BESLUIT tot uitvoering van art. 1 der verordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, den in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen. (P.B. 1911 no. 29)

Geldend van 01-08-1911 t/m heden

Intitulé

BESLUIT tot uitvoering van art. 1 der verordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, den in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen. (P.B. 1911 no. 29)

HOOFDSTUK I. Algemeene bepalingen

Artikel 1

Voor het vervoer, den in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van licht ontplofbare stoffen als: buskruit, niet vloeibare mengsel van nitro-glycerine en op zich zelf niet ontplofbare stoffen (in het bijzonder dynamiet en lithofracteur), nitro-cellulose (in het bijzonder schietkatoen), enz. wordt vergunning vereischt op Curaçao van den Procureur-generaal, en op de overige eilanden van den Gezaghebber, welke vergunning slechts wordt verleend onder de noodig geachte voorschriften.

Deze vergunning wordt nimmer verleend voor:

nitro-glycerine of andere ontplofbare nitro-verbindingen in vloeibaren toestand, alsmede vloeibare mengsels, waarin dergelijke stoffen voorkomen;

Ontplofbare verbindingen, die chloorzure of pikrinezure zouden bevatten;

niet vloeibare mengsels van nitro-glycerine of andere ontplofbare nitro-verbindingen, met op zich zelf ontplofbare stoffen, als genitreerde cellulose, buskruitsassen, enz.;

knalkwikzilver en andere knalzouten en de daarmede vervaardigde preparaten, daaronder niet begrepen slaghoedjes en andere ontstekingsmiddelen, die dergelijke preparaten bevatten.

De vergunning kan worden gewijzigd en ingetrokken, zonder dat door belanghebbenden daaraan ooit eenige aanspraak op vergoeding wegens gelegen schade of wegens winstderving kan worden ontleend.

Eene vergunning wordt niet vereischt voor vervoer van buskruit, munitiën of vuurwerken tot eene hoeveeldheid van 12 ½ kilogram ontplofbare stof, mits verpakt in goedsluitende houten of metalen emballage.

Artikel 2

Het bedrag der zekerheid, bedoeld bij art. 4 van de verordening van den 1sten April 1911 (P.B. Nº 29), wordt bepaald door den Ambtenaar van het Openbaar Ministerie met de vervolging van het misdrijf belast.

Als zekerheid kan door den vervoerder, ter beoordeeling van dien ambtenaar, een voldoende borgtocht, met solidaire verbintenis van den borg of de borgen gesteld, of de bepaalde som in geld of geldswaardige papieren (courante effecten) gestort worden.

Deze storting geschiedt ten kantore van den Ontvanger.

Zoodra de borgtocht gesteld of het geld of de geldswaarde gestort is, wordt het bedrag daarvan geacht de waarde van het in beslag genomen voer- en vaartuig te vertegenwoordigen.

In geval van verbeurdverklaring wordt, bij gebreke van uitlevering van het tegen zekerheid ontslagen voer- of vaartuig met zijnen inventaris, de gestorte of de op den borg of de borgen verhaalde som aan de Koloniale kas verantwoord; indien de zekerheid in effecten is gesteld, worden die ten bate van die kas te gelde gemaakt op de door den Gouverneur te bepalen wijze; ingeval van niet-verbeurdverklaring wordt de gestorte som of worden de gedeponeerde geldswaardige papieren aan den belanghebbende teruggegeven, laatstgemelde papieren met de daarop verschenen renten of dividenden, en vervalt de borgtocht.

Artikel 3

De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op ontplofbare stoffen, bestemd voor ’s Lands dienst, voor zoover die in eigen beheer ingevoerd, bezeten, aangemaakt, vervoerd of gebruikt worden, en evenmin op vervoer of bezit door particulieren van buskruit, munitiën of vuurwerken tot een hoeveelheid van 3 kilogram ontplofbare stof.

HOOFDSTUK II. Van den invoer

Artikel 4

Invoer van ontplofbare stoffen is alleen geoorloofd op de plaatsen, genoemd in artikel 11 der Algemeene Verordening I. U. en D. 1908.

