Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024

Zaaknummer: Z23-108016

Burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen;

overwegende dat de gemeente;

  • minimaregelingen en/of bijzondere bijstand verstrekt aan inwoners met een laag inkomen en zonder goede financiële buffers;

  • er naar streeft om kansengelijkheid te bevorderen en de vicieuze cirkel van armoede te doorbreken;

  • er op vertrouwt dat inwoners de beste keuze voor henzelf en voor hun kinderen maken en;

  • rekening houdt met de leefwereld en het doenvermogen van de inwoners die het financieel zwaar hebben en met de effecten die er zijn die langdurige stress met zich meebrengt;

  • gelet op het beleidsplan armoedebestrijding, artikel 160 van de Gemeentewet en de Participatiewet;

besluiten vast te stellen de:

Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen 2024

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • AOW leeftijd: de leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de Algemene ouderdomswet;

  • belanghebbende: een natuurlijk persoon die in aanmerking wenst te komen voor bijzondere bijstand, minimaregelingen en/of de Amstelveenpas;

  • bescheiden vermogen: een vermogen van maximaal de in artikel 34, derde lid van de wet genoemde bedragen;

  • bijstandsnorm: de norm die van toepassing is als bedoeld in artikel 20 , artikel 21 of artikel 22 van de wet;

  • bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet;

  • college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen;

  • draagkracht: het gedeelte van het inkomen en/of vermogen dat de belanghebbende geacht wordt aan te wenden om in de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd te voorzien;

  • draagkrachtperiode: de periode waarover de draagkracht van de belanghebbende wordt vastgesteld;

  • (Gedeeltelijk) arbeidsongeschikt: De persoon met een WAO-, WIA-, Wajong- of WAZ-uitkering en die voor 35% of meer arbeidsongeschikt is.

  • minimuminkomen: het inkomen tot 130% van de op datum aanvraag geldende bijstandsnorm;

  • overbruggingsuitkering: een eenmalige betaling op grond van de wet ten behoeve van levensonderhoud ter overbrugging naar de eerstvolgende (reguliere) betaling van de periodieke uitkering;

  • reserveringsruimte: mogelijkheid om te reserveren, 5% van de voor belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm;

  • startkwalificatie: een erkend diploma, minimaal op MBO-2 of HAVO niveau;

  • studenten: de persoon die onderwijs volgt waarvoor hij op enig moment tijdens dat onderwijs in aanmerking kan komen voor studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt;

  • Peildatum: is de aanvraagdatum of de dag dat de kosten zich voordoen;

  • voorliggende voorziening: voorziening zoals bedoeld in artikel 15 van de wet;

  • VTLB: Vrij Te Laten Bedrag conform ReCoFa rekenmethode;

  • Wet: de Participatiewet;

  • Wmo 2015: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • WGS: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

  • WSNP: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

Artikel 2 Aanvragen

Het college neemt alleen aanvragen in behandeling wanneer deze zijn ingediend door middel van een door het college beschikbaar gestelde (digitale) aanvraagformulier.

Artikel 3 Voorwaarden, draagkracht en toekenning

  • 1.

    Voor individuele bijzondere bijstand komt in aanmerking de belanghebbende met:

    • a.

      een minimuminkomen en een bescheiden vermogen of;

    • b.

      een inkomen boven het minimuminkomen en bescheiden vermogen voor zover de kosten zijn draagkracht te boven gaan.

  • 2.

    Voor de draagkracht bij bijzondere bijstand wordt meegenomen, tenzij hiervan in deze beleidsregels uitdrukkelijk wordt afgeweken:

    • a.

      30% van het inkomen boven het minimuminkomen, en;

    • b.

      het volledige vermogen boven het bescheiden vermogen.

  • 3.

    Bij de berekening van de draagkracht wordt de eventuele individuele inkomenstoeslag van belanghebbende buiten beschouwing gelaten.

  • 4.

    Bij de berekening voor het vaststellen van het vermogen wordt 1 maand van de toepasselijke bijstandsnorm in mindering gebracht.

  • 5.

    De draagkracht wordt op nihil gesteld:

    • a.

      Als er sprake is van een minnelijke schuldenregeling waarbij de afloscapaciteit , berekend conform de ReCoFa-methode voor de schuldeisers reeds gereserveerd of afbetaald wordt; of

    • b.

      gedurende een WSNP-traject.

