Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob gemeente Horst aan de Maas

Geldend van 01-02-2024 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob gemeente Horst aan de Maas

De Burgemeester en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

de volgende overwegingen in aanmerking nemende:

  • de gemeente Horst aan de Maas wil graag zaken doen met integere partijen. De Wet Bibob (Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) is hierbij een instrument om te beoordelen of partijen waar de gemeente beschikkingen en subsidies aan verleent (of heeft verleend), dan wel overheidsopdrachten aan gunt of vastgoedtransacties mee aangaat, integer zijn;

  • het doel van de Wet Bibob is het voorkomen dat de gemeente strafbare activiteiten faciliteert en/of dat onrechtmatig verkregen voordelen worden gebruikt. Dit gebeurt door een Bibob-onderzoek uit te voeren. Kern van het Bibob-onderzoek is het onderzoek naar betrokkene en relevante Bibob-relaties van de betrokkene;

  • de Wet Bibob geeft de gemeente Horst aan de Maas hierbij eigen beleidsruimte bij de besluitvorming omtrent het toepassen van de uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;

gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de relevante bepalingen in de Alcoholwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Algemene plaatselijke verordening gemeente Horst aan de Maas (m.b.t. gemeentelijke vergunningen), de Algemene subsidieverordening gemeente Horst aan de Maas, de Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek;

besluiten vast te stellen de:

Beleidsregel voor de toepassing van de Wet Bibob gemeente Horst aan de Maas

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel, tenzij daarover in lid 2 anders is bepaald.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      APV: Algemene plaatselijke verordening gemeente Horst aan de Maas;

    • b.

      Bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas;

    • c.

      Bibob-onderzoek: het eigen onderzoek, waar nodig aangevuld met het onderzoek en advies van het Bureau;

    • d.

      Bibob-vragenformulier: een formulier gebaseerd op de regeling als bedoeld in artikel 7a lid 5 van de Wet;

    • e.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet;

    • f.

      Eigen onderzoek: de wijze waarop de gemeente in beginsel toepassing geeft aan artikel 7a en 7b van de Wet, waarbij onderzoek wordt gedaan naar feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3, eerste tot en met zesde lid, en artikel 9, tweede en derde lid van de Wet. Het eigen onderzoek is nader omschreven in de toelichting van deze beleidsregel;

    • g.

      Gemeente: gemeente Horst aan de Maas;

    • h.

      Rechtspersoon met een overheidstaak: de gemeente Horst aan de Maas;

    • i.

      RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28 lid 2 onder d van de Wet;

    • j.

      Wet: de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

    Waar in deze beleidsregel “gemeente” wordt genoemd, wordt hiermee zowel het bestuursorgaan als -wanneer van toepassing- de rechtspersoon met een overheidstaak bedoeld.

Artikel 1.2 Toepassingsbereik in bijzondere situaties

Het bestuursorgaan kan, naast het genoemde toepassingsbereik in paragraaf 2 en paragraaf 3 van deze beleidsregel, met inachtneming van het brede toepassingsbereik van de Wet, ook overgaan tot een Bibob-onderzoek, als bij de aanvraag van een nieuwe (subsidie)beschikking, wijziging (subsidie)beschikking of verleende (subsidie)beschikking of bij het aangaan van een overheidsopdracht/vastgoedtransactie of overeengekomen overheidsopdracht/vastgoedtransactie:

  • a.

    vanuit eigen informatie en/of

  • b.

    vanuit informatie van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of

  • c.

    vanuit het Bureau of de Officier van Justitie verkregen informatie als bedoeld in artikel 11/11a juncto 26 van de Wet Bibob en/of

  • d.

    vanuit informatie van een ander bestuursorgaan,

er vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van de betrokkene en/of zijn potentiële huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.

Artikel 1.3 Uitzonderingen

  • 1. De Wet wordt in beginsel niet toegepast, ingeval de aanvraag voor een beschikking, wijziging of verleende beschikking afkomstig is van, of het aangaan van een overheidsopdracht of vastgoedtransactie of overeengekomen overheidsopdracht of vastgoedtransactie plaatsvindt met:

    • overheidsinstanties;

    • semi-overheidsinstanties1;

    • door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. Publiek-Private Samenwerking (PPS)-constructies van particuliere ondernemingen en overheid).

  • 2. De Wet wordt in beginsel niet toegepast, in geval van meerdere aanvragen en/of overheidsopdrachten en/of vastgoedtransacties binnen een aaneengesloten periode van 24 maanden binnen één project, als er al een Bibob-onderzoek heeft plaatsgevonden bij de eerste aanvraag, overheidsopdracht of vastgoedtransactie binnen dat project en de conclusie van dit Bibob-onderzoek ‘geen gevaar’ was.

