Beleidsregel Kennismakingsperiode WerkSaam Westfriesland

Geldend van 01-04-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Kennismakingsperiode WerkSaam Westfriesland

Inleiding

Met deze beleidsregel maken we het mogelijk dat uitkeringsgerechtigden een periode op proef kunnen samenwonen, zonder dat dit gevolgen heeft voor het recht op uitkering.

De Algemene bijstandswet bood tot 1996 al de mogelijkheid van een zogenaamde kennismakingsperiode. Dat betekende dat als een uitkeringsgerechtigde met een nieuwe partner ging samenwonen, de bijstandsuitkering gedurende een aantal maanden ongewijzigd kon worden voortgezet. Deze situatie deed zich vaak voor bij alleenstaande ouders met minderjarige kinderen, voor wie het samenwonen met een nieuwe partner een ingrijpende gebeurtenis kan zijn.

Door het opnieuw invoeren van de kennismakingsperiode denken we deze stap voor uitkeringsgerechtigden eenvoudiger te maken. Ook verwachten we hierdoor minder vaak te belanden in het grijze gebied rondom fraude en oneigenlijk gebruik.

__________________________________________________________________

Het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland;

gezien het advies van de cliëntenraad van WerkSaam Westfriesland van [datum};

gelet op de artikel 18 van de Participatiewet;

omdat het wenselijk is regels vast te stellen voor het toepassen van een kennismakingsperiode als uitkeringsgerechtigden gaan samenwonen;

b e s l u i t :

de beleidsregel Kennismakingsperiode WerkSaam Westfriesland vast te stellen. De tekst luidt als volgt:

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze beleidsregel betekent:

    • a.

      Kennismakingsperiode: een periode van maximaal 6 maanden waarin uitkeringsgerechtigden toestemming krijgen om samen te wonen op proef, zoals bedoeld in deze beleidsregel, zonder dat dit consequenties heeft voor het recht op en de hoogte van de uitkering.

    • b.

      Uitkeringsgerechtigde: persoon die van WerkSaam een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW of IOAZ ontvangt.

    • c.

      WerkSaam: het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2. Gezamenlijke huishouding

Van een gezamenlijke huishouding is sprake als 2 personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. Dit is bepaald in artikel 3 van de Participatiewet. Wanneer de uitkeringsgerechtigde een beroep doet op de kennismakingsperiode en voldoet aan de in deze beleidsregel gestelde voorwaarden, stellen wij dat gedurende maximaal 6 maanden er nog geen sprake is van het hebben van het hoofdverblijf in de woning van de ander.

Artikel 3. Kennismakingsperiode

  • 1.

    WerkSaam kan op aanvraag aan een uitkeringsgerechtigde maximaal eens in de 5 jaar een kennismakingsperiode verlenen.

  • 2.

    De kennismakingsperiode vangt niet eerder aan dan nadat WerkSaam schriftelijk toestemming verleent.

  • 3.

    De duur van de kennismakingsperiode wordt individueel bepaald en vastgesteld op de periode die nodig wordt geacht om een definitief besluit te kunnen nemen op het samenwonen. Als de periode is vastgesteld op minder dan 6 maanden, dan kan de periode worden verlengd tot maximaal 6 maanden in totaal.

  • 4.

    Gedurende de kennismakingsperiode ontvangt de uitkeringsgerechtigde een uitkering naar de norm die hij of zij ontving voorafgaande aan de kennismakingsperiode, tenzij deze norm wijzigt wegens andere omstandigheden dan het samenwonen op proef.

  • 5.

    De kennismakingsperiode moet worden aangevraagd bij WerkSaam. Als degene met wie de uitkeringsgerechtigde gaat samenwonen ook een bijstandsuitkering ontvangt, moet hij of zij de kennismakingsperiode aanvragen in de gemeente of organisatie waar hij of zij uitkering ontvangt. Wanneer er sprake is van 2 uitkeringsgerechtigden die ieder een uitkering van een andere organisatie of gemeente ontvangen, dan bestaat het recht op de kennismakingsperiode alleen wanneer beide organisaties hierin toestemmen.

  • 6.

    De inlichtingenplicht geldt voor de belanghebbende die de uitkering ontvangt.