Op Curaçao is de Procureur-generaal en op de andere eilanden de Gezaghebber echter bevoegd vergunning te verleenen, om op andere dan de in het eerste lid van dit artikel bedoelde plaatsen ontplofbare stoffen in te voeren.

Deze vergunning wordt slechts verleend onder de noodig geachte voorschriften, en nadat de wenschelijkheid van afwijking van den regel in het eerste lid gesteld, ten genoegen van hem, die de vergunning verleent, is aangetoond.

Artikel 5

De schipper van eenig binnenkomend vaartuig (daaronder niet begrepen Nederlandsche of vreemde oorlogsschepen), dat meer dan 100 kilogram ontplofbare stoffen aan boord heeft, is verplicht op Curaçao in het Schottegat, op Aruba in de Paardenbaai en op de overige eilanden op de reede der in art. 4 bedoelde plaatsen, ten anker te komen op een afstand van ten minste 300 meter van andere vaartuigen of van bewoonde plaatsen en zoo spoedig mogelijk aan den Havenmeester aangifte te doen van:

1°. de aan boord aanwezige hoeveelheid, soort en merken der ontplofbare stoffen en de wijze van verpakking;

2°. de wijze van opberging;

3°. den naam van den afzender en, voor zoover hem bekend, van den geconsigneerde;

4°. de plaats van bestemming.

Wanneer geen invoer bedoeld wordt, kan de aangifte zich bepalen tot de bijzonderheden onder 1° en 2° der voorafgaande alinea aangegeven.

De Havenmeester geeft op Curaçao van de aankomst van een dergelijk vaartuig onverwijld kennis aan den Procureur-generaal en op de overige eilanden aan den Gezaghebber met vermelding der bovenbedoelde bijzonderheden.

Op Curaçao kan de Procureur-generaal en op de overige eilanden de Gezaghebber een vaartuig, dat meer dan 100 K.G. ontplofbare stoffen aan boord heeft, vergunnen naar de landingsplaats te gaan, waar het niet dan op de aan te wijzen plaats ten anker mag komen.

Op een vaartuig, dat buskruit en munitiën of vuurwerken, waarin buskruit voorkomt, aan boord heeft, geborgen in eene daartoe afzonderlijke afgeschoten bergplaats of kruitkamer, welke ten minste vier meter van de stookplaatsen en ketelruimte verwijderd en behoorlijk afgeschoten is en welke in geval van brand gemakkelijk onder water kan gezet worden, is het in de vorige alinea’s van dit artikel bepaalde niet van toepassing.

Artikel 6

Zonder vertoon der in artikel 1 bedoelde vergunning aan den ter plaatse der lossing eerst aanwezenden ambtenaar der belastingen is de lossing van ontplofbare stoffen verboden.

Alvorens krachtens de verkregen vergunning te mogen worden ingevoerd, kunnen de ontplofbare stoffen, met uitzondering van buskruit en munitiën of vuurwerken buskruit bevattende, worden onderzocht door eene door den Gouverneur benoemde commissie van twee leden en twee plaatsvervangende leden.

Zij dient op Curaçao aan den Procureur-generaal en op de overige eilanden aan den Gezaghebber zoo spoedig mogelijk een proces-verbaal in van hare bevinding.

Zoo mogelijk heeft de keuring der ontplofbare stoffen plaats aan boord van het aanvoerend schip of vaartuig.

Bij afkeuring worden de ontplofbare stoffen niet tot lossing toegelaten.

Indien tegen de keuring aan boord bezwaren bestaan, wijst op Curaçao de Procureur-generaal en op de overige eilanden de Gezaghebber de plaats aan waar en de voorwaarden waarop, in afwachting der keuring, de ontplofbare stoffen voorloopig kunnen worden opgeslagen.

De door de commissie afgekeurde ontplofbare stoffen mogen niet worden ingevoerd.

Ten aanzien van deze afgekeurde stoffen is de commissie bevoegd zoodanige maatregelen te gelasten en zoo noodig te nemen als haar in het belang der algemeene veiligheid, blijkens een door haar op te maken proces-verbaal, noodzakelijk voorkomen.

Gedeeltelijke of geheele vernietiging van de afgekeurde ontplofbare stoffen geeft geen aanspraak op schadeloosstelling.

