet het onderscheid tussen algemeen en particulier graf regelt. Tot nu toe was het begrip algemeen graf niet opgenomen in de wet. Een graf met een uitsluitend recht werd vaak familiegraf of eigen graf genoemd, wat niet overeenstemt met de eigendomssituatie.

De wetgever maakt in de nieuwe wet een duidelijk onderscheid tussen “algemeen graf” en “particulier graf”.

Een algemeen graf kenmerkt zich door een maximale uitgiftetermijn van 10 jaar en er kunnen meerdere personen in begraven worden. Na einde van de wettelijke termijn van grafrust (10 jaar) kan het graf worden geruimd. Herbegraven is dan wel mogelijk.

Een particulier graf is een graf met een uitsluitend recht. De minimale uitgiftetermijn is teruggebracht naar 10 jaar. Daarna kan verlenging plaatsvinden.

Bepalingen voor een algemeen graf (artikel 27A)

In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat de houder van de begraafplaats ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte van een algemeen graf schriftelijk mededeling daarvan doet aan de gebruiker bij het graf. Nu dit bij wet is geregeld is de noodzaak dit op te nemen in de beheersverordening vervallen.

Uitgifte-termijn en verlenging particulier graf (artikel 28)

De nieuwe Wet op de Lijkbezorging maakt het mogelijk om bij particuliere graven met een uitsluitend recht als eerste termijn uit te gaan van 10 jaar met mogelijkheid tot verlenging met periodes van 5, 10, 15 en 20 jaar. Hierbij wordt tegemoetgekomen aan de wens om gedurende een kortere termijn een grafrecht te krijgen. De rechthebbende krijgt meer keuzevrijheid. Er is geen maximum aan de verlenging gesteld. Verlengen kan tot de begraafplaats gesloten wordt.

Een en ander heeft gevolgen voor artikel 13 ‘Termijnen particuliere graven’ van de beheersverordening.

Het voor bepaalde tijd verleende recht wordt op verzoek, mits gedaan binnen twee jaar voor het verstrijken van de termijn, telkens verlengd. De houder van de begraafplaats kan bepalen dat een periode van verlenging niet korter is dan 5 jaar en niet langer dan 20 jaar. Binnen een jaar na aanvang van de termijn waarin verlenging van het recht kan worden verzocht doet de houder van de begraafplaats aan de rechthebbende wiens adres hem bekend is, schriftelijk medeling van het verstrijken van de termijn. Indien niet binnen drie maanden na verzending van de mededeling om verlenging is verzocht dan maakt de gemeente de mededeling bekend bij het graf en op het bord van de begraafplaats tot het eind van de periode waarvoor het recht was gevestigd.

Verwaarlozing van een particulier graf (artikel 28)

De verwaarlozing van een particulier graf dient vastgelegd te worden in een schriftelijke verklaring, die hij toezendt aan de rechthebbende, die binnen één jaar na ontvangst in het onderhoud voorziet. Indien de verklaring niet bevestigd wordt dient vijf jaar lang een bordje bij het graf en op het bord bij de ingang te staan of tot het onderhoud wordt uitgevoerd. Het grafrecht vervalt indien na respektievelijk een of vijf jaar het grafonderhoud niet wordt uitgevoerd Indien het gaat om een grafrecht van 20 jaar en het graf wordt niet van onderhoud voorzien, vervalt het grafrecht na twintig jaar .

Ruimen van graven (artikel 32)

Dit artikel gaf in de ongewijzigde wet de minister de mogelijkheid bij algemene maatregel van bestuur regels te stellen omtrent de wijze van begraven, de inrichting van het graf en de afstand van de graven onderling. Dit is uitgebreid met de mogelijkheid regels te stellen omtrent het ruimen van de graven, het verwijderen van de grafmonumenten en de teraardebestelling van de overblijfselen der lijken. Deze wijziging kwam tot stand nadat was gebleken dat de samenleving behoefte had aan bepaalde richtlijnen voor met name het ruimen en de teraardebestelling van de overblijfselen.

Met het oog hierop is in de beheersverordening een lid toegevoegd aan het artikel betreffende de ruiming en de bezorging van overblijfselen (artikel 23). Volgens dit lid heeft de beheerder de plicht er zorg voor te dragen dat er altijd met respect en piëteit wordt omgegaan met stoffelijke resten.

