Besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Verordening precariobelasting Aalsmeer 2024

Geldend van 29-12-2023 t/m heden

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Aalsmeer tot vaststelling van de Verordening precariobelasting Aalsmeer 2024

Zaaknummer: Z23-093159

De raad van de gemeente Aalsmeer;

gelet op artikel 228 Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening precariobelasting 2024

Artikel 1 Aard van de heffing

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond, voor de openbare dienst bestemd.

Artikel 2 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie de in artikel 1 bedoelde voorwerpen worden aangetroffen.

Artikel 3 Aanvang belastingplicht

Wanneer in deze verordening de tarieven alleen zijn vastgesteld voor een jaar, wordt, indien de belastingplicht in de loop van een jaar ontstaat, voor de eerste maal slechts een aanslag opgelegd van zoveel twaalfde gedeelten van het jaartarief als er nog maanden in dat jaar overblijven.

Artikel 4 Berekening van de belasting

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt, voor zover niet anders is bepaald, verstaan onder:

    • a.

      jaar: een kalenderjaar;

    • b.

      maand: een tijdvak, dat aanvangt op een bepaalde datum van een kalendermaand en eindigt op de dag, voorafgaande aan diezelfde datum van de volgende kalendermaand;

    • c.

      week: een tijdvak van zeven achtereenvolgende dagen;

    • d.

      dag: een tijdvak van 24 uur, aanvangende te 00.00 uur.

  • 2.

    Tenzij anders is bepaald worden onderdelen van eenheden van tijd en afmeting voor een geheel gerekend.

  • 3.

    Bij toepassing van de in deze verordening bepaalde tarieven onderscheidenlijk per maand of per week zal in totaal per jaar of per maand niet meer worden geheven dan bij toepassing van het tarief voor een jaar, respectievelijk een maand zou zijn verschuldigd.

  • 4.

    Indien op grond van deze verordening meer dan één tarief toegepast zou kunnen worden, wordt slechts één aanslag tot het hoogste tarief opgelegd.

  • 5.

    Indien het tarief voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven de grond of het water is vastgesteld per m², wordt het recht berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

Artikel 5 Tarieven

Het tarief bedraagt voor:

Hoofdstuk 1 Algemeen

DAG

WEEK

MAAND

JAAR

MAATSTAF

1

Het tarief bedraagt voor het hebben van voorwerpen waarvoor in deze tarieventabel geen afzonderlijk tarief is opgenomen:

€ 0,70

€ 2,09

€ 4,58

€ 40,12

per m2

Hoofdstuk 2 Motorbrandstofinstallaties

 

 

 

 

 

2

Het tarief bedraagt voor het hebben van:

 

 

 

 

 

2.1

een aftappunt voor motorbrandstof

 

 

 

€ 164,62

per stuk

2.2

een verplaatsbaar motorbrandstof-aftappunt

 

 

 

€ 47,37

per stuk

2.3

een aftappunt voor lucht of water of olie

 

 

 

€ 47,37

per stuk

2.4

perrons of voetstukken

 

 

 

€ 14,53

per m2

2.5

benzine-, olie- of gastanks

 

 

 

€ 14,53

per m2

2.6

leiding

 

 

 

€ 5,07

per m1

2.7

vulputten

 

 

 

€ 9,03

per stuk

2.8

lichtmasten of blikvangers

 

 

 

€ 16,95

per stuk

2.9

inritten, opritten of dergelijke liggende voor en toegang gevende tot motorbrandstofinstallaties en dergelijke die niet op openbare grond staan en welke geen deel uitmaakt van de openbare weg, voor elke in de rijrichting

 

 

 

€ 27,48

per m1

Hoofdstuk 3 Openbare verkopingen

 

 

 

 

 

3

Het tarief bedraagt voor het innemen van openbare gemeentegrond voor het houden van openbare verkopingen

€ 9,03

 

 

 

voor elke 25 m² in gebruik of minder

Hoofdstuk 4 Automaten

 

 

 

 

 

4

Het tarief bedraagt voor het hebben van automatisch verkooptoestel of een dergelijke inrichting

 

 

 

€ 16,47

per 0,5 m² frontoppervlak

Hoofdstuk 5 Borden op de openbare weg

 

 

 

 

 

5

Het tarief bedraagt voor het hebben van borden

 

 

 

€ 6,39

per 0,5 m²

Hoofdstuk 6 woonschepen

 

 

 

 

 

6.1

Het tarief bedraagt voor het hebben van een woonschip en aanhorigheden

 

 

 

€ 296,52

per woonschip

Hoofdstuk 7 Luifels

 