Artikel 4. Voorwaarden kennismakingsperiode

Als voorwaarde voor deelname aan de kennismakingsperiode geldt dat:

  • a.

    de belanghebbenden niet eerder met elkaar een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd;

  • b.

    er geen sprake is geweest van kostgangerschap of onderhuur (van de belanghebbenden onderling);

  • c.

    de belanghebbenden nog geen voorbereidingen hebben getroffen voor een huwelijk of geregistreerd partnerschap;

  • d.

    beide belanghebbenden hun eigen woonruimte aanhouden;

  • e.

    een eventuele verhuurder instemt met het tijdelijk niet bewonen van de woonruimte;

  • f.

    als een van de belanghebbenden, gedurende de kennismakingsperiode, voor een periode van langer dan 28 dagen in een inrichting als bedoeld in artikel 1 onderdeel f van de Participatiewet verblijft, houdt het recht op de kennismakingsperiode op te bestaan. Wanneer de partner niet langer meer in de inrichting verblijft, kan de kennismakingsperiode opnieuw worden aangevraagd. Bij toekenning herleeft het recht op de kennismakingsperiode voor de periode dat van de oorspronkelijk toegekende 6 maanden resteert. Dit geldt ook wanneer een van beide partners langer dan 28 dagen in het buitenland of in detentie verblijft.

Artikel 5. Uitsluitingsgronden

Geen kennismakingsperiode wordt verleend als:

  • 1.

    de belanghebbenden al eerder het hoofdverblijf hebben gehad in dezelfde woning en

    • a.

      zij met elkaar gehuwd zijn of zijn geweest of

    • b.

      uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander of

    • c.

      er sprake is geweest van een samenlevingscontract of ondertrouw of

    • d.

      zij op grond van een registratie werden of worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 3 lid 3 van de Participatiewet.

  • 2.

    als een van de belanghebbenden in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de aanvraag van de kennismakingsperiode al gebruik heeft gemaakt van de kennismakingsperiode.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 april 2024.

  • 2.

    Deze beleidsregel wordt aangehaald als: beleidsregel Kennismakingsperiode WerkSaam Westfriesland.

Vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 14 maart 2024,

De voorzitter, S.C.F. Visser-Botman

De directeur, M.J. Dölle

Algemene toelichting

De Algemene bijstandswet bood tot 1996 al de mogelijkheid van een zogenaamde kennismakingsperiode. Dat betekende dat als een uitkeringsgerechtigde met een nieuwe partner ging samenwonen, de bijstandsuitkering gedurende 3 maanden ongewijzigd kon worden voortgezet. Aansluitend kon dit nog met 3 maanden worden verlengd.

Vanaf 1996 is in de navolgende wetten (WWB en Participatiewet) de mogelijkheid van een kennismakingsperiode niet meer expliciet genoemd. Artikel 18 lid 1 van de Participatiewet geeft gemeenten wel de bevoegdheid om de bijstand af te stemmen op de omstandigheden van de belanghebbende. In de praktijk blijkt de stap om te gaan samenwonen nog steeds een flinke drempel op te leveren voor uitkeringsgerechtigden. Met name omdat binnen de huidige uitvoering dit direct vergaande consequenties heeft en er direct een financiële afhankelijkheid ontstaat en (met name door het opzeggen van de woonruimte) er ook niet eenvoudig en snel een weg terug is. Ook achten we de kans reëel dat hierdoor deze stap wordt uitgesteld of uiteindelijk niet wordt genomen.

Door het opnieuw invoeren van de kennismakingsperiode denken we deze stap voor uitkeringsgerechtigden eenvoudiger te maken. Ook verwachten we hierdoor minder vaak te belanden in het grijze gebied rondom fraude en oneigenlijk gebruik.

De IOAW en IOAZ bieden formeel niet de mogelijk om de uitkering af te stemmen op de omstandigheden van de belanghebbenden. Maar de situatie van inwoners met een IOAW- of IOAZ-uitkering, is op dit vlak feitelijk gelijk aan de situatie van degenen met een uitkering op grond van de Participatiewet. Daarom gaan we de kennismakingsperiode voor IOAW- en IOAZ-gerechtigden op dezelfde wijze uitvoeren.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2. Gezamenlijke huishouding

In de omschrijving van het begrip “gezamenlijke huishouding” is in de wet het begrip “duurzaam”, in de zin van langer durend, niet opgenomen. Dit betekent dat bij een kortdurend verblijf in de woning van een ander er al direct sprake is van een gezamenlijke huishouding. Dit uitgangspunt leidt ertoe dat wanneer een bijstandsgerechtigde gaat samenwonen (in juridische termen betekent dit met elkaar het hoofdverblijf delen op hetzelfde adres en daar zorgdragen voor elkaar) er direct een zeer sterke afhankelijkheid ontstaat. Dit kan voor uitkeringsgerechtigden een belemmering om te gaan samenwonen.

