Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Amstelveen.

Geldend van 26-03-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Amstelveen.

Zaaknummer: Z24-003239

Burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen;

gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 8a van de Participatiewet;

overwegende dat het gewenst is beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van de re-integratie zoals geformuleerd in de Participatiewet;

overwegende dat het college het nodig vindt kaders te stellen voor de re-integratie;

besluiten vast te stellen de:

Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Amstelveen

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • anw: algemene nabestaanden wet;

  • arbeidsgehandicapte: de persoon van wie op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling is vastgesteld, dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid;

  • armoedeval: het fenomeen dat uitkeringsgerechtigden die aan het werk gaan, er financieel op achteruit gaan.

  • arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder b van de wet;

  • doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

  • belanghebbende: het lid van de doelgroep dat aanspraak maakt op ondersteuning of aan wie ondersteuning wordt geboden.

  • directe kosten: reiskosten en/of kosten voor materialen die noodzakelijk zijn om aan het werk te komen (bijvoorbeeld werkschoenen);

  • Ioaw: wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • Ioaz: wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • jobcoaching: persoonlijke ondersteuning aan een persoon als bedoeld in artikel 19 van de re-integratieverordening gemeente Amstelveen om hem te helpen zijn werk zelfstandig uit te voeren;

  • loonkostensubsidie: loonkostensubsidie aan een werkgever ten behoeve van het in dienst nemen en hebben van een persoon als bedoeld in artikel 10d van de wet;

  • loonwaarde: arbeidsproductiviteit, uitgedrukt in een percentage van het wettelijk minimumloon inclusief vakantiegeld;

  • niet-uitkeringsgerechtigde: de persoon bedoeld in artikel 6 onder a van de wet;

  • ondersteuning: ondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • participatieplaats: onderdeel van een re-integratietraject waarbij belanghebbende participeert in een werkomgeving en zich in deze werkomgeving verder ontwikkelt;

  • persoonlijke voorziening: (hulp)middelen om de persoon als bedoeld in hoofdstuk 3A van de verordening in staat te stellen zijn werk te doen;

  • plan van aanpak: een schriftelijk plan, waarin de stappen staan aangegeven die door belanghebbende dienen te worden ondernomen om diens uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid mogelijk te maken en waarin de wederzijdse rechten en plichten staan aangegeven;

  • proefplaatsing: onderdeel van een re-integratietraject met het oog op het tot stand komen van een dienstverband, hieronder begrepen het bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden laten verrichten, als bedoeld in artikel 10d, derde lid van de wet, met het oog op een reële vaststelling van de loonwaarde;

  • re-integratietraject: een traject, bestaande uit één of meer re-integratievoorzieningen, met een duidelijke tijdspanne, dat voorziet in de toeleiding van belanghebbende naar algemeen geaccepteerde arbeid;

  • werkervaringsplaats: onderdeel van een re-integratietraject waarbij de belanghebbende in de vorm van een werkervaringsplaats van maximaal 6 maanden arbeidsritme en/of werkervaring opdoet;

  • taaltoets: het Besluit taaltoets Participatiewet;

  • tegenprestatie: naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt;

  • tijdelijke loonkostensubsidie: een tijdelijke subsidie aan een werkgever voor een vastgestelde periode zoals bedoeld in artikel 11 van de verordening;

  • uitkeringsgerechtigde: een persoon, jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die een uitkering heeft in het kader van de wet, de Ioaw of de Ioaz;

  • vaardigheden Nederlandse taal: minimaal het referentieniveau 1F op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen;

  • voorziening: instrument gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de wet;

  • verordening: Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Amstelveen;

  • wet: de Participatiewet.

De definities van de wet alsmede van de verordening zijn van toepassing.

Artikel 2 Re-integratietraject/Plan van aanpak

  • 1.

    Het college draagt zorg voor goede en begrijpelijke informatie richting de belanghebbende over alle regels, rechten en plichten ten aanzien van re-integratiebedrijven en voorzieningen die onderdeel kunnen zijn van een re-integratietraject.

  • 2.