  • 6.

    De draagkracht wordt berekend voor een periode van maximaal twaalf maanden vanaf de eerste dag van de maand waarin de eerste kosten zijn gemaakt of de maand waarin de aanvraag is gedaan.

  • 7.

    Bij een wisselend inkomen wordt de draagkracht berekend aan de hand van het gemiddelde inkomen, berekend over de drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de eerste kosten zijn gemaakt.

  • 8.

    In afwijking van het zesde lid wordt voor belanghebbenden, die de AOW leeftijd hebben de draagkracht eenmalig vastgesteld, onder de voorwaarde dat deze personen wijzigingen in het inkomen en vermogen doorgeven.

  • 9.

    In afwijking van het zesde lid wordt voor belanghebbenden, die een Wajong uitkering hebben of WAO uitkering hebben en 80% tot en met 100% arbeidsongeschikt zijn de draagkracht voor twee jaar vastgesteld, onder de voorwaarde dat wijzigingen in de het inkomen en vermogen worden doorgegeven.

  • 10.

    Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor een periode van maximaal 12 maanden.

  • 11.

    In afwijking van het zesde lid kan het College de draagkracht voor bewindvoering vaststellen voor een periode van maximaal 5 jaar als:

    • a.

      sprake is van schuldenbewind; of van het ontbreken van draagkracht gedurende een onderbewindstelling; en

    • b.

      de komende vijf jaar geen uitzicht is op inkomensverbetering; en

    • c.

      de bewindvoerder is aangesloten bij een branchevereniging voor professionele bewindvoerders. De draagkrachtperiode eindigt uiterlijk op de einddatum die genoemd in de beschikking bewindvoering.

  • 12.

    In afwijking van het tiende lid kan periodieke bijzondere bijstand voor bewindvoering worden toegekend voor een periode van maximaal 60 maanden.

  • 13.

    De berekende jaardraagkracht wordt volledig aangewend.

  • 14.

    Het ontbreken van (voldoende) reserveringsruimte, in verband met vrijwillige aflossing van schulden, wordt niet aangemerkt als een bijzondere omstandigheid, op grond waarvan bijzondere bijstand kan worden verstrekt.

  • 15.

    Bij de vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand wordt uitgegaan van de goedkoopst mogelijke adequate voorziening.

Artikel 4 Voorliggende voorziening

Er bestaat geen recht op bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening, zoals omschreven in artikel 15 van de wet. Het gaat dan om een voorziening die, gezien haar aard en doel wordt geacht toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. Verder wordt er voor zover kosten gecorrigeerd kunnen worden in een minnelijk of wettelijk schuldentraject en voor zover de correctie het VTLB feitelijk verhoogt, geen bijzondere bijstand verstrekt.

Artikel 5 Administratieve drempel

  • 1.

    Nota's met een totale waarde van minder dan € 50,00 worden niet in behandeling genomen.

  • 2.

    Indien de belanghebbende binnen 12 maanden na het maken van de eerste kosten niet aan het bedrag uit het eerste lid komt, wordt afgeweken van het eerste lid.

Artikel 6 Vorm van bijstand

  • 1.

    In de gevallen genoemd in artikel 48, tweede lid, van de wet wordt de bijstand in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt.

  • 2.

    Bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een lening wordt volledig terugbetaald, tenzij dit naar het oordeel van het college niet verenigbaar is met een minnelijk schuldentraject of een traject in de WSNP. Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat het traject niet door toedoen van belanghebbende tussentijds wordt beëindigd.

Artikel 7 Eigen bijdrage rechtsbijstand

  • 1.

    Er kan bijzondere bijstand worden verleend voor de kosten van rechtsbijstand, waaronder wordt begrepen de eigen bijdrage conform de Wet op de rechtsbijstand, het griffierecht en de kosten van getuigen en deskundigen, voor zover deze niet op de wederpartij kunnen worden verhaald.

  • 2.

    De noodzakelijke kosten voor de eigen bijdrage rechtsbijstand worden vastgesteld op basis van de verschuldigde eigen bijdrage verminderd met de verlaging, als bedoeld in het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand, die belanghebbende redelijkerwijs had kunnen krijgen.

  • 3.

    De volgende kosten komen in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:

    • a.

      vertaalkosten in strafzaken;

    • b.

      kosten tijdens bezwaarfase (telefoon, tolk- en reis- en verblijfskosten), anders dan de eigen bijdrage op grond van de Wet op de rechtsbijstand.

