Verordening bijdrageregelingen minimabeleid gemeente Rijssen-Holten 2023

Geldend van 28-12-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening bijdrageregelingen minimabeleid gemeente Rijssen-Holten 2023

Overwegingen:

  • -

    gelet op artikel 108, 147 en 149 van de Gemeentewet

  • -

    gezien het advies van het college van burgemeester en wethouders van 25 juli 2023;

  • -

    gezien de behandeling in de commissie MDV op 11 september 2023;

besluit:

de navolgende Verordening bijdrageregelingen minimabeleid gemeente Rijssen-Holten 2023 vast te

stellen.

Verordening bijdrageregelingen minimabeleid gemeente Rijssen-Holten 2023

De gemeenteraad stelt deze bijdrageregelingen minimabeleid in om inwoners met een laag inkomen

de mogelijkheid te geven deel te nemen aan of in aanmerking te komen voor:

* maatschappelijke activiteiten op het gebied van sport, cultuur en vorming;

* maatschappelijke activiteiten in relatie tot school en verenigingen;

* een bijdrage in de kosten duurzame gebruiksgoederen.

De verordening bijdrageregelingen minimabeleid bestaat uit:

  • 1.

    Kindpakket

  • 2.

    Bijdrageregeling maatschappelijke participatie

  • 3.

    Bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen

  • 4.

    Computerregeling

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de wet: Participatiewet;

  • b.

    Peildatum: 1 januari van het jaar van uitvoering;

  • c.

    Inkomen: het netto inkomen exclusief vakantietoeslag;

  • d.

    Student: studerende van 18 jaar en ouder die recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

De wet is van toepassing, tenzij in deze verordening anders wordt geregeld.

Hoofdstuk 2. Doelgroepbepaling

Artikel 2. Belanghebbenden

Tot de doelgroep behoren inwoners van de gemeente Rijssen-Holten:

  • a.

    met een inkomen dat direct voorafgaande aan de peildatum gedurende 12 maanden lager is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bij het vaststellen van het bijstandsniveau wordt geen rekening gehouden met het kunnen delen van kosten en het ontbreken van woonlasten;

  • b.

    niet zijnde een student, die uit ‘s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of kan volgen in het kalenderjaar voorafgaande aan de aanvraag en/of op de datum van aanvraag;

  • c.

    die niet beschikken over een vermogen als bedoeld in artikel 4;

    verder te noemen ‘belanghebbende’.

Artikel 3. Inkomen

Bij het vaststellen van het in artikel 2 sub a genoemde inkomen zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • 1.

    Direct voorafgaande aan de peildatum moet gedurende 12 aaneengesloten maanden worden voldaan aan de in artikel 2 sub a genoemde inkomensgrens. Uitzondering hierop is dat eenmalig voor de periode van het schooljaar2023/2024, de inkomensgrens voor het kindpakket opgehoogd is tot 150% van de bijstandsnorm.

  • 2.

    Het inkomen wordt getoetst aan de hand van het inkomen over de maanden januari en september van het jaar voorafgaand aan het jaar van aanvraag. Ingeval van een afwijzing of twijfel dient het inkomen te worden vastgesteld aan de hand van het inkomen over het gehele jaar exclusief extra eindejaarsuitkeringen.

  • 3.

    Het inkomen van een zelfstandige wordt aangetoond door de jaarrekening van het boekjaar voorafgaande aan de peildatum. De jaarrekening bestaat uit de verlies- en winstrekening, de balans en de bijbehorende toelichting.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid van dit artikel wordt bij de vaststelling van het inkomen zoals bedoeld in artikel 2 sub a uitgegaan van het inkomen op de datum van aanvraag. Dit is van toepassing voor personen zoals genoemd in artikel 11, lid 2 en 3 van de wet en ingeval van verlating/echtscheiding.

  • 5.

    Het inkomen van een alleenstaande ouder die geen uitkering ontvangt van de gemeente wordt afgezet tegen de norm van een alleenstaande ouder vermeerderd met de alleenstaandeouderkop, zoals deze door de Belastingdienst wordt uitbetaald.

Artikel 4. Vermogen

Bij het vaststellen van het in artikel 2, sub c genoemde vermogen zijn de volgende bepalingen van toepassing:

  • 1.

    Het vermogen op de peildatum is bepalend;

  • 2.

    Het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als gebruikelijk is bij de uitvoering van de wet;

  • 3.

    Het maximaal vrij te laten vermogen is conform het bepaalde in artikel 34 van de wet.

