Algemene plaatselijke verordening Velsen 2024 De raad van de gemeente Velsen;

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene plaatselijke verordening Velsen 2024 De raad van de gemeente Velsen;

Gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders, nummer …………van …………..;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  • openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • openbare plaats: plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek;

  • rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • strand: het door het college als zodanig aangewezen stuk land;

  • weg: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

  • zee: het gedeelte van de Noordzee, gelegen tussen het strand en de gemeentegrens in de Noordzee, alsmede het water van de havens en kanalen gelegen ten westen van het sluizencomplex.

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 1:3 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:4 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening of bij of krachtens de wet anders is bepaald.

Artikel 1:5 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 1:6 Termijnen

  • 1.

    De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

  • 2.

    De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd indien het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

Artikel 1:7 Weigeringsgronden

  • 1.

    Een vergunning of ontheffing kan in elk geval worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2.

    Een vergunning of ontheffing kan voorts worden geweigerd indien:

    • a.

      de aanvraag daarvoor niet binnen de daarvoor gestelde indieningstermijn is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is; of

    • b.

      de aanvraag daarvoor minder dan vier weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Hoofdstuk 2 Samenkomsten

Afdeling 1. Algemeen

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen, te vechten of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

  • 2.

    Degene die op een openbare plaats:

    • a.

      aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    • b.

      aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of

    • c.

      zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;

is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

  • 4.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • 5.

    Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

  • 6.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:2 Kennisgeving vergadering, betoging of samenkomst op openbare plaats

  • 1.

    Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een vergadering, betoging of samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging te houden, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de activiteit wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2.

    De kennisgeving bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de vergadering, betoging of samenkomst houdt;

    • b.

      de datum waarop de vergadering, betoging of samenkomst plaatsvindt, het tijdstip van aanvang en het tijdstip van beëindiging;

    • c.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • d.

      voor zover van toepassing, het aantal personen en de wijze van samenstelling; en

    • e.

      maatregelen die degene die de vergadering, betoging of samenkomst houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3.

    Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarop in ieder geval de datum en het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4.

    Indien het uiterlijke tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12:00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12:00 uur.

  • 5.

    De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

Artikel 2:3 Maken filmopnamen

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college in de openbare ruimte een filmopname te maken voor andere dan privédoeleinden.

  • 2.

    Geen vergunning voor het maken van filmopnamen is vereist indien:

    • a.

      de opnamen plaatsvinden tussen 08.00 uur en 24.00 uur;

    • b.

      wordt gewerkt met maximaal 35 personen aanwezig op de set (film- en opnamecrew) en drie camera’s vanaf de schouder of op statief;

    • c.

      geen objecten op de rijbaan of (brom)fietspad worden geplaatst;

    • d.

      voetgangers niet worden gehinderd en maximaal 6 attributen (elk maximaal 1m2 en geen voertuigen) op het voor voetgangers bedoelde deel van de weg worden geplaatst;

    • e.

      geen omleidingen of afzettingen worden geplaatst;

    • f.

      maximaal 5 reguliere parkeerplaatsen worden afgezet (gereserveerd) met dien verstande dat in ieder geval niet meer dan de helft van het aantal beschikbare parkeerplaatsen in de straat wordt gebruikt;

    • g.

      parkeerplaatsen alleen worden gebruikt door auto’s en busjes die belangrijk zijn voor de opname en elk een normale parkeerplaats innemen;

    • h.

      geen geweldsscènes of scènes met speciale effecten plaatsvinden;

    • i.

      niet meer dan twee aaneengesloten dagen wordt gefilmd;

    • j.

      de organisator binnen ten minste vier weken voorafgaand aan de opnamen daarvan melding heeft gedaan aan het college met een hiervoor gehanteerd meldingsformulier.

  • 3.

    Indien één week voorafgaand aan de opnamen door het college geen tegenbericht is verzonden, kunnen de opnamen zoals gemeld plaatsvinden.

  • 4.

    Het college kan tot één week voorafgaand aan de opnamen besluiten filmopnamen te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 5.

    Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op het eerste lid.

Afdeling 2. Evenementen

Artikel 2:4 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    • a.

      bioscoop-, theater- en muziekvoorstellingen, voor zover deze worden gehouden in een daarvoor bestemd gebouw;

    • b.

      markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onderdeel g van de Gemeentewet;

    • c.

      (kans)spelen en speelgelegenheden als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    • d.

      het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

    • e.

      betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties; en

    • f.

      reguliere sportactiviteiten en sportwedstrijden in of op daarvoor bestemde accommodaties, waaronder niet worden verstaan voetbalwedstrijden in het betaald voetbal en aangewezen vechtsportwedstrijden of -gala's.

  • 2.

    In deze afdeling wordt onder evenement in ieder geval verstaan:

    • a.

      een braderie;

    • b.

      een optocht, niet zijnde een betoging, samenkomst of vergadering als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    • c.

      een snuffelmarkt, zijnde een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats;

    • d.

      een voor publiek toegankelijk (muziek)feest; en

    • e.

      een wedstrijd op of aan de weg.

  • 3.

    In deze afdeling wordt onder evenement mede verstaan een herdenkingsplechtigheid.

Artikel 2:5 Evenementenvergunning

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Geen vergunning is vereist voor een evenement, indien:

    • a.

      het verwachte aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 250 personen;

    • b.

      het evenement tussen 10.00 uur en 24.00 uur plaatsvindt;

    • c.

      geen muziek ten gehore wordt gebracht vóór 10.00 uur en na 23.00 uur en op zondagen vóór 13:00 uur en na 23:00 uur;

    • d.

      geen hoofdwegen worden afgesloten en het evenement geen belemmering vormt voor de hulpdiensten doordat een minimale rijstrook van 3,5 meter breed tot een hoogte van 4 meter hoog vrij wordt gehouden van objecten;

    • e.

      niet meer dan 6 kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 5 m² per object en niet meer dan twee grotere objecten van maximaal 25 m² per object;

    • f.

      er een organisator is;

    • g.

      een op grond van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen vereiste gebruiksmelding is gedaan;

    • h.

      de organisator ten minste vier weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester door middel van een daarvoor gehanteerd formulier.