  • 3. De Wet wordt in beginsel niet toegepast, in geval van een aanvraag voor een beschikking of wijziging van beschikking als gevolg van een wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, mits de wederpartij (betrokkene) aantoont of genoegzaam aannemelijk maakt dat min of meer sprake is van gelijke omstandigheden met betrekking tot de bedrijfsstructuur, financieringsconstructie en/of wijze van financiering, zakelijke partners en dergelijke als ten tijde van de vergunningaanvraag waarbij het Bibob-onderzoek wel heeft plaatsgevonden en de conclusie van dit Bibob-onderzoek ‘geen gevaar’ was2.

  • 4. De in het eerste, tweede en derde lid genoemde uitzonderingen gelden niet wanneer:

    • a.

      een indicatie of een vermoeden bestaat, dat een weigeringsgrond uit de Wet van toepassing is;

    • b.

      onderzocht wordt of een eerder aan de betrokkene verleende beschikking op grond van de Wet kan worden ingetrokken;

    • c.

      een situatie als bedoeld in artikel 1.2 van dit beleid aan de orde is.

Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen – bijzondere wetten en gemeentelijke verordeningen

Uitvoering van het Bibob-onderzoek vindt plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

  • 1.

    artikel 3 Alcoholwet (Alcoholwetvergunning), met uitzondering van:

    • o

      aanvragen door paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in artikel 1 Alcoholwet;

    • o

      aanvragen door slijtersbedrijven als bedoeld in artikel 1 Alcoholwet;

    • o

      een wijziging of toevoeging van een terras behorende bij de inrichting;

    • o

      aanvragen als bedoeld in artikel 30a Alcoholwet (Bijschrijving leidinggevende op Alcoholwetvergunning);

  • 2.

    artikel 2:28 van de APV (Exploitatievergunning openbare inrichting), met uitzondering van:

    • o

      aanvragen door rechtspersonen niet zijnde een naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richten op de exploitatie in eigen beheer van een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:28 van de APV;

    • o

      aanvragen tot wijziging van de vergunning (bijv. bij een wijziging of toevoeging van een terras behorende bij de openbare inrichting of bijschrijving of wijziging van leidinggevende);

  • 3.

    artikel 2:40b van de APV (Exploitatievergunning speelautomatenhal), met uitzondering van:

    • o

      aanvragen tot wijziging van de vergunning (bijv. bij een bijschrijving of wijziging van beheerder);

  • 4.

    artikel 2:80 van de APV (Exploitatievergunning inrichting huisvesting arbeidsmigranten), met uitzondering van:

    • o

      aanvragen tot wijziging van de vergunning (bijv. bij een bijschrijving of wijziging van beheerder);

  • 5.

    artikel 2:87 van de APV (Exploitatievergunning bedrijf), met uitzondering van:

    • o

      aanvragen tot wijziging van de vergunning (bijv. bij een bijschrijving of wijziging van beheerder);

  • 6.

    artikel 3:3 van de APV (Exploitatievergunning seksbedrijf), met uitzondering van:

    • o

      aanvragen tot wijziging van de vergunning (bijv. bij een bijschrijving of wijziging van beheerder);

  • 7.

    artikel 2:24, tweede lid, sub f van de APV (evenementenvergunning voor door de burgemeester aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of gala’s).

  • 8.

    artikel 5, eerste lid Wet goed verhuurderschap, onderdeel a (verhuur van reguliere woonruimten in een aangewezen gebied) of b (verhuur van verblijfsruimten aan arbeidsmigranten).

Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen – Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Uitvoering van het Bibob-onderzoek vindt plaats bij elke aanvraag voor een beschikking, wijziging van een beschikking en/of overschrijving van een beschikking op naam van een ander als bedoeld in:

  • 1.

    artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a van de Omgevingswet (omgevingsvergunning bouwactiviteit), indien:

    • o

      er sprake is van bouwactiviteiten met een bouwsom3 van meer dan 500.000 euro (exclusief btw, de bouwsom wordt door de gemeente berekend. Hierbij wordt aangesloten bij de methode die gebruikt wordt om de leges te berekenen op grond van de legesverordening);

    • o

      er sprake is van bouwactiviteiten van meer dan 50.000 euro (exclusief btw, de bouwsom wordt door de gemeente berekend) en waarbij sprake is van een of meerdere risicocategorieën in bijlage I;

    • o

      er sprake is van bouwactiviteiten, waarbij voorafgaande aan het indienen van de betreffende aanvraag de betreffende bouwactiviteit illegaal (o.a. zonder omgevingsvergunning) is gestart en de bouwsom meer bedraagt dan 50.000 euro (exclusief btw, bouwsom wordt door de gemeente berekend);

    • o

      er sprake is van bouwactiviteiten met een bouwsom van meer dan 25.000 euro (exclusief btw, bouwsom wordt door de gemeente berekend) die op een locatie zullen plaatsvinden, die gelegen is in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van de gemeente is aangewezen als risicogebied;

  • 2.

    artikel 5.1 tweede lid, aanhef en onder b van de Omgevingswet (omgevingsvergunning milieubelastende activiteit), indien de milieubelastende activiteit behoort tot een risicocategorie in bijlage II;

Artikel 2.3 Toepassingsbereik bij verleende beschikkingen

De gemeente kan een Bibob-onderzoek starten bij verleende beschikkingen indien de verstrekte beschikking betrekking heeft op een locatie die is gelegen in een concreet bepaald gebied, dat op basis van een daartoe genomen besluit van de gemeente na de verstrekking van de beschikking, is aangewezen als risicogebied.