Hoofdstuk 3. Bijdrageregelingen

Artikel 5. Kindpakket

  • 1. Belanghebbende met een kind of kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 17 jaar kan in aanmerking komen voor het kindpakket.

  • 2. De hoogte van de bijdrage bedraagt € 400 per (school)jaar per kind.

  • 3. De bijdrage wordt jaarlijks in augustus ambtshalve aan uitkeringsgerechtigden met een PW uitkering van de gemeente uitgekeerd.

  • 4. Voor belanghebbende met een kind of kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 17 jaar zonder PW uitkering die mogelijk ook in aanmerking komen, geldt een aanvraagmogelijkheid voor het kindpakket in de periode van 15 augustus tot en met 30 november.

  • 5. De bijdrage is een te besteden bedrag voor sport, cultuur, vorming en schoolactiviteiten. Steeksproefsgewijs vindt hierop controle plaats.

Artikel 6. Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie met betrekking tot sport, cultuur en vorming

  • 1. Belanghebbende kan in aanmerking komen voor een financiële bijdrage in de kosten van maatschappelijke participatie op het gebied van sport, cultuur en vorming.

  • 2. De hoogte van de bijdrage bedraagt € 150,00 per persoon per kalenderjaar.

Artikel 7. Voorwaarden voor de bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Belanghebbende die een zelfstandige huishouding voert, kan 1 keer per vijf jaar in aanmerking komen voor een financiële bijdrage in de aanschafkosten van duurzame gebruiksgoederen.

  • 2. De hoogte van de financiële bijdrage in lid 1 bedraagt maximaal € 350,00.

  • 3. Voor ieder gezinslid in de leeftijd vanaf 4 jaar kan een bijdrage voor een fiets worden aangevraagd.

    • a.

      De bijdrage voor een fiets voor kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 11 jaar bedraagt maximaal € 150,00. De bijdrage van € 150 per keer, kan 2 keer worden verstrekt met tussenpozen van minimaal 2 jaar.

    • b.

      De bijdrage voor een fiets voor personen van 12 jaar of ouder bedraagt maximaal € 250. Deze bijdrage kan 1 keer per 8 jaar verstrekt worden.

  • 4. Indien er sprake is van een volledige lening voor inrichtingskosten, bestaat er 5 jaar lang geen recht op een bijdrage voor duurzame gebruiksgoederen zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, met uitzondering van een bijdrage voor een fiets zoals bedoeld in lid 3.

  • 5. De bijdrage voor een duurzaam gebruiksgoed kan tot maximaal 2 maanden met terugwerkende kracht worden toegekend. Deze termijn van twee maanden start op het moment dat er een koopovereenkomst is gesloten.

Artikel 8. Computerregeling

  • 1. Belanghebbende kan een bijdrage voor een computer aanvragen voor een bedrag van maximaal € 400,00.

  • 2. Indien er sprake is van kinderen op het voortgezet onderwijs, middelbaar of hoger beroepsonderwijs kan men voor deze kinderen naast het genoemde bedrag in lid 1 van dit artikel, in aanmerking komen voor een computer/laptop tot een bedrag van € 500 per schoolgaand kind.

  • 3. De vergoeding bedoeld in lid 2 kan inhouden:

    • a.

      een computer/laptop;

    • b.

      een printer;

    • c.

      een virusprogramma;

  • 4. Na het verstrijken van 5 jaar kan opnieuw een aanvraag voor deze regeling worden gedaan.

  • 5. Indien er bijzondere bijstand is toegekend voor de lening van een woninginrichting, kan er geen aanspraak gemaakt worden op een bijdrage op grond van lid 1 van dit artikel. Een bijdrage op grond van lid 2 of 3 is naast een lening voor de woninginrichting wel mogelijk.

  • 6. De aanschaf dient te gebeuren bij een officiële leverancier.

Hoofdstuk 4. Uitvoeringsbepalingen

Artikel 9. Aanvraag

  • 1. De financiële bijdrage voor de duurzame gebruiksgoederen en de computerregeling moet bij burgemeester en wethouders op een daartoe ontworpen formulier worden aangevraagd. De aanvraag kan worden ingediend in de periode van 1 januari tot en met 31 december van het betreffende jaar van aanvraag.

  • 2. In afwijking van lid 1 kan de bijdrageregeling maatschappelijke participatie voor volwassenen en het kindpakket van 15 augustus tot en met 30 november van het jaar van aanvraag worden aangevraagd. Deze regelingen worden aan de uitkeringsgerechtigden die op grond van de Participatiewet een uitkering ontvangen ambtshalve toegekend.