  • 3.

    Het tweede lid is niet van toepassing op een krachtens artikel 2.4, eerste lid, onder f, aangewezen categorie vechtsportwedstrijden of gala’s.

  • 4.

    Geen vergunning is vereist voor een wielertoertocht met maximaal 250 deelnemers, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de deelnemers leggen een parcours af dat niet is afgezet;

    • b.

      er wordt geen winnaar uitgeroepen;

    • c.

      deelnemers dienen zich aan de verkeersregels te houden;

    • d.

      er vindt geen enkele vorm van tijdmeting plaats;

    • e.

      er een organisator is; en

    • f.

      de organisator tenminste vier weken voorafgaand aan de wielertoertocht daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester door middel van een daarvoor gehanteerd formulier.

  • 5.

    Indien één week voorafgaand aan het evenement door de burgemeester geen tegenbericht is verzonden, kan het evenement zoals gemeld plaatsvinden.

  • 6.

    Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin voorzien wordt door artikel 10 in samenhang gelezen met artikel 148 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:6 Indiening aanvraag

  • 1.

    De aanvraag om een evenementenvergunning wordt uiterlijk twaalf weken voor de beoogde datum van het evenement ingediend.

  • 2.

    De aanvraag om een evenementenvergunning voor het organiseren van een evenement met veiligheidsaandacht of een verhoogde veiligheidsaandacht wordt uiterlijk vierentwintig weken voor de beoogde datum van het evenement ingediend.

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend door middel van het daarvoor gehanteerde aanvraagformulier.

  • 4.

    Bij de aanvraag worden in ieder geval de in het daarvoor gehanteerde aanvraagformulier gevraagde gegevens en documenten overgelegd.

  • 5.

    Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding moet worden gedaan op grond van artikel 2.1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

  • 6.

    De burgemeester kan in verband met de voorbereidingstijd van een evenement of bij bijzondere, periodiek terugkerende evenementen van de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen afwijken.

Artikel 2:7 Beoordeling aanvraag

  • 1.

    De burgemeester kan tot één week voorafgaand aan een evenement besluiten een evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 weigert de burgemeester een vergunning voor door de burgemeester aan te wijzen categorieën van vechtsportwedstrijden of -gala's indien:

    • a.

      de aanvrager geen verklaring omtrent het gedrag van zichzelf als aanvrager van de vergunning en een eventuele organisator overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.

    • b.

      de aanvrager van de vergunning of de organisator in enig opzicht van slecht levensgedrag is.

  • 3.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:8 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Afdeling 3. Betaald voetbal

Artikel 2:9 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • Omgeving van het stadion: het gebied dat wordt omgeven door de Waterloolaan, de Driehuizerkerkweg, de Waterlandweg, de Bosweg, de Verloren van Themaatlaan, de Van Tuyllweg, de Minister Lelylaan, de Minister van Houtenlaan, het pad lopend vanaf de Minister van Houtenlaan naar het Tiberiusplein, het Tiberusplein, de Briniostraat, de Lorentzstraat en de Zeeweg.

  • organisator: een betaald voetbalorganisatie, de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond of een andere rechts- of natuurlijke persoon die een voetbalevenement in het stadion organiseert;

  • stadion: het voetbalstadion gelegen aan de Minister van Houtenlaan 123 in Velsen-Zuid;

  • supporter: degene die zich door kleding, uitrusting, gedraging of anderszins manifesteert als aanhanger van een voetbalteam;

  • voetbalevenement: een voetbalwedstrijd in het stadion;

  • voetbalwedstrijd: een wedstrijd waarbij één van de spelende teams een Nederlandse of buitenlandse betaald voetbalorganisatie of een vertegenwoordigend elftal van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond is.

Artikel 2:10 Vergunningplicht

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een voetbalwedstrijd te organiseren.

  • 2.

    Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan ook meerdere wedstrijden of een seizoen omvatten.

  • 3.

    De artikelen 2:6, 2:7 en 2:8 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2:11 Aanwijzingen

  • 1.

    De burgemeester kan in verband met een voetbalevenement in het belang van de veiligheid en het voorkomen van wanordelijkheden aanwijzingen geven aan de organisator of supporters.

  • 2.

    Deze aanwijzingen kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

    • a.

      de aanvang van de wedstrijd;

    • b.

      de kaartverkoop;

    • c.

      de toeloop en het vertrek van het publiek;

    • d.

      het aantal bezoekers;

    • e.

      de inzet in en rondom het stadion; en

    • f.

      de inrichting van de parkeerplaats en verlichting.

  • 3.

    Eenieder is verplicht de aanwijzingen door of namens de burgemeester terstond en stipt op te volgen.

Artikel 2:12 Verboden handelingen

  • 1.

    Het is verboden enig gereedschap, voorwerp of middel te vervoeren of bij zich te hebben in de omgeving van het stadion 3 uur voor aanvang van tot 3 uur na afloop van een voetbalevenement met het kennelijke doel daarmee bij een voetbalevenement de orde te verstoren.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.6 van het Vuurwerkbesluit is het een supporter verboden pyrotechnisc.he voorwerpen bedoeld om licht, rook of lawaai te produceren, te vervoeren of bij zich te hebben in de omgeving van het stadion 3 uur voor aanvang van tot 3 uur na afloop van een voetbalevenement.

Artikel 2:13 Stadionomgevingsverbod

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen heeft verricht in of in de omgeving van een stadion op een dag dat daar een voetbalwedstrijd werd gespeeld, een verbod geven zich vanaf vier uur vóór het vastgestelde aanvangstijdstip tot vier uur na afloop van een voetbalwedstrijd in een in het stadionomgevingsverbod bepaald gebied op te houden.

  • 2.