Eigendom grafmonument (artikel 32A)

In dit nieuwe artikel wordt bepaald dat gedurende de periode dat een graf niet geruimd mag worden het artikel 20, eerste lid, aanhef en onder e en f, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op hetgeen op het graf is geplaatst. Dit artikel van het Burgerlijk Wetboek betreft de natrekking. In 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat gedenktekens (van graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. De consequentie van deze uitspraak was dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk was voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid). Het nieuwe wetsartikel legt de eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van de graftekens bij de rechthebbende.

3.2. Vermindering administratieve lasten

Vele zaken zijn in de beheersverordening geregeld door middel van een meldingsplicht, zoals het houden van plechtigheden (art. 5), het doen begraven en het doen bijzetten of doen verstrooien van as en het door de nabestaanden zelf openen en sluiten van een graf (art.7). Een melding genereert weinig administratieve lasten.

Slechts in twee gevallen dient in de beheersverordening 2012 een vergunning te worden aangevraagd: voor het aanbrengen van een grafkelder (art. 14) en voor het hebben van een grafbedekking (art. 17).

De vergunningsplicht voor het hebben van een gedenkteken is in de beheersverordening gehandhaafd. Controle achteraf met als uiterste consequentie correctie is, juist bij gedenktekens, ongewenst. Het ontwerpen, de aanschaf en de plaatsing van een grafmonument gaat doorgaans met emoties gepaard. Wanneer achteraf blijkt dat het monument niet aan de eisen voldoet is het ondoenlijk om nabestaanden alsnog te vragen het gedenkteken aan te passen of te verwijderen.

De toestemming van het college, zoals vereist voor steenhouwers, hoveniers etc. die werkzaamheden op de begraafplaats willen verrichten (art. 4 eerste lid van de beheersverordening 2005) heeft geen toegevoegde waarde. De beheerder heeft immers al de bevoegdheid tegen ongewenste praktijken op te treden, volgens artikel 4 eerste en tweede lid van de beheersverordening 2012. Afschaffing van de toestemmingsvereiste leidt tot vermindering van administratieve en bestuurlijke lasten.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

c. Grafkelders worden in de praktijk vaak gebruikt. Deze constructies kunnen ook bovengronds worden geplaatst, als onderdeel van een muur of wand.

Wanneer een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet in een grafkelder, spreekt men van een keldergraf, in tegenstelling tot een graf.

f. Een graf met een uitsluitend recht wordt vaak familiegraf of eigen graf genoemd, wat niet overeenstemt met de eigendomssituatie. Een particulier graf werd in de beheersverordening 2005 aangeduid als ‘eigen’ graf. De beheersverordening 2012 volgt de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.

De mogelijkheid wordt geboden as te doen verstrooien in of op de particuliere graven of om een graf te gebruiken als gedenkplaats om een overledene te herdenken.

g. In de beheersverordening 2005 was bij de definitie van algemene graven opgenomen dat ‘aan eenieder’ gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken. De passage ‘aan eenieder’ is overbodig en daarom geschrapt. Volgens artikel 23, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging is het aan de houder van de begraafplaats te bepalen wie in een algemeen graf wordt begraven.

l. en m. De termen rechthebbende en gebruiker zijn nader gedefinieerd.

Artikel 2. Uitbreiding begrip particulier graf

Voor een particulier graf, urnengraf en urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten.

Artikel 3. Openstelling begraafplaatsen

Dit artikel maakt het de beheerder tevens mogelijk de begraafplaats geheel of gedeeltelijk te sluiten wanneer dit voor het ruimen van graven noodzakelijk is.

Artikel 4. Ordemaatregelen

De beheersverordening bevat gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruik maken, in het belang van orde, rust en netheid. Tegen overtreding van de voorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

De in de beheersverordening 2005 opgenomen bepaling dat personen die werkzaamheden aan grafbedekkingen op de begraafplaats hebben te verrichten daarvoor toestemming van het college dienen te vragen is geschrapt. De eis was gesteld in het kader van de openbare orde. Steenhouwers en hoveniers kunnen nu volstaan met een melding zodat werkzaamheden niet plaats vinden tijdens uitvaartplechtigheden.

De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden biedt, samen met de verbodsbepalingen, voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te treden. Ter controle moet men een bewijs overleggen dat men in opdracht van de rechthebbende van het graf aan het werk is.

Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het derde lid bestaat behoefte omdat men soms dichtbij een graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Aangezien een dergelijke handeling niet overeenstemt met het beeld van orde en rust dient met het verlenen van de ontheffing uiterst terughoudend te worden omgegaan. De situatie kan uiteraard per begraafplaats verschillen.

Artikel 5. Plechtigheden

Met dit artikel wordt beoogd plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis dient volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden te geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties van 1988 en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen.

Artikel 6. Opgravingen en ruimingen

Uitdrukkelijk is gesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens artikel 62 van de Wet op de lijkbezorging worden bijgezet in of op een graf dan wel op een afzonderlijke plaats, meestal een urnennis.

In de beheersverordening 2005 was de bepaling opgenomen dat het lijk bij aankomst op de begraafplaats of in het crematorium voorzien diende te zijn van een identiteitskenmerk. Deze bepaling is geschrapt, aangezien dit vereiste volgt uit artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn, ook om redenen van veiligheid, toch de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig. Het gaat dan vooral om het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen eventueel door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. Zo kunnen de nabestaanden bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Werkzaamheden als het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zullen door het personeel moeten worden verricht.

Artikel 8. Over te leggen stukken

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelende arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 12). Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren (artikel 11). Dit verlof dient te worden overlegd aan de beheerder. Door de medewerking aan de begrafenis te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten. Vanuit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten verdient het aanbeveling het hierboven genoemde traject zo soepel mogelijk te doen verlopen.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan volgens artikel 15, tweede lid.

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. Het is voorgekomen dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn, namelijk 10 jaar.

Artikel 9. Tijden van begraven en asbezorging

Artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd, met uitzondering van zon- en feestdagen. Gemeenten zijn vrij te bepalen dat ook op zondag of een algemeen erkende feestdag wordt begraven.

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

In de verordening van 2005 waren de tijden van begraven vrij ruim genomen. Op werkdagen en op zaterdag van 9.00 tot 16.00 uur. Als een begrafenisplechtigheid om 16.00 uur plaats vindt dan betekent dit dat de afwerking hiervan tot 18.00 uur kan duren (of langer als de plechtigheid uitloopt). Daarom worden de tijden in deze verordening teruggebracht tot: op werkdagen van 9.00 uur tot 15.00 uur en op zaterdag van 9.00 uur tot 12.00 uur. Het college kan in een bijzonder geval van deze tijden afwijken.

Artikel 10. Indeling graven en asbezorging

Naast de particuliere graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Een particulier graf kan tevens gebruikt worden voor het bijzetten van asbussen, voor asverstrooiing of als een gedenkplaats. Een gedenkplaats is een particulier graf dat wordt uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.

Het Besluit op de lijkbezorging van 4 december 1997 bevat in artikel 5 de bepaling dat er ten hoogste drie lijken boven elkaar mogen worden begraven. Elke gemeente bepaalt hoeveel lijken in een algemeen of particulier graf mogen worden begraven; e.e.a. is afhankelijk van de begraafplaats (en de daar aanwezige grondwaterstand).

In de gemeente Borger-Odoorn is tot op heden slechts één diep begraven. Op de begraafplaats Odoorn wordt gestart met een proefvak voor twee diep begraven.

Algemene graven worden in Borger-Odoorn slechts af en toe uitgegeven; deze worden daarom op rij tussen de particuliere graven uitgegeven.

Voor het verstrooien van as wordt op de begraafplaatsen een speciale plaats gereserveerd, genaamd strooiveld.

Zie voor de indeling van graven en de plaats van het strooiveld de tekeningen die zijn bijgevoegd bij de Regels voor graven en asbezorging.