    Het college zal bij het bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling zoveel mogelijk individueel maatwerk betrachten. In samenspraak met de belanghebbende wordt de inhoud van het re-integratietraject bepaald met als doel duurzame arbeid te realiseren en uitstroom uit de uitkering te bewerkstelligen.

  • 3.

    De wederzijdse afspraken worden schriftelijk vastgelegd en aan belanghebbende kenbaar gemaakt.

Hoofdstuk 2 Ondersteuning bij arbeidsinschakeling

Artikel 3 Bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Belanghebbende kan aanspraak maken op re-integratievoorzieningen die doelmatig zijn.

  • 2.

    Indien belanghebbende niet of niet behoorlijk aan de verplichtingen van de wet en de verordening voldoet, kan het college bepalen geen re-integratievoorzieningen beschikbaar te stellen of lopende re-integratievoorzieningen te beëindigen.

  • 3.

    Als een re-integratievoorziening is gestart, dient belanghebbende deze af te ronden. Alleen indien de belanghebbende duurzame arbeid heeft verworven en overleg heeft gehad met de gemeente Amstelveen, kan hij de re-integratievoorziening voortijdig beëindigen.

  • 4.

    Het college kan voor de uitvoering van voorzieningen, naast re-integratiebedrijven, afspraken maken met derden, waaronder werkgevers.

Artikel 4 Werkervaringsplaats binnen een traject

  • 1.

    Aan deelnemers van een werkervaringsplaats kan het college naast het behoud van de uitkering twee maal per kalenderjaar een premie uitkeren.

  • 2.

    Deze premie is gebaseerd op het maximale bedrag zoals beschreven in artikel 31 lid 2 sub j van de wet en wordt na afloop van de werkervaringsplaats uitgekeerd.

  • 3.

    Het uit te keren bedrag wordt bepaald door het hierboven genoemde maximale jaarbedrag te delen door 12 maanden.

  • 4.

    Dit maandbedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal maanden van de werkervaringsplaats.

  • 5.

    Dit bedrag wordt uitgekeerd bij een fulltime aantal uren van 36 uur per week.

  • 6.

    Wanneer het een parttime traject betreft dan wordt de premie naar verhouding van het aantal gewerkte uren naar beneden bijgesteld.

Artikel 5 Participatieplaats

  • 1.

    Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde een participatieplaats aanbieden als onderdeel van een re-integratietraject.

  • 2.

    Bij een participatieplaats staat het activeren van de uitkeringsgerechtigde voorop en niet direct gerichte arbeidstoeleiding.

  • 3.

    De voorziening participatieplaats wordt ingezet voor uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en indien er op termijn mogelijkheden zijn richting regulier werk.

  • 4.

    De participatieplaats kenmerkt zich door:

    • a.

      het werken met behoud van uitkering;

    • b.

      het ontbreken van een arbeidsovereenkomst;

    • c.

      geen inzet van (tijdelijke) loonkostensubsidie vanwege het ontbreken van een arbeidsovereenkomst;

    • d.

      een primaire focus op het opdoen van arbeidsmarktrelevante kennis, competenties en werkervaring en niet op de waarde van de activiteiten voor de werkgever;

    • e.

      een maximale duur van 12 maanden.

  • 5.

    Het college kan bij een participatieplaats aanvullende dienstverlening toekennen gericht op ondersteuning van werkgever dan wel de uitkeringsgerechtigde, voor zover dit naar het oordeel van het college noodzakelijk geacht wordt voor een succesvol traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 6.

    Indien het college scholing of een opleiding aanbiedt die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert betrekt het college bij de beoordeling:

    • a.

      het oordeel van degene in opdracht waarvan de uitkeringsgerechtigde de participatieplaats uitvoert;

    • b.

      de scholingswens van de uitkeringsgerechtigde.

  • 7.

    Aan deelnemers van een participatieplaats kan het college naast het behoud van de uitkering twee maal per kalenderjaar een premie uitkeren.

  • 8.

    Deze premie is gebaseerd op het maximale bedrag zoals beschreven in artikel 31 lid 2 sub j van de wet en wordt na afloop van de participatieplaats uitgekeerd.