Artikel 2.4 Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld ingevolge artikel 4:5 van de Awb.

Bij verleende beschikkingen zal een weigering op grond van artikel 4, eerste lid van de Wet worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet. De verstrekte vergunning kan als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1 Toepassingsbereik voorafgaand aan totstandkoming vastgoedtransacties

  • 1. Een Bibob-onderzoek vindt in elk geval plaats:

    • a.

      indien met de vastgoedtransactie een bedrag van minimaal € 500.000 is gemoeid;

    • b.

      indien met de vastgoedtransactie een bedrag van minimaal € 100.000 is gemoeid en de vastgoedtransactie betrekking heeft op een door de gemeente aangewezen risicogebied en/of de risico-categorieën van (bedrijfs-)activiteiten in bijlage I;

    • c.

      Het bepaalde onder a en b is alleen van toepassing op de volgende vormen van vastgoedtransacties:

      • vervreemden van een recht op eigendom (van gemeente naar andere partij);

      • huur en verhuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde drempelbedragen betreffen de volledige koopsom dan wel de totaalhuur- of pachtsom over de (aanvankelijk) overeen te komen of gekomen huur- respectievelijk pachtperiode, exclusief de over dat bedrag verschuldigde fiscale heffingen (o.a. BTW).

Artikel 3.2 Toepassingsbereik na totstandkoming vastgoedtransactie

De gemeente Horst aan de Maas neemt in de vastgoedovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 3.1 standaard een integriteitsclausule op. De clausule bevat een juridische grondslag om de gegadigde of betrokkene gedurende de looptijd van de overeenkomst te screenen en de overeenkomst op te schorten, tussentijds te beëindigen of te ontbinden vanwege een integriteitsrisico of het feit dat door de gegadigde of betrokkene onvoldoende medewerking aan een screening of aan het wegnemen van het integriteitsrisico wordt verleend.

Artikel 3.3 Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren

Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren is er sprake van een integriteitsrisico en is de gemeente gerechtigd de onderhandelingen of besprekingen te beëindigen of de overeenkomst op te schorten, tussentijds te beëindigen of te ontbinden.

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Intrekken oude beleidsregel

Het Bibob-beleid Horst aan de Maas, vastgesteld op 6 december 2021, wordt ingetrokken.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregel is vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders op 23 januari 2024 en treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Bibob gemeente Horst aan de Maas.

Artikel 4.3 Overgangsbepaling

Aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze beleidsregel en die vallen onder het toepassingsbereik van de beleidsregel als bedoeld in artikel 4.1 worden afgehandeld onder het toepassingsbereik van die beleidsregel.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 23 januari 2024,

De burgemeester van Horst aan de Maas,

drs. R.F.I. Palmen

Het college van burgemeester en wethouders van Horst aan de Maas,

De burgemeester,

drs. R.F.I. Palmen

De secretaris,

mr. L.M.C. Beckers

Bijlage I Risicocategorieën Omgevingsvergunning Bouwactiviteit en Vastgoedtransacties

  • Locaties waar bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet:

    • o

      logies wordt verstrekt (waaronder hotels, kamerverhuurbedrijven, campings, vakantieparken, pensions),

    • o

      arbeidsmigranten worden gehuisvest,

    • o

      dranken worden geschonken (waaronder horecabedrijven), of

    • o

      rookwaren of spijzen (waaronder coffeeshops) voor directe consumptie worden verstrekt;

  • Voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen worden verricht, seksuele diensten worden aangeboden of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden(waaronder prostitutiebedrijven, darkrooms, seksbioscopen, sekswinkels, erotische massagesalons);

  • Een natuurlijke persoon, een groep van natuurlijke personen of een rechtspersoon die bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet seksuele handelingen verricht of seksuele diensten aanbiedt in een andere ruimte dan de bedrijfsruimte (waaronder escortbedrijven);

  • Locaties die in het maatschappelijk verkeer worden aangeduid als smartshops, coffeeshop of headshops;

  • Locaties die zijn bestemd om het publiek de gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de kansspelen (waaronder speelautomatenhallen en gamecenters);

  • Afvalbranche (bewerkings-, verwerkings- en recyclingbedrijven);

  • Oud ijzerhandelaren

  • Transportondernemingen;

  • Autobranche (autohandel, autoverkoop, autoverhuur, autodemontage, garages, leasebedrijven, taxibedrijven);

  • Sloopbedrijven;

  • Vuurwerkbranche;

  • Wisselkantoren;

  • Kapsalons;

  • Kringloopwinkels;

  • Cadeauwinkels;

  • Belwinkels;

  • Internetcafés;

  • Niet-geregistreerde uitzendbureaus;

  • Sportscholen;