  • 3. Belanghebbende en kind(eren) moeten op de datum van de aanvraag inwoner zijn van de gemeente Rijssen-Holten.

  • 4. Bij de aanvraag dienen bewijsstukken met betrekking tot het inkomen te worden ingeleverd. Daarnaast dient er een kopie bankafschrift te worden ingeleverd met betrekking tot het vermogen.

  • 5. Bij een aanvraag duurzame gebruiksgoederen of computerregeling moet het aankoop- en betalingsbewijs worden ingeleverd.

Artikel 10. Verificatie

  • 1. Verstrekking van de bijdrage maatschappelijke participatie en de bijdrage van het kindpakket kan ambtshalve plaatsvinden bij uitkeringsgerechtigden op grond van de Participatiewet, zo niet dan kan men een aanvraag doen.

  • 2. Verificatie van het inkomen en vermogen van niet uitkeringsgerechtigden vindt in alle gevallen plaats.

  • 3. Aanvragen op grond van artikel 7 en 8 van deze verordening dienen altijd voorzien te zijn van bewijsstukken van de aanschaf van het product.

  • 4. Belanghebbende is verplicht aan het verificatieonderzoek mee te werken en dient aanvullende gegevens te verstrekken.

Artikel 11. Uitbetaling

Een bijdrage op grond van de artikelen 5, 6, 7 en 8 wordt uiterlijk 8 weken na het indienen van de aanvraag uitbetaald, tenzij de bijdrage ambtshalve wordt toegekend.

Artikel 12. Voorliggende voorziening

Artikel 15 van de wet is onverminderd van toepassing.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 13. Hardheidsclausule

Er kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afgeweken worden van de bepalingen in deze verordening, indien strikte toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening worden aangehaald als: Verordening bijdrageregelingen minimabeleid gemeente Rijssen-Holten 2023.

Artikel 15. Inwerkingtreding/intrekking oude verordening

  • 1. De Verordening bijdrageregelingen minimabeleid gemeente Rijssen-Holten 2023 met ingang van 1 augustus 2023 in werking laten treden.

  • 2. De Verordening bijdrageregelingen minimabeleid gemeente Rijssen-Holten 2020 gelijktijdig intrekken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad op 10 november 2023

De griffier

G.H. Veerman

De voorzitter,

J.C.R. van Houdt

Toelichting Verordening bijdrageregelingen minimabeleid gemeente Rijssen-Holten 2023

Algemeen

Op grond van artikel 35 Participatiewet is het mogelijk om bijzondere bijstand te verstrekken. Degene, die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden geconfronteerd wordt met noodzakelijke bestaanskosten, waarin de algemene bijstand niet voorziet en die niet uit de bijstandsnorm, het vermogen en het inkomen boven bijstandsniveau kunnen worden betaald (de zogenaamde financiële draagkracht), heeft recht op bijzondere bijstand. Welke kosten daarvoor in aanmerking komen, hangt af van de individuele omstandigheden van het geval. Het is een kwestie van maatwerk: een individuele beoordeling is vereist.

Tot 1 januari 2015 was het op grond van artikel 35 WWB ook mogelijk om, in afwijking van de algemene regel, categoriale bijzondere bijstand te verstrekken aan de belanghebbende die:

  • de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;

  • behoort tot de categorie chronisch zieken of gehandicapten;

  • een ten laste komende kind heeft dat onderwijs volgt.

De mogelijkheden voor categoriale bijstand zijn met de komst van de Participatiewet in januari 2015 aanzienlijk beperkt. Uit de Memorie van Toelichting bij de Participatiewet 2015 blijkt dat de regering groot belang hecht aan het maatwerkprincipe van de individuele bijzondere bijstand. De verlening van categoriale bijzondere bijstand aan categorieën personen bij wie niet is vastgesteld of de betreffende kosten daadwerkelijk nodig of gemaakt zijn, wil de regering in de Participatiewet 2015 daarom beperken. De regering stelt zich op het standpunt dat algemeen, generiek inkomensbeleid voorbehouden dient te zijn aan het Rijk en dat de beleidsruimte voor colleges om een eigen generiek inkomensbeleid te voeren moet worden beperkt.

De regering heeft ervoor gekozen om alléén de categoriale bijzondere bijstand in de vorm van een collectieve aanvullende zorgverzekering (CAV) of een tegemoetkoming in de premie van een dergelijke verzekering te handhaven.

