Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023

Geldend van 01-08-2023 t/m heden

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023

De raad van de gemeente Amsterdam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 juni 2023,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

besluit de volgende verordening vast te stellen:

Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023

Hoofdstuk 1

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    bezoldiging: bezoldiging als bedoel in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector;

  • b.

    bijzondere subsidieverordening: verordening waarin voor de activiteiten die daarin worden vermeld, geheel of ten dele van deze verordening afwijkende of aanvullende regels zijn opgenomen;

  • c.

    boekjaarsubsidie: een subsidie voor activiteiten van in beginsel onbepaalde duur, die per boekjaar of voor een aantal boekjaren aan een aanvrager wordt verstrekt met een maximum van vier jaar;

  • d.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van een eenmalige activiteit van de aanvrager die van bepaalde duur is en maximaal vier jaar bedraagt;

  • f.

    meerjarenbegroting: begroting voor twee of meer boekjaren;

  • g.

    nadere regels: regeling waarin het college nader invulling geeft aan wat in deze verordening is geregeld;

  • h.

    raad: gemeenteraad;

  • i.

    subsidie: een eenmalige of een boekjaarsubsidie.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening is van toepassing op subsidies voor activiteiten op de beleidsterreinen die in de begroting zijn opgenomen.

  • 2. Van de bepalingen in deze verordening kan worden afgeweken in een bijzondere subsidieverordening als de aard van de subsidie of het beoogde doel van de te subsidiëren activiteit daartoe noodzaken.

  • 3. De artikelen 7, eerste en tweede lid, 8, 9 en 10 zijn van overeenkomstige toepassing op subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht voor zover in de subsidiebeschikking niet anders is bepaald.

Artikel 3 Bevoegdheid college

  • 1. Het college kan, binnen de door de raad vastgestelde beleidskaders, nadere regels vaststellen met betrekking tot:

    • a.

      de inhoud van de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;

    • b.

      degenen die voor subsidie in aanmerking komen;

    • c.

      de termijn waarbinnen de aanvraag moet worden ingediend alsmede de gegevens die bij de aanvraag moeten worden overgelegd;

    • d.

      de termijn waarbinnen op de aanvraag wordt beslist;

    • e.

      het bedrag van de subsidie alsmede de maatstaf aan de hand waarvan dit bedrag wordt verdeeld;

    • f.

      de criteria voor subsidieverlening, de verplichtingen die aan de subsidie kunnen worden verbonden;

    • g.

      de weigeringsgronden;

    • h.

      de vaststelling van de subsidie alsmede de gegevens die bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie worden overgelegd.

  • 2. Het college verstrekt slechts subsidie op grond van een ingevolge het eerste lid vastgestelde nadere regel, tenzij het een subsidie betreft als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht of een subsidie op grond van een bijzondere subsidieverordening als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 4 Subsidieplafond

Het college kan binnen de kaders van de begroting subsidieplafonds vaststellen.

Hoofdstuk 3 De subsidieaanvraag

Artikel 5 De aanvrager

Een subsidie wordt slechts verstrekt aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, behoudens in die gevallen waarin het college in nadere regels als bedoeld in artikel 3 anders heeft bepaald.

Artikel 6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De subsidieaanvraag wordt schriftelijk ingediend bij het college. Als door het college een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt van dat formulier gebruik gemaakt.

  • 2. De aanvraag bevat de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van:

      • i.

        de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

      • ii.

        de doelen en de resultaten die met de te subsidiëren activiteiten worden nagestreefd en een beschrijving hoe de activiteiten aan die doelen bijdragen;

      • iii.

        de mate waarin de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

      • iv.

        de wijze waarop de resultaten worden aangetoond.

    • b.

      Een begroting inclusief een dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • c.

      De laatste jaarrekening, voor zover de rechtspersoon deze verplicht is op te stellen;

    • d.

      Het bankrekeningnummer en een bankafschrift of kopie van een bankpas van de aanvrager.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste keer een subsidie aanvraagt die per boekjaar wordt verstrekt, voegt aan de aanvraag tevens toe: een kopie van de meest actuele statuten, het jaarverslag en de balans van het voorgaande jaar.