  • Wellnessbranche (sauna-, massage- en beautysalons, nagel- en zonnestudio’s);

  • Import en exportbedrijven;

  • Vastgoedbedrijven;

  • Energiecorporaties en energieproducenten;

  • Duurzaamheidsprojecten, waaronder zonneparken en windmolenparken;

  • Maneges, paardenhouderijen, stoeterijen, of fokken van c.q. handelen in paarden (in de ruimste zin van het woord);

  • Locaties waar sprake is van:

    • o

      het bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van dierlijke of overige organische meststoffen;

    • o

      het vervaardigen, bewerken, opslaan of overslaan van anorganische nitraathoudende meststoffen;

  • Ondernemingen die handelen in (beschermde) diersoorten;

  • Woon-/zorgkantoren waar bedrijfsmatig zorg wordt verleend;

  • Zorgaanbieders en zorgbureaus;

  • Reïntegratiebedrijven en/of activiteiten;

  • PGB-bureaus.

Bijlage II Risicocategorieën Omgevingsvergunning Milieubelastende activiteit

  • afvalbranche (bewerkings-, verwerkings- en recyclingbedrijven);

  • oud ijzerhandelaren;

  • vuurwerkbranche;

  • grond(verzet)bedrijven;

  • grondbanken;

  • autodemontagebedrijven;

  • asbestverwijderingsbedrijven;

  • Locaties waar sprake is van:

    • o

      het bewerken, verwerken, opslaan of overslaan van dierlijke of overige organische meststoffen;

    • o

      het vervaardigen, bewerken, opslaan of overslaan van anorganische nitraathoudende meststoffen;

  • Maneges, paardenhouderijen, stoeterijen, of fokken van c.q. handelen in paarden (in de ruimste zin van het woord).

Toelichting Bibob-procedure

1. Inleiding

Op 1 juni 2003 is de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in werking getreden. Deze wet geeft een bestuursorgaan, zijnde de burgemeester dan wel het college van burgemeester en wethouders dan wel een rechtspersoon met een overheidstaak (hierna: de gemeente) de mogelijkheid zich te beschermen tegen het risico dat ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd.

De Wet Bibob dient ter bescherming van de integriteit van de gemeente. De gemeente zet sterk in op het voorkomen van ondermijnende activiteiten. De Wet Bibob vervult hierin een belangrijk en onmisbaar instrument. Op grond van de wet is het mogelijk diepgaand onderzoek te doen naar de achtergrond van een persoon of onderneming middels eigen onderzoek en/of het vragen van een advies aan het Bureau. Het biedt vervolgens de mogelijkheid beschikkingen te weigeren dan wel in te trekken en overheidsopdrachten en vastgoedtransacties niet aan te gaan dan wel te ontbinden, opzeggen of vernietigen wegens mogelijk crimineel misbruik ervan.

De integriteit van de gemeente wordt namelijk aangetast als betrokkenen bij een verleende of te verlenen beschikking (vergunning of subsidie), overheidsopdracht, vastgoed- of grondtransactie financieel voordeel aanwenden dat is verkregen uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten, dan wel indien een betrokkene de beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie misbruikt door het plegen van strafbare feiten. Deze strafbare feiten hoeven niet alleen op veroordelingen te zien. Ook transacties en strafbeschikkingen zijn bijvoorbeeld relevant. De Wet Bibob kan ook bij vermoedens van strafbare feiten worden toegepast, indien deze vermoedens voldoende sterk zijn. Zo kan ook handhavingsinformatie of informatie uit lopende onderzoeken leiden tot een negatief besluit.

Na de inwerkingtreding van de gewijzigde Wet Bibob op 1 juli 2013 en de latere wijziging van de wet op 1 augustus 2020 heeft de gemeente meer mogelijkheden gekregen om de wet toe te passen. De gemeente heeft momenteel de mogelijkheid om een Bibob-toets uit te voeren bij een zeer groot aantal beschikkingen en subsidies. Hetzelfde geldt voor de rol van de gemeente als contractpartij bij vastgoedtransacties (waaronder grondtransacties) en als gunner van overheidsopdrachten. In de Beleidsregel Bibob gemeente Horst aan de Maas (hierna: de beleidsregel) is dan ook een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de status van de gemeente als publiekrechtelijk rechtsorgaan met het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester als bestuursorganen, en anderzijds de status als privaatrechtelijke partij, zijnde de rechtspersoon gemeente Horst aan de Maas.

2. Toepassingsbereik van de Wet Bibob

De Wet Bibob is van toepassing op alle in de wet genoemde beschikkingen (publiekrechtelijk) en overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarbij de overheid partij is (privaatrechtelijk).

2.1 Beschikkingen

Op grond van artikel 3 van de Wet Bibob kan een bestuursorgaan een beschikking weigeren of intrekken wanneer:

  • a.

    sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (= A-grond: bijvoorbeeld het witwassen van zwart geld); en/of

  • b.

    sprake is van ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het plegen van strafbare feiten (= B-grond); en/of

  • c.

    feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of behoud van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte).