Artikel 11. Volgorde van uitgifte

Een graf zal alleen buiten de volgorde van ligging worden toegewezen als dit niet bezwaarlijk is voor de situatie op de begraafplaats. Hierbij kan worden gedacht aan graven voor ouders wiens kind is overleden of voor een partner van een overledene. De gemeente Borger-Odoorn bepaalt waar en in welke volgorde graven worden uitgegeven. Reservering van graven voor een echtpaar zonder dat een van de partners is overleden is niet mogelijk.

Artikel 12. Maten particuliere en algemene graven

Om duidelijk aan te geven wat de lengte en breedte is van de diverse graven wordt in artikel 12 de maten van de graven weergegeven.

Artikel 13. Termijnen particuliere graven

De nieuwe Wet op de Lijkbezorging (atikel 28, lid 1) maakt het mogelijk om bij graven met een uitsluitend recht als eerste termijn uit te gaan van 10 jaar met mogelijkheid tot verlenging met periodes van 5, 10, 15 en 20 jaar. Hierbij wordt tegemoetgekomen aan de wens om gedurende een kortere termijn een grafrecht te krijgen. De rechthebbende krijgt meer keuzevrijheid. Er is geen maximum aan de verlenging gesteld. Verlengen kan tot de begraafplaats gesloten wordt.

De gemeenteraad Borger-Odoorn heeft aangegeven in de discussie rondom de oude huurgraven dat het wenselijk is om de eerste termijn van uitgifte van graven te verkorten. Om de administratieve lasten te beperken is het wenselijk om de termijnen niet te kort te maken en de mogelijkheden enigszins te beperken. Er is daarom voor gekozen om de termijnen van uitgifte van particuliere graven mogelijk te maken voor tien en voor twintig jaar.

Verlenging van de grafrechten is nu alleen mogelijk voor tien jaar; in deze verordening is gekozen om ook voor de verlengingstermijnen tien en twintig jaar aan te houden.

Soms verkeren rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in het eerste lid van artikel 13, betreffende de aanvang van de termijn, opgenomen.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf mededelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden ‘aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn’. Het laatste deel van de zin (‘of redelijkerwijs bekend kan zijn’) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat dit de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend te worden gemaakt bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Artikel 14. Grafkelder

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 15. Overschrijven van verleende rechten

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college.

Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning om standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf te begraven, in de praktijk aangeduid als ‘particulier graf’, op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen.

Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander. De kring van de nieuwe rechthebbende wordt in beginsel beperkt tot de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant tot en met de derde graad. De achtergrond van deze beperking is gelegen in het feit dat de wens voor particuliere graven voor onbepaalde tijd (die nu niet meer worden uitgegeven) en de huidige aankoopprijs voor een particulier graf voor twintig jaar op de begraafplaats kan leiden tot het ‘opkopen’ van graven door willekeurige derden.

Ervaringen in gemeenten hebben geleerd dat een dergelijke ontwikkeling verre van denkbeeldig is. Het is ongewenst daaraan medewerking te verlenen. Het spreekt daarbij vanzelf dat de mogelijkheid open blijft dat ook een ander dan een familielid of levenspartner als nieuwe rechthebbende wordt aangewezen (bv. stichting of notaris)

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op één jaar na het overlijden van de rechthebbende.

Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

Wanneer nabestaanden ontbreken is er de mogelijkheid de rechten over te schrijven op naam van de notaris die de nalatenschap beheert, of op naam van de Stichting Grafzorg Nederland.

Artikel 16. Vervallen van het grafrecht

Dit artikel is overgenomen uit de beheersverordening 2005. Het geeft duidelijk aan wanneer een grafrecht komt te vervallen. In de VNG model-verordening staan een aantal regels in de verschillende artikelen maar deze zijn niet volledig, bijvoorbeeld dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen. De grafrechten vervallen ook bij het niet nakomen van de financiele verplichtingen en bij het opheffen van de begraafplaats.

Artikel 17. Vergunning

Voor het hebben van een grafbedekking is een vergunning nodig. Als men een grafbedekking heeft, kan het, als het oud en versleten is, vervangen worden. Als het nieuwe gedenkteken conform het oude gedenkteken is, is er geen nieuwe vergunning nodig. Er wordt immers nog steeds aan de voorwaarden van die vergunning voldaan.

