Luchtvaartverordening Zeeland

Geldend van 25-01-2012 t/m heden

Intitulé

Luchtvaartverordening Zeeland

Provinciale staten van Zeeland

  • -

    gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 25 oktober 2011, nr. 11115082;

  • -

    gezien het advies van de provinciale commissie omgevingsbeleid van 25 november 2010;

  • -

    overwegende dat het gelet op de Wet luchtvaart gewenst is (aanvullende) regels te stellen inzake besluitvormingsprocedures bij luchthavenbesluiten en luchthavenregelingen en het houden van toezicht ingevolge de Wet luchtvaart;

  • -

    gelet op artikel 145 en artikel 152 van de Provinciewet en op het bepaalde in en krachtens de Wet luchtvaart;

besluiten vast te stellen de navolgende Luchtvaarverordening Zeeland

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder

  • -

    wet: de Wet luchtvaart;

  • -

    luchthavenbesluit: een besluit als bedoeld in artikel 8.43 van de wet;

  • -

    luchthavenregeling: een regeling als bedoeld

in artikel 8.64 van de wet.

Artikel 2 Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op

    • a.

      aanvragen tot het vaststellen of wijzigen van een luchthavenbesluit voor een luchthaven gelegen in de provincie Zeeland;

    • b.

      aanvragen tot het vaststellen of wijzigen van een luchthavenregeling voor een luchthaven gelegen in de provincie Zeeland;

    • c.

      het houden van toezicht bij of krachtens de Wet luchtvaart.

  • 2.

    Een aanvraag tot vaststelling van een luchthavenbesluit dan wel een luchthavenregeling kan door provinciale staten worden omgezet in en behandeld worden als een aanvraag tot vaststelling van een luchthavenregeling dan wel een luchthavenbesluit, indien provinciale staten dat op grond van de ingediende gegevens of uit beleidsmatige overwegingen aangewezen achten.

  • 3.

    Deze verordening is voor zover de bepalingen betrekking hebben op aanvragen niet van toepassing op het vaststellen van een luchthavenbesluit of luchthavenregeling op grond van de bepalingen krachtens artikelen XIII, XIV en XV van de Wet van 18 december 2008, Stb. 561 (RBML).

Artikel 3 Taak gedeputeerde staten

  • 1.

    Aanvragen tot vaststelling of wijziging van een luchthavenbesluit of luchthavenregeling worden bij gedeputeerde staten ingediend.

  • 2.

    Gedeputeerde staten zijn belast met de voorbereiding van een voorstel over een aanvraag voor provinciale staten, met inbegrip van het opstellen van een ontwerpvoorstel en het toepassing geven aan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Gedeputeerde staten kunnen bij de voorbereiding van een voorstel toepassing geven aan artikel 3:18, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 4.

    Voordat een ontwerpvoorstel ter inzage wordt gelegd plegen gedeputeerde staten met burgemeester en wethouders van de gemeente(n) op wiens grondgebied de luchthaven en/of het bij de luchthaven horende beperkingengebied is gelegen overleg over het ontwerpvoorstel.

Artikel 4 Indieningsvereisten

Aanvragen tot vaststelling of wijziging van een luchthavenbesluit of luchthavenregeling worden schriftelijk in tweevoud ingediend, of zodra door de provincie de weg daartoe is opengesteld kunnen aanvragen digitaal worden ingediend.

Hoofdstuk 2 Procedurebepalingen voor aanvragen

Artikel 5 Aanvraag tot vaststelling van een luchthavenbesluit

Een aanvraag tot vaststelling van een luchthavenbesluit bevat tenminste de volgende gegevens:

  • 1.

    naam, adres, contactgegevens, rechtspersoonlijkheid, contactperso(o)n(en) en indien de aanvrager niet de (beoogde) exploitant is, tevens de genoemde gegevens van de (beoogde) exploitant.

  • 2.

    een aanduiding van het terrein dat bestemd is om als luchthaven te worden ingericht, met een topografische kaart op een schaal van tenminste 1:5.000 en de kadastrale aanwijzing van het terrein.

  • 3.

    een beschrijving van de aangevraagde situatie/activiteiten (niet technische samenvatting).