De overige bestaande vormen van categoriale bijzondere bijstand voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten en voor ouders met schoolgaande kinderen worden – in verband met de ongerichtheid van deze vorm van generieke inkomensondersteuning – afgeschaft.

Met het vervallen van de mogelijkheid om categoriale bijzondere bijstand te verlenen aan mensen met schoolgaande kinderen ten behoeve van de bevordering van de participatie van die kinderen, vervalt ook de verplichting van het college om terzake een verordening vast te stellen.

Alternatief voor categoriale bijstand

In het kader van de bevordering van de deelname aan culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen en activiteiten wijst de regering op andere mogelijkheden, zoals het bestaan van het inkomensondersteunende instrument van de zogenaamde stadspas die colleges op grond van artikel 108 Gemeentewet – ook voor de hiervoor genoemde doelgroepen – kunnen verstrekken. De verstrekking van een stadspas valt niet onder de bijstand. De regering vindt het zeer belangrijk dat met name kinderen de kans krijgen om deel te nemen aan activiteiten zoals sport, muziek of danslessen.

Verder stelt de regering dat colleges de mogelijkheid hebben om deelname aan culturele, maatschappelijke en sportieve voorzieningen en activiteiten – al dan niet in plaats van een stadspas – te bevorderen. De bijdrageregelingen zoals de gemeente Rijssen-Holten deze kent zijn in feite een maatwerkvoorziening op grond van de Gemeentewet, in die zin dat mensen die deelnemen aan bovengenoemde activiteiten, binnen de door de colleges gestelde kaders, in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage met betrekking tot de genoemde activiteiten.

Op grond van artikel 149 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad verordeningen maken die hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt. Zo kan de gemeenteraad er in deze verordening dus voor kiezen om een aantal regelingen in het leven te roepen die als inkomensondersteuning voor haar inwoners kunnen gelden met het doel dat alle inwoners kunnen participeren in de samenleving.

Van belang daarbij is dat de hierboven genoemde regelingen geen ‘verboden’ categoriale bijzondere bijstand inhouden, maar als inkomensondersteuning gelden.

Iets wordt beschouwd als inkomensondersteuning (en geen 'verboden' categoriale bijzondere bijstand) in de zin van artikel 149 Gemeentewet als:

  • a.

    de ondersteuning niet alleen toegankelijk is voor een van de groepen die tot 1 januari 2015 in aanmerking konden komen voor categoriale bijzondere bijstand, maar voor iedereen of een bredere groep dan de groepen die tot 1 januari 2015 in aanmerking konden komen voor categoriale bijzondere bijstand;

  • b.

    het doel van de regeling is het stimuleren van het uitgeven van geld en niet het vergoeden van kosten;

  • c.

    in het kader van deze regeling vaker gevraagd wordt om bonnetjes te overleggen (declareren).

Voorwaarde a:

Categoriale bijstand op grond van artikel 35 WWB was tot 1 januari 2015 bestemd voor de doelgroepen: pensioengerechtigden, chronisch zieken of gehandicapten en schoolgaande kinderen.

De in deze verordening in het leven geroepen regelingen zijn bestemd voor alle inwoners van de gemeente Rijssen-Holten met een laag inkomen (met uitzondering van studenten). Het staat vast dat deze groep extra kosten heeft, die hun financiële draagkracht te boven gaat, waardoor het voor hen lastiger is om deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.

Voorwaarde b en c:

Het doel van beide in deze verordening in het leven geroepen regelingen is het kunnen deelnemen van inwoners aan maatschappelijke activiteiten. Er is dus zeker sprake van een stimulans om geld uit te geven. Er wordt in dat kader steekproefsgewijs ook gevraagd naar verificatiegegevens (bonnetjes) om vast te kunnen stellen of het geld ook aan het bestemde doel is uitgegeven.

Financiële bijdrage

Het verstrekken van de bijdragen op grond van deze verordening vindt plaats in de vorm van een geldelijke bijdrage. Het verstrekken in natura is, gelet op de verscheidenheid van de kosten, niet doelmatig.

Telefonisch contact

We investeren in telefonisch contact om maatwerk te kunnen bieden, wanneer een inwoner niet in aanmerking komt voor een regeling. Hierin zoeken we de samenwerking met partners in de gemeente die inwoners kunnen ondersteunen op het gebied van financiële problemen.