Voor de beoordeling van de hierboven genoemde ‘A-grond’ zijn strafbare feiten relevant waarmee financieel voordeel kan worden verkregen. Om tot een ernstig gevaar op de A-grond te komen moet aannemelijk zijn dat er (tenminste) een groot voordeel is behaald met de vermoedelijk door een (rechts)persoon gepleegde feiten. Dat voordeel mag niet (geheel) ontnomen zijn en gekeken moet worden naar de grootte van het voordeel in combinatie met het tijdsverloop sinds de genoten voordelen. Niet aannemelijk hoeft te worden gemaakt dat het voordeel ook daadwerkelijk is of wordt geïnvesteerd in de onderneming.

Voor de beoordeling van de hierboven genoemde ‘B-grond’ zijn feiten relevant die overeenkomen of samenhangen met de activiteiten waar de beschikking op ziet. Daarbij zijn ook strafbare feiten relevant die in het verlengde liggen van de beschikkingsactiviteiten. Daarnaast zijn ook strafbare feiten die door de beschikking kunnen worden gefaciliteerd van belang of feiten waarvoor de betreffende branche waarop de beschikking toeziet, kwetsbaar is. Bij de B-grond wordt verder rekening gehouden met het aantal feiten of de pleegperiode van de antecedenten, evenals met het tijdsverloop sinds de feiten zich hebben voorgedaan.

Op grond van artikel 4 van de Wet Bibob kan een bestuursorgaan een reeds verleende beschikking bovendien intrekken indien betrokkene weigert het Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en/of weigert de gevraagde aanvullende gegevens aan het bestuursorgaan te verschaffen. De Wet Bibob merkt dit aan als ernstig gevaar, zoals genoemd in artikel 3, eerste lid van de wet. In geval het gaat om een aanvraag om een beschikking, zal het niet (tijdig) of onvoldoende aanleveren van gegevens leiden tot het buiten behandeling laten van die aanvraag. Gedacht moet hier bijvoorbeeld worden aan het geval de (wijze van) financiering of zeggenschap onvoldoende inzichtelijk wordt gemaakt.

Indien betrokkene weigert gevraagde gegevens aan te leveren aan het Bureau wordt dit ook in het geval van een beschikkingaanvraag aangemerkt als een ernstig gevaar zoals genoemd in artikel 3, eerste lid van de wet. Dit kan dan weer leiden tot een weigering van de aangevraagde beschikking.

Daarnaast kan het bestuursorgaan een beschikking weigeren of intrekken wanneer feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of ter behoud van de beschikking een strafbaar feit is gepleegd. Hierbij kan bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) gedacht worden aan het geval dat sprake is van valsheid in geschrifte door het onjuist invullen van een Bibob-vragenformulier, door geen melding te maken van eerdere contacten met politie of justitie.

2.2 Overheidsopdrachten

In geval van een overheidsopdracht kan de gemeente Horst aan de Maas, in de hoedanigheid van een rechtspersoon met een overheidstaak, een gegadigde uitsluiten van gunning van die opdracht, dan wel een reeds gesloten overeenkomst ontbinden, met inachtneming van de criteria voor de kwalitatieve selectie in de zin van de richtlijnen die genoemd worden in artikel 9, tweede lid onder a en b van de Wet Bibob.

In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob-regelgeving, bepaalt de wet geen extra weigeringsgronden bij aanbestedingen. Binnen deze sector gaat het in beginsel om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria, waardoor de uitkomst van een Bibob-toets slechts kan gelden als versterking van deze criteria.

2.3 Vastgoedtransacties

Indien het gaat om een vastgoedtransactie kan de gemeente Horst aan de Maas, in de hoedanigheid van een rechtspersoon met een overheidstaak, besluiten een vastgoedtransactie niet aan te gaan, dan wel op te schorten of te ontbinden, in het geval er sprake is van een mindere mate van gevaar of een ernstig gevaar dat:

  • de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (= A-grond: bijvoorbeeld het witwassen van zwart geld); en/of;

  • in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd (= B-grond); en/of;

Daarnaast kan de gemeente besluiten een vastgoedtransactie niet aan te gaan of op te schorten of te ontbinden indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging of ter behoud van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte).

Bij vastgoedtransacties geldt het beginsel van contractsvrijheid. Dit houdt in dat partijen vrij zijn om met elkaar in onderhandeling te treden en het hen ook vrij staat deze onderhandelingen weer af te breken. Wel is de gemeente gebonden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en ook anderszins geldt dat het afbreken van onderhandelingen onaanvaardbaar kan zijn indien de wederpartij van de gemeente het gerechtvaardigde vertrouwen mocht hebben dat een overeenkomst tot stand zou komen. Of onderhandelingen kunnen worden afgebroken gelet op de contractsvrijheid is dus afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij is in dit verband ook belangrijk dat een wederpartij op de hoogte is gesteld dat een toetsing op grond van de Wet Bibob onderdeel uitmaakt van de onderhandelingen (en eventueel het voortbestaan van een overeenkomst).