  • 4.

    de eigendomssituatie met betrekking tot het terrein, en voor zover de aanvrager niet de eigenaar is, een verklaring van de eigenaar of eigenaren dat deze instemt of instemmen met het voorgenomen gebruik als luchthaven.

  • 5.

    één of meer tekeningen waarop de gebieden waarvoor beperkingen met betrekking tot vliegveiligheid rondom dat terrein gelden zijn aangegeven, met inbegrip van (maximale) hoogte van objecten.

  • 6.

    een plan voor het gebruik van de luchthaven voor een periode in de eerste vijf jaar na inwerkingtreding van het luchthavenbesluit.

  • 7.

    de wijze waarop in de naderingsluchtverkeersleiding zal worden voorzien.

  • 8.

    de voor het beoogde gebruik noodzakelijke berekeningen als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Regeling burgerluchthavens en artikel 8.44, derde lid van de wet met betrekking tot het bepalen van de geluidsbelasting, het externe-veiligheidsrisico van het luchthavenluchtverkeer en de lokale luchtverontreiniging.

  • 9.

    de voor het in het achtste lid genoemde berekeningen gebruikte (invoer)gegevens.

  • 10.

    een bij het voornemen passende beschrijving van de mogelijke effecten op het milieu.

  • 11.

    een beschrijving waaruit blijkt dat de beoogde luchthaven past binnen het geldende, door provinciale staten vastgestelde luchtvaartbeleid.

  • 12.

    een verklaring waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de van toepassing zijnde bepalingen van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.

Artikel 6 Aanvraag tot wijziging van een luchthavenbesluit

Artikel 5 is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag tot wijziging van een luchthavenbesluit, met dien verstande dat de aanvrager

  • a.

    alle gegevens indient die afwijken van de situatie die in het geldende luchthavenbesluit is neergelegd, en

  • b.

    verklaart dat alle overige gegevens gelijkluidend zijn aan de gegevens in het geldende luchthavenbesluit.

Artikel 7 Aanvraag tot vaststelling van een luchthavenregeling

Een aanvraag tot vaststelling van een luchthavenregeling bevat tenminste de volgende gegevens:

  • 1.

    naam, adres, contactgegevens, rechtspersoonlijkheid, contactperso(o)n(en) en indien de aanvrager niet de (beoogd) exploitant is, tevens de genoemde gegevens van de (beoogde) exploitant.

  • 2.

    een aanduiding van het terrein dat bestemd is om als luchthaven te worden ingericht, met een topografische kaart op een schaal van tenminste 1:5.000 en de kadastrale aanwijzing van het terrein.

  • 3.

    een beschrijving van de aangevraagde situatie/activiteiten (niet technische samenvatting).

  • 4.

    de eigendomssituatie met betrekking tot het terrein, en voor zover de aanvrager niet de eigenaar is, een verklaring van de eigenaar of eigenaren dat deze instemt of instemmen met het voorgenomen gebruik als luchthaven.

  • 5.

    één of meer tekeningen waarop de gebieden waarvoor beperkingen met betrekking tot vliegveiligheid rondom dat terrein gelden zijn aangegeven, met inbegrip van (maximale) hoogte van objecten.

  • 6.

    een plan voor het gebruik van de luchthaven voor een periode in de eerste vijf jaar na inwerkingtreding van de luchthavenregeling.

  • 7.

    de voor het beoogde gebruik noodzakelijke berekeningen als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Regeling burgerluchthavens en artikel 8.44, derde lid van de wet met betrekking tot het bepalen van de geluidsbelasting, het externe veiligheidsrisico van het luchthavenluchtverkeer.

  • 8.

    een bij het voornemen passende beschrijving van de mogelijke effecten op het milieu.

  • 9.

    een beschrijving waaruit blijkt dat de beoogde luchthaven past binnen het geldende, door provinciale staten vastgestelde luchtvaartbeleid.

  • 10.

    een verklaring waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de van toepassing zijnde bepalingen van de Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen.

Artikel 8 Aanvraag tot wijziging van een luchthavenregeling

Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing op een aanvraag tot wijziging van een luchthavenregeling, met dien verstande dat de aanvrager

  • a.

    alle gegevens indient die afwijken van de situatie die in de geldende luchthavenregeling is neergelegd, en

  • b.

    verklaart dat alle overige gegevens gelijkluidend zijn aan de gegevens in de geldende luchthavenregeling.