Artikel 8 Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1.

    De kosten voor verhuis- en inrichtingskosten behoren tot de algemene kosten van het bestaan en komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, tenzij de noodzaak van verhuizen is vastgesteld en deze voortkomt uit bijzondere omstandigheden, de verhuizing het gevolg is van een onvoorzienbare noodzaak, uitstel niet mogelijk is en indien reservering niet mogelijk is geweest.

  • 2.

    De noodzaak om te verhuizen staat in ieder geval vast als:

    • a.

      er sprake is van een noodzakelijke verhuizing in verband met hoge woonkosten;

    • b.

      er sprake is van een verhuizing ter bevordering van het langer zelfstandig wonen;

    • c.

      de verhuizing plaats vindt op basis van een woonurgentie op basis van sociale of medische gronden;

    • d.

      er sprake is van in plaatsing van personen die in het kader van de Vreemdelingenwet als vluchtelingen zijn toegelaten in Nederland dan wel over een verblijfsvergunning beschikken; of

    • e.

      er sprake is van een verhuisverplichting in het kader van woonkostentoeslag zoals bedoeld in artikel 11 van deze beleidsregels.

  • 3.

    Als er sprake is van een noodzakelijke verhuizing en er is geen mogelijkheid geweest om voor deze kosten te reserveren, wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt voor de 1e maand huur of dubbele huur, administratiekosten, de transportkosten en kosten van stoffering van de woning.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid wordt, wanneer er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder a, b of c van de wet, voor deze kosten bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt.

  • 5.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de maximale bedragen conform de NIBUD prijzengids.

  • 6.

    In afwijking van lid 5 wordt voor vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand voor een volledige inrichting de normen van de Nibud prijzengids aangehouden voor een volledig inventarispakket minus de kosten van stoffering. Het bedrag dat overblijft wordt door twee gedeeld aangezien een inventaris niet volledig nieuw hoeft te worden aangeschaft.

Artikel 9 Duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    De kosten van de aanschaf, vervanging en reparatie van duurzame gebruiksgoederen, zoals bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de wet, behoren tot de algemene kosten van het bestaan en komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking, tenzij;

    • a.

      de kosten noodzakelijk zijn en voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en;

    • b.

      de kosten het gevolg zijn van een onvoorzienbare noodzaak en;

    • c.

      indien reservering niet of onvoldoende mogelijk is geweest en;

    • d.

      belanghebbende geen beroep kan doen op zijn eigen netwerk, de sociale omgeving en/of een voorliggende voorziening.

  • 2.

    De bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt in beginsel in de vorm van een lening verstrekt.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt indien sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 6 lid 2 van deze beleidsregels.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen wordt vastgesteld aan de hand van de prijzen conform de NIBUD prijzengids.

  • 5.

    Het college bevordert de aanschaf van tweedehands duurzame gebruiksgoederen door de belanghebbende voorlichting te geven over de omvang van de aflossingsperiode en op welke wijze de duurzame gebruiksgoederen aangeschaft kunnen worden.

  • 6.

    Indien een geldlening als bedoeld in het tweede lid wordt verstrekt, stemt het college de aflossingsbedragen en de duur van de aflossing mede af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.

Artikel 10 Kosten medische keuring gehandicaptenparkeerkaart en gehandicaptenparkeerplaats

  • 1.

    Voor de kosten van een medische keuring voor een gehandicaptenparkteerkaart kan bijzondere bijstand worden verstrekt als de gehandicaptenparkeerkaart wordt toegekend

  • 2.

    Voor de kosten van het plaatsen van een gehandicaptenpartkeerplaats kan bijzondere bijstand worden verstrekt aan belanghebbende.

Artikel 11 Woonkostentoeslag

  • 1.

    Het college kan een woonkostentoeslag verlenen bij een:

    • a.

      huurwoning, waarvan de huurlasten beneden de maximale huurgrens van de huurtoeslag liggen;

    • b.

      huurwoning, waarvan de huurlasten boven de maximale huurgrens voor de huurtoeslag liggen; of

    • c.

      koopwoning.

  • 2.