  • 9.

    Het uit te keren bedrag wordt bepaald door het hierboven genoemde maximale jaarbedrag te delen door 12 maanden.

  • 10.

    Dit maandbedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal maanden van de participatieplaats.

  • 11.

    Dit bedrag wordt uitgekeerd bij een fulltime aantal uren van 36 uur per week.

  • 12.

    Wanneer het een parttime traject betreft dan wordt de premie naar verhouding van het aantal gewerkte uren naar beneden bijgesteld.

Artikel 6 Proefplaats

  • 1.

    Indien dit de uitstroom naar duurzaam werk bevordert en passend is bij de ondersteuning van de werknemer, kan het college na een korte proefplaten van één maand, forfaitaire loonkostensubsidie dan wel tijdelijke loonkostensubsidie inzetten.

  • 2.

    Aan deelnemers van een proefplaats kan het college naast het behoud van de uitkering twee maal per kalenderjaar een premie uitkeren.

  • 3.

    Deze premie is gebaseerd op het maximale bedrag zoals beschreven in artikel 31 lid 2 sub j van de wet en wordt na afloop van de proefplaats uitgekeerd.

  • 4.

    Het uit te keren bedrag wordt bepaald door het hierboven genoemde maximale jaarbedrag te delen door 12 maanden.

  • 5.

    Dit maandbedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal maanden van de proefplaats.

  • 6.

    Dit bedrag wordt uitgekeerd bij een fulltime aantal uren van 36 uur per week.

  • 7.

    Wanneer het een parttime traject betreft dan wordt de premie naar verhouding van het aantal gewerkte uren naar beneden bijgesteld.

Artikel 7 Nieuw Beschut werk

  • 1.

    Als naar het oordeel van het college een persoon in aanmerking komt voor een betaald dienstverband in het kader van de voorziening Nieuw Beschut Werk zoals bedoeld in artikel 10b van de wet, kan het college deze persoon voordragen bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen voor indicering voor de voorziening Nieuw Beschut Werk. Na verkregen indicatie biedt het college de betrokken persoon een dienstverband aan.

  • 2.

    Het aantal plekken dat het college jaarlijks beschikbaar stelt, zoals bedoeld in artikel 10 vierde lid van de verordening, is gelijk aan het aantal dat bij ministeriele regeling, als bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de wet, wordt bepaald.

  • 3.

    Het Nieuw Beschut Werk wordt uitgevoerd door AM match.

Artikel 8 Persoonlijke voorziening

  • 1.

    Het college kan aan een belanghebbende als bedoeld in artikel 10 van de verordening een persoonlijke voorziening aanbieden, nodig om de uitkeringsgerechtigde in staat te stellen zijn werk goed te doen.

  • 2.

    Het college kan ambtshalve of op aanvraag een voorziening verlenen aan de belanghebbende.

  • 3.

    Een voorziening wordt verleend indien en zolang de inzet hiervan noodzakelijk en doelmatig is. Het college kan hierover advies van een externe deskundige vragen.

  • 4.

    Een persoonlijke voorziening kan bestaan uit het feitelijk beschikbaar stellen daarvan of uit vergoeding van de kosten.

  • 5.

    Aan de toekenning van een persoonlijke voorziening kunnen voorwaarden worden verbonden die zijn gericht op een goed gebruik ervan voor het doel waarvoor zij is verleend.

Artikel 9 Overige voorzieningen

  • 1.

    Het college kan aan een belanghebbende in het kader van een re-integratietraject een bijdrage verstrekken in de directe kosten.

  • 2.

    Onder directe kosten wordt ook verstaan de voor eigen rekening blijvende kosten voor kinderopvang die verschuldigd zijn:

    • a.

      bij het volgen van een re-integratietraject;

    • b.

      door een alleenstaande ouder met een kind jonger dan 5 jaar, indien deze alleenstaande ouder maximaal het wettelijk minimumloon verdient.

Artikel 10 Tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om op grond van artikel 1.13 van de Wet kinderopvang een tegemoetkoming te verstrekken als aanvulling op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

Artikel 11 Doelgroep

In aanmerking voor een vergoeding voor de eigen bijdrage kosten kinderopvang komt:

  • 1.