    De burgemeester kan aan het verbod de plicht verbinden om zich op bepaalde tijdstippen te melden op of vanaf bepaalde plaatsen, al dan niet in een andere gemeente.

  • 3.

    Het verbod geldt voor een bepaalde periode welke niet langer is dan twee jaar.

  • 4.

    De burgemeester beperkt het in het eerste lid gestelde verbod als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene noodzakelijk acht.

Hoofdstuk 3 Openbare inrichtingen

Artikel 3:1 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • bezoekers van een openbare inrichting: degenen die niet zijn de exploitant dan wel leden van het gezin of de huishouding van de exploitant, leidinggevenden, personen die werkzaam zijn in de openbare inrichting en andere personen van wie de aanwezigheid in de openbare inrichting wegens een dringende reden noodzakelijk is;

  • exploitant: de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening en risico een bedrijf wordt geëxploiteerd;

  • leidinggevende: de natuurlijke persoon die algemene of feitelijke leidinggeeft aan een openbare inrichting alsmede de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de openbare inrichting wordt uitgeoefend;

  • openbare inrichting: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte en het bij de inrichting behorende terras, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval wordt verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, coffeeshop, cafetaria, snackbar, grillroom, discotheek, zalenverhuur, buurthuis en clubhuis en waaronder niet wordt verstaan een speelautomatenhal;

  • terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Artikel 3:2 Exploitatievergunning

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in:

    • a.

      een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    • b.

      een zorginstelling;

    • c.

      een museum; of

    • d.

      een bedrijfskantine- of restaurant.

  • 3.

    Een voor 1 januari 2024 verleende vrijstelling van de exploitatievergunningplicht, wordt door de burgemeester ingetrokken indien zich een incident voordoet die de woon- en leefsituatie of openbare orde in de directe omgeving van de openbare inrichting negatief beïnvloedt.

  • 4.

    De burgemeester vermeldt in de vergunning:

    • a.

      de exploitant;

    • b.

      tot welke bedrijfsuitoefening de vergunning strekt;

    • c.

      de plaats waar de openbare inrichting zich bevindt;

    • d.

      de situering en de oppervlakte van de openbare inrichting en de daarbij behorende terrassen;

    • e.

      de voorschriften of beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden.

  • 5.

    De vergunning en het daarbij behorende aanhangsel, of afschriften daarvan, en in voorkomende gevallen een afschrift van de aanvraag als bedoeld in artikel 3:3, en de ontvangstbevestiging, bedoeld in artikel 3:3, vijfde lid, of een afschrift daarvan, zijn in de inrichting aanwezig.

  • 6.

    Voor openbare inrichtingen die op 31 december 2023 beschikken over een vrijstelling van de exploitatievergunningplicht, geldt dat de exploitatievergunningplicht gefaseerd wordt ingevoerd.

  • 7.

    Voor openbare inrichtingen die op 31 december 2023 beschikken over een vrijstelling van de exploitatievergunningplicht moet een nieuwe aanvraag om een exploitatievergunning worden ingediend in geval van:

    • a.

      een wijziging van de onder lid 4 genoemde aspecten van de bedrijfsvoering; of

    • b.

      een wijziging als bedoeld in artikel 3:3, derde lid.

Artikel 3:3 Aanhangsel bij vergunning

  • 1.

    De burgemeester vermeldt in een aanhangsel bij de vergunning de leidinggevenden.

  • 2.

    Een vergunninghouder meldt aan de burgemeester de wens een persoon als leidinggevende te laten bijschrijven.

  • 3.

    Deze melding geldt als aanvraag tot wijziging van het aanhangsel.

  • 4.

    Deze aanvraag wordt ingediend door middel van een daarvoor door het bevoegd bestuursorgaan gehanteerd formulier en daarbij worden in ieder geval de daarin gevraagde gegevens en bescheiden overgelegd.

  • 5.

    De burgemeester bevestigt onverwijld schriftelijk of elektronisch de ontvangst van de aanvraag.

  • 6.

    De burgemeester weigert de wijziging van het aanhangsel indien de persoon bedoeld in het eerste lid, niet voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 3:6.

  • 7.

    In afwachting van het besluit op de aanvraag tot wijziging van het aanhangsel mag een nieuwe leidinggevende werkzaamheden uitoefenen vanaf het moment waarop de exploitant een ontvangstbevestiging heeft gekregen op zijn aanvraag als bedoeld in het derde lid, totdat op de aanvraag is besloten.

  • 8.

    Op de aanvraag tot wijziging van het aanhangsel is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 3:4 Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een exploitatievergunning wordt ingediend door middel van het daarvoor gehanteerde aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag worden in ieder geval de in het daarvoor gehanteerde aanvraagformulier gevraagde gegevens en documenten overgelegd.

  • 3.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 3:5 Weigeringsgronden

  • 1.

    De burgemeester weigert de vergunning, indien:

    • a.

      de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het geldend omgevingsplan of voorbereidingsbesluit;

    • b.

      niet wordt voldaan aan de ingevolge artikel 3:6 geldende eisen; of

    • c.

      de ingediende bescheiden niet of niet langer overeenstemmen met de feiten die relevant zijn voor de door de burgemeester te nemen beslissing.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 3.

    Bij de toepassing van de in het tweede lid genoemde weigeringsgrond houdt het bevoegde bestuursorgaan rekening met:

    • a.

      het karakter van de straat en de wijk, waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen;

    • b.

      de aard van de openbare inrichting;

    • c.

      de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie;

    • d.

      de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende; en

    • e.

      het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende.

Artikel 3:6 Eisen leidinggevende

  • 1.

    Leidinggevenden van de openbare inrichting voldoen aan de volgende eisen:

    • a.

      Zij hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt;

    • b.

      Zij zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

    • c.

      Zij mogen niet onder curatele staan.

  • 2.

    Naast de in het eerste lid gestelde eisen zijn de in hoofdstuk 3 van het Alcoholbesluit gestelde zedelijkheidseisen voor leidinggevenden van overeenkomstige toepassing op de exploitatievergunning voor een openbare inrichting.