Als men echter een ander model wenst, of een andere afwijking van de oude goedgekeurde tekening, zal een nieuwe vergunning moeten worden aangevraagd. Indien op een graf alleen beplanting wordt aangebracht of vervangen is geen vergunning nodig.

Als elke regelgeving voor grafbedekkingen ontbreekt kan het aanzien van begraafplaatsen chaotisch worden. Ook en vooral dienen de veiligheidsaspecten te worden genoemd. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Er is op de begraafplaatsen keuze voor grafvakken met een liggend gedenkteken of voor grafvakken, waarin de burger de nodige vrijheid heeft. De eisen zijn uitgewerkt in de nadere regels voor graven en asbezorging.

De mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing van de vastgestelde nadere regels voor het gedenkteken, zoals was opgenomen in art. 17.4 van de beheersverordening 2005, is overbodig. Het college heeft immers de bevoegdheid om te beslissen op een vergunningsaanvraag die niet met de nadere regels strookt.

In de beheersverordening van 2005 waren geen regels vastgelegd over het verstrooien van as anders dan bijzetting van de asbus in een particulier graf. Vanaf 2012 is er de mogelijkheid om as te verstrooien op een particulier en algemeen graf of strooiveld. Op een strooiveld is het plaatsen van een gedenkteken niet toegestaan.

Artikel 18. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

In dit artikel worden de rechten en de plichten van de rechthebbende of, in het geval van algemene graven, van de gebruiker ten aanzien van de grafbedekking omschreven. Alleen in dit artikel is sprake van plichten voor (bepaalde) nabestaanden van overledenen die zijn bijgezet in een algemeen graf. Daarom wordt hier de in artikel 1 (‘Begripsbepalingen’) gedefinieerde term ‘gebruiker’ gebruikt in plaats van de ruimer op te vatten term ‘belanghebbende’, die voorkomt in verband met het begrip ‘algemeen graf’ in de Wet op de lijkbezorging (artikel 27a).

De eigendom en daarmee ook de risicoaansprakelijkheid van hetgeen op het graf is geplaatst ligt, volgens art. 32a van de Wet op lijkbezorging, ligt niet meer bij de gemeente. Van natrekking is geen sprake zolang het graf niet geruimd mag worden. Om juridisch volledig te zijn is opgenomen dat de rechthebbende of gebruiker van het graf gezien wordt als de eigenaar van de grafbedekking.

Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de rechthebbende of de gebruiker aanspreken en sommeren tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28, het vierde tot en met het zevende lid, dat het recht op het graf vervalt wanneer vijf jaar na constatering en bekendmaking van de verwaarlozing niet in het onderhoud is voorzien. Hierbij wordt rekening gehouden met de termijn van grafrust en de uitgiftetermijn van het graf.

Artikel 19. Uitbesteden onderhoud

Indien gewenst kan het onderhoud aan de grafbedekking worden uitbesteed aan de gemeente Borger-Odoorn. Onder onderhoud valt het schoonhouden van het gedenkteken en het onderhouden van de grafbeplanting, maar niet het vernieuwen of herstellen hiervan.

Artikel 20. Algemeen onderhoud door de gemeente

De gemeente Borger-Odoorn verzorgt het algemene onderhoud aan paden, gebouwen en groen met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft.

De rechthebbende of gebruiker is verantwoordelijk voor het onderhoud en het herstellen van de grafbedekking, zoals het gedenkteken of de grafbeplanting, zie hiervoor artikel 18.

Artikel 21. Grafbeplanting en voorwerpen

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens problemen over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums en verwaarloosde beplanting. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbende of de gebruiker is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou echter veel te omslachtig zijn genoemde personen steeds per brief te waarschuwen (vaak zijn de adressen niet bekend) dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om het beleid ten aanzien van de planten en bloemen mee te delen bij de afgifte van de vergunning voor het hebben van een grafbedekking en bekend te maken op het mededelingenbord op de begraafplaats. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gesteld mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 22. Verwijderen grafbedekking na verstrijken van de termijn

De rechthebbende dient volgens artikel 28, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging ten minste een jaar voor het verstrijken van de termijn van het recht op de hoogte te worden gesteld van dit feit, en van de mogelijkheid verlenging van het recht te vragen of voor het einde van de termijn de grafbedekking te verwijderen. In veel gevallen kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat, wanneer niet om verlenging wordt verzocht, het college opdracht zal geven de grafbedekking na het verstrijken van de termijn te verwijderen en het graf te ruimen.