In het kader van deze contractsvrijheid kan door de gemeente ook worden besloten een vastgoedtransactie niet aan te gaan of op te schorten of te ontbinden indien uit de Bibob-toets weliswaar geen ernstig gevaar of mindere mate van gevaar is gebleken, maar wel in enige andere mate een naar het oordeel van de gemeente onaanvaardbaar integriteitsrisico is gebleken. Ook indien uit een Bibob-toets geen gevaar is gebleken dat er criminele voordelen worden benut door de vastgoedtransactie of het plegen van strafbare feiten in of met de onroerende zaak, kunnen er toch feiten en omstandigheden uit de toets naar voren zijn gekomen die het aangaan of voortzetten van een overeenkomst onwenselijk maken omdat de gemeente wel degelijk van oordeel is dat daarmee een integriteitsrisico bestaat. De gemeente kan in het kader van de contractsvrijheid dan besluiten om geen vastgoedtransactie aan te gaan of deze op te schorten of te ontbinden. Ook het niet (volledig) invullen van een Bibob-vragenlijst of het niet beantwoorden van aanvullende vragen in het kader van de Bibob-toets kan reden zijn om de onderhandelingen af te breken of een overeenkomst te ontbinden. Deze gevolgen dienen wel duidelijk te volgen uit hetgeen partijen zijn overeengekomen of in de onderhandelingen hebben afgesproken omtrent de (uitkomst van een) Bibob-toets.

Voor alle hierboven genoemde beschikkingen en de andere genoemde rechtshandelingen die de gemeente aangaat met een wederpartij, geldt overigens dat de uitkomst van de Bibob-toets er ook toe kan leiden dat er voorschriften worden verbonden aan de beschikking of voorwaarden worden opgenomen in de (te sluiten) overeenkomst.

3. Waarom een beleidsregel

De Wet Bibob betreft een facultatieve wet, waarbij de gemeente zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke door de wet geboden mogelijkheden het dit instrument toepast. De toepassing van de wet moet worden gezien als een ultimum remedium en is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of een subsidie in te trekken. De afweging om tot een Bibob-toets over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

In deze beleidsregel staat aangegeven op welke beschikkingen (vergunningen en subsidies), overheidsopdrachten en vastgoedtransacties de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen de Bibob-toets wordt uitgevoerd. Hierbij is rekening gehouden met de risico’s op criminele invloeden. Dit kan ingegeven zijn door de omvang van een financiële investering en/of specifieke branche- en/of omgevingskenmerken. Daarmee maakt de beleidsregel het voor betrokkenen voorzienbaar wanneer de wet kan worden toegepast. De beleidsregel voorkomt verder dat sprake is van willekeur door de gemeente in de toepassing van het beleid en geeft nadrukkelijk een signaal voor de bescherming van haar integriteit. Een preventieve werking kan daarvan het gevolg zijn.

4. Het verloop van de Bibob-procedure

De Bibob-procedure kan grofweg worden verdeeld in drie afzonderlijke fasen: het eigen onderzoek van het bestuursorgaan, het onderzoek van het Bureau en besluitvorming door het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek en/of Bureau-advies.

4.1 Eigen onderzoek

De eerste fase van de Bibob-procedure bestaat uit een onderzoek dat door de gemeente zelf wordt uitgevoerd. De bedoeling van de Wet Bibob is dat bestuursorganen eerst zelf, door middel van eigen onderzoek, proberen te achterhalen of er in een concreet geval sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 en lid 6, artikel 5 en artikel 5a van de Wet. Voor zover een Bibob-toets niet standaard volgt uit deze beleidsregel, zal de tipfunctie van het OM of het Bureau vaak een aanleiding vormen om een eigen onderzoek te starten. Maar ook signalen die de gemeente op andere wijze ontvangt, zoals bijvoorbeeld publicaties in de media of andere (handhavings)informatie waarover de gemeente beschikt, kunnen aanleiding vormen voor een eigen onderzoek.

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek zal de gemeente in eerste instantie gebruik maken van alle relevante gegevens uit zijn eigen informatiehuishouding. Ook zal het gebruik kunnen maken van de relevante informatie, die voor haar beschikbaar is in de open en gesloten bronnen, zoals volgt uit de Wet Bibob. Bij raadpleging van open bronnen valt onder meer te denken aan informatie uit het Handelsregister, het Kadaster, het insolventieregister en informatie van het internet. De beschikbaarheid van relevante informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is in onderliggende regelgeving geregeld. Zo heeft de gemeente bijvoorbeeld de mogelijkheid om de justitiële documentatie op te vragen van de betrokkene, en van degenen met (indirecte) zeggenschap en leiding over de betrokkene, (indirecte) financiers, leidinggevenden en personen die grote feitelijke invloed hebben op de betrokkene. De gemeente kan eveneens informatie opvragen bij het OM, de politie en de Belastingdienst. Voor het starten van het eigen onderzoek is niet vereist dat er eerst een bibob-vragenformulier wordt uitgereikt. Op basis van signalen en vermoedens mogen ook open en gesloten bronnen geraadpleegd worden.