    De ouder die een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW, IOAZ of ANW en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, Participatiewet, artikel 34, eerste lid, onder a, IOAW, of artikel 34, eerste lid, onder a, IOAZ, welke voorziening een noodzaak tot kinderopvang met zich meebrengt;

  • 2.

    De onlangs uit de uitkering gestroomde ouder die deelneemt aan een re-integratietraject.

Artikel 12 Te verstrekken gegevens

  • 1.

    een offerte, contract of factuur van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

  • 2.

    De beschikking van de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

Artikel 13 Voorwaarden verstrekking tegemoetkoming kinderopvang.

Een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wordt verstrekt indien:

  • 1.

    De kinderopvang naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor de scholing of re-integratie van de in artikel 11 genoemde doelgroep;

  • 2.

    De kinderopvang voldoet aan de bepalingen genoemd in de Wet kinderopvang (Wko);

  • 3.

    De kinderopvang betrekking heeft op een ten laste van de ouder komend kind;

  • 4.

    Een kandidaat aan het werk gaat en hierdoor te maken krijgt met de armoedeval.

Artikel 14 Hoogte en duur van de tegemoetkoming kinderopvang.

  • 1.

    Het college verleent de tegemoetkoming zolang voldaan wordt aan de voorwaarden voor ontvangen van een vergoeding.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van de kosten van de kinderopvang per kind die worden bepaald door:

    • a.

      Het aantal uren kinderopvang per kind dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is.

    • b.

      Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt gerekend met het maximale uurtarief voor kinderopvang dat jaarlijks door de belastingdienst wordt vastgesteld

    • c.

      In afwijking van het gestelde in onderdeel b, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming uitgegaan van de werkelijke kosten als er naar het oordeel van het college geen adequate kinderopvang beschikbaar is tegen een uurtarief zoals bedoeld in onderdeel b.

    • d.

      De kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst wordt in mindering gebracht op de berekende kosten van kinderopvang.

  • 3.

    De tegemoetkoming ter voorkoming van de armoedeval duurt maximaal één jaar.

Artikel 15 Ingangsdatum tegemoetkoming

Het college stelt de ingangsdatum van de tegemoetkoming vast op de dag waarop de scholing of het traject gericht op arbeidsinschakeling begint, of zoveel later als de kinderopvang daadwerkelijk begint.

Artikel 16 Premie ter bevordering van de re-integratie

Aan uitkeringsgerechtigden met een medische urenbeperking (zoals bedoeld in artikel 6b van de wet) kan het college een tweemalige premie per kalenderjaar uitkeren ter hoogte van maximaal 10% van inkomsten uit arbeid, met een maximum zoals beschreven in artikel 31 lid 2 sub j van de wet. Deze premie komt bovenop het vrijlatingspercentage van 15% van inkomsten uit arbeid zoals beschreven in artikel 31 lid 2 sub y van de wet.

Artikel 17 Vergoeding reiskosten en overige onkosten

  • 1.

    Het college kan een vergoeding voor reiskosten en overige onkosten aanbieden aan uitkeringsgerechtigden die:

    • a.

      (onbeloonde) arbeid verrichten in het kader van een werkervaringsplaats, participatieplaats of proefplaats;

    • b.

      vrijwilligerswerk verrichten;

    • c.

      maatschappelijk nuttige activiteiten verrichten, waaronder begrepen een door het college opgedragen tegenprestatie.

    • d.

      naast hun (parttime) werk een aanvullende bijstandsuitkering ontvangen.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor een vergoeding reiskosten en overige onkosten dient de uitkeringsgerechtigde een (vrijwilligers)overeenkomst te overleggen waaruit de duur en omvang in uren van de (onbeloonde) arbeid, het vrijwilligerswerk of de maatschappelijk nuttige activiteit blijkt.

  • 3.

    Om in aanmerking te komen voor een vergoeding reiskosten dient de uitkeringsgerechtigde minimaal drie kilometer te moeten reizen naar de in het eerste lid genoemde activiteiten.