Artikel 9 Formulier

Gedeputeerde staten kunnen voor elk van de in dit hoofdstuk genoemde aanvragen een formulier vaststellen.

Artikel 10 Aanvraag verklaring veilig gebruik luchtruim

Gedeputeerde staten dienen de aanvraag voor een verklaring van veilig gebruik van het luchtruim, als bedoeld in artikel 8.49 van de wet in.

Artikel 11 Gronden voor het niet vaststellen luchthavenbesluit / luchthavenregeling

Gereserveerd.

Hoofdstuk 3 Toezicht

Artikel 12 Aanwijzing toezichthouders

Gedeputeerde staten wijzen personen aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de wet gegeven regels en voorschriften.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 13 Citeerbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als “Luchtvaartverordening Zeeland”.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Toelichting

Algemeen

Op 1 november 2009 is in de Wet Luchtvaart het onderdeel van de Regeling Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens (RBML) in werking getreden. Het RBML regelt de decentralisatie van bepaalde taken en bevoegdheden in het kader van de luchtvaart van Rijk naar provincies. Hierdoor zijn de provincies voor alle luchthaventerreinen, met uitzondering van de luchthaventerreinen van nationaal belang, bevoegd gezag (vergunningverlening en handhaving met betrekking tot de milieugebruiksruimte en daarmee samenhangend de consequenties voor het ruimtegebruik in de omgeving) geworden. Voor de provincie Zeeland geldt, door het ontbreken van luchthaventerreinen van nationaal belang, dat de provincie bevoegd gezag is voor alle luchthaventerreinen. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor de luchtvaartveiligheid (interne veiligheid en beveiliging van de luchthaven) en beheer en gebruik van het luchtruim. Dit betekent dat de provincie geen of alleen indirecte invloed kan uitoefenen op de wijze waarop een luchtvaartuig zich in de lucht gedraagt.

In artikel 8.1a van de Wet luchtvaart is bepaald dat het verboden is om:

  • -

    met een luchtvaartuig op te stijgen of te landen, anders dan van of op een luchthaven

  • -

    een burgerluchthaven in bedrijf te hebben indien voor deze luchthaven geen luchthavenbesluit of luchthavenregeling geldt.

Een luchthavenbesluit en luchthavenregeling geldt als een soort “vergunning” voor luchthaventerreinen die structureel als zodanig in gebruik zijn. Structureel betekent meer dan twaalf dagen per kalenderjaar. Voor het tijdelijk en uitzonderlijk gebruik van terreinen als start en landingslocatie geldt ingevolge de Wet luchtvaart een bijzonder ontheffingenregime. De bepalingen in deze verordening hebben geen betrekking op genoemde ontheffingen.

Luchthavenbesluit: dit is een verordening (dat wil zeggen een algemeen verbindend voorschrift) welke door provinciale staten wordt vastgesteld waarbij sprake is van structureel gebruik van een luchthaventerrein. Het vaststellen van een luchthavenbesluit is verplicht voor alle luchthaventerreinen waarvan de milieugevolgen (56 dB geluidcontour en/of 10-6 plaatsgebonden risico externe veiligheidscontour (hierna te noemen prev) buiten het luchthaventerrein liggen en daarmee ruimtelijke consequenties hebben. In het luchthavenbesluit wordt vastgelegd wat het luchthavengebied is – het feitelijke luchthaventerrein – en waar de gebieden liggen waar beper-kingen gelden voor het gebruik van de ruimte in verband met de geluidsbelasting, de externe veiligheidsrisico’s en vliegveiligheid (het beperkingengebied). Een luchthavenbesluit heeft de werking van een voorbereidingsbesluit in de zin van de Wet ruimtelijke ordening en kent derhalve een directe doorwerking in het bestemmingsplan of toetsing van bouwplannen binnen het beperkingengebied.

Luchthavenregeling: dit is een verordening die door provinciale staten wordt vastgesteld en geldt voor alle luchthaventerreinen waarbij geen milieueffecten buiten het luchthaventerrein optreden. Een beperkingengebied voor geluid en externe veiligheid dient derhalve niet in de verordening te worden vastgesteld. Ingevolge artikel 5, tweede lid Besluit burgerluchthavens geldt voor de in dit artikel genoemde luchthaventerreinen dat altijd een luchthavenregeling van toepassing is.