  • 4. Bij een nadere regel als bedoeld in artikel 3 kan het college van de voorgaande leden afwijken.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Op een volledige aanvraag voor een boekjaarsubsidie beslist het college binnen 13 weken na de ontvangst van de volledige aanvraag, tenzij in een bijzondere subsidieverordening of in nadere regels anders is bepaald.

  • 2. Op een volledige aanvraag voor een boekjaarsubsidie die is ingediend voor 1 oktober voorafgaand aan het boekjaar of de boekjaren waarvoor de subsidie wordt gevraagd, wordt uiterlijk 31 december voorafgaand aan dat jaar of jaren beslist.

  • 3. Op een aanvraag voor een eenmalige subsidie beslist het college binnen acht weken na de ontvangst van een volledige subsidieaanvraag, tenzij in een bijzondere subsidieverordening of in nadere regels anders is bepaald.

  • 4. Het college kan de beslissing op een aanvraag voor een eenmalige subsidie voor ten hoogste vier weken verdagen; het doet hiervan tijdig mededeling aan de aanvrager.

Artikel 8 Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert een subsidie te verlenen als:

    • a.

      de subsidieaanvraag niet uiterlijk op het daartoe in de specifieke subsidieverordening of de nadere regels vastgestelde tijdstip is ingediend;

    • b.

      voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd geen gelden op de begroting zijn gereserveerd.

  • 2. Het college kan een subsidie weigeren of gedeeltelijk verlenen als:

    • a.

      de aanvrager niet voldoet aan de regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • b.

      de aanvrager doelen nastreeft, activiteiten ontplooit of handelingen verricht die in strijd zijn met het recht, het algemeen belang of de openbare orde;

    • c.

      in gevallen en onder de voorwaarden, genoemd in paragraaf 1.2 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • d.

      de verlening de mededinging vervalst of dreigt te vervalsen door begunstiging van bepaalde ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

    • e.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd niet overeenkomen met of bijdragen aan door de gemeenteraad, het college of het dagelijks bestuur van een bestuurscommissie vastgesteld beleid;

    • f.

      gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zullen zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks aanwijsbaar ten goede zullen komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • g.

      de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de activiteit te realiseren;

    • h.

      gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de te verlenen subsidie niet of in onvoldoende mate zal worden besteed aan de activiteit waarvoor de subsidie is bedoeld;

    • i.

      de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager onzeker is;

    • j.

      een doublure ontstaat met activiteiten waarvoor de gemeente al subsidie verstrekt;

    • k.

      gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager niet de capaciteiten heeft om de activiteiten naar behoren uit te voeren of de rechtsvorm van de organisatie niet geschikt is om de activiteiten te verwezenlijken waarvoor subsidie is aangevraagd;

    • l.

      de aanvrager niet voldoet aan de in de branche van de aanvrager gebruikelijke governance code;

    • m.

      gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de gevraagde subsidie niet doelmatig zal worden besteed in verband met een bezoldiging die de aanvrager is overeengekomen die hoger is dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3 van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen

Artikel 9 Algemene verplichtingen

  • 1. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend geheel of gedeeltelijk niet zullen worden verricht of aan de subsidieverlening verbonden voorwaarden of verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • b.

      een wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van een of meer bestuurders of het doel van de rechtspersoon;

    • c.

      besluiten of procedures gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, ontbinding van de rechtspersoon of een ingrijpende wijziging van de werkzaamheden van de rechtspersoon;

    • d.

      relevante wijzigingen in de financiële situatie of in de financiële of organisatorische verhouding met derden.

  • 2. Het college kan de subsidieontvanger de verplichting opleggen tot het indienen van een tussentijdse rapportage omtrent de activiteiten en de daarmee verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3. De subsidieontvanger richt zijn administratie zo in dat het college op elk moment inzicht kan worden geboden in de mate waarin de subsidieontvanger voldoet aan de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen.

  • 4. De subsidieontvanger houdt de administratieve gegevens gedurende ten minste vijf jaren na afloop van de datum van ontvangst van de beslissing tot vaststelling van de subsidie, tenzij het college hiervoor een langere termijn stelt.