Artikelsgewijze toelichting op de Verordening bijdrageregelingen minimabeleid gemeenteRijssen-Holten 2023

Artikel 1. Begripsbepaling

Begrippen die in deze verordening gebruikt worden en toegelicht dienen te worden, worden in dit artikel nader beschreven.

Artikel 2. Belanghebbenden

Bij de bepaling van de doelgroep voor deze regelingen is aansluiting gezocht bij de uitgangspunten van het minimabeleid van de gemeente Rijssen-Holten. De inkomensgrens is gesteld op 110% van de bijstandsnorm. Studenten die op het moment van aanvraag of in het voorgaande kalenderjaar onderwijs hebben gevolgd of konden volgen, worden uitgesloten van een bijdrage. Bij de controle op het volgen van onderwijs met betrekking tot het voorgaande jaar, is de periode van studeren niet van belang. Ook studenten die in het voorgaande kalenderjaar niet een volledig jaar onderwijs hebben gevolgd, worden uitgesloten van het recht op een bijdrage. Het uitgangspunt dat er sprake is van zicht op inkomensverbetering is hierbij van doorslaggevend belang.

Artikel 3. Inkomen

De beoordeling of de aanvrager gedurende het gehele jaar een inkomen heeft dat lager is dan de inkomensgrens, wordt beoordeeld aan de hand van twee peilmaanden: januari en september van het voorgaande jaar. Is het inkomen in één van die maanden hoger dan de inkomensgrens, dan wordt het inkomen over het hele jaar bekeken om zo te controleren of belanghebbende het voorgaande jaar een inkomen heeft gehad wat gemiddeld genomen onder de betreffende inkomensgrenzen valt.

Uitgangspunt is het netto inkomen exclusief vakantietoeslag. Dit is nadrukkelijk in de verordening geregeld zodat niet-uitkeringsgerechtigden bij hun aanvraag kunnen volstaan met een salarisspecificatie exclusief de vakantietoeslag.

Inkomen waarop aanspraak bestaat, bijvoorbeeld de voorlopige teruggave inkomstenbelasting, wordt overeenkomstig de wet, in ogenschouw genomen. Uitzonderingssituaties waarbij belanghebbenden geen inkomensgegevens kunnen aanleveren over de betreffende maanden, zoals bijvoorbeeld bij statushouders of personen die gescheiden zijn, worden gevraagd naar het inkomen op het moment van datum aanvraag.

Eenmalig wordt de inkomensgrens voor het schooljaar 2023/2024 voor een kindpakket opgehoogd tot 150% van de bijstandsnorm. Reden hiervoor is dat we in tijden waarin bestaanszekerheid in gezinnen onder druk staat een eenmalige extra impuls willen geven aan de gezinnen met kinderen, zodat meer kinderen mee kunnen doen aan sport, cultuur, vorming en schoolactiviteiten.

Artikel 4. Vermogen

De vermogensbepalingen van de Participatiewet zijn van toepassing. Bepalend is de vermogenspositie op 1 januari van het jaar van uitvoering.

Artikel 5. Kindpakket

Voor de hoogte van de bijdrage die wordt toegekend, geldt dat deze per (school)jaar, per kind wordt uitgekeerd. Het is een bedrag te besteden voor sport, cultuur, vorming en schoolactiviteiten. Steeksproefsgewijs vindt hierop controle plaats.

Artikel 6. Voorwaarden voor de bijdrageregeling maatschappelijke participatie m.b.t.sport, cultuur en vorming

De kosten die gedeclareerd kunnen worden moeten te maken hebben met sport, cultuur en vorming.

Dit kunnen verschillende zaken zijn zoals contributies voor sport, kosten voor gebruik van internet, telefoon, een krantenabonnement, muzieklessen etc. Dit is ter beoordeling aan de behandelend medewerker.

Voor deze bijdrage geldt dat voldaan moet worden aan de voorwaarden van inkomen en vermogen zoals beschreven in de artikel 3 en 4 van deze verordening.

Artikel 7. Voorwaarden voor de bijdrageregeling duurzame gebruiksgoederen

Op grond van dit artikel kan een bijdrage worden verstrekt in de kosten van de aanschaf en vervanging van duurzame gebruiksgoederen. Bij het vaststellen van het recht op een tegemoetkoming wordt individueel vastgesteld of het betreffende gebruiksgoed inderdaad is aangeschaft. De besteding van de bijstand is dus niet vrij. De doelgroep van deze verordening zijn belanghebbenden die een zelfstandige huishouding voeren en die voldoen aan de voorwaarden die genoemd worden in artikel 2, 3 en 4.