    De hoogte van de woonkostentoeslag is afhankelijk van de huurprijs of hypotheekrente plus aanverwante kosten koopwoning en wordt in aanvang vastgesteld overeenkomstig de berekening huurtoeslag tot de maximale huurgrens, aangevuld voor 100% boven diezelfde grens tot het vastgestelde bedrag rekenhuur of woonlasten eigen woning.

  • 3.

    Bij verstrekking van een woonkostentoeslag wordt per toekenningsdatum een verhuisverplichting opgelegd die inhoudt dat belanghebbende zich maximaal inspant om te zoeken naar goedkopere woonruimte, zodat de woonlasten in overeenstemming komen met het inkomen.

  • 4.

    Een woonkostentoeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor een periode van 6 maanden verleend en kan met maximaal 6 maanden worden verlengd.

Artikel 12 Doorbetaling vaste lasten

  • 1.

    Indien de noodzaak van doorbetaling van de vaste lasten is geïndiceerd, kan bijzondere bijstand om niet worden verleend voor de verschuldigde huur en het vastrecht van de nutsvoorzieningen voor een maximale duur van 12 maanden.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 geldt dat aan een belanghebbende die in detentie zit, als alleenstaande wordt aangemerkt en huurder is van een woning of kamer bijzondere bijstand in de vorm van een lening kan worden verstrekt voor de doorbetaling van de huur indien;

    • a.

      belanghebbende in Nederland in detentie verblijft; en

    • b.

      de periode van detentie langer duurt dan 1 maand maar niet meer dan 6 maanden; en

    • c.

      als sprake is van zeer dringende redenen.

Artikel 13 Overbruggingskosten

  • 1.

    Indien een belanghebbende de periode tot het tijdstip van uitbetaling van de eerste uitkering niet zelf kan overbruggen, kan een eenmalige betaling op grond van de wet plaatsvinden ten behoeve van levensonderhoud ter overbrugging naar de eerstvolgende (reguliere) betaling van de periodieke uitkering.

  • 2.

    De hoogte van de bijstand wordt gebaseerd op de van toepassing zijnde bijstandsnorm waarop in mindering zijn gebracht:

    • a.

      de nog aanwezige middelen;

    • b.

      de eventueel reeds betaalde vaste lasten; en

    • c.

      de volledige reserveringsruimte in de norm.

  • 3.

    De overbruggingstoeslag wordt in de vorm van bijstand om niet verleend.

  • 4.

    Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 5.

    Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 14 Reiskosten

  • 1.

    Reiskosten behoren tot de algemene kosten van het bestaan en komen in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor onvermijdelijke bijzondere noodzakelijke reiskosten in verband met;

    • a.

      bezoek aan gezinsleden of familieleden in de eerste graad

    • b.

      leerplichtige kinderen;

    • c.

      medische behandelingen voor belanghebbende zelf, voor zover deze bezoeken medisch noodzakelijk zijn en er geen alternatief dichterbij is.

  • 3.

    De vergoeding van de reiskosten in de in artikel 2 onder a en b genoemde categorieën wordt berekend op basis van het goedkoopste OV-tarief.

  • 4.

    De reiskosten voor gevallen genoemd in artikel 2 onder c worden volledig vergoed.

  • 5.

    In bepaalde omstandigheden kan, als het gebruik van openbaar vervoer niet mogelijk is, de hoogte van de bijzondere bijstand worden bepaald aan de hand van een kilometervergoeding conform de ANWB op basis van de kortste route.

  • 6.

    Eventuele parkeerkosten in verband met een noodzakelijk bezoek komen in beginsel niet in aanmerking voor vergoeding.

Artikel 15 Jongerentoeslag

De bijzondere bijstand van de alleenstaande of gehuwde jongere als bedoeld in artikel 12 van de wet, bedraagt het verschil tussen de toepasselijke landelijke bijstandsnorm voor personen jonger dan 21 jaar, exclusief vakantiegeld, en de bijstandsnorm voor personen van 21 jaar, exclusief vakantiegeld.

Artikel 16 Tussenschoolse opvang

Er kan bijzondere bijstand om niet worden verleend voor de kosten van tussenschoolse opvang per schooljaar bij een continurooster op de basisschool.

Artikel 17 Ondersteuning behalen startkwalificatie en huiswerkbegeleiding

  • 1.

    Het college kan bijzondere bijstand om niet verstrekken aan jongeren van 18 tot en met 22 jaar die in een kwetsbare positie opgroeien en een opleiding volgen of weer gaan volgen voor kosten die een passende bijdrage leveren aan het behalen van de startkwalificatie om zo hun positie op de arbeidsmarkt te versterken.