Artikel 3:7 Wijziging

  • 1.

    Indien een inrichting een zodanige verandering ondergaat dat zij niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning gegeven omschrijving als bedoeld in artikel 3:2, vierde lid, is de vergunninghouder verplicht bedoelde wijziging binnen één maand bij de burgemeester te melden.

  • 2.

    De burgemeester verstrekt, indien nog aan de ten aanzien van de inrichting gestelde eisen wordt voldaan, een gewijzigde vergunning, waarin de ingevolge artikel 3:2, vierde lid, vereiste omschrijving is aangepast aan de nieuwe situatie.

Artikel 3:8 Intrekkingsgronden

  • 1.

    Een vergunning wordt door de burgemeester ingetrokken, indien:

    • a.

      de te harer verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

    • b.

      niet langer wordt voldaan aan de ingevolge artikel 3:6 geldende eisen;

    • c.

      zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

    • d.

      de exploitant in de in artikel 3:7 en artikel 3:3 bedoelde gevallen geen melding als in die artikelen bedoeld heeft gedaan.

  • 2.

    Een vergunning kan door de burgemeester worden ingetrokken, indien:

    • a.

      er sprake is van het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

    • b.

      in een periode van twee jaar ten minste drie maal op grond van artikel 3:3 om bijschrijving van een persoon op het aanhangsel bij de vergunning is verzocht en de burgemeester die wijziging van het aanhangsel tenminste drie maal heeft geweigerd op grond van artikel 3:3, zesde lid.

Artikel 3:9 Vervallen vergunning

De vergunning vervalt van rechtswege indien:

  • a.

    sinds de vergunning onherroepelijk is geworden, zes maanden zijn verlopen, zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • b.

    gedurende een jaar, anders dan vanwege overmacht, geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

  • c.

    de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

Artikel 3:10 Terrassen

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 3:5, kan de burgemeester de aanvraag om een exploitatievergunning, die tevens betrekking heeft op de exploitatie van een terras waarbij de weg of een weggedeelte anders wordt gebruikt dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, weigeren indien:

    • a.

      het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar of hinder oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;

    • b.

      het beoogde gebruik een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; of

  • 2.

    het beoogde gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de weg, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan.

  • 3.

    Exploitanten van terrassen als bedoeld in het eerste lid, die op grond van artikel 2:16 van de Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 2019 op 31 december 2023 reeds rechtmatig dit terras exploiteerden, hebben voor de exploitatie van dit terras van rechtswege vergunning.

Artikel 3:11 Toelatingstijden

  • 1.

    Het is de exploitant van een openbare inrichting verboden hierin bezoekers toe te laten tussen 02:00 uur en 05:00 uur.

  • 2.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Voor een openbare inrichting die zich bevindt in een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.

  • 4.

    Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.

  • 5.

    Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 3:12 Tijdelijke sluiting(stijden) en afwijkende toelatingstijden

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk verplichte sluitingstijden of afwijkende toelatingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

Artikel 3:13 Verboden gedragingen

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting, niet zijnde een paracommerciële rechtspersoon, voor het publiek geopend te houden indien in de inrichting niet aanwezig is:

    • a.

      een leidinggevende die vermeld staat op het aanhangsel bij de vergunning bedoeld in artikel 3:3, dan wel de vergunning bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet; of

    • b.

      een persoon wiens bijschrijving op grond van artikel 3:3 dan wel artikel 3 van de alcoholwet is gevraagd, mits de ontvangst van die aanvraag is bevestigd, zolang nog niet op die aanvraag is beslist.

  • 2.

    Het is verboden in een openbare inrichting:

    • a.

      de orde te verstoren;

    • b.

      zich als bezoeker te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de openbare inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 3:12, eerste lid; en

    • c.

      op of vanuit het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.

Artikel 3:14 Handel binnen openbare inrichtingen

  • 1.

    In dit artikel wordt onder handelaar verstaan: de op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bij algemene maatregel van bestuur aangewezen handelaar.

  • 2.

    Het is de exploitant van een openbare inrichting verboden een handelaar of een voor hem handelend persoon in de openbare inrichting toe te laten om hier handelswaar te verwerven, te verkopen of op enige andere wijze over te dragen.

Artikel 3:15 Nadere regels

De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het woon- en leefklimaat, de veiligheid, de zedelijkheid of de gezondheid nadere regels stellen voor de exploitatie van openbare inrichtingen.

Artikel 3:16 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk op als bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3:17 Paracommerciële rechtspersonen

  • 1.

    In dit artikel wordt onder alcoholhoudende drank en onder paracommerciële rechtspersoon verstaan dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.

  • 2.

    De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan paracommerciële rechtspersonen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, indien de paracommerciële rechtspersoon in de directe omgeving, naar verwachting, geen overlast zal veroorzaken of geen negatieve invloed zal hebben op de woon- en leefsituatie en de openbare orde.

  • 3.

    De vrijstelling wordt ingetrokken indien er een incident voordoet die de woon- en leefsituatie of openbare orde in de directe omgeving van de openbare inrichting negatief beïnvloedt.

  • 4.

    Op de aanvraag om de vrijstelling als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • 5.

    Een paracommerciële rechtspersoon kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf 1 uur voor de aanvang en tot uiterlijk 1 uur na afloop van een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon.

  • 6.

    Een paracommerciële rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

Hoofdstuk 4 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels e.d.

Afdeling 1. Algemene bepalingen

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;

  • bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en de daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester;

  • escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon of rechtspersonen die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

  • exploitant: de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening en risico een seksbedrijf of escortbedrijf wordt geëxploiteerd;

  • klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf, escortbedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;

  • prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

  • prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;

  • seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen vergoeding of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen vergoeding;

  • seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf;

  • sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

  • werkruimte: als zelfstandig aan te merken onderdeel van een seksinrichting waarin de seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding worden verricht.

Afdeling 2. Seksinrichtingen. e.d.