Van den uitslag der keuring geeft op Curaçao de Procureur-generaal zoo spoedig mogelijk kennis aan den Inspecteur der belastingen en op de overige eilanden de Gezaghebber aan den Ontvanger.

De leden der Commissie zijn bevoegd voor hunne bemoeiingen eene vergoeding in rekening te brengen, volgens een door den Gouverneur vast te stellen tarief.

Alle onkosten tengevolge van den voorlopigen opslag, de keuring enz., komen voor rekening van den persoon, aan wien de vergunning tot invoer is verleend.

HOOFDSTUK III. Van het vervoer

§ 1. Algemeene bepalingen

Artikel 7

De ontplofbare stoffen moeten stevig ingepakt zijn in daarvoor geschikte emballage, hetzij in metalen kisten of bussen, dan wel in houten kisten, tonnen, vaten of bussen. Deze voorwerpen moeten goed gesloten zijn. Aan de houten voorwerpen mogen geen ijzeren banden of beslag aanwezig zijn, terwijl zij, indien daarin buskruit is bevat, alleen mogen voorzien zijn van houten nagels of pennen, of wel van verzonken koperen of messingen nagels en schroeven.

De tonnen en vaten moeten op de beide bodems, de houten of metalen kisten en bussen ter weerszijden of wel enkel op het deksel voorzien zijn van een opschrift, waardoor de soort der stof wordt aangeduid (in de Nederlandsche, Fransche, Engelsche of Duitsche taal), en de firma of het merk der fabriek, waarvan deze stoffen afkomstig zijn.

Artikel 8

Dynamiet en dergelijke mengsels van nitro-glycerine of andere nitro-verbindingen, met op zich zelf niet ontplofbare stoffen, mogen slechts in patronen, niet in losse massa vervoerd worden.

De patronen moeten in de voorwerpen, waarin zij zijn verpakt, zoodanig door papier of doek omgeven zijn, dat geene aanraking met de wanden kan plaats hebben.

Ontplofbare stoffen mogen noch van ontstekingsmiddelen voorzien, noch daarmede in hetzelfde voorwerp verpakt, vervoerd worden.

Mengsels, die nitro-glycerine afscheiden en andere nitro-verbindingen, welke sporen van ontbinding vertoonen, mogen niet vervoerd worden.

Ontplofbare stoffen behalve buskruit, welke langer dan drie maanden in een bergplaats opgeborgen zijn geweest, moeten, alvorens vervoerd te mogen worden, opnieuw onderworpen worden aan eene keuring door de commissie bedoeld in art. 6, welke zoo spoedig mogelijk op Curaçao aan den Procureur-generaal en op de overige eilanden aan den Gezaghebber een proces-verbaal van hare bevinding indient.

Ten opzichte van de keuring zijn toepasselijk de bepalingen, vervat in het 7e, 8e, 9e en 11e lid van art. 6.

Alle onkosten tengevolge van de keuring enz. komen ten laste van den eigenaar der ontplofbare stoffen.

Ontplofbare stoffen, waarvan de verpakking niet voldoet aan de voorschriften van art. 7, mogen niet vervoerd worden.

Artikel 9

De voorwerpen, waarin ontplofbare stoffen zijn verpakt, mogen bij het vervoer niet geworpen worden en met den inhoud niet meer wegen dan 50 kilogram.

Het laden op voer- of in vaartuigen, het lossen van voer- of vaartuigen en het overladen geschieden door dragen van de voorwerpen of door slepen daarvan over haren of wollen kleeden, dan wel met behulp van een takeltuig.

Artikel 10

Het afladen of lossen en het laden op voer- of in vaartuigen mag alleen geschieden op de plaatsen daartoe aangewezen op Curaçao door den Procureur-generaal en op de overige eilanden door den Gezaghebber.

Overladen moet zoo veel mogelijk vermeden worden.

Bij het laden of lossen en bij het overladen zijn de schepen voor het publiek niet toegankelijk, en mag er geen vuur gebrand en niet gerookt worden.

Het laden of lossen en het overladen vindt slechts bij dag plaats en wordt, eenmaal aangevangen, steeds zoo spoedig mogelijk volbracht en niet onderbroken, tenzij dit bij opkomend onweder of bij regen noodig blijkt.