  • 2.

    De aanvraag wordt op voordracht gedaan door een medewerker van Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten, een leerplichtambtenaar, een jeugdhulpverlener, een medewerker van het sociaal team, scholen of andere maatschappelijke organisaties.

  • 3.

    De verstrekking van de bijstand wordt afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de jongere.

  • 4.

    Er zijn geen financiële middelen om de kosten die een passende bijdrage leveren zelf te betalen.

  • 5.

    Het college kan bijzondere bijstand verstrekken voor kortdurende vaktraining of huiswerkbegeleiding op voordracht van een medewerker van Regionale Meld- en Coördinatiefunctie Voortijdig Schoolverlaten, een leerplichtambtenaar, een jeugdhulpverlener, een medewerker van het sociaal team, scholen of andere maatschappelijke organisaties.

Artikel 18 Beschermingsbewind, curatele en mentorschap

  • 1.

    Voor bijstandsverlening om niet komen de volgende kosten van een door de Kantonrechter aangewezen bewindvoerder in aanmerking:

    • a.

      eenmalige kosten voor aanvangswerkzaamheden voor zover zij niet gevolg zijn van een vrijwillige overstap naar een andere bewindvoerder;

    • b.

      jaarbeloning bewindvoerder;

    • c.

      extra beloning in verband met problematische schulden voor zover belanghebbende geen toegang heeft tot gemeentelijke schuldhulpverlening in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • d.

      forfaitaire beloning voor incidentele werkzaamheden voor zover hiervoor toestemming is gegeven door de Kantonrechter;

    • e.

      opstellen eindafrekening en verantwoording.

    • f.

      bankkosten voor het openen van een beheerrekening voorzover er geen bestaande rekening is die gebruikt kan worden als beheerrekening.

    • g.

      de jaarlijkse bankkosten voor het aanhouden van de beheerrekening. De bankkosten worden automatisch uitbetaald aan: belanghebbenden die al bijzondere bijstand voor periodieke kosten van bewindvoering krijgen óf een aanvraag doen voor periodieke kosten van bewindvoering en hiervoor in aanmerking komen. Dit artikel is geldig totdat de regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren inhoudelijk wordt gewijzigd.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt vanaf de 1ste of de 16 de dag van de maand verstrekt waarin de bewindvoerder, de curator of de mentor is benoemd.

  • 4.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de extra te maken kosten zoals vermeld in de regeling beloning curatoren, bewindvoerderskosten en mentoren mits de kantonrechter akkoord is gegaan met deze kosten.

Artikel 19 Voorwaarden minimaregelingen

Om in aanmerking te komen voor de minimaregelingen genoemd in artikel 20 tot en met 23 wordt het begrip minimuminkomen en bescheiden vermogen zoals omschreven in artikel 1 toegepast. Het inkomen en verhogen wordt op nihil gesteld ten tijde van een WSNP of een schuldentraject conform de Wgs Artikel 3 is niet van toepassing.

Artikel 20 Amstelveenpas

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een Amstelveenpas aan de belanghebbenden:

    • a.

      met een minimuminkomen zoals omschreven in artikel 1 en een bescheiden vermogen;

    • b.

      die behoren tot de kring der rechthebbende voor bijstand, bedoeld in artikel 11 van de wet;

    • c.

      die hun hoofdverblijf hebben in Amstelveen; en

    • d.

      die geen student zijn, met uitzondering van studerende ouders met kinderen tot 18 jaar.

  • 2.

    De Amstelveenpas is geldig:

    • a.

      voor onbepaalde tijd, zolang de belanghebbende een PW-uitkering ontvangt

    • b.

      voor onbepaalde tijd, als de belanghebbende arbeidsongeschikt en/of gehandicapt is

    • c.

      voor onbepaalde tijd, als belanghebbende minimaal de AOW-leeftijd heeft bereikt

    • d.

      voor maximaal een jaar, voor belanghebbenden met inkomen uit arbeid

    • e.

      voor de duur dat belanghebbende deelneemt aan een minnelijke schuldenregeling

    • f.

      zolang de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen op belanghebbende van toepassing is.

    • g.

      voor maximaal 24 maanden, in overige situaties.