Artikel 4:2 Vergunning

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2.

    Het bevoegd bestuursorgaan beslist binnen twaalf weken op de aanvraag om een vergunning.

  • 3.

    Het bevoegd bestuursorgaan kan de beslistermijn voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

  • 4.

    Het college kan het aantal te verlenen vergunningen voor seksbedrijven aan een maximum binden.

  • 5.

    Het bevoegd bestuursorgaan draagt zorg voor een onpartijdige en transparante verlening van beschikbare vergunningen.

  • 6.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 4:3 Nadere regels

Het bevoegd bestuursorgaan kan nadere regels stellen met betrekking tot de in dit hoofdstuk opgenomen regels in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat, de gezondheid of zedelijkheid en de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

Artikel 4:4 Bedrijfsplan

Een prostitutiebedrijf beschikt over een bedrijfsplan.

Artikel 4:5 Bescheiden overleggen bij aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een door het bevoegde bestuursorgaan daarvoor gehanteerd formulier met de daarbij behorende bijlagen en bescheiden.

  • 2.

    Bij de aanvraag wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

  • a.

    het in artikel 4:5 genoemde bedrijfsplan;

  • b.

    bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimtes bestemd voor de uitoefening van het seksbedrijf;

  • c.

    de plaatselijke ligging van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een situatieschets met een noordpijl en schaalaanduiding;

  • d.

    een plattegrond van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een tekening met een schaalaanduiding;

  • e.

    een volledig ingevuld en ondertekend door het bevoegd bestuursorgaan gehanteerd Bibob-formulier met de daarbij behorende bijlagen en bescheiden;

  • 3.

    Het bevoegde bestuursorgaan kan aanvullende gegevens of bescheiden verlangen.

Artikel 4:7 Weigeringsgronden vergunning

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 wordt een vergunning geweigerd als:

    • a.

      de exploitant of de beheerder onder curatele staat;

    • b.

      de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;

    • d.

      redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;

    • f.

      er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die:

  • 1° als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt;

  • 2° als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt; of

  • 3° slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.

    • a.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;

    • b.

      de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voor de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

  • 1°. bepalingen, gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en dit hoofdstuk;

  • 2°. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 252, 273a, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420 quinquies, 426 en 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

  • 3°. artikel 69 van de Algemene wet rijksbelastingen;

  • 4°. de artikelen 8 en 162, lid 3, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 5°. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen; of

  • 6°. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

  • 7°. De artikelen 1, onder a,b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen

    • a.

      de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd op zal leveren met een geldend omgevingsplan of voorbereidingsbesluit.

  • 2.

    Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder g., wordt gelijk gesteld:

    • a.

      een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;

    • b.

      vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, lid 2, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, lid 3, onder a., van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , tenzij de geldsom minder dan € 375,- bedraagt.

  • 3.

    De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g. en h., wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 4.

    Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder g. en h., telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.

  • 5.

    Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:

    • a.

      voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 4:8 of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;

    • b.

      als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;

    • c.

      als het bedrijfsplan niet voldoet aan het bepaalde in de nadere regels op grond van deze verordening;

    • d.

      het maximum aantal te verlenen vergunningen is bereikt.

  • 6.

    Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      het voorkomen of beperken van overlast;

    • b.

      het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    • c.

      de veiligheid van personen of goederen;

    • d.

      de verkeersvrijheid of- veiligheid;

    • e.

      de gezondheid of zedelijkheid;

    • f.

      de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

Artikel 4:8 Intrekking en schorsing vergunning

  • 1.

    De vergunning wordt ingetrokken als:

    • a.

      de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;

    • c.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;

    • d.

      zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 4:7 eerste lid, sub a tot en met i;

    • e.

      de vergunninghouder dat verzoekt;

    • f.

      De uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met een geldend omgevingsplan of voorbereidingsbesluit;

    • g.

      is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;

    • h.

      in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;

    • i.

      een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;

    • j.

      is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen;

    • k.

      is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;

    • l.

      zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;

    • m.

      de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;

    • n.

      er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;

    • o.

      gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning;

    • p.

      wanneer de exploitant de exploitatie van de seksinrichting of het escort bedrijf feitelijk heeft beëindigd.

Artikel 4:9 Wijziging beheer en beëindiging exploitatie

  • 1.

    Indien een beheerder het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2.

    Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegde bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 4:7 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

Artikel 4:10 Tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen en tijdelijke sluiting

  • 1.

    Met het oog op de in artikel 4:7 genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

    • a.

      tijdelijk sluitingstijden vaststellen;

    • b.

      van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

Artikel 4:11 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

  • 1.

    Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

  • 2.

    De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

    • a.

      geen strafbare feiten plaatsvinden; en

    • b.

      geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

Artikel 4:12 Verbod straat- en raamprostitutie

  • 1.

    Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor prostitutie of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van prostitutie.

  • 2.

    Het is een prostituee verboden:

    • a.

      zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan klanten die zich op of aan de weg bevinden beschikbaar te stellen; en

    • b.

      passanten hinderlijk te bejegenen of zich aan passanten op te dringen dan wel zich ongekleed of vrijwel ongekleed achter het raam van een seksinrichting of in de toegang tot een seksinrichting op te houden.

Artikel 4:13 Sekswinkels

Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.

Artikel 4:14 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch- pornografische uitingen

  • 1.

    Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch- pornografische aard openlijk tentoon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

    • a.

      indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

    • b.

      anders dan overeenkomstig de door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, lid 1 van de Grondwet.

Hoofdstuk 5 Toezicht en ondermijning

Artikel 5:1 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 5:2 Verbod op gevaarlijke voorwerpen

  • 1.

    Het is verboden op door de burgemeester aangewezen wegen, met inbegrip van daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen en terreinen, messen, knuppels, slagwapens of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, openlijk bij zich te hebben.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie en evenmin voor andere zaken die als wapen kunnen worden gebruikt en die zodanig zijn ingepakt dat deze niet geschikt zijn voor onmiddellijk gebruik.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het onderwerp daarvan is voorzien bij of krachtens de Wet wapens en munitie.