  • 4.

    De hoogte van de onkostenvergoeding op grond van het eerste lid bedraagt:

    • Bij 1 dagdeel per week ( 4 uur) € 40,00 per maand;

    • Bij 2 dagdelen per week ( 8 uur) € 80,00 per maand;

    • Bij 3 dagdelen per week (12 uur) € 120,00 per maand;

    • Bij 4 dagdelen per week (16 uur) of meer € 160,00 per maand

  • 5.

    De vergoeding wordt verminderd met de eventuele vergoeding van de overige onkosten die het bedrijf of instelling zelf verstrekt.

  • 6.

    De onkostenvergoeding wordt ambtshalve verstrekt.

  • 7.

    De uitkeringsgerechtigde krijgt een vergoeding per dagdeel dat onbeloonde arbeid/vrijwilligerswerk wordt verricht. Deze wordt maandelijks uitbetaald. De hoogte van het bedrag van de vergoeding overschrijdt niet het gestelde maximum van artikel 31 lid 2 sub k van de wet.

  • 8.

    De bevoegdheid tot (periodieke) aanpassing van de in dit artikel bedoelde bedragen voor een vergoeding berust bij het hoofd van de afdeling Werk & Inkomen.

  • 9.

    De vergoeding voor onbeloonde arbeid of vrijwilligerswerk van de uitkeringsgerechtigde kan worden geweigerd, als de uitkeringsgerechtigde geen mededeling heeft gedaan van al hetgeen dat van belang is voor de verlening daarvan, of als hij de aan het re-integratietraject of tegenprestatie en aan de bijstandsuitkering verbonden verplichtingen niet of niet behoorlijk nakomt.

Artikel 18 Scholing

Wanneer belanghebbenden zelf een opleiding of cursus voorstellen gelden de voorwaarden zoals opgenomen in de verordening. Voor een door cliënten zelf voorgestelde opleiding of cursus geldt een maximaal bedrag van € 6.000.

Artikel 19 Scholing alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar.

Scholing tot maximaal HBO-niveau kan worden aangeboden in sectoren waar er een krapte op de arbeidsmarkt is en naar alle verwachting ook in de toekomst zal blijven.

Indien op grond van artikel 9a, vijfde lid en sub a van de wet de ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling van rechtswege wordt opgeschort, mag een door uitkeringsgerechtigde gestarte opleiding worden afgemaakt, mits deze binnen 12 maanden na opschorting kan worden afgerond. Hiervoor verleent het college op individuele basis een ontheffing van de plicht tot arbeidsinschakeling.

Artikel 19a Aantonen vaardigheden Nederlandse taal

Een uitkeringsgerechtigde kan de vaardigheden van de Nederlandse taal aantonen door een document als bedoeld in artikel 18b, tweede lid, onderdeel c van de wet, te overleggen waaruit dit blijkt. Voorbeelden van zo’n document zijn:

  • a.

    Rapport of diploma van een door het ministerie van OC&W erkende opleiding/onderwijsinstelling voor het volgen van Nederlandstalig onderwijs in het voortgezet onderwijs, praktijkonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs of volwassenonderwijs.

  • b.

    Rapport of diploma van Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen, Suriname of de Nederlandse Antillen.

  • c.

    Rapport of diploma van een opleiding Nederlands in het buitenland.

  • d.

    Een diploma inburgering of gelijkwaardig op A2-niveau of hoger.

  • e.

    Een door de klant ondertekende verklaring over de beheersing van de vaardigheden van de Nederlandse taal.

  • f.

    Een andere verklaring waaruit blijkt dat belanghebbende beschikt over de vaardigheden van de Nederlandse taal.

  • g.

    Een ander document waaruit de beheersing van de vaardigheden Nederlandse taal blijkt.

Artikel 19b Taaltraject

Het college kan met een uitkeringsgerechtigde die niet beschikt over de vaardigheden van de Nederlandse taal, of deze niet kan aantonen, een taaltraject afspreken.

  • 1.

    Het taaltraject kan als bereidverklaring van artikel 18b, zesde lid, onderdeel a van de wet worden beschouwd.