Ook gebruikers van een algemeen graf dienen, volgens artikel 27a van de Wet op de lijkbezorging, op hoogte te worden gesteld van het verstrijken van de termijn van uitgifte. Deze mededeling dient volgens de wet ‘ten minste zes maanden en ten hoogste twaalf maanden voor het verstrijken van de termijn van uitgifte’ aan de gebruiker van dat graf te worden gedaan. Hierbij kan dan gelijktijdig de mededeling worden gedaan dat de mogelijk aanwezige grafbedekking zal worden verwijderd en dat het graf zal worden geruimd.

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 15, derde lid van deze beheersverordening), of omdat het onderhoud van het graf is verwaarloosd (artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging en artikel 18, vierde en vijfde lid). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

In de beheersverordening 2005 was voor de rechthebbende of gebruiker de mogelijkheid opgenomen een aanvraag in te dienen om de grafbedekking na verwijdering een bepaalde periode ter beschikking te houden. Dit bracht veel administratieve lasten met zich; daarom is deze mogelijkheid in deze beheersverordening niet meer opgenomen. Voor relevante wetgeving omtrent eigendom van roerende zaken zie artikel 8, Burgerlijk Wetboek Boek 5 en artikel 5:30 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 23. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

Volgens artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging kan een particulier graf alleen geruimd worden met toestemming van de rechthebbende. Het recht op een graf kan echter vervallen na het verstrijken van de termijn, of omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 15, derde lid van deze beheersverordening). Ook kan het recht vervallen na verwaarlozing van het onderhoud, volgens artikel 28, zesde lid van de Wet op de lijkbezorging.

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan zowel aan de rechthebbenden op particuliere graven als aan de gebruikers van een algemeen graf. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 22.

Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 24).

Het derde lid van artikel 23 opent de mogelijkheid bij ruiming van algemene graven de stoffelijke overblijfselen dan wel de as een andere bestemming te geven dan die welke genoemd is in het tweede lid.

Volgens het vierde lid van artikel 23 kan de rechthebbende vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of over te brengen naar een andere begraafplaats. Ook wordt de mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). Het graf wordt dan extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende langere tijd in dezelfde familie blijven.

Met betrekking tot het ruimen is in de beheersverordening gekozen voor een zorgplicht voor de gemeente, als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de stoffelijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat bezoekers van de begraafplaats niet met de stoffelijke resten worden geconfronteerd. Voor het ruimen van graven is een handreiking hoe dit in de praktijk kan worden uitgevoerd samen met de branche opgesteld.

Artikel 24. Lijst van historische graven

Het is voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn ondoordacht werden geruimd. Een graf kan van betekenis zijn vanwege de persoon die er is begraven, maar ook uitsluitend vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Als voorbeeld kunnen gietijzeren gedenktekens worden genoemd, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het materiaal herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Er dienen maatregelen te worden getroffen zodat graven van bekende overledenen niet meer ondoordacht worden geruimd en zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken verdient het aanbeveling een deskundige te raadplegen.

Artikel 25. Hardheidsclausule

In de discussie in de raad rondom oude huurgraven is afgesproken om een hardheidsclausule op te nemen om af te kunnen wijken van de in deze verordening vastgestelde regels in het geval dit sociaal gezien nodig is.

Artikel 26. Intrekken oude regeling

In artikel 26 wordt geen tijdstip vermeld waarop de oude verordening wordt ingetrokken. Dat is ook niet nodig. De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de nieuwe verordening in werking treedt.

Artikel 27. Overgangsbepaling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 28. Strafbepaling

De beheersverordening begraafplaatsen is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (zie artikel 139 van de Gemeentewet). Voorts is de gemeente gehouden dit besluit mede te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen, volgens artikel 143 van de Gemeentewet.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Hier geldt artikel 142 van de Gemeentewet: Alle verordeningen treden in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij daarvoor een ander tijdstip was aangewezen.

Artikel 30. Citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.