Artikel 21. Kindpakket voor kinderen van 4 tot 18 jaar

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een kindpakket dat er op is gericht om meedoen in de samenleving voor één of meer ten laste komende kinderen te bevorderen. Het kindpakket bestaat uit tegemoetkomingen voor diverse kosten zoals lidmaatschap en materialen sport/cultuur, schoolkosten zoals materialen en schoolreis en een computer.

  • 2.

    Het kindpakket bevalt de volgende leeftijdsgebonden tegemoetkomingen:

  • a.

    € 500,00 per kind per schooljaar die bij aanvang van het nieuwe schooljaar op 1 augustus 4 t/m 8 jaar oud is 

  • b.

    € 650,00 per kind per schooljaar die bij aanvang van het nieuwe schooljaar op 1 augustus 9 t/m 11 jaar oud is

  • c.

    € 800,00 per kind per schooljaar die bij aanvang van het nieuwe schooljaar op 1 augustus 12 t/m 17 jaar oud is.

  • d.

    Per 4 jaar € 200,00 voor een tablet per gezin met kind(eren) die op de aanvraagdatum 6 t/m 8 jaar oud is.

  • e.

    Een volledige vergoeding voor zwemles ABC per kind van 4 tot 18 jaar die op de aanvraagdatum in elk geval 4 jaar oud is.

  • 3.

    Voor de vergoedingen onder lid 2 a t/m c geldt:

    • a.

      De vergoeding is voor een periode van 12 maanden. Deze loopt per schooljaar van 1 augustus tot 1 augustus.

    • b.

      Een aanvraag voor de vergoeding moet uiterlijk 31 juli worden gedaan voor het schooljaar die net geweest is. Als een aanvraag per 1 augustus wordt gedaan, dan is dat voor het nieuwe schooljaar.

  • c.

    Het inkomen en vermogen wordt berekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gedaan. Bij een toekenning wordt de gehele vergoeding voor het betreffende schooljaar uitgekeerd.

Artikel 22 Zwemregeling voor volwassenen van 18 jaar en ouder

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een zwempakket voor het mogelijk behalen van zwemdiploma A en optioneel zwemdiploma B.

  • 2.

    Volwassenen vanaf 18 jaar komen voor deze regeling in aanmerking.

  • 3.

    Het zwempakket zwemlessen waarin minimaal diploma A en optioneel diploma B kan worden behaald, de inschrijfkosten en de kosten voor het zwemdiploma.

  • 4.

    Wanneer voorafgaand aan de aanvraag met zwemlessen voor het behalen van een zwemdiploma gestart is bestaat het zwempakket uit de resterende benodigde zwemlessen en de kosten voor het zwemdiploma.

  • 5.

    Het zwempakket wordt per persoon verstrekt.

  • 6.

    Het zwempakket wordt in natura door de volwassene afgenomen bij zwembad De Meerkamp.

  • 7.

    Het zwempakket kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt.

Artikel 23 Regeling voor ouderen

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag de regeling voor ouderen aan personen vanaf de AOW- leeftijd.

  • 2.

    De tegemoetkoming is er op gericht om meedoen aan de samenleving te bevorderen en voorziet in de kosten van deelname aan de samenleving. Voor bijvoorbeeld sport/cultuur, reiskosten en de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen.

  • 3.

    De hoogte van de tegemoetkoming is:

    • a.

      € 300 per alleenstaande per kalenderjaar

    • b.

      € 375 voor samenwonenden of gehuwden per kalenderjaar

  • 4.

    De regeling wordt voor onbepaalde tijd toegekend.

  • 5.

    Voor de tegemoetkoming onder lid 3 geldt:

    • a.

      Een aanvraag voor de tegemoetkoming moet uiterlijk 31 december worden gedaan voor het lopende kalenderjaar. Een aanvraag vanaf 1 januari is van toepassing op het jaar waarin het is aangevraagd.

    • b.

      Een aanvraag kan niet toegekend worden over het voorgaande kalenderjaar (met terugwerkende kracht).

Artikel 24 Regeling maatwerkvoorziening chronisch zieken

  • 1.

    Het college verleent op aanvraag een tegemoetkoming voor niet verzekerbare meerkosten en eigen risico zorgverzekering van € 252,00 per kalenderjaar per persoon aan inwoners met een chronische ziekte of handicap.

  • 2.

    Tot de doelgroep behoort de belanghebbende met een chronische ziekte of handicap met een inkomen van ten hoogste 130% van de bijstandsnorm voor gehuwden conform artikel 21 lid b Participatiewet waarbij het vermogen niet van toepassing is, indien:

    • a.

      geen recht op een tegemoetkoming arbeidsongeschikten via het UWV vanwege (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid bestaat.

    • b.

      aantoonbaar in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag het volledige eigen risico is verbruikt.

  • 3.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming kan één keer per jaar worden ingediend van 1 januari tot en met 31 december van het betreffende kalenderjaar.

  • 4.

    Er kan een aanvraag ingediend worden met terugwerkende kracht vanaf het kalenderjaar 2015.

Artikel 25 Collectieve ziektekostenverzekering

  • 1.

    Het college stelt een collectieve ziektekostenverzekering AV-standaard beschikbaar aan belanghebbenden met een minimuminkomen en bescheiden vermogen zoals aangeven in artikel 1.

  • 2.

    Het college stelt een collectieve ziektekostenverzekeringen AV-TOP voor inwoners met hoge zorgkosten beschikbaar aan belanghebbenden met een inkomen van ten hoogste 130% van de bijstandsnorm voor gehuwden conform artikel 21 lid b Participatiewet. Het vermogen telt hierbij niet mee.

  • 3.

    Studenten zijn uitgesloten van de verzekering zoals genoemd onder lid 1.

  • 4.

    De collectieve ziektekostenverzekering bestaat uit een basisverzekering, een aanvullende verzekering en een gemeentepakket. De collectieve ziektekostenverzekering kan alleen als totaalpakket worden afgesloten.

  • 5.

    Op de premie voor de basisverzekering en de aanvullende verzekering wordt de collectiviteitkorting in mindering gebracht. De resterende netto premie komt voor rekening van de verzekerde. De premie voor het gemeentepakket komt voor rekening van de gemeente.

  • 6.

    Deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering is slechts mogelijk vanaf 1 januari van ieder kalenderjaar.

  • 7.

    In afwijking van het zesde lid is deelname aan de collectieve verzekering per eerste van de volgende kalendermaand mogelijk indien belanghebbende is verzekerd bij de verzekeraar die de collectieve ziektekostenverzekering uitvoert.

  • 8.

    Indien niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden van de collectieve ziektekostenverzekering wordt de verzekering per de eerste van de volgende kalendermaand omgezet in een basisverzekering en aanvullende verzekering. Op dat moment vervalt het gemeentepakket.

Artikel 26 Terugvordering en verhaal

Invordering en terugvordering vinden plaats conform de Participatiewet en op de wijze zoals in de beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Amstelveen is bepaald.

Artikel 27 Onvoorziene omstandigheden, hardheidsclausule, maatwerk

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels of het beleidsplan, beslist het college op basis van maatwerk.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

  • 3.

    Het college kan verder in bijzondere gevallen op basis van artikel 16 van de Wet afwijken van de regels als er sprake is van zeer dringende redenen.

Artikel 28 Overgangsrecht

Beschikkingen afgegeven voor het inwerkingstreden van deze beleidsregels blijven onverkort van kracht tot de einddatum die in de beschikking staat aangegeven.

Artikel 29 Tijdelijke overbruggingsregeling kindregelingen

  • 1.

    Belanghebbende waarbij de toekenningsperiode van de regelingen voor kinderen genoemd in de Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Amstelveen afloopt tussen de periode 1 januari 2024 tot 1 augustus 2024, hebben eenmalig ter overbrugging, totdat het kindpakket zoals genoemd in artikel 21 van deze beleidsregels ingaat, recht op de volgende tegemoetkomingen:

  • a.

    € 30 per kind per maand vanaf het moment waarop de regeling op grond van artikel 20 lid 2 a van de beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Amstelveen stopt in 2024 tot 1 augustus 2024;

  • b.

    € 6,25 per kind per maand op de basisschool en € 12,50 per kind per maand op het voortgezet onderwijs vanaf het moment waarop de regeling op grond van artikel 20 lid d van de beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Amstelveen stopt in 2024 tot 1 augustus 2024;

  • c.

    € 12 per gezin per maand vanaf het moment waarop de regeling op grond van artikel 20 lid e van de beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Amstelveen stopt in 2024 tot 1 augustus 2024;

  • d.