Artikel 5:3 Verbod gebruik metaaldetector

  • 1.

    Het is verboden om met een metaaldetector, een gelijksoortig instrument of anderszins, metalen voorwerpen op te sporen in de door het college aangewezen gebieden.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor de Explosieven Opruimingsdienst Defensie.

Artikel 5:4 Cameratoezicht

De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera's voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

Artikel 5:5 Gebiedsontzegging

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich gedurende ten hoogste 8 dagen niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 2.

    De burgemeester beperkt het in het eerste lid gestelde bevel als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk acht.

  • 3.

    De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5:6 Drugshandel op straat en openlijk drugsgebruik

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijk doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

  • 2.

    Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Artikel 5:7 Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen

  • 1.

    De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een daarbij behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid, beperking van overlast of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.

  • 2.

    Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang van het gebouw of het erf.

  • 3.

    Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.

  • 4.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 5:8 Betreden gesloten pand

  • 1.

    Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2.

    Het is verboden een krachtens artikel 5:7 gesloten voor publiek openstaand gebouw of daarbij behorend erf te betreden.

  • 3.

    Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 4.

    Deze verboden zijn niet van toepassing op personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

Artikel 5:9 Nachtregister

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder inrichting:

    • a.

      elke ruimte waarin, in de uitoefening van een beroep, aan personen nachtverblijf wordt verschaft; en

    • b.

      elk terrein, daaronder begrepen iedere buitenhaven, iedere binnenhaven en elk binnenwater ingericht tot het afmeren van pleziervaartuigen, dat, in de uitoefening van een beroep of als gewoonte, ter beschikking wordt gesteld voor het houden van nachtverblijf of voor het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.

  • 2.

    Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding daarvan staakt, is verplicht de burgemeester daarvan binnen drie werkdagen schriftelijk op de hoogte te brengen.

  • 3.

    Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid te verstrekken:

    • a.

      voorletters;

    • b.

      achternaam;

    • c.

      woonplaats;

    • d.

      geboortedatum;

    • e.

      aantal medereizigers;

    • f.

      dag van aankomst en dag van vertrek;

    • g.

      nummer van het reisdocument of identiteitsbewijs; en

    • h.

      aard van de overgelegde documenten.

  • 4.

    Degene die nachtverblijf houdt op een vaartuig is aanvullend op de in het derde lid genoemde gegevens verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van het nachtverblijf volledig en naar waarheid te verstrekken:

    • a.

      naam en contactgegevens schipper;

    • b.

      eigenaar van het schip; en

    • c.

      aantal personen dat overnacht op het schip.

  • 5.

    Degene die een inrichting exploiteert of de feitelijke leiding daarover heeft is verplicht:

    • a.

      zich onverwijld bij aankomst van de persoon die in de door hem gehouden inrichting de nacht zal doorbrengen een geldig reisdocument of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht te doen overleggen;

    • b.

      een doorlopend register bij te houden en daarin onverwijld bij de aankomst van die persoon de in het derde lid, dan wel vierde lid, genoemde gegevens aan te tekenen of te doen aantekenen alsmede zelf daarin aantekening te houden of te doen houden van de aard van het overgelegde document, het nummer van het reisdocument of identiteitsbewijs en, bij het vertrek, de dag van vertrek;

    • c.

      dat register op aanvraag te vertonen aan de burgemeester dan wel aan de door deze aangewezen ambtenaar.

  • 6.

    De burgemeester kan een register als bedoeld in het vijfde lid aanwijzen en waarmerken.

  • 7.

    Het vijfde lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 438 van het Wetboek van strafrecht voorziet.

Artikel 5:10 Opkopersregister

  • 1.

    De handelaar als bedoeld in artikel 437ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht is verplicht:

    • a.

      binnen drie dagen de in artikel 437ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde schriftelijke kennisgeving te doen en hierbij tevens zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging te vermelden;

    • b.

      binnen drie dagen een verandering van de onder sub a bedoelde adressen schriftelijk door te geven aan de burgemeester of een door de burgemeester aangewezen ambtenaar;

    • c.

      de burgemeester of een door de burgemeester aangewezen ambtenaar binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen van het feit dat hij van opkopen niet langer zijn beroep of gewoonte maakt;

    • d.

      de burgemeester of een door de burgemeester aangewezen ambtenaar onverwijld in kennis te stellen van het feit dat hij in de gelegenheid is enig goed te verkrijgen waarvan redelijkerwijs kan worden vermoed dat het van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;

    • e.

      de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of verkoopregister ter inzage te geven;

    • f.

      aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

  • 2.

    Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste vijf dagen dat het onder hem berust, over te dragen aan een ander of daarin enige wijziging aan te brengen.

  • 3.

    De burgemeester kan een register aanwijzen en waarmerken voor het registreren van de in dit artikel en de in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde gegevens.

Artikel 5:11 Verkoopregister

  • 1.

    De op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bij algemene maatregel van bestuur aangewezen handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register en daarin onverwijld op te nemen:

    • a.

      het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    • b.

      de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    • c.

      een omschrijving van het goed en, voor zover van toepassing, daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;

    • d.

      de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

    • e.

      de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2.

    De burgemeester kan vrijstelling verlenen van de verplichtingen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:12 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat

  • 1.

    In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a.

      Exploitant: de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • b.

      Beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteiten;

    • c.

      Bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor het publiek toegankelijk gebouw, niet zijnde een seksinrichting, of een daarbij behorend perceel of enig andere ruimte, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.

  • 2.

    De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aangewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zich tot één of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend voor de gehele gemeente aangewezen als naar het oordeel van de burgemeester de leefbaarheid of openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.

  • 3.

    Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:

    • a.

      in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester benoemde bedrijfsmatige activiteiten; of

    • b.

      indien de uitoefening van het bedrijf een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteit betreft.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:

    • a.

      in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;

    • b.

      indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;

    • c.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • d.

      indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;

    • e.

      indien niet voldaan is aan de bij of krachtens lid vijf en zes gestelde eisen met betrekking tot de aanvraag;

    • f.

      indien er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;

    • g.

      indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend omgevingsplan, voorbereidingsbesluit of de Omgevingswet voor wat betreft een milieubelastende activiteit.

  • 5.

    De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend door gebruikmaking van een daarvoor gehanteerd formulier. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:

    • a.

      de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;

    • b.

      het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;

    • c.

      het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;

    • d.

      indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;

    • e.

      een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;

    • f.

      een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschikken waarin het bedrijf wordt gevestigd.

  • 6.

    Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij verlangen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.

  • 7.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:5 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen indien:

    • a.

      door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of

    • b.

      door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of

    • c.

      de voorwaarden uit de vergunning of de plichten voortvloeiend uit dit artikel niet worden nageleefd; of

    • d.

      de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of

    • e.

      de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf danwel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of

    • f.

      er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of

    • g.

      er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde; of

    • h.

      de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd danwel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of

    • i.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of

    • j.

      de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend omgevingsplan, voorbereidingsbesluit of de Omgevingswet voor wat betreft een milieubelastende activiteit.

  • 8.

    Indien een bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met i, van toepassing is, kan de burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.

  • 9.

    Het is een ieder verboden een overeenkomstig het achtste lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.

  • 10.

    De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

  • 11.

    De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijf waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als het bedrijf aan de vereisten voldoet.

  • 12.

    Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.

  • 13.

    De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaatsvinden.

  • 14.

    In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.

  • 15.

    Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Hoofdstuk 6 Overlast in de openbare ruimte

Artikel 6:1 Hinderlijk gedrag

  • 1.

    Het is verboden:

    • a.

      zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat andere gebruikers of bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen daarvan onnodig overlast of hinder ondervinden;

    • b.

      zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

    • c.

      zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte bestemd is;

    • d.

      voor anderen dan bewoners of gebruikers van een flatgebouw, appartementsgebouw of een soortgelijke meergezinswoning of van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van dat gebouw.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 6:2 Verboden drankgebruik

  • 1.

    Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      een terras dat behoort bij een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet; en

    • b.

      een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.

Artikel 6:3 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1.

    Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

Artikel 6:4 Vervoer plak- en kladgereedschap

  • 1.

    Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2.

    Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen kennelijk niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 4:4 van de Verordening fysieke leefomgeving.

Artikel 6:5 Vervoer verontreinigende middelen tijdens luilak

Het is verboden om in de nacht van vrijdag op zaterdag voor Pinksteren tussen 0:00 en 08:00 uur op of aan de weg enig middel bij zich te hebben of te vervoeren met het kennelijke doel een zaak te besmeuren.

Artikel 6:6 Gevaarlijke honden

  • 1.

    Indien het college een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan het de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    Onder een aanlijngebod als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte van ten hoogste 1,50 meter, gemeten van hand tot halsband.

  • 3.

    Onder een muilkorfgebod als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van een stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4.

    Een hond als bedoeld in het eerste lid dient voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Artikel 6:7 Woonoverlast

  • 1.

    Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt, of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De burgemeester kan bij overtreding van de zorgplicht uit het eerste lid een gedragsaanwijzing geven in de vorm van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom.

  • 3.

    De burgemeester kan een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:

    • a.

      geluid- of geurhinder;

    • b.

      hinder van dieren;

    • c.

      hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of op een erf aanwezig zijn;

    • d.

      overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;

    • e.

      intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.

Artikel 6:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden op een openbare plaats de natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel 6:9 Inzameling van geld of goederen en leden- of donateurswerving

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden, dan wel in het openbaar leden of donateurs te werven als daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 2.

    Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waaronder ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3.

    De vergunning kan in ieder geval worden geweigerd indien de betreffende week reeds aan een andere organisatie is toegewezen op het landelijke collecterooster van het CBF.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor een inzameling die wordt gehouden:

    • a.

      in besloten kring; of

    • b.

      door een instelling met een CBF-keurmerk op een in het landelijke collecterooster van het CBF aangewezen week.

  • 5.

    Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 6:10 Ventverbod

  • 1.

    In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis.

  • 2.

    Onder venten wordt niet verstaan:

    • a.

      het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;

    • b.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet of artikel 2:15, tweede lid, aanhef en onder c;

    • c.

      het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 3:30 van de Verordening fysieke leefomgeving.

  • 3.

    Het is verboden te venten op zondagen en op maandag tot en met zaterdag tussen 17.00 uur en 09.00 uur.

  • 4.

    In tegenstelling tot het derde lid geldt het verbod voor het venten op het strand van maandag tot en met zondag tussen 20.00 uur en 09.00 uur.

  • 5.

    Het college kan van deze verboden een ontheffing verlenen.

  • 6.

    Het verbod als bedoeld geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet.

  • 7.

    Het verbod is niet van toepassing op het venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard.

Artikel 6:11 Bedelen

Het is verboden op een openbare plaats op hinderlijke wijze te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.

Hoofdstuk 7 Strand en zee

Artikel 7:1 Overlast aan vaartuigen

  • 1.

    Het is verboden zich zonder redelijk doel vast te houden aan een vaartuig in openbaar water, daarop te klimmen of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

  • 2.

    Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een vaartuig, liggend in of aan een openbaar water, los te maken.

Artikel 7:2 Rijden op het strand

  • 1.

    Het is verboden met een voertuig als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op het strand te rijden dan wel deze op het strand te brengen of te hebben.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op fietsen en kleine wagens, zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

  • 4.

    Het college kan tijden en plaatsen aanwijzen waarop het verbod van het eerste lid niet geldt voor zeilwagens, windrijders of soortgelijke voor de recreatie bestemde voertuigen.