Om inzicht te krijgen in de bedrijfsstructuur, de financiering, de zakelijke omgeving en de antecedenten van betrokkene(n) bij de (aanvraag om) beschikking (vergunningen en subsidies), de overheidsopdracht en de vastgoedtransactie heeft de gemeente op grond van artikel 7a van de Wet Bibob, de mogelijkheid om de betrokkene vragen te stellen. De gemeente doet dit door het uitreiken van een Bibob-vragenformulier dat is gebaseerd op het daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde formulier die de betrokkene(n) dient in te vullen. Het niet of niet volledig of onjuist invullen van het Bibob-vragenformulier en/of het aanleveren van de gevraagde gegevens kan leiden tot het weigeren en/of intrekken van de beschikking of het niet aangaan of niet voort laten duren van de rechtshandeling (vastgoedtransactie of overheidsopdracht).

Op het moment dat de gemeente middels een Bibob-toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van het integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen de gemeente en betrokkene(n), maatwerk worden ontwikkeld, bijvoorbeeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is dan, dat zowel ten aanzien van de betrokkene(n) zelf als de (rechts)personen waarmee de betrokkene in een relevante relatie volgens de wet staat (zoals leidinggevenden, (rechts)personen met zeggenschap, financiers en (rechts)personen die op betrokkene invloed kunnen uitoefenen) zich geen veranderingen hebben voorgedaan.

Het RIEC is op grond van de Wet Bibob bevoegd om zowel het volledige eigen onderzoeksdossier van de gemeente, als een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt zijn ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van de gemeente versterken door het verstrekken van relevante informatie die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband.

De gemeente kan door het doen van eigen onderzoek zelfstandig een gevaarsconclusie trekken op grond van de Wet Bibob en hierop bijvoorbeeld een weigering of intrekking van een beschikking baseren, bijvoorbeeld aan de hand van informatie die naar voren komt uit bestuurlijke rapportages van de politie en justitiële gegevens of strafvorderlijke gegevens. De gemeente kan er echter ook voor kiezen om advies aan te vragen bij het Bureau.

4.2 Onderzoek van het Bureau

Indien de gemeente na het eigen onderzoek en de aanvullende vragen nog onvoldoende duidelijkheid heeft over de integriteit dan kan een verzoek om advies worden ingediend bij het Bureau. De gemeente zal dit doen indien er na de aanvullende toets nog onduidelijkheid is over:

  • de integriteit van de persoon van de aanvrager of de houder van de beschikking; en/of;

  • de financier of overige zakenpartners van de onderneming; en/of;

  • de bedrijfsstructuur of het bedrijf; en/of;

  • de financiering van het bedrijf.

Het Bureau onderzoekt of betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Het Bureau is onderdeel van het ministerie van Justitie en Veiligheid en heeft toegang tot openbare en gesloten bronnen zoals politiegegevens, strafregisters, gegevens van de Belastingdienst, gegevens van het UWV en diverse inspecties. Doordat het Bureau in veel gevallen over een bredere kring van (rechts)personen rondom de betrokkene informatie kan opvragen, is een bredere screening en een diepgaander onderzoek van de betrokkene en diens financier(s) en/of overige zakelijke partners mogelijk. Daarnaast kan het Bureau aanvullende vragen stellen aan betrokkene(n). Het niet of niet volledig of onjuist invullen beantwoorden van de aanvullende vragen kan leiden tot het weigeren en/of intrekken van de beschikking of het niet aangaan of niet voort laten duren van de rechtshandeling (vastgoedtransactie of overheidsopdracht).

Naast de betrokkene kunnen dus ook andere (rechts)personen betrokken worden in het onderzoek. Indien deze (rechts)personen antecedenten hebben, kunnen deze worden betrokken bij de mate van gevaar op misbruik van de beschikking, vastgoedtransactie of overheidsopdracht. Het doel hiervan is onder meer om stromanconstructies te kunnen voorkomen. In artikel 3 van de Wet Bibob is bepaald dat betrokkene tevens in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten (vermoedelijk) door een ander gepleegd zijn en deze (rechts)persoon:

  • direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene; of;

  • direct of indirect zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over betrokkene; of;

  • vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene; of;

  • in een zakelijk samenwerkingsverband tot betrokkene staat dan wel heeft gestaan.

Het Bureau kent drie soorten uitkomsten in zijn adviezen:

  • er is sprake van ernstig gevaar; of;

  • er is sprake van een mindere mate van gevaar; of;

  • er is sprake van geen gebleken gevaar.