 

 

 

 

 

Het tarief bedraagt voor het hebben van luifels

 

 

 

€ 5,07

per m2

Artikel 6 Belastingtijdvak

Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin de voorwerpen aanwezig zijn. In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 7 Vrijstellingen

Belasting als bedoeld in artikel 1 wordt niet geheven voor:

  • 1.

    het hebben van voorwerpen, die ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

  • 2.

    het - uitsluitend ten behoeve van de bouw van woningen in een uitbreidingsplan - bezetten, beleggen, afschutten, of overdekken van grond, die nog niet van een verharding is voorzien of op andere wijze geschikt is gemaakt voor het bestemde doel;

  • 3.

    het hebben van wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond A.N.W.B. en van andere overeenkomstige instellingen;

  • 4.

    het hebben van voorwerpen, uitsluitend gebezigd voor een liefdadig doel;

  • 5.

    het hebben van niet tot reclame dienende vlaggenstokken en vlaggen;

  • 6.

    het hebben van pilasters, plinten, kozijndorpels, gevelversieringen, goten, puilijsten, goot- of kroonlijsten, spionnen, e.d.;

  • 7.

    voor het hebben van buizen tot lozing van fecaliën, van huishoud-, bedrijfs- of hemelwater, aansluitend op de riolering;

  • 8.

    het hebben van borden, masten, palen e.d., die in verband met de verkiezingen van publiekrechtelijke lichamen zijn aangebracht;

  • 9.

    het hebben van straatversieringen en /of -verlichting in verband met speciale gelegenheden, alsmede het hebben van uithangtekens van het Sint Nicolaas- of Kerstfeest, in beide gevallen voorzover met die voorwerpen geen reclame wordt gemaakt of beoogd voor bepaalde winkels of artikelen;

  • 10.

    het hebben van wachthuisjes, niet tot reclame dienende aanwijzingen e.d., welke uitsluitend ten behoeve van reizigers op de route van openbare vervoersbedrijven zijn geplaatst;

  • 11.

    het hebben van voorwerpen ten behoeve van centrale antenne-installaties voor de ontvangst van radio- en televisie-uitzendingen;

  • 12.

    het hebben van voorwerpen betreffende tijdelijke kleinschalige activiteiten met niet-commerciële doelstellingen van culturele, maatschappelijke en sociale instellingen, of daarmee gelijk te stellen instellingen met ideële motieven, waarbij de activiteiten in hoofdzaak worden verricht door vrijwilligers.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De periodiek verschuldigde belasting wordt geheven bij wege van aanslag;

  • 2.

    De overige belasting wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving, nota of andere schriftuur.

  • 3.

    Het verschuldigde wordt op de kennisgeving, de nota of de andere schriftuur vermeld.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders stellen de modellen van de in dit artikel bedoelde bescheiden vast.

  • 5.

    Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats.

  • 6.

    Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op een aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 9 Tijdstip van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen minder is dan € 10.000 en zolang het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen door middel van automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De belastingen die worden geheven conform artikel 9, tweede lid, moeten worden voldaan binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Tijdstip van heffing

  • 1.

    De belasting als genoemd in artikel 10, tweede lid, moet worden betaald op het moment van uitreiken van de kennisgeving.

  • 2.

    In geval de kennisgeving als bedoeld in artikel 10, tweede lid, wordt toegezonden moet de belasting worden betaald binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Ontheffing

  • 1.

    Indien het gebruik of genot van de grond of het water ophoudt, of voorwerpen onder, op of boven de grond of het water worden verwijderd, voor het verstrijken van de termijn, waarover de belasting verschuldigd is, wordt ontheffing naar tijdsgelang verleend, voorzover deze € 10,-- of meer bedraagt.

  • 2.

    Deze ontheffing wordt berekend, indien het een jaartarief betreft, over zoveel twaalfde gedeelten als het aantal maanden van het lopende jaar bedraagt, welke bij het eindigen van het gebruik of genot van de grond of van het water of bij het verwijderen van de voorwerpen nog niet zijn ingegaan.

  • 3.

    Van de belasting, die is vastgesteld naar een tarief per maand of korter tijdvak wordt geen ontheffing verleend.

Artikel 12 Kwijtschelding

Bij de invordering van precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van precariobelasting.

Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening precariobelasting 2023" van 15 december 2022 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    De verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

  • 4.

    De verordening kan worden aangehaald als: Verordening precariobelasting Aalsmeer 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 21 december 2023.

De plv. griffier,

drs. O.F. Matheijsen

De voorzitter,

mr. G.E. Oude Kotte