  • 2.

    Een taaltraject houdt rekening met de vermogens en beperkingen van uitkeringsgerechtigden en bevat in ieder geval de volgende onderdelen:

    • a.

      Ingangsdatum van de taalscholing;

    • b.

      Vorm van de taalscholing; en

    • c.

      Einddatum waarop de vaardigheden Nederlandse taal moeten zijn behaald.

  • 3.

    Het college draagt zorg voor de betaling van de directe kosten van de opleiding van het taaltraject (cursusgeld en boekengeld). De uitkeringsgerechtigde draagt zorg voor de betaling van de overige kosten die gemoeid zijn met het taaltraject (schriften, schrijfgerei, reiskosten en dergelijke).

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de uitkeringsgerechtigde die volledig en duurzaam is ontheven van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a van de wet, inburgeraars of indien er sprake is van een gediagnostiseerd leerprobleem waardoor de uitkeringsgerechtigde niet in staat is om zich de vaardigheden van de Nederlandse taal eigen te maken.

Artikel 19c Taaltoets

Onverminderd de bepalingen van artikel 18b van de wet kan het college een taaltoets bij de uitkeringsgerechtigde afnemen indien het vermoeden bestaat dat de uitkeringsgerechtigde niet voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden bij het verwerven van de vaardigheden van de Nederlandse taal.

Hoofdstuk 3 Ondersteuning werkgever bij arbeidsinschakeling

Artikel 20 Jobcoaching

  • 1.

    Wanneer de werkgever voor het organiseren van jobcoaching, die naar het oordeel van het college noodzakelijk is voor de werknemer in de doelgroep, een subsidie aanvraagt, verleent het college in het basisregime voor een periode van zes maanden een subsidie voor 12 uur. Bij het doorlopen van het dienstverband en indien na afloop van deze periode de noodzaak tot jobcoaching bij het dienstverband voortduurt, kan het college opnieuw subsidie verlenen voor een volgende periode van in beginsel zes maanden.

  • 2.

    Bij een nieuw dienstverband wordt het aantal uren jobcoaching van het in het vorige lid beschreven basisregime verhoogd met 12 uur.

  • 3.

    Wanneer naar het oordeel van het college voor een werknemer een minder omvangrijke jobcoachbehoefte heeft, verleent het college in afwijking van het eerste en twee lid, een subsidie van 8 uur voor een periode van zes maanden. Bij een nieuw dienstverband wordt dit aantal verhoogd met 8 uur.

  • 4.

    Wanneer een werknemer een jobcoachbehoefte heeft, waarvoor de subsidie in het basisregime, bedoeld in het eerste en tweed lid, naar het oordeel van het college aanzienlijk tekortschiet, verleent het college een aanvullende subsidie voor 12 uur jobcoaching voor een periode van in beginsel zes maanden.

  • 5.

    Wanneer de subsidieaanvraag een persoon in de doelgroep Participatiewet betreft die jobcoaching nodig heeft op een proefplaats, verleent het college in het basisregime voor een periode tot twee maanden een subsidie voor 8 uur jobcoaching.

  • 6.

    Het college betaalt de subsidie voor het organiseren van jobcoaching zo veel mogelijk uit in maandelijkse termijnen. De betaling is te beschouwen als vaststelling van de subsidie tot en met de periode waarop de betaling betrekking heeft.

  • 7.

    De subsidie wordt berekend door de in de vorige leden genoemde aantallen uren te vermenigvuldigen met het jobcoachtarief dat wordt gehanteerd door het UWV. Het college draagt er zorg voor dat de subsidies naar aanleiding van de jaarlijkse aanpassing van het UWV-tarief worden bijgesteld.

  • 8.

    Indien het dienstverband van de werknemer gedurende de periode waarvoor de subsidie is verleend, eindigt kan het college besluiten de subsidie op een lager bedrag vast te stellen.