De wetgever heeft bij het opstellen van de wet en de op de wet gebaseerde uitvoeringsbesluiten en ministeriële regelingen alleen het minimaal vanuit het Rijk noodzakelijke geachte kader opgenomen. Aan deze minimum eisen moeten de provinciale besluiten tenminste voldoen. Uit de toelichting op de wet blijkt dat de provincies beleidsvrijheid hebben om naast deze minimumeisen aanvullend (ruimtelijk) beleid te ontwikkelen. Op deze wijze kunnen de provinciale kaders worden aangegeven waarbinnen de luchtvaartactiviteiten moeten plaatsvinden. Dit betekent enerzijds een zo maximaal mogelijke vrijheid voor een provincie om haar eigen beleid te ontwikkelen, anderzijds is het hierdoor noodzakelijk om aanvullend beleid en/of procedureregels op te stellen. In deze verordening worden daarom een aantal noodzakelijke procedurele aspecten geregeld. De volgende zaken worden in de verordening geregeld:

  • -

    het eenduidig vastleggen van de taak van gedeputeerde staten bij het voorbereiden van het luchthavenbesluit en/of –regeling.

  • -

    het vastleggen van gegevens die een aanvraag om vaststelling van een luchthavenbesluit en/of –regeling ten minste moet bevatten om te kunnen komen tot een goed en onderbouwd luchthavenbesluit en/of –regeling.

  • -

    Het vastleggen van de gronden wanneer een aanvraag om een luchthavenbesluit en/of –regeling moet worden geweigerd.

  • -

    De bevoegdheid opnemen dat gedeputeerde staten ambtenaren kunnen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de Wet luchtvaart.

Om eenheid in beleid en provinciale regelgeving te bevorderen vindt afstemming op hoofdlijnen van beleid en regelgeving tussen provincies onderling plaats door middel van interprovinciaal overleg (IPO). In de IPO Contactgroep Luchtvaart is een modelverordening opgesteld. De Luchtvaartverordening Zeeland is gebaseerd op genoemde modelverordening, maar is zonodig aangepast aan de Zeeuwse situatie of zijn er ter verduidelijking aanvullende bepalingen opgenomen.

Toelichting per artikel

Voor zover noodzakelijk wordt per artikel een toelichting gegeven op de in dit artikel van belang zijnde onderdelen.

Artikel 3

Voor de duidelijkheid is de bepaling opgenomen dat gedeputeerde staten belast zijn met de voorbereiding van het luchthavenbesluit en de luchthavenregeling. In dat kader dienen de aanvragen hiertoe bij gedeputeerde staten te worden ingediend. Mogelijk is deze bepaling in het licht van artikel 158 Provinciewet overbodig. Dit artikel is expliciet in deze verordening opgenomen, zodat duidelijk is dat provinciale staten gedeputeerde staten hebben belast met de in artikel 3 genoemde taken.

In lid 4 is bepaald dat gedeputeerde staten overleg plegen met burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente(n). Dit overleg vindt plaats voordat een ontwerpvoorstel ter inzage wordt gelegd. Het overleg geldt zowel voor het luchthavenbesluit als de luchthavenregeling. Het kan een ontwerpvoorstel betreffen naar aanleiding van een aanvraag of een ambtshalve op te stellen ontwerpvoorstel. Door middel van het overleg met de betrokken gemeenten kan duidelijk worden welke belangen en/of feiten op het gemeentelijk grondgebied spelen die relevant kunnen zijn voor het ontwerpvoorstel.

Artikel 5

In dit artikel wordt opgesomd welke gegevens minimaal moeten worden ingediend bij een aanvraag om vaststelling van een luchthavenbesluit. Voor zover van belang worden de verschillende onderwerpen toegelicht.

Sub 5: De gebieden die hier moeten worden aangegeven hebben betrekking op de gebieden genoemd in hoofdstuk 3 paragraaf 3.2.4 van het Besluit burgerluchthavens. Het betreft hier gebieden waarvoor beperkingen gelden op grond van vliegveiligheid.