  • 5.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op voertuigen die worden gebruikt door of in opdracht van de gemeente, de strandvonderij, de algemeen erkende hulpverleningsdiensten, de KNRM, de KNBRD, Rijkswaterstaat of een andere openbare dienst, allen ten behoeve van de uitoefening van hun taak.

  • 6.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het rijden op het strand ten behoeve van het vervoer van personen voor commerciële doeleinden, voor zover de vervoerder beschikt over een vergunning als bedoeld in artikel 7:3.

Artikel 7:3 Vervoer van personen

Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan het strand voor commerciële doeleinden personen te vervoeren met vaar- of voertuigen, personen in of uit die vaar- of voertuigen te dragen of deze personen tot het bereiken daarvan behulpzaam te zijn.

Artikel 7:4 Rij- en trekdieren op het strand

  • 1.

    Het is verboden een paard, een pony of een ander rij- of trekdier, al dan niet met bijbehorende wagen, op het strand te brengen of te hebben.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor ambtenaren van de politie in de uitoefening van hun taak.

  • 3.

    Het college kan tijden en plaatsen aanwijzen waarop het verbod van het eerste lid niet geldt.

Artikel 7:5 Vaartuigen op het strand

  • 1.

    Het is verboden een al dan niet gemotoriseerd vaartuig, waaronder in elk geval een jetski of waterscooter worden begrepen, op het strand te hebben of te brengen dan wel een vaartuig vanaf het strand op zee of vanuit de zee op het strand te brengen of zich met een dergelijk vaartuig te bevinden binnen een afstand van 300 meter uit de laagwaterlijn.

  • 2.

    Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op kleine vaartuigen, zoals een opblaasband, een luchtkussen of een opblaasboot, mits hieraan geen motor is bevestigd.

  • 3.

    Het college kan tijden en plaatsen aanwijzen waarop het verbod van het eerste lid voor bepaalde vaartuigen niet geldt.

  • 4.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op vaartuigen die worden gebruikt door de KNRM, de KNBRD, de politie of een andere openbare dienst, allen ten behoeve van de uitoefening van hun taak.

Artikel 7:6 Open vuur op het strand

  • 1.

    Het is verboden op het strand enig vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      indien gebruik wordt gemaakt van een geschikt toestel om te barbecueën, een vuurkorf of een terrashaard aan de achterzijde van een strandhuisje of op het terras van een paviljoen, mits dit gebruik geen hinder, gevaar of anderszins overlast oplevert voor de (directe) omgeving en eventuele (as)resten worden opgeruimd;

    • b.

      op de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen.

Artikel 7:7 Tenten, strandstoelen en windschermen

Het is verboden op het strand tussen 22.00 en 06.00 tenten, strandstoelen of windschermen te hebben of te laten staan.

Artikel 7:8 Sport en spel op of aan het strand

  • 1.

    Het is verboden om in de zee te zwemmen of een andere watersport te beoefenen.

  • 2.

    Het is verboden op of aan het strand vliegers op te laten met twee of meer besturingslijnen.

  • 3.

    Het college kan tijden en plaatsen aanwijzen waarop de verboden van het eerste en tweede lid niet gelden.

Artikel 7:9 In zee begeven

  • 1.

    Het is verboden zich zonder noodzaak vanaf een havenhoofd, strekdam of pier in zee te begeven.

  • 2.

    Eenieder is verplicht om onmiddellijk gevolg te geven aan de in het belang van hun veiligheid gegeven aanwijzingen door een lid van het erkende reddingswezen.

  • 3.

    Eenieder is verplicht om onmiddellijk gevolg te geven aan de waarschuwingsvlaggen van het erkende reddingswezen gehesen aan de daartoe bestemde palen.

Artikel 7:10 Vissen langs het strand

  • 1.

    Het is verboden om met een vishengel vanaf het strand te vissen.

  • 2.

    Het is verboden om binnen een afstand van 250 meter vanaf de laagwaterlijn te vissen, met gebruikmaking van staande, drijvende of soortgelijke netten.

  • 3.

    Het college kan tijden en plaatsen aanwijzen waarop het verbod van het eerste lid niet geldt.

Artikel 7:11 Toegang pieren

Het is verboden de pieren te betreden, indien de toegangshekken zijn gesloten.

Artikel 7:12 Ongeklede openbare recreatie

Het strand tussen strandpaal 58.000 en de gemeentegrens van de gemeente Bloemendaal is aangewezen als plaats geschikt voor ongeklede openbare recreatie als bedoeld in artikel 430a van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 7:13 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het gebruik van het strand in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid, het milieu en het voorkomen van overlast.

Hoofdstuk 8 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8:1 Strafbepalingen

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:3 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie: 2:1, 2:3, 2:5, 2:8, 2:10, 2:11, 2:12, 2:13, 3:2, 3:10, 3:12, 3:13, 4:2, 4:11, 4:12, 4:13, 4,14, 5:2, 5:3, 5:5, 5:6, 5:8, 5:12, 6:3, 6:4, 6:5, 6:6, 6:9, 6:10, 6:11, 7:1, 7:2, 7:3, 7:4, 7:5, 7:6, 7:7, 7:8, 7:9, 7:10, 7:11.

  • 2.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:3 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie: 2:2, 5:9, 5:10, 5:11, 6:1, 6:2 en 6:8.

Artikel 8:2 Toezichthouders

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de daartoe aangewezen gemeentelijke toezichthouders, alsmede de in het artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, toezichthouders van de Omgevingsdienst IJmond, ambtenaren van de Veilligheidsregio Kennemerland en de vanwege het Recreatieschap Spaarnwoude aangewezen personen voor dat deel van de gemeente dat binnen het recreatiegebied is gelegen.

  • 2.

    Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 8:3 Binnentreden woning

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 8:4 intrekken oude verordening

De Algemene Plaatselijke Verordening Velsen 2019 wordt ingetrokken.

Artikel 8:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 8:4 die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 8:6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024.

Artikel 8:7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening Velsen 2024.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van ………………..

De raad van de gemeente Velsen,

De griffier, De voorzitter,

R.B. Palstra F.C. Dales