Indien de gemeente advies aanvraagt bij het Bureau, informeert het de betrokkene hierover. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het Bureau. De wettelijke termijn waarbinnen de gemeente de beschikking moet geven, wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Bureau. Hierbij geldt dat het Bureau zijn advies binnen acht weken uit moet brengen. Deze termijn kan met vier weken worden verlengd. De gemeente informeert de betrokkene(n) over een eventuele verlenging. De opschortingstermijn begint met de dag waarop het advies bij het Bureau is aangevraagd en eindigt op de dag dat het advies door de gemeente is ontvangen, waarbij de in artikel 15 van de wet genoemde termijnen het maximum van deze opschortingstermijn bepalen. De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Awb. Hiertegen staat geen bezwaar op beroep open.

4.3 Besluitvorming

Indien de gemeente een advies heeft ontvangen van het Bureau dient zij op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid van de Wet Bibob zelf een afweging te maken over de (aangevraagde) beschikking of over de vastgoedtransactie of overheidsopdracht. De gemeente hoeft het advies van het Bureau dus niet te volgen en dient hierin een eigen afweging te maken.

De gemeente kan op grond van het eigen onderzoek, eventueel aangevuld met een advies van het Bureau, besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen met voorschriften, te weigeren en/of in te trekken, of de rechtshandeling al dan niet (onder het stellen van extra voorwaarden) aan te gaan of voort te laten duren. Indien de gemeente voornemens is om een negatief besluit te nemen over de (aangevraagde) beschikking, overheidsopdracht of vastgoedtransactie, dan wordt betrokkene (en eventueel (een) derde(n)) in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven. Van belang is dat voor iedereen die krachtens de Wet Bibob de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde een geheimhoudingsplicht geldt. Dit geldt dus ook voor betrokkene(n).

Na een negatief besluit kan de betrokkene in geval van een beschikking bezwaar of beroep instellen. In het geval de gemeente besluit om bij vastgoedtransacties of overheidsopdrachten geen overeenkomst aan te gaan of deze te beëindigen, kan betrokkene daartegen geen bezwaar of beroep instellen. De betrokkene kan zich dan tot de civiele rechter wenden.

De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit zijn belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. Zo dient de gemeente eerst te bekijken of bestaande weigerings- of intrekkingsgronden mogelijkheden bieden om bijvoorbeeld een beschikking al dan niet te weigeren of in te trekken. Dit betekent dat voordat er een advies wordt aangevraagd aan het Bureau, eerst onderzocht moet worden of niet met minder ingrijpende middelen kan worden volstaan. Toepassing van de Wet Bibob is daarmee een zogenaamd ‘ultimum remedium’.

Het proportionaliteitsbeginsel wordt ook tot uitdrukking gebracht door de selectieve en risicogestuurde wijze van toetsen. Door het instellen van grensbedragen, het selecteren van risicocategorieën en het creëren van uitzonderingen worden niet alle aanvragers en/of houders van beschikkingen of betrokkenen bij vastgoedtransacties of overheidsopdrachten aan de Bibob-toets onderworpen.

Uitgangspunt bij toepassing van de Wet Bibob is dat een ernstig gevaar leidt tot een intrekking of weigering van een beschikking, danwel tot het niet aangaan van een vastgoedtransactie of het niet gunnen van een overheidsopdracht. Dit besluit dient echter wel evenredig te zijn met de mate van gevaar. Dit kan er in uitzonderlijke situaties toe leiden dat wanneer de uitkomst van de Bibob-toets een ernstig gevaar is, een weigering of intrekking van een beschikking of het niet aangaan of ontbinden van een vastgoedtransactie, dan wel het niet gunnen van een overheidsopdracht, niet in verhouding staat tot de belangen van de betrokkene of bijvoorbeeld het algemeen belang. De aard of de ernst van de strafbare feiten waarop het gevaar is gebaseerd kan daartoe in zeer specifieke gevallen bijvoorbeeld aanleiding geven. In het geval het bijvoorbeeld gaat om zeer ‘lichte’ antecedenten en de belangen van betrokkene of andere bestuurlijke belangen erg groot zijn, kan besloten worden om voorschriften of voorwaarden te verbinden aan de beschikking, vastgoedtransactie of overheidsopdracht. Deze voorschriften of voorwaarden zullen gericht zijn op het wegnemen van het gevaar. Of er voorschriften of voorwaarden (kunnen) worden verbonden in geval van een ernstig gevaar zal steeds afhankelijk zijn van de bijzondere omstandigheden van het geval.


Noot
1

Semi-overheidsinstanties zijn privaatrechtelijke rechtspersonen die een publieke taak behartigen of institutioneel verbonden zijn met de overheid, bijvoorbeeld omdat de overheid de meerderheid van de aandelen bezit. Voorbeelden van semi-overheidsinstanties zijn woningcorporaties, ziekenhuizen, bijzondere onderwijsinstellingen, overheidsbedrijven als NV Luchthaven Schiphol, ProRail BV en de Nederlandse Gasunie NV.

Noot
2

Denk hierbij bijvoorbeeld aan wijziging rechtsvorm van VOF naar eenmanszaak bij vertrek van één van de vennoten of overlijden van één van de vennoten.

Noot
3

In het geval van een bouwproject van meer woningen is de totale bouwsom van het gehele project bepalend.