    € 8,30 per huishouden per maand vanaf het moment waarop de regeling op grond van artikel 22 lid 9 van de beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Amstelveen stopt in 2024 tot 1 augustus 2024;

  • e.

    € 8,30 per kind per maand van vanaf het moment waarop de regeling op grond van artikel 23 lid 2 a en b van de beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Amstelveen stopt in 2024 tot 1 augustus 2024;

  • 2.

    De tegemoetkomingen genoemd onder a tot en met e worden eenmalig en in één keer uitbetaald.

  • 3.

    Dit artikel vervalt per 1 augustus 2024.

Artikel 30 Tijdelijke regeling voor kinderen van 4 tot 18 jaar

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming aan (een) ouder(s) met een minimuminkomen, een bescheiden vermogen en met één of meer ten laste komende, schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar wanneer artikel 29 niet van toepassing is.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming voor het bevorderen van het meedoen van kinderen in de maatschappij bedraagt:

    • a.

      Een tegemoetkoming tot een maximum bedrag van € 30 per kind per maand voor het deelnemen aan sport of cultuur. De kosten moeten een direct verband houden met sporten bij een vereniging of cultuur in georganiseerd verband;

    • b.

      een tegemoetkoming in de schoolkosten van € 6,25 per kind per maand voor kinderen op de basisschool en € 12,50 per kind per maand voor kinderen op de middelbare school.

    • c.

      een tegemoetkoming in de schoolkosten van € 6,25 per kind per maand voor kinderen op de basisschool en € 12,50 per kind per maand voor kinderen op de middelbare school.

  • 1.

    De tegemoetkomingen onder a tot en met c worden eenmalig en in één keer uitbetaald en wordt berekend vanaf de aanvraagdatum tot 1 augustus 2024.

  • 2.

    Dit artikel vervalt per 1 augustus 2024.

Artikel 31 Tijdelijke computerregeling voor kinderen vanaf 4 jaar in het basisonderwijs

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming in natura in de kosten van een computer of laptop, printer en toebehoren per gezin aan (een) ouder(s) met een minimuminkomen, een bescheiden vermogen en met één of meer ten laste komende kinderen vanaf 4 jaar in het basisonderwijs wanneer artikel 29 niet van toepassing is.

  • 2.

    De tegemoetkoming in de kosten zoals genoemd in het eerste lid wordt in natura verstrekt en bedraagt maximaal € 8,30 per huishouden per maand.

  • 3.

    De tegemoetkomingen onder lid 2 wordt eenmalig en in één keer uitbetaald en wordt berekend vanaf de aanvraagdatum tot 1 augustus 2024.

  • 4.

    Dit artikel vervalt per 1 augustus 2024

Artikel 32 Tijdelijke computerregeling voor kinderen tot 18 jaar in het voortgezet onderwijs

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming in de leasekosten of een tegemoetkoming in natura in de kosten van een computer of laptop, printer en toebehoren aan (een) ouder(s) met een minimuminkomen, een bescheiden vermogen en een ten laste komend kind tot 18 jaar die het voortgezet onderwijs volgt wanneer artikel 29 niet van toepassing is.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkomingen bedragen:

  • a.

    een tegemoetkoming in natura in de kosten zoals genoemd in het eerste lid van maximaal € 8,30 per kind die het voortgezet onderwijs volgt per maand; of

  • b.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten voor het leasen van een computer of laptop, plus printer en toebehoren via een door de middelbare school aangewezen leverancier, van maximaal € 8,30 per kind die het voortgezet onderwijs volgt over 48 maanden. De tegemoetkoming wordt per maand uitbetaald.

  • 3.

    De tegemoetkoming onder lid 2 wordt eenmalig en in één keer uitbetaald en wordt berekend vanaf de aanvraagdatum tot 1 augustus 2024.

  • 4.

    Dit artikel vervalt per 1 augustus 2024

Artikel 33 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2024 en worden aangehaald als "Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Amstelveen 2024".

  • 2.

    Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt het document "Beleidsregels bijzondere bijstand en minimaregelingen gemeente Amstelveen", zoals vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 27 juli 2021, ingetrokken.

  • 3.

    Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt het document "beleidsregels maatwerkvoorziening Amstelveen" zoals vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 16 december 2015, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 december 2023.

De secretaris,

Bert Winthorst

De voorzitter,

Tjapko Poppens