Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR730407
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR730407/1
Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Schouwen-Duiveland 2025
Geldend van 01-01-2025 t/m heden
Intitulé
Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Schouwen-Duiveland 2025De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.12 november 2024;
gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van rioolheffing Schouwen-Duiveland 2025
Artikel 1. Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. onroerende zaak: de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.
b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;
c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;
d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.
Artikel 2. Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en
b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.
Artikel 3. Belastbaar feit en belastingplicht
1. De belasting wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven van:
a. de persoon die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en
b. de persoon die een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersdeel.
2. Voor het eigenarendeel wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt de persoon die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat deze persoon op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
3. Voor het gebruikersdeel, wordt als gebruiker aangemerkt:
- a.
Gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;
- b.
Gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven
- c.
Het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.
Artikel 4. Voorwerp van de belasting
1. Voorwerp van de belasting is een perceel.
2. Als perceel wordt aangemerkt:
a. de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;
b. de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;
c. een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
d. een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerend zaken of in onderdeel c bedoelde
bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden
beoordeeld, bij elkaar behoren;
e. het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in
onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.
Artikel 5. Vrijstellingen
Geen heffing vindt plaats indien er vanuit het perceel geen leidingwater wordt toegevoerd of opgepompt en waarbij de WOZ-waarde van het desbetreffende perceel in het betreffende belastingjaar niet meer bedraagt dan € 40.000, -, dan wel indien er geen WOZ-waarde wordt vastgesteld de (horizontaal gemeten) oppervlakte kleiner is dan 25 m2.
Artikel 6. Maatstaf van heffing
1. Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.
2. Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.
3. Het aantal kubieke meters water dat wordt afgevoerd wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd en/of is opgepompt. Als de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid waterverbruik naar een jaarverbruik herleid.
4. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:
a) watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of
b) bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enig andere wettelijke bepaling.
5. Als de belastingplichtige aantoont dat meer dan 30% van de berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water niet is afgevoerd, word de niet afgevoerde hoeveelheid berekende op de toegevoerde of opgepompt water in mindering gebracht.
Artikel 7. Belastingtarieven
1. Het eigenarendeel, bedraagt per eigendom € 191,32
2. Het gebruikersdeel bedraagt € 73,92 en voor elke volle eenheid van één kubieke meters water:
€ 2,59 per eenheid boven de 200 m3.
Artikel 8. Belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 9. Wijze van heffing
De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 10. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
2. Indien de belastingplicht voor het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3. Indien de belastingplicht voor het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10
4. Belastingbedragen van minder dan € 10 worden niet geheven. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen rioolheffing of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag
Artikel 11. Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
2. In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de hiervoor gestelde termijnen.
Artikel 12. Kwijtschelding
Bij de invordering van het gebruikersgedeelte van de rioolheffing kan kwijtschelding worden verleend.
Artikel 13. Overgangsbepaling
De “Verordening rioolheffing Schouwen-Duiveland 2024” van 21 december 2023, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Artikel 14. Inwerkingtreding
1. De verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.
2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari MERGEFIELD "jaar" 2025.
Artikel 15. Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening riool- en waterzorgheffing Schouwen-Duiveland 2025.
Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 12 december 2024.
P.M.W. Goossens-Smits |
J. Chr. van der Hoek |
griffier |
voorzitter |
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl