Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Beleidsregel Wet Bibob gemeente Amstelveen

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot vaststelling van de Beleidsregel Wet Bibob gemeente Amstelveen

De raad van de gemeente Amstelveen;

besluit vast te stellen de:

Beleidsregel Wet Bibob gemeente Amstelveen

Hoofdstuk 1 Algemeen

Doelstelling Wet Bibob

De Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (verder Wet Bibob) is een (preventief) bestuursrechtelijk instrument. De Gemeente beoogt met toepassing van de Wet Bibob te voorkomen dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

Bereik Wet Bibob

De Wet Bibob heeft betrekking op de volgende sectoren:

• Iedere gemeentelijke vergunning of ontheffing, wanneer de vergunning betrekking heeft op

de exploitatie en/of bedrijfsvoering van een bedrijf of inrichting;

• Vastgoed- en grondtransacties waarbij de overheid is betrokken als civiele partij. Het

gaat om diverse transacties zoals koop/verkoop, huur/verhuur en gronduitgifte;

• Bepaalde vergunningen op grond van de Huisvestingswet, onder andere voor splitsing

of woningonttrekking, in het kader van de aanpak van huisjesmelkers;

• Alle categorieën overheidsopdrachten;

• Alle subsidies aan een rechtspersoon of een natuurlijk persoon.

Uitgangspunten Wet Bibob algemeen

1. De beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. Het Bibob-instrumentarium moet worden gezien als een ultimum

remedium. De toepassing van de Wet Bibob is een aanvullend middel op bestaande mogelijkheden om bijvoorbeeld een vergunning te weigeren of een subsidie in te

trekken. De Gemeente dient nadrukkelijk eerst andere mogelijkheden te benutten die de reguliere wetgeving biedt.

2. De reikwijdte van de Wet Bibob strekt zich uit tot de sectoren waarvan de dreiging van criminele activiteiten en inmenging het grootst is. Meer specifiek worden deze

benoemd in de Wet Bibob zelf en de sectoren die bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) zijn aangewezen (Besluit Wet Bibob).

Hoofdstuk 2 Inleidende bepaling

Artikel 1 Definities

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • APV: Algemene plaatselijke verordening van de Gemeente Amstelveen;

  • Besluit/beschikking: een besluit/beschikking ter zake van een subsidie, alsmede een beschikking ter zake van een vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing, waarop de Wet Bibob kan worden toegepast;

  • Betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een transactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een veiligheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;

  • Bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders, dan wel het bevoegd gezag in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht;

  • Bibob-toets: een toets aan de Wet Bibob door het bestuursorgaan en/of het Bureau;

  • Bibob-vragenformulier: vragenformulieren waarin vragen als bedoeld in artikel 7a van de wet zijn opgenomen;

  • Eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag om beschikking of het beoordelen van een reeds verleende beschikking, een transactie of een overheidsopdracht;

  • Gemeente: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders alsmede degenen aan wie zij een mandaat hebben verleend tot besluitvorming bij beschikkingen en transacties van de gemeente;

  • Het Bureau: het landelijk bureau tot bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de Wet Bibob;

  • Integriteitsverklaring: voorafgaande aan een vastgoed-/grondtransactie dient de aanvrager een integriteitsverklaring in te vullen en te ondertekenen waarin hij verklaart of en zo ja welke integriteitsschendingen afgelopen 5 jaar zich hebben voorgedaan;

  • Overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de Wet Bibob en

    waarop de Wet Bibob kan worden toegepast;

  • De Wet Bibob: de Wet tot Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur;

  • Partij: de natuurlijke of rechtspersoon die inschrijver of gegadigde is bij een openbare bieding;

  • RIEC: het Regionale Informatie- en Expertisecentrum Amsterdam-Amstelland (RIEC-AA) is een regionaal samenwerkingsverband die de samenwerkende partners (waaronder gemeenten) ondersteunt in hun strijd tegen georganiseerde criminaliteit;

  • Semioverheid: organisaties die ‘dicht tegen de overheid aan zitten’;

  • Subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel: de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit zijn belangrijke uitgangspunten van de Wet Bibob. De gemeente dient eerst te onderzoeken of bestaande weigerings- c.q. intrekkingsgronden mogelijkheden bieden om een vergunning al dan niet te weigeren of in te trekken;

  • Transactie: een overeenkomst of een andere rechtshandeling, waarbij de gemeente civiele partij is met betrekking tot een onroerende zaak;

  • Vastgoed-/grondtransactie: een overeenkomst (inclusief een voornemen daartoe b.v. bij een anterieure/pré-contractuele overeenkomst) of een andere rechtshandeling met betrekking tot een onroerende zaak;

  • Omgevingsvergunning-aanvraag: de aanvraag om een vergunning ingevolge artikel 5.1 en 5.8 Omgevingswet.

Artikel 2 Risicogebieden en bedrijfsmatige activiteiten

De burgemeester kan conform artikel 2.49b lid 2a van de Algemene Plaatselijke Verordening1 risicogebieden en/of bedrijfsmatige activiteiten in de gemeente aanwijzen waarbinnen de Wet Bibob integraal, dus op alle wettelijk toegestane sectoren, onverkort wordt toegepast. Het gaat hierbij om gebieden of branches die extra aandacht behoeven voor wat betreft leefbaarheid en veiligheid. Daarnaast gaat het zowel om aanvragers van nieuwe beschikkingen en overheidsopdrachten, als houders van bestaande beschikkingen.

Artikel 3 Toepassing Bibob in afwijking van de beleidsregel

Daar waar deze beleidsregel (nog) niet in voorziet en er zowel binnen als buiten de in deze beleidsregel genoemde onderwerpen c.q. rubrieken toch bezwaren/bedenkingen zijn m.b.t. de integriteit van de aanvrager c.q. het zakelijk samenwerkingsverband c.q. de transparantie van de bedrijfs-/organisatiestructuur c.q. m.b.t. de wijze van financiering, beslist de burgemeester respectievelijk het college of men de Wet Bibob alsnog toepast. Hiervan zal de betreffende betrokkene onverwijld in kennis worden gesteld.

De wettelijke basis hiervoor is artikel 4:84 Algemene Wet Bestuursrecht2, waarin het de Gemeente is toegestaan om, indien concrete omstandigheden daartoe aanleiding geven en mits gemotiveerd, af te wijken van wat in de beleidsregel staat (inherente afwijkingsbevoegdheid).

Hoofdstuk 3 Publiekrechtelijke beschikkingen

Artikel 4 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan past de Wet Bibob toe bij een aanvraag voor een beschikking op grond van:

  • a.

    Artikel 3 Drank- en Horecawet3 (Drank- en Horecavergunning), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

De categorieën slijtersbedrijven en para-commerciële rechtspersonen, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet4 zijn uitgezonderd van de Bibob- toets, tenzij sprake is van een situatie, zoals genoemd in artikel 4 en 5;

  • b.

    Artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening5 van de Gemeente (exploitatievergunning openbare inrichtingen, waaronder ook hotels met enkel een logiesfunctie, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

  • c.

    Artikel 2:39 van de Algemene Plaatselijke Verordening6 van de Gemeente (speelgelegenheden), indien sprake is van een nieuwe onderneming, de overname

van een bestaande onderneming, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaande onderneming of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

  • d.

    Artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening7 van de Gemeente (seksinrichting, escortbedrijf), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, verlenging van een vergunning, de overname van een bestaand bedrijf, de overname van (de meerderheid van) de aandelen van een bestaand bedrijf of wijziging van de rechtsvorm van de onderneming;

  • e.

    Artikel 2:25 van de Algemene Plaatselijke Verordening8 (evenementenvergunning), voor zover het betreft de door de burgemeester op grond van het tweede lid, van artikel 2:25 van de APV aangewezen categorieën vechtsportwedstrijden of vechtsportgala’s;

  • f.

    Artikel 5.1 Omgevingswet 9 indien de geraamde bouwsom meer bedraagt dan €750.000,- met uitzondering van de aanvragen van de overheidsinstanties.

  • 2.

    De Bibob-toets zal in beginsel niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:

  • a.

    Overheidsinstanties;

  • b.

    Semioverheidsinstanties;

  • c.

    Toegelaten woning(bouw)corporaties; (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform artikel 19 van de Woningwet10 middels een daartoe verstrekte vergunning);

  • d.

    Door het college van B&W bij (specifiek) besluit aangewezen aanvragers (b.v. PPS constructies van particuliere ondernemingen en overheid);

  • e.

    In de situatie dat een aanvrager recent (minder dan 1 jaar) een soortgelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen heeft aangevraagd waarbij het Bibob-vragenformulier al is ingediend, hoeft niet het gehele vragenformulier opnieuw in te vullen, maar kan volstaan met het afleggen van een verklaring dat zich geen wijzigingen hebben voorgedaan.

Artikel 5 Toepassing in bijzondere situaties bij aanvragen voor een beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan past de Wet Bibob ook toe in de gevallen dat het Openbaar Ministerie, het Bureau c.q. een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze Wet Bibob, beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed gepleegd zullen worden, kan een bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet Bibob, wijzen op de mogelijkheid om eigen onderzoek te doen en eventueel daarna het Bureau om een advies te vragen.

  • 2.

    Bovendien zal een Bibob-toets plaatsvinden als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen vijf jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.

Artikel 6 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de Wet Bibob toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:

  • a.

    er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie van een of meerdere partners van het samenwerkingsverband RIEC die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking wordt gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

  • b.

    het bestuursorgaan past de Wet Bibob ook toe in de gevallen dat het Openbaar Ministerie, het Bureau c.q. een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze Wet Bibob, beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed dat deze gepleegd zullen worden, kan een bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet Bibob, wijzen op de mogelijkheid om eigen onderzoek te doen en eventueel daarna het Bureau om een advies te vragen;

  • c.

    bekend wordt dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan een betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken;

  • d.

    bekend wordt dat betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-toets al dan niet ter voorkoming van het aanleveren van aanvullende informatie de aanvraag door de betrokkene is ingetrokken en aan een betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, zal het bestuursorgaan het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.

Hoofdstuk 4 Privaatrechtelijke transacties

Artikel 7 Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1.

    Het bestuursorgaan past de Wet Bibob in beginsel toe met betrekking tot vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder 1o van de Wet Bibob, waarbij de gemeente als civiele partij betrokken is. Bij de start van onderhandelingen daartoe, zal de gemeente de wederpartij ervan in kennis stellen dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure.

  • 2.

    In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen op basis waarvan kan worden overgegaan tot een wijziging, ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting dan wel het aangaan van de overeenkomst.

  • 3.

    In de gevallen dat het Openbaar Ministerie, het Bureau c.q. een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze Wet Bibob, beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed dat deze gepleegd zullen worden, kan een bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet Bibob, wijzen op de mogelijkheid om eigen onderzoek te doen en eventueel daarna het Bureau om een advies te vragen.

  • 4.

    Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, zijn hieromtrent ontbindende voorwaarden in de overeenkomst opgenomen.

Hoofdstuk 5 Procedure

Artikel 8 Vragenformulier

De betrokkene dient naast de reguliere aanvraag- en/of vragenformulieren ook Bibob-vragenformulieren in te vullen en samen met de bijbehorende bijlagen in leveren. De Bibob-vragenformulieren bevatten in elk geval de vragen, die het bestuursorgaan zo goed mogelijk in staat stellen om het eigen onderzoek te kunnen verrichten.

Artikel 9 Eigen Onderzoek

Voordat eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden wordt gestart, zal een aanvraag eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Algemene Wet Bestuursrecht en de reguliere weigeringsgronden vanuit de onderliggende regelgeving van desbetreffende vergunning.

Artikel 10 Onderzoek het Bureau

Advies vragen aan het Bureau:

In bepaalde gevallen kan de gemeente een advies aanvragen aan Het Bureau.

Indien de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt de betrokkene hier schriftelijk over geïnformeerd door de gemeente. De beslissing om advies aan te vragen is geen besluit in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hiertegen kan de betrokkene geen bezwaar maken. Het Bureau zal op verzoek van de gemeente een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar of over de ernst van de feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 Wet Bibob. Naast de aanvrager kunnen andere personen betrokken worden in het onderzoek.

Het Bureau kan drie soorten adviezen afgeven: er is sprake van een ernstige mate van gevaar, een mindere mate van gevaar of er is sprake van geen gevaar.

Wanneer er sprake is van een mindere mate van gevaar kan de gemeente voorwaarden verbinden aan de vergunning, subsidie, aanbesteding en/of vastgoed-/grondtransactie.

Artikel 11 Adviestermijn

Het Bureau heeft acht weken de tijd om het onderzoek af te ronden en het advies te verstrekken. Dit termijn kan worden verlengd met maximaal vier weken. De wettelijke termijn waarbinnen de overheidsinstantie de beschikking dient te geven, wordt opgeschort voor de maximale duur van het onderzoek.

Hoofdstuk 6 Besluitvorming

Artikel 12 Beschikking

  • 1.

    Het bestuursorgaan gaat in principe over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob11. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.

  • 2.

    Voordat een negatief besluit wordt genomen als bedoeld in artikel 5.1, onder lid 1, moet het bestuursorgaan zich, op grond van artikel 3:9 van de Algemene Wet Bestuursrecht12, ervan vergewissen dat het onderzoek van het Bureau op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Daarbij mag in beginsel van het advies worden uitgegaan, maar moet het bestuursorgaan wel onderzoeken of de feiten de conclusie kunnen dragen.

  • 3.

    Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beslissen op de aanvraag van de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht op grond van de Wet Bibob of het aangaan van een vastgoedtransactie, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen een zienswijze in te brengen.

  • 4.

    Een door het bestuursorgaan, op grond van de Wet Bibob genomen, negatief besluit op de aanvraag voor een beschikking is vatbaar voor bezwaar en beroep.

  • 5.

    Het bestuursorgaan dat of de aanbestedende dienst die een advies van het Bureau als bedoeld in de Wet Bibob ontvangt, kan dit advies gedurende twee jaren gebruiken in verband met een andere beslissing.

Hoofdstuk 7 Meldplicht

Artikel 13 Melding aan het Bureau

Indien de gemeente na het eigen onderzoek, zonder advies van het Bureau, concludeert tot een ernstig gevaar of mindere mate van gevaar, meldt men dit onverwijld aan het Bureau. Ook wanneer de gemeente redelijkerwijs vermoedt dat een betrokkene zich vanwege het toepassen van deze Wet Bibob terugtrekt uit de procedure nadat een eigen onderzoek is gestart, meldt men dit onverwijld aan het Bureau. De meldplicht start vanaf het moment dat een eigen onderzoek is gestart (art. 7a, lid 8, Wet Bibob)13.

Hoofdstuk 8 Wet open overheid (Woo)

Artikel 14 Openbaar maken van het advies

Op grond van artikel 28 van de Wet Bibob14 is een ieder die krachtens de Wet Bibob informatie krijgt met betrekking tot een derde verplicht tot geheimhouding van deze informatie.

Hoewel het Bibob advies als document in beginsel onder het verstrekking regime van de Woo valt, zal in de praktijk het openbaar maken van het advies op grond van artikel 5.1 van de Woo15 achterwege blijven. De inhoud van het advies zal namelijk veelal gegevens bevatten die de persoonlijke levenssfeer raken of gegevens die als bedrijfsgegevens zijn te beschouwen. Ook zal niet zelden een beroep gedaan kunnen worden op in de Woo genoemde grond voor het voorkomen van onevenredige benadeling van bij die aangelegenheid betrokken (rechts)personen dan wel derden.

Hoofdstuk 9 Administratieve lasten

Artikel 15 Risicogericht

Het Bibob-instrument wordt vooral ingezet waar de kans dat de gemeente criminelen c.q. criminele organisatie onbewust faciliteert middels vergunningverlening, subsidieverstrekking, gunning overheidsopdracht of bij het aangaan van een vastgoed- en/of grondtransactie, het grootst is. Door dit instrument risicogericht in te zetten worden de administratieve lasten voor ondernemers

beperkt en worden bonafide ondernemers zoveel mogelijk ontzien. Ondernemers en marktpartijen die te maken kunnen krijgen met een Bibob-onderzoek worden hier in een zo vroeg mogelijk stadium over geïnformeerd (artikel 32 Wet Bibob)16.

Artikel 16 Samenloop toetsing

Het kan voorkomen dat een exploitant of marktpartij meerdere keren met dezelfde onderneming of hetzelfde project met de Wet Bibob in aanraking komt.

Artikel 17 Geheimhouding

Op grond van artikel 28 Wet Bibob is een ieder die krachtens de Wet Bibob informatie krijgt met betrekking tot een derde verplicht tot geheimhouding van deze informatie, met name voor wat betreft het advies van het Bureau en op de bevindingen van het eigen onderzoek van de gemeente.

Artikel 18 Bewaartermijn

De Bibob-informatie wordt, conform de Algemene Verordening Gegevensbescherming, maximaal vijf jaren na het einde van de zaak vernietigd, tenzij er in het dossier informatie aanwezig is die op dat moment duidt of kan duiden op een ernstige of mindere mate van gevaar op grond van de Wet Bibob of een buiten behandeling stelling op grond van de Awb. In dat geval wordt de informatie voor nog eens vijf jaren bewaard (in totaal tien jaar).

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt na publicatie in werking op het tijdstip dat de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 20 Overgangsrecht

Deze beleidsregel is van toepassing op de na de datum van inwerkingtreding ontvangen aanvragen als bedoeld in deze beleidsregel.

Artikel 21 Intrekking

Al het voorgaande beleid met betrekking tot de Wet Bibob wordt ingetrokken en vervangen door onderhavig beleidsregel.

Artikel 22 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel Wet Bibob Gemeente Amstelveen

Werking van de Wet Bibob

Op grond van de Wet Bibob is het mogelijk een diepgaand onderzoek te doen naar de achtergrond (antecedenten/verdenkingen) van een persoon of onderneming. Het onderzoek is met name gericht op de organisatiestructuur en de financiële huishouding van de persoon of onderneming. Ook wordt gekeken met wie de persoon of onderneming een zakelijk samenwerkingsverband heeft of heeft gehad. Door middel van een eigen onderzoek door de gemeente en optioneel ondersteuning bij het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum Amsterdam-Amstelland (hierna: het RIEC) en/of adviesaanvraag bij het Landelijk Bureau Bibob (hierna het Bureau) krijgt de gemeente zicht op integriteit van de persoon/onderneming.

Er zijn gronden om een vergunning, een gunning, een subsidie of vastgoedtransactie te weigeren of in te trekken indien er een ernstig gevaar bestaat dat deze wordt gebruikt om uit strafbare feiten verkregen vermogen te benutten (de zogenaamde a-grond) of om strafbare feiten te plegen (de zogenaamde b-grond). Dit is geregeld in artikel 3 van de Wet Bibob17.

Waarom een beleidsregel

Het is de eigen beslissing en verantwoordelijkheid van de gemeente om het Bibob-instrument toe te passen. Vanwege de grote mate van bestuurlijke keuzevrijheid bij de toepassing van de Wet Bibob verdient het de voorkeur dat de toepassing plaatsvindt op basis van een beleidsregel, waarin de gemeente als bestuursorgaan duidelijk aangeeft op welke wijze de Wet Bibob door de gemeente toegepast zal worden. Dit schept duidelijkheid naar de inwoners en ondernemingen die mogelijkerwijs aan een Bibob-onderzoek kunnen worden onderworpen.

Met name de afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient – juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument – weloverwogen en met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 13 december 2023.

De griffier,

Debby de Heus

De voorzitter,

Tjapko Poppens


Noot
1

Artikel 2:49b: Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat: de burgmeester kan gebouwen, gebieden en/of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het eerste lid van toepassing is.

Noot
2

Artikel 4:84: Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Noot
3

Artikel 3 lid 1: Het is verboden zonder daartoe strekkende vergunning van de burgemeester het horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.

Noot
4

Artikel 4 lid 1 APV: Bij gemeentelijke verordening worden ter voorkoming van oneerlijke mededinging regels gesteld waaraan para commerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank.

Noot
5

Artikel 2:28 lid 1 APV: Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

Noot
6

Artikel 2:39 lid 2 APV: Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.

Noot
7

Artikel 3:4 lid APV: Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

Noot
8

Artikel 2:25 APV: Het is verboden zonder vergunning van de burgmeester een evenement te organiseren.

Noot
9

artikel 5.4 Omgevingswet: Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren.

Noot
10

Artikel 19 Woningwet: Onze Minister kan verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en stichtingen die zich ten doel stellen uitsluitend op het gebied van de volkshuisvesting werkzaam te zijn en beogen hun financiële middelen uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting in te zetten, toelaten als instellingen, uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting werkzaam. In het daartoe strekkende verzoek vermeldt de vereniging of de stichting in elk geval de gronden voor dat verzoek, de gemeente waar zij voornemens is woonplaats te houden en de gemeenten waar zij voornemens is feitelijk werkzaam te zijn.

Noot
11

Artikel 3 lid 2: Voor zover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onderdeel a, betreft, wordt de mate van het gevaar vastgesteld op basis van:a. feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a,b. ingeval van vermoeden de ernst daarvan,c. de aard van de relatie end. de grootte van de verkregen of te verkrijgen voordelen.

Noot
12

Artikel 3:9 Awb: Indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, dient het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.

Noot
13

Artikel 7a, lid 8: Het bestuursorgaan dat of de rechtspersoon met een overheidstaak die redelijkerwijs vermoedt dat een betrokkene zich vanwege het toepassen van deze wet terugtrekt uit de procedure nadat een eigen onderzoek is gestart of nadat advies is gevraagd aan het Bureau, meldt dit onverwijld aan het Bureau.

Noot
14

Artikel 28: Een ieder die krachtens deze wet de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover een bij deze wet gegeven voorschrift mededelingen toelaat.

Noot
15

artikel 5.1 Woo:1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:a.de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;b.de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;c.bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;d.persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van deze persoonsgegevens of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;e.nummers betreft die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven als bedoeld in artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de levenssfeer maakt.2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:a.de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties;b.de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;c.de opsporing en vervolging van strafbare feiten;d.de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;e.de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;f.de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c, genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens;g.de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;h.de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;i.het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.

Noot
16

Artikel 32: Het bestuursorgaan of de rechtspersoon met een overheidstaak informeert de betrokkene dat het Bureau om advies is verzocht.

Noot
17

Artikel 3 lid 1b Wet Bibob: Voor zover het ernstig gevaar als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, betreft, de ernst van de strafbare feiten.