Hoewel niet vereist kan het daarnaast van belang zijn duidelijkheid te verstrekken over de planologische status van de luchthaven in het bestemmingsplan. Is de luchthaven in het bestemmingsplan opgenomen of niet en zo ja in welk(e) bestemmingsplan(nen). Op deze wijze kan worden beoordeeld of en op welke wijze de gemeente de ruimtelijke inpassing van het luchthaventerrein heeft geregeld. Het door provinciale staten vastgestelde luchthavenbesluit heeft na-melijk de status van een voorbereidingsbesluit en kan tevens regels bevatten omtrent de bestemming en het gebruik van de grond voor zover die regels noodzakelijk zijn met het oog op het gebruik van het gebied als luchthaven. Dit betekent dat door middel van het luchthavenbesluit aan terrein/gebied de planologische bestemming "luchthaven" kan worden toegekend ook als dat nu nog niet het geval is.

Sub 6: naast het vermelden van de reguliere vluchten kunnen hier ook te verwachten uitzonderlijke activiteiten en/of evenementen worden vermeld. In het luchthavenbesluit kan zonodig hiermee rekening worden gehouden of indien wenselijk in uitzonderingsgevallen een ontheffingsre-gime worden opgenomen. Daarmee wordt voorkomen dat bij afwijkende activiteiten en/of vluchten het luchthavenbesluit gewijzigd moet worden vastgesteld. In het door gedeputeerde staten eventueel vast te stellen formulier kunnen de wenselijke details nader worden opgenomen, bijvoorbeeld: de soorten vliegtuigen, de aantallen vluchten, de dagen waarop gevlogen wordt, de openingstijden e.d.

Sub 8: voor wat betreft de gegevens voor de geluidbelasting betreft het hier met name het bepalen van de geluidsbelasting in de handhavingpunten op 100 meter van de koppen van de baan. Daarnaast moet door middel van deze berekeningen worden aangetoond dat een contour van het plaatsgebonden risico van 10-6 of een geluidcontour van 56 dB(A) Lden buiten het luchthavengebied valt waardoor het vaststellen van een luchthavenbesluit voor dit luchthaventerrein noodzakelijk is.

Met betrekking tot het onderwerp lokale luchtverontreiniging dient een toets te worden uitgevoerd aan de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Provinciale staten nemen bij de het vaststellen van een luchthavenbesluit regels op ten behoeve van de ruimtelijke indeling. Het gaat daarbij om het vaststellen van een luchthavengebied en beperkingengebieden. Het luchthavengebied wordt vastgesteld op grond van de gegevens die worden verstrekt op basis van het tweede lid van dit artikel. De grootte van het beperkingengebied is afhankelijk van gebieden waarvoor beperkingen gelden op grond van vliegveiligheid, de geluidbelasting en externe veiligheid. Het gebied met beperkingen voor vliegveiligheid wordt bepaald op grond van de gegevens die onder het vijfde en achtste lid van dit artikel zijn ver-strekt. De gegevens noodzakelijk voor het vaststellen van de geluid- en externe veiligheidscontouren waarbinnen beperkingen gelden voor onder andere woningbouw moeten op grond van dit lid worden verstrekt. Het gaat in elk geval om de contouren /gebieden genoemd in hoofdstuk 3 paragraaf 3.2.1 van het Besluit burgerluchthavens. Voor het vaststellen van een beperkingengebied moeten provinciale staten tenminste een afweging (ruimtelijke visie) maken over de ruimtelijke ontwikkelingen in het gebied tussen 56 dB(A) Lden en de 48 dB(A) Lden geluidcontour. Provinciale staten kunnen ook een ruimtelijke visie maken voor een groter gebied (bijvoorbeeld tot 40 dB(A) Lden of 10-7 prev).

Sub 10: onder dit onderwerp vallen onder meer beoordeling of het Besluit milieueffectrapporta-ge van toepassing is. De aanvrager dient tevens na te gaan of er in de relevante omgeving van de beoogde luchthaven gebieden zijn met een bijzondere status, bijvoorbeeld in het kader van Natura 2000, ecologische hoofdstructuur, Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet, grond-waterbeschermingsgebied, stiltegebied en waterwingebied.

Artikel 7

In dit artikel wordt opgesomd welke gegevens minimaal moeten worden ingediend bij een aanvraag om vaststelling van een luchthavenregeling. Voor zover van belang worden de verschillende onderwerpen toegelicht.