Artikel 11

Behoudens de uitzonderingen bedoeld in artt. 14 en 19 geschiedt elk transport onder politiegeleide.

Aanvragen voor het verkrijgen van een geleide moeten tijdig geschieden aan het hoofd van politie, dat den dag voor het vervoer bestemd en de sterkte van het geleide bepaalt.

Aan het geleide wordt steeds verstrekt een afschrift van de vergunning tot vervoer en van de voorschriften dat vervoer betreffende, en voorts eene opgave van den weg aan het transport voorgeschreven, welke stukken, bij het verwisselen van het geleide, door het eene geleide aan het andere worden overgegeven.

Het geleide ziet toe, dat bij het laden en lossen, zoowel als gedurende het transport, de bepalingen van dit besluit worden opgevolgd.

Aan alle aanwijzingen, te dien aanzien door hert geleide gegeven, moet worden voldoen.

Reis- en verblijfkosten van dit geleide komen ten laste van den persoon, aan wien de vergunning tot vervoer is uitgereikt.

Artikel 12

De voorwerpen, waarin de ontplofbare stoffen zijn gepakt, moeten in de vervoermiddelen geplaatst zijn op en overdekt met haren of wollen kleeden of dekens.

Zij moeten zoodanig vastgezet zijn, dat geen wrijving op hout of metaal kan ontstaan.

Indien de colli worden vervoerd, moet elk collo of elke verzameling van colli, die gedragen wordt, met een haren of wollen kleed omwikkeld zijn.

Het nat worden der colli moet zooveel mogelijk worden tegengegaan.

Indien de colli, waarin de ontplofbare stoffen verpakt zijn, zoodanig hebben geleden, dat daaruit gevaar zou kunnen ontstaan, worden die voorwerpen dadelijk in een haren of wollen kleed ingenaaid, waartoe bij elk transport het noodige moet aanwezig zijn, ten genoegen van het hoofd van het geleide.

Het vernieuwen van de verpakking moet alleen bij dringende noodzakelijkheid plaats hebben.

Artikel 13

Behoudens de uitzondering vermeld in art. 19 mag op, in of in de nabijheid der vervoermiddelen geen vuur of licht aanwezig zijn en niet gerookt worden.

Dit verbod is niet van toepassing op de seinlichten en lantaarns, die ingevolge daaromtrent bestaande voorschriften, aan boord der vaartuigen of op dan wel nabij de voertuigen aanwezig moeten zijn.

Deze lichten, waartoe geen petroleum of andere licht ontvlambare stoffen mogen worden gebezigd, mogen niet aan boord van het vaartuig of op het voertuig, dat de ontplofbare stoffen vervoert, worden aangestoken of gebluscht.

Artikel 14

Behoudens de uitzondering vermeld in art. 19 mogen met een transport ontplofbare stoffen niet gelijktijding licht ontvlambare stoffen worden vervoerd, waartoe onder andere gerekend worden: alcohol, chloroform, aether, zwavelkoolstof, chloorzwavel, phosphorus, terpentijn, benzol, naphta, benzine, lichte petroleumaether, gazoline, petroleum, oleanaphta, koolteer, houtteer en soortgelijke artikelen.

Onder dit verbod is niet begrepen het voor eigen gebruik aan boord aanwezige teer.

De voor ontplofbare stoffen bestemde lont en slaghoedjes, mits afzonderlijk verpakt, zijn onder dit verbod niet begrepen.

Artikel 15

Het vervoer, voor zoover het door een bewoond gedeelte van de kolonie geschiedt, mag buiten bepaalde noodzakelijkheid, ter beoordeeling van het hoofd van politie, niet anders dan tusschen zes uur ’s morgens en zes uur ’s avonds geschieden.

Artikel 16

Oponthoud binnen bewoonde plaatsen is verboden, tenzij dit volstrekt noodig is.

In geen geval houdt het transport stil in de onmiddellijke nabijheid van in werking zijnde fabrieken, ovens, smederijen en van andere plaatsen, waar anders dan tot huishoudelijk gebruik, vuren aanwezig zijn.