Artikel 21 Nadere voorwaarden jobcoaching

De werkgever aan wie een subsidie is verleend voor het organiseren van jobcoaching, als bedoeld in artikel 21 van de verordening is verplicht:

  • a.

    de naam en contactgegevens mee te delen van de erkend deskundige die de jobcoaching uitvoert en van diens vervanger;

  • b.

    op aanvraag stukken te overleggen waaruit de deskundigheid van de jobcoach en diens vervanger blijkt;

  • c.

    uiterlijk in de derde maand na aanvang van de jobcoaching een coachingsplan te overleggen dat is opgesteld in samenspraak met de werknemer en werkgever;

  • d.

    uiterlijk in de zesde maand na aanvang van de jobcoaching een verslag te overleggen van de uitvoering van het coachingsplan en, indien van toepassing, het bijgestelde coachingsplan;

  • e.

    het college zo tijdig mogelijk te informeren over wijzigingen in het dienstverband of de werkplek van de werknemer.

Artikel 22 Nadere uitwerking Interne werkbegeleiding

  • 1.

    In aanvulling op de aandacht die een jobcoach hieraan geeft, kan het college kan aan de werkgever ambtshalve of op aanvraag een training aanbieden voor een of meer medewerkers om hen beter in staat te stellen interne werkbegeleiding te bieden.

  • 2.

    Wanneer een werkgever als gevolg van bijzondere omstandigheden ook met de ondersteuning, bedoeld in het vorige lid, en met de aandacht die hieraan bij jobcoaching wordt gegeven, in aanzienlijke mate interne werkbegeleiding moet bieden om een werknemer in de doelgroep Participatiewet in staat te stellen de aan hem opgedragen taken te verrichten in een zo goed mogelijk passende functie en werkomgeving, kan het college de werkgever op basis van maatwerk een subsidie verlenen als tegemoetkoming voor de hiermee samenhangende kosten.

Artikel 23 Noodzakelijke intermediaire activiteit bij visuele of motorische handicap

Het college bepaalt in goed overleg met de werknemer en de werkgever of er sprake is van een noodzaak om een intermediaire activiteit in te zetten.

Artikel 24 Meeneembare voorzieningen

Het college bepaalt in goed overleg met de werknemer en de werkgever of er sprake is van een noodzaak om een specifieke meeneembare voorziening in te zetten.

Artikel 25 Eisen aan de arbeidsovereenkomst bij inzet tijdelijke loonkostensubsidie

  • 1.

    In de arbeidsovereenkomst mag geen beperking worden gesteld aan het aanvaarden van een dienstverband bij een nieuwe werkgever.

  • 2.

    Indien de werkgever de werknemer wenst te detacheren, dient een overeenkomst met de inlenende partij en zo nodig aanvullend bewijs te worden overgelegd waaruit blijkt, dat de werknemer daadwerkelijk voor de in het eerste en tweede lid aangegeven periode en arbeidsuren aan het werk gaat.

  • 3.

    Een subsidieverzoek van de werkgever wordt niet gehonoreerd indien de werkgever korter dan 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag een andere medewerker die met een tijdelijke loonkostensubsidie bij hem in dienst was en naar behoren functioneerde, geen contractverlenging heeft aangeboden.

Artikel 26 Aanvraag en overdracht van rechten

  • 1.

    Een aanvraag om loonkostensubsidie dient te zijn ingediend voor het verstrijken van de rechtsgeldige arbeidsovereenkomst.

  • 2.

    Wanneer een werknemer gedurende de looptijd van de tijdelijke loonkostensubsidie in dienst treedt bij een nieuwe werkgever, kan de nieuwe werkgever voor de resterende looptijd aanspraak maken op voortzetting van de subsidie.

Artikel 27 Hoogte tijdelijke loonkostensubsidie

  • 1.

    De tijdelijke loonkostensubsidie betreft minimaal zes en maximaal twee keer zes maanden, als aan de subsidievoorwaarden is voldaan. De periodes van twee maal zes maanden dienen op elkaar aan te sluiten.

  • 2.

