Algemene Subsidieverordening Velsen 2023

Geldend van 19-12-2023 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Velsen 2023

Inhoudsopgave

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 2. Reikwijdte

Artikel 3. Bevoegdheden college

Artikel 4. Staatssteunregels

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 6. Sturing en toezicht

Artikel 7 Meerjarige subsidies

Artikel 8. Aanvraag

Artikel 9. Aanvraagtermijn

Artikel 10. Beslistermijn

Artikel 11. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

Artikel 12. Verantwoording

Artikel 13. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Artikel 15. Egalisatiereserve

Artikel 16 Administratie

Artikel 17 Toegankelijkheid accommodaties voor lichamelijk gehandicapten

Artikel 18. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 15.000

Artikel 19. Eindverantwoording subsidies tussen € 15.000 en € 60.000

Artikel 20. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 60.000

Artikel 21. Beslistermijn aanvraag subsidievaststelling

Artikel 22. Bevoorschotting

Artikel 23. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Artikel 24. Bedragen

Artikel 25. Hardheidsclausule

Artikel 26. Slotbepalingen 10

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

- Awb: Algemene Wet Bestuursrecht

- Balans: een overzicht per bepaalde datum van de bezittingen (activa) en de schulden (passiva)

- Begroting: een overzicht van de geraamde baten en lasten voor een bepaalde periode en/of bepaalde activiteiten.

- College: het college van burgemeester en wethouders

- De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2); dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

- Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene Groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verengigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1), de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie , de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van get Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37); dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

- Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent.

- Subsidie: eenmalig - subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager;

- Subsidie: jaarlijks - subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt of voor een bepaald aantal kalenderjaren maar nooit meer dan voor een periode van maximaal vier kalenderjaren.

-Staatsteun: financieel voordeel die een overheid aan een bepaalde onderneming toekent die deze niet onder normale marktomstandigheden zou hebben gekregen en die dreigt te leiden tot vervalsing van de mededinging en tot nadelige beïnvloeding van het handelsverkeer tussen lidstaten.

- Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47).

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is als bedoeld in artikel 4:23, derde lid Awb.

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Bevoegdheden college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de begroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en- indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd – onder voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. Een subsidieplafond kan niet hoger zijn dan de in de begroting voor het betreffende (deel-)beleidsterrein opgenomen financiële middelen.

  • 2. Het college kan bij subsidieregeling de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag bepalen.

  • 3. Het college kan subsidieplafonds verlagen als:

    • a.

      het plafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

  • 6. Voor de verlening van subsidies in de vorm van garanties, borgstellingen en leningen stelt de raad een toetsingskader vast. Het college werkt dit kader uit in beleidsregels. 

Artikel 6. Sturing en toezicht

  • 1. Het college legt vast welke verplichtingen in het kader van sturing en toezicht verbonden kunnen worden aan de subsidieverlening.

  • 2. Het college legt vast wanneer er aanleiding is om verscherpt toezicht toe te passen en wanneer verscherpt toezicht wordt beëindigd.

  • 3. Het college kan toezichthouders, als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht, aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

Artikel 7 Meerjarige subsidies

  • 1. Het tijdvak waarvoor een subsidie verleend kan worden, is maximaal vier jaar.

  • 2. Het college neemt in een beschikking tot subsidieverlening voor meer dan één jaar een begrotingsvoorbehoud, als bedoeld in artikel 5 lid 5 van deze verordening op.

  • 3. Gedurende de subsidieperiode wordt het jaarlijkse subsidiebedrag, voor aanvang van het betreffende subsidiejaar, met een afzonderlijke beschikking beschikbaar gesteld.

  • 4. Bij subsidies verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan in de verlening de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichtte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2.Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten die met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen of bijdragen aan de realisatie van de gemeentelijke beleidsdoelstellingen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van overige aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      een financieel overzicht en verantwoording van het laatst voorgaande boekjaar, inclusief balans;

    • e.

      een motivering van de aanvraag;

    • f.

      aanvragers van een subsidie van meer dan € 60.000 verstrekken in het kader van sturing en toezicht informatie over de bedrijfsvoering door middel van het invullen van een zelfscan. Het college verstrekt hiervoor een format.

    • g.

      als de aanvrager een onderneming is:

    • 1° een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • 2° een verklaring als bedoeld in de verordening met betrekking tot de-minimissteun (de-minimisverklaring);

  • 3.Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt tevens over: een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten en een overzicht van de financiële situatie op dat moment.

  • 4. Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 9. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan tussen 1 augustus en 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt ingediend uiterlijk 13 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 10. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 9, tweede lid, binnen 8 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. De in de vorige leden genoemde beslistermijnen kunnen eenmalig met 4 weken verdaagd worden.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 5. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 11. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het een aanvrager betreft tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • e.

      de aanvrager zich richt op zaken die strijdig zijn met het gemeentelijk beleid en/of het collegeprogramma;

    • f.

      de gelden niet, of in onvoldoende mate, besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • g.

      de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, uit eigen middelen of uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • h.

      de aanvrager zich richt op het uitdragen van overtuigingen en denkbeelden van religieuze, levensbeschouwelijke of politieke aard;

    • i.

      in het beoogde doel/de voorgenomen activiteit(en) reeds op andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

    • j.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • k.

      als de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet passen binnen het gemeentelijke beleid;

    • l.

      als de activiteiten geheel of gedeeltelijk zijn verricht voordat de subsidie is aangevraagd dan wel voordat een besluit op de aanvraag is genomen;

    • m.

      de financiële middelen van de aanvrager, met inbegrip van de gevraagde subsidie, onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren;

    • n.

      de activiteiten van de aanvrager onvoldoende zijn afgestemd op die van relevante instellingen en te weinig samenwerking wordt beoogd met die instellingen;

    • o.

      de voor de activiteiten benodigde gelden niet in de gemeentebegroting zijn opgenomen.