Daarmee is de keuzevrijheid die de uitkeringsgerechtigde heeft bij belangrijke levensgebeurtenissen zoals deze, kleiner dan de keuzevrijheid van mensen die geen uitkering ontvangen. Met de kennismakingsperiode willen wij de directe financiële afhankelijkheid wegnemen en de keuzevrijheid van personen die een uitkering ontvangen, vergroten. Dit doen wij concreet door in de gevallen dat de uitkeringsgerechtigde de wens heeft om te gaan samenwonen en hiervoor een aanvraag indient, te stellen dat er bij een verblijf van maximaal 6 maanden, er nog geen sprake is van het hebben van het hoofdverblijf in de woning van de ander. Het is daarbij wel essentieel dat degene die tijdens de kennismakingsperiode bij de ander verblijft de eigen woonruimte aanhoudt.

Artikel 3. Kennismakingsperiode

Een kennismakingsperiode moet vooraf worden aangevraagd en gaat niet eerder in dan nadat het verzoek schriftelijk is gehonoreerd. Bij de toekenning wordt een aanvangsdatum genoemd en ook de termijn.

Als uit een onderzoek van WerkSaam blijkt dat al sprake is van een gezamenlijke huishouding, en deze niet bij WerkSaam is aangevraagd, kan een verzoek om met terugwerkende kracht hiertoe worden toegelaten, dus niet worden gehonoreerd.

Tijdens de kennismakingsperiode heeft de uitkeringsgerechtigde recht op de uitkering die hij of zij ontving op het moment direct voorafgaand aan de kennismakingsperiode. Dit is ongeacht de uitkeringssituatie waarin hij/zij in de nieuwe woonsituatie terecht komt. De uitkering wijzigt wel als er sprake is van andere omstandigheden dan het samenwonen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een kind dat (weer) thuis komt wonen en waardoor een kostendelerssituatie ontstaat.

Als wij van een belanghebbende, bijvoorbeeld als gevolg van verzwegen inkomsten, ten onrechte verstrekte bijstand terugvorderen, dan geldt de hoofdelijke aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 59 lid 2 Participatiewet niet voor de andere belanghebbende. Een uitzondering hierop geldt voor terugvorderingen die het gevolg zijn van het verzwijgen van (gewijzigde) omstandigheden op grond waarvan wij het besluit hadden moeten nemen dat er geen recht (meer) was op de kennismakingsperiode. De hoofdelijke aansprakelijkheid geldt dan ook voor de andere partner.

Artikel 4.Voorwaarden kennismakingsperiode

Bij het opstellen van deze beleidsregel is aansluiting gezocht bij de voorwaarden zoals die in het verleden golden bij de Algemene Bijstandswet (ABW).

  • a.

    en b. De kennismakingsperiode is bedoeld voor personen die willen ervaren hoe het is om dag in dag uit samen te verblijven in dezelfde woning. Personen voor wie dit niet nieuw is (omdat ze eerder met elkaar hebben samengewoond of op een andere manier een woning hebben gedeeld) worden uitgesloten van een kennismakingsperiode.

  • c.

    Ook voor personen die al zo zeker zijn van een toekomst samen dat al een huwelijksdatum is gepland en/of andere voorbereidingen voor een huwelijk of geregistreerd partnerschap zijn getroffen, vinden wij een kennismakingsperiode niet noodzakelijk.

  • d.

    Ook het opzeggen van de eigen huurwoning of woonruimte is een indicatie dat onzekerheid over een toekomstige gezamenlijke huishouding ontbreekt en reden om belanghebbenden uit te sluiten van deze regeling.

  • e.

    Bij een kennismakingsperiode wordt de uitkering ongewijzigd voortgezet zodat de ene partner, die bij de andere partner in gaat wonen, de eigen woning kan aanhouden.

Bij personen die nog inwonen bij bijvoorbeeld de ouders doet zich de noodzaak van het aanhouden van een eigen woonruimte niet voor.

Artikel 5. Uitsluitingsgronden

Met de uitsluitingsgronden geven we invulling aan het onweerlegbaar rechtsvermoeden ten aanzien van het voeren van een gezamenlijke huishouding zoals dat is beschreven in artikel 3 lid 4 van de Participatiewet. Door uitsluiting van de personen die in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de aanvraag van de kennismakingsperiode al gebruik hebben gemaakt van de kennismakingsperiode, willen wij oneigenlijk gebruik van de kennismakingsperiode voorkomen.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

Behoeft geen nadere toelichting.