    De tijdelijke loonkostensubsidie bedraagt maximaal € 5.000 per jaar voor een voltijd dienstverband. De loonkostensubsidie wordt voor 6 maanden verstrekt voor maximaal € 3.000 subsidie. Indien er vervolgens wederom een arbeidsovereenkomst van zes maanden wordt gesloten, kan subsidie voor het tweede half jaar worden toegekend voor maximaal € 2.000.

afbeelding binnen de regeling

  • 3.

    Indien de werknemer niet gedurende de hele subsidieperiode en/of niet voltijds aan het werk is geweest, stelt het college de subsidie naar rato vast. Bij een verhoging van de contracturen tijdens de subsidieperiode kan het college de subsidie naar rato aanpassen.

Artikel 28 Vaststelling en betaling van de subsidie

  • 1.

    Nadat de werkgever de benodigde bewijsstukken heeft verstrekt, stelt het college het recht op loonkostensubsidie binnen een maand vast.

  • 2.

    Het college betaalt de subsidie binnen een maand na de vaststelling van de subsidie, onder aftrek van een eventueel betaald voorschot (zie lid 3).

  • 3.

    Het college kan een maand na aanvang van het dienstverband een voorschot betalen op de subsidie mits voldoende aannemelijk is dat de werkgever aan de subsidievoorwaarden voldoet en zal blijven voldoen.

Artikel 29 Handhaving

  • 1.

    Bij onvoldoende naleving van subsidievoorwaarden door de werkgever waaronder begrepen het onvoldoende meewerken aan onderzoek naar de vervulling van de subsidievoorwaarden, kan het college de subsidie lager vaststellen of intrekken en latere subsidieaanvragen door de betrokken werkgever weigeren.

  • 2.

    Subsidies of voorschotten waarop de werkgever ten tijde van de verlening of naderhand geen recht had, kan het college terugvorderen, dan wel verrekenen met nog te betalen subsidies.

Hoofdstuk 4 Specifiek doelgroepen

Artikel 30 Niet-uitkeringsgerechtigden

  • 1.

    Niet-uitkeringsgerechtigden hebben recht op ondersteuning van de gemeente bij het vinden van werk, als ze niet of minder dan 12 uur per week werken en meer dan 12 uur per week willen werken en zich in een kwetsbare positie bevinden of in een uitkeringssituatie dreigen te geraken.

  • 2.

    Het college kan het traject beëindigen wanneer de niet-uitkeringsgerechtigde onvoldoende meewerkt om het traject naar werk succesvol af te ronden.

  • 3.

    Het college kan het traject naar werk beëindigen wanneer de niet-uitkeringsgerechtigde verzuimt het college te informeren over omstandigheden die van invloed zijn op het traject.

Artikel 31 Mantelzorgers

  • 1.

    Uitkeringsgerechtigden die mantelzorgtaken verrichten kunnen, op basis van advies van Mantelzorg & Meer, gedurende 12 maanden (gedeeltelijk) worden ontheven van de actieve sollicitatieplicht, de re-integratieplicht en de passieve sollicitatieplicht voor het aantal uren per week dat nodig is voor het verrichten van de noodzakelijke zorgtaken.

  • 2.

    Na de periode van ontheffing van 12 maanden wordt de actuele situatie beoordeeld, waarbij opnieuw Mantelzorg & Meer wordt betrokken, om de afweging te kunnen maken of de vrijstelling moet worden gecontinueerd.

  • 3.

    De plicht tot inschrijving bij het UWV en de verplichting datgene te doen wat de arbeidsinschakeling bevorderd, blijven bestaan.

  • 4.

    De mantelzorgtaken worden verricht voor een familielid of een familielid van de partner tot en met de 2e graad of voor het pleegkind. Er is maatwerk mogelijk in bijzondere omstandigheden, ook voor situaties buiten familiaire relaties.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 32 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, dan wel in gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt.

Artikel 33 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking de dag na de bekendmaking en worden aangehaald als “Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Amstelveen”.

  • 2.

    Op het tijdstip genoemd in het eerste lid worden de “Beleidsregels re-integratie Participatiewet gemeente Amstelveen”, met kenmerk Z22-082027, zoals vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 24 januari 2023, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 5 maart 2024.

De secretaris,

Bert Winthorst

De voorzitter,

Tjapko Poppens