De kosten van duurzame gebruiksgoederen worden normaal gesproken aangemerkt als algemene noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten moeten dus besteed worden uit het reguliere inkomen. Als extra ondersteuning heeft belanghebbende de mogelijkheid om 1 keer per vijf jaar een beroep te doen op deze regeling waarbij er recht bestaat op een bijdrage van € 350,00 voor een duurzaam gebruiksgoed. Welk duurzaam gebruiksgoed wordt aangeschaft is ter beoordeling aan de inwoner. Naast de regeling voor een duurzaam gebruiksgoed bestaat er ook de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor de bijdrage voor een fiets. Hierbij wordt onderscheid tussen kinderen van 4 tot en met 11 jaar en personen van 12 jaar en ouder. Dit onderscheid is terug te vinden in zowel de hoogte van de bijdrage als de mogelijkheid met betrekking tot de aanvraagfrequentie.

Lid 4 van dit artikel bepaalt dat er geen recht bestaat op een bijdrage indien er sprake is van een lening voor inrichtingskosten. Dit geldt niet voor de bijdrage voor een fiets als bedoeld in lid 3. Als er sprake is van eerste huisvesting na het verlaten van een AZC geldt dat er een lening vanuit de Stadsbank wordt toegekend waar de gemeente borg voor staat. De hoogte van de lening is gebaseerd op alle noodzakelijke zaken die nodig zijn voor de woning. Hierin zijn de duurzame gebruiksgoederen al meegenomen.

Artikel 8. Computerregeling

Naast de regeling duurzame gebruiksgoederen, bestaat er een aparte computerregeling.

Belanghebbenden kunnen een beroep doen op deze regeling waarbij het eerste lid geldt als vergoeding voor het gezin. Ingeval van schoolgaande kinderen bestaat er daarnaast nog recht op een aanvullende bijdrage per kind. Er bestaat geen recht op een bijdrage indien er sprake is van een lening voor inrichtingskosten. Als er sprake is van eerste huisvesting na het verlaten van een AZC geldt dat er een lening vanuit de Stadsbank wordt toegekend waar de gemeente borg voor staat. De hoogte van de lening is gebaseerd op alle noodzakelijke zaken die nodig zijn voor de woning. Hierin zijn de duurzame gebruiksgoederen al meegenomen (ook een computer). Deze beperking geldt niet voor de bijdrage die op grond van lid 2 van dit artikel wordt verstrekt.

Omdat op het gebied van ICT snel sprake is van veroudering, wordt er uitgegaan van aanschaf van nieuwe apparatuur. Tweedehands artikelen komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.

Wanneer er beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening, die gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn, wordt hier gebruik van gemaakt. Er kan hierbij gedacht worden aan een laptop die verstrekt wordt door de school en waar slechts borg voor betaald moet worden.

Artikel 9. Aanvraag

De uitvoering van de bijdrageregelingen wijkt af van de reguliere aanvragen bijzondere bijstand.

Daarom zijn enkele uitvoeringsbepalingen opgenomen, die alleen voor de uitvoering van deze verordening gelden. Er wordt maatwerk geleverd aan ten laste komende kinderen die niet bij de ouder wonen. Dit is aan ter beoordeling aan de behandelend medewerker.

Een aanvraag kan zowel digitaal als op papier gedaan worden.

Artikel 10. Verificatie

In dit artikel komt naar voren dat de verificatie afhankelijk is van de bijdrage die wordt aangevraagd.

Het kindpakket en de regeling Maatschappelijke Participatie voor volwassenen wordt ambtshalve verstrekt indien er sprake is van uitkeringsgerechtigden met een PW- uitkering van de gemeente. De gegevens van inkomen en vermogen van PW-uitkeringsgerechtigden zijn bekend en hoeven niet opnieuw opgevraagd te worden. Voor niet-PW-uitkeringsgerechtigden geldt dat zij gegevens van inkomen en vermogen bij de aanvraag moeten aanleveren.

Voor de computerregeling en bijdrage duurzame gebruiksgoederen wordt gevraagd om een factuur/bon aan te leveren als bewijsstuk.

Voor het kindpakket zal steeksproefgewijs controle plaatsvinden.

Artikel 11. Uitbetaling

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12. Voorliggende voorziening

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13. Hardheidsclausule

De gemeente kan indien nodig afwijken van de verordening indien er sprake is van dringende redenen.

Artikel 14. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15. Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.