    • p.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 12. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 13. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zal kunnen nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 14. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 60.000, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid Awb worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid Awb voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 5. Bij subsidies hoger dan € 15.000 wordt de verplichting opgelegd om toestemming te vragen voor de in artikel 4:71 Awb beschreven privaatrechtelijke rechtshandelingen zoals het oprichten van of deelnemen aan een rechtspersoon, het wijzigen van de statuten, het aangaan van leningen, het aanvragen van surseance van betaling of faillissement en deze rechtshandelingen niet te verrichten zonder dat hiervoor toestemming is verkregen.

Artikel 15. Egalisatiereserve

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalender- of boekjaar verstrekte subsidie die meer dan € 60.000 bedraagt een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, eerste lid Awb vormt.

  • 2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan het college verzoeken een egalisatiereserve te mogen vormen. In dat geval is artikel 4:72 Awb van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Administratie

  • 1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2. De subsidieontvanger bewaart de administratie en de daartoe behorende bescheiden conform de wettelijke bewaarplicht.

Artikel 17 Toegankelijkheid accommodaties voor lichamelijk gehandicapten

Het college kan de subsidieontvanger verplichten ervoor te zorgen dat de gebruikte accommodatie bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar is voor lichamelijk gehandicapten.

Artikel 18. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 15.000

  • 1. Subsidies tot en met € 15.000 worden door het college direct vastgesteld, hiervan kan bij subsidieregeling of verleningsbeschikking worden afgeweken.

  • 2. Als bij verleningsbeschikking de subsidieontvanger wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3. Bij de direct vastgestelde subsidies onder lid 1 kan bij verleningsbeschikking worden bepaald dat aangetoond moet worden dat de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 19. Eindverantwoording subsidies tussen € 15.000 en € 60.000

  • 1. Tenzij in de subsidiebeschikking of subsidieregeling een andere termijn is genoemd, dient de subsidieontvanger bij subsidies van meer dan € 15.000 doch ten hoogste € 60.000, een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie: binnen 13 weken na beëindiging van gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijkse subsidie: uiterlijk voor 1 juli in het jaar na afloop van het subsidiejaar.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

  • 4. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 20. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 60.000

  • 1. Tenzij in de subsidiebeschikking of subsidieregeling een andere termijn genoemd is, dient

  • 1. de subsidieontvanger bij subsidies van meer dan € 60.000, een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie: binnen 13 weken na beëindiging van gesubsidieerde activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijkse subsidie: uiterlijk voor 1 juli in het jaar na afloop van het subsidiejaar.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant een en ander zoals bepaald in artikel 393, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

  • 4. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 5. Het college is bevoegd controle uit te oefenen op de getrouwheid van de bedoelde gegevens in lid 2 van dit artikel en kan bepalen aanvullend onderzoek te (laten) verrichten om een oordeel te verkrijgen over de effectiviteit en efficiency van de subsidieontvanger en de rechtmatigheid van besteding van de toegekende subsidie.

Artikel 21. Beslistermijn aanvraag subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 15.000 vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 19, eerste lid en 20, eerste lid, aanhef en onder a en b , is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 22. Bevoorschotting

  • 1. Verleende subsidies tot en met € 15.000 worden in één keer bevoorschot.

  • 2. Subsidies van meer dan € 15.000 tot en met € 60.000 worden in twee termijnen bevoorschot.

  • 3. Subsidies van meer dan € 60.000 worden in vier termijnen bevoorschot.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan het college afwijken van de in voorgaande leden vastgelegde wijze van bevoorschotting.

Artikel 23. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, kan het college bij subsidieregeling een berekeningswijze voorschrijven.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 24. Bedragen

  • 1. Alle in deze verordening genoemde bedragen zijn gebaseerd op het prijspeil van 2024.

  • 2. De bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met het in de begroting vastgestelde indexeringspercentage voor subsidies.

Artikel 25. Hardheidsclausule

Het college kan de bepalingen uit deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, naar hun oordeel gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

Artikel 26. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Velsen 2023.

  • 2. De verordening treedt in werking op de dag na publicatie onder gelijktijdige intrekking van de Algemene subsidieverordening Velsen 2020.

  • 3. Op subsidies die betrekking hebben op het subsidietijdvak 2023 en eerder blijft de Algemene subsidieverordening Velsen 2020 van toepassing.

  • 4. De subsidieregeling Sociaal Domein Velsen 2023 berust op artikel 3, lid 2 van deze verordening.

  • 5. De beleidsregels Sturing en Toezicht Velsen 2020 berusten op artikel 6 van deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de gemeenteraad op 30 november 2023.