Sub 5: In aanvulling op de hier gevraagde gegevens wordt door ons de planologische status van de luchthaven in het bestemmingsplan nagegaan. Is de luchthaven in het bestemmingsplan opgenomen of niet. Dit is van belang om te kunnen beoordelen of en op welke wijze de gemeente de ruimtelijke inpassing van het luchthaventerrein heeft geregeld of nog gaat regelen. Indien de gemeente de planologische inpassing niet wenst te regelen ontstaat er voor de aanvrager een procesrisico omdat dan strijdigheid met het bestemmingsplan ontstaat.

Sub 6: naast het vermelden van de reguliere vluchten kunnen hier ook te verwachten uitzonderlijke activiteiten en/of evenementen worden vermeld. In de luchthavenregeling kan zonodig hiermee rekening worden gehouden of indien wenselijk in uitzonderingsgevallen een ontheffingsregime worden opgenomen. Daarmee wordt voorkomen dat bij afwijkende activiteiten en/of vluchten de luchthavenregeling gewijzigd moet worden vastgesteld.

Sub 7: hierbij moet door middel van berekeningen als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Regeling burgerluchthavens en artikel 8.44, derde lid van de Wet luchtvaart met betrekking tot het bepalen van de geluidsbelasting, het externe veiligheidsrisico van het luchthavenluchtverkeer worden aangetoond dat een contour van het plaatsgebonden risico van 10-6 of een geluidcontour van 56 dB(A) Lden niet buiten het luchthavengebied valt. Deze berekeningen moeten niet worden uitgevoerd voor luchthavens die vallen onder de reikwijdte van artikel 5, tweede lid van het Besluit burgerluchthavens (o.a. ballonnen, zweeftoestellen, micro light aeroplanes).

In geval op andere deugdelijke wijze kan worden aangetoond dat er zich geen milieugevolgen (geluid en externe veiligheid) buiten het luchthaventerrein voordoen dan is het niet vereist dat de hiertoe noodzakelijke berekeningen worden toegevoegd aan de aanvraag.

In het door gedeputeerde staten eventueel vast te stellen formulier kunnen de wenselijke details nader worden opgenomen, bijvoorbeeld soorten vliegtuigen, aantallen vluchten, de dagen waarop wordt gevolgen en openingstijden.

Sub 8: onder dit onderwerp vallen onder meer beoordeling of het Besluit milieueffectrapportage van toepassing is. De aanvrager dient tevens na te gaan of er in de relevante omgeving van de beoogde luchthaven gebieden zijn met een bijzondere status, bijvoorbeeld in het kader van Natura 2000, ecologische hoofdstructuur, Flora- en faunawet, Natuurbeschermingswet, grondwaterbeschermingsgebied, stiltegebied, waterwingebied.

Artikel 10

Gedeputeerde staten worden expliciet belast met het indienen van de in dit artikel genoemde aanvraag. Ingevolge de wet en aanverwante ministeriële regelingen met bijbehorende toelichting kan de indruk worden gewekt dat provinciale staten een dergelijke aanvraag moeten indienen. Deze aanvraag moet worden ingediend voor dat een luchthavenbesluit in werking kan treden. Aangezien gedeputeerde staten belast zijn met de gehele voorbereiding van het luchthavenbesluit ligt het op de weg dat ook gedeputeerde staten deze aanvraag indienen.

Artikel 11

Pm.

Artikel 12

In de Wet luchtvaart ontbreekt de wettelijke grondslag tot aanwijzen van provinciale ambtenaren die belast zijn met het uitoefenen van toezicht op de naleving van de besluiten en regelingen. Daarom wordt in deze verordening daartoe de wettelijke bepaling opgenomen in die zin dat gedeputeerde staten belast zijn met het aanwijzen van deze personen. In geval geen toezicht kan worden gehouden door genoemde personen kan ook geen toezicht en handhaving plaatsvinden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van provinciale staten van 16 december 2011,
Middelburg, 16 december 2011
Provinciale staten van Zeeland voornoemd,
drs. K.M.H. Peijs, voorzitter
drs. P. Joosse, wnd. statengriffier
Uitgegeven, 24 januari 2012
de provinciesecretaris
mr. drs. L.J.M. Verdult