Bij onweder houdt het transport zoo veel mogelijk stil, op ten minste 300 meter afstand van bewoonde gebouwen of van plaatsen, die met hoog opgaand houtgewas bezet zijn.

§ 2. Bijzondere voorschriften voor het vervoer te land

Artikel 17

De voorschriften omtrent het vervoer van ontplofbare stoffen in de artt. 7 tot en met 16 gegeven, zijn niet toepasselijk bij vervoer uit een bergplaats naar plaatsen van gebruik, gelegen binnen een door het hoofd van politie aan te geven rayon van de bergplaats.

Voor dit vervoer kan eene doorloopende vergunning worden gegeven.

Artikel 18

De voertuigen, waarin ontplofbare stoffen verzonden worden, moeten overdekt en zoo mogelijk van veeren voorzien zijn.

Zij moeten stapvoets rijden en geen personen mogen daarop plaats nemen.

Zij moeten elk voorzien zijn van een daarop duidelijk zichtbaar geplaatste roode vlag van ten minste 50 cM. in het vierkant.

De onderlinge afstand der voertuigen, die tot het transport behooren, bedraagt minstens 25 meter.

Elk transport moet op den noodigen afstand worden voorafgegaan door een geleider met roode vlag als boven vermeld.

Heeft het transport tusschen zes uur ’s avonds en zes uur ’s morgens plaats, dan moet de boven bedoelde geleider voorzien zijn van een roode lantaarn.

Bij het naderen van overwegen bij tramwegen wordt door het transport op ten minste 25 meter afstand halt gehouden.

Het transport trekt de spoorbaan niet over, vóórdat het geleide zich overtuigd heeft dat geen tram nadert.

§ 3. Bijzondere voorschriften voor het vervoer te water

Artikel 19

De voorschriften, vervat in artt. 11, 13 en 14 van dit besluit, zijn bij het vervoer met stoomschepen niet verplichtend.

De ontplofbare stoffen moeten in de kruitkamer worden geborgen, of indien daartoe geen gelegenheid bestaat, in een behoorlijk afgeschut gedeelte van het ruim.

Stoomschepen, waar geene kruitkamer beschikbaar is, mogen alleen voor het transport van ontplofbare stoffen worden gebezigd, wanneer zij geene passagiers aan boord hebben.

Artikel 20

Bij het vervoer met andere vaartuigen dan stoomschepen, wordt bij voorkeur van overdekte vaartuigen gebruik gemaakt.

De luiken van de ruimen, waarin de ontplofbare stoffen zijn geborgen, moeten met geteerde zeilen of persenningen overdekt zijn.

Wanneer open vaartuigen worden gebezigd, moeten voldoende haren dekkleeden en verdere beschutting tegen zon en regen worden aangebracht.

Voor het vervoer over zee wordt het geleide bedoeld bij art. 11 niet medegegeven.

Behalve de schipper en zijne onderhoorigen, mag zich overigens op de in dit artikel bedoelde vaartuigen niemand bevinden.

Artikel 21

Op stil liggende geladen vaartuigen is de schipper verplicht te zorgen, dat steeds één persoon de wacht houdt, die, aangeroepen wordende, verplicht is onmiddellijk antwoord te geven.

Artikel 22

Aan den top van den mast van vaartuigen, welke ontplofbare stoffen vervoeren, anders dan in daarvoor ingerichte kruitkamers, is zoowel bij dag als bij nacht bevestigd eene aan een winkelhaak uitgezette witte vlag, ten minste 1,3 meter lang en 0,65 meter breed, waarop in goed leesbare zwarte letters, hetzij het opschrift ,,Buskruit”, of het opschrift ,,Dynamiet” gesteld is.

Indien het vaartuig geen mast voert, wordt deze vlag aan een stok bevestigd, op den boeg geplaatst of indien dit niet mogelijk is met de hand uitgestoken.

Bij dag is daarenboven een roode vlag boven het roer geplaatst.

Bij nacht worden de gewone seinlichten gevoerd.

Artikel 23

Vartuigen, welke ontplofbare stoffen aan boord hebben, niet bestemd tot invoer in de kolonie Curaçao, zijn, gedurende hun verblijf ter reede of in een haven van de kolonie, aan de bepalingen van dit besluit onderworpen.

HOOFDSTUK IV. Van den opslag

Artikel 24

De ontplofbare stoffen, die krachtens verkregen vergunning ingevoerd, aangemakt dan wel in iemands bezit zijn, moeten, voor zoover zij niet dadelijk worden aangewend voor het doeleinde in de vergunning vermeld, worden opgeslagen in lokalen, daartoe op Curaçao door den Procureur-generaal en op de overige eilanden door den Gezaghebber aan te wijzen.

Voor zoover de omstandigheden zulks toelaten, wordt daartoe bij voorkeur gekozen de bergplaats, door den Gouverneur voor het bewaren van soortgelijke stoffen aangewezen.

Daarbij zullen moeten worden in acht genomen de regelen, welke omtrent het voorhanden zijn in die Gouvernements-bergplaatsen zijn of nader zullen worden vastgesteld.

Artikel 25

Voor opslag in Gouvernements-bergplaatsen wordt huur van magazijnsruimte betaald, volgens het tarief vastgesteld voor ’s landsentrepôts, welke geïnd en verantwoord wordt door dengene, die met het beheer van de bergplaats is belast.

Het Gouvernement is niet aansprakelijk voor beschadiging of verlies van ontplofbare stoffen opgeslagen in de Gouvernements-bergplaatsen.

Artikel 26

De particuliere bergplaatsen zullen te allen tijde toegankelijk moeten zijn voor de commissie bedoeld in art. 6.

Van die bergplaatsen moet een waarloos stel sleutels op het bureau van politie of in een district op het bureau van den Districtmeester worden gedeponeerd.

De boven bedoelde commissie is bevoegd ten opzichte der opgeslagen stoffen al die maatregelen te gelasten of zoo noodig te nemen, welke haar in het belang der openbare veiligheid, blijkens een door haar op te maken proces-verbaal, noodzakelijk voorkomen.

De eigenaar der ontplofbare stoffen is verplicht, op straffe van het intrekken der vergunning, aan een dergelijken last onmiddellijk gevolg te geven.

Gedeeltelijke of geheele vernietiging van den aldus onderzochten voorraad geeft geen aanspraak op schadeloosstelling.

Het voorlaatste lid van art. 6 is in dezen van toepassing.

Alle onkosten ten gevolge van de keuring enz. komen ten laste van den eigenaar der ontplofbare stoffen.

Artikel 27

Slaghoedjes en lont mogen nimmer in hetzelfde lokaal met ontplofbare stoffen worden opgeborgen.

Artikel 28

In de hoofdplaatsen der verschillende eilanden mogen geen ontplofbare stoffen worden bewaard.

Artikel 29

In bergplaatsen van ontplofbare stoffen mag geen vuur, licht, lucifers of andere tot vuurmaking bestemde voorwerpen aanwezig zijn, en niet worden gerookt.

Artikel 30

Het in de voorgaande artikelen van dit hoofdstuk bepaalde is niet van toepassing op het buskruit, de munitiën en vuurwerken, welke kooplieden of winkeliers voor hunnen handel in voorraad hebben tot eene hoeveelheid van 50 kilogram ontplofbare stof.

Artikel 31

Ieder koopman of winkelier, die voornemens is buskruit, munitiën, of vuurwerken te verkoopen, is verplicht vooraf aangifte van dat bedrijf te doen aan het plaatselijk hoofd van politie.

Artikel 32

Zij zijn verplicht de ontplofbare stoffen, die zij in voorraad hebben, te bewaren in goed gesloten voorwerpen op eene veilige plaats, ten genoegen van voormelden ambtenaar.

Op hen, die den handel reeds uitoefenen krachtens te voren verkregen admissie, is de bepaling van de vorige alinea evenzeer van toepassing.

Artikel 33

De verordening, houdende bepalingen omtrent het vervoer, den in-, uit- en doorvoer, aanmaak, verkoop en opslag van buskruit en andere licht ontplofbare stoffen (P.B. 1911 No. 29) en dit besluit treden in werking op den 1sten Augustus 1911.