  • 5. De subsidieontvanger verschaft alle informatie en verleent alle medewerking aan onderzoeken die door of namens de gemeente worden uitgevoerd en verschaft daartoe onverwijld alle documenten, ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid danwel de controle op de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding van de ontvangen subsidies.

Artikel 10 Aanvullende verplichtingen

  • 1. De activiteiten van de subsidieontvanger staan open voor alle groeperingen en ook in de doelstellingen, statuten of reglementen van de subsidieontvanger wordt geen onderscheid gemaakt naar ras, nationaliteit, godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, leeftijd, geslacht, seksuele gerichtheid, handicap of burgerlijke staat. Deze verplichting geldt niet als sprake is van een op een specifieke doelgroep gerichte activiteit. Deze verplichting geldt niet voor de uitzonderingen die gemaakt worden in de Wet gelijke behandeling.

  • 2. De activiteiten van de subsidieontvanger mogen niet in strijd zijn met de op grond van internationale verdragen algemeen erkende rechten van de mens en het kind.

  • 3. De activiteiten van de subsidieontvanger mogen niet in strijd zijn met de Wet dieren.

  • 4. Als de activiteiten worden verricht in een accommodatie, kan worden bepaald dat deze ook bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar moet zijn voor iedereen met een beperking.

Artikel 11 Aanvullende verplichting boekjaar subsidie

  • 1. Op boekjaarsubsidies zijn de artikelen 4:67, tweede en derde lid, en 4:68 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Op een boekjaarsubsidie verstrekt voor een bedrag hoger dan € 250.000 is artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Aanvullende verplichting voor subsidies die voor meer jaren zijn verleend

De ontvanger van een subsidie die voor meer jaren is verstrekt overlegt jaarlijks voor 1 december de volgende gegevens:

  • a.

    een tussentijdse verantwoording met een verslag waaruit blijkt in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten van dat jaar worden gerealiseerd en gewenste inhoudelijke bijstellingen voor het komende jaar;

  • b.

    een financieel verslag over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten betreffende dat jaar;

  • c.

    een verslag met betrekking tot de gevolgen van het financiële resultaat op de egalisatiereserve indien het een boekjaarsubsidie betreft of een subsidie die voor meerdere jaren is verleend en die groter is dan 250.000 euro;

  • d.

    indien noodzakelijk een aangepaste meerjarenbegroting;

  • e.

    de laatste vastgesteld jaarrekening, voor zover de rechtspersoon deze verplicht is op te stellen.

Artikel 13 Egalisatiereserve

De ontvanger van een boekjaarsubsidie of een subsidie die voor meerdere jaren is verleend en die groter is dan € 250.000 vormt een egalisatiereserve zoals bedoeld in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht ten behoeve van de door het college gesubsidieerde activiteiten en maakt deze egalisatiereserve inzichtelijk in de administratie.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling

Artikel 14 Subsidievaststelling

De aanvraag tot vaststelling van een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

Als door het college een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt van dat formulier gebruik gemaakt.

Artikel 15 Verantwoording subsidies tot en met € 20.000

  • 1. Subsidies tot en met € 20.000 worden direct door het college vastgesteld. In nadere regels als bedoeld in artikel 3 kan hiervan worden afgeweken.

  • 2. In geval van een directe vaststelling, is de subsidieontvanger verplicht in het kader van een steekproef aan te tonen dat de activiteiten overeenkomstig de vaststelling zijn uitgevoerd. Indien de activiteiten niet of niet geheel zijn uitgevoerd, kan het college de vaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen.

  • 3. Op subsidies die door het college direct worden vastgesteld is artikel 9, derde lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16 Aanvraag vaststelling subsidies groter dan € 20.000

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van een subsidie groter dan € 20.000 bevat:

    • a.

      een verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en waarin duidelijk wordt gemaakt in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd;

    • b.

      een financieel verslag over de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn, dan wel een jaarrekening waarin de verantwoording over de besteding van de subsidie inzichtelijk wordt gemaakt.

  • 2. Als de ontvanger van een subsidie hoger dan € 250.000 zijn inkomsten voor meer dan de helft ontleent aan de subsidie, bevat de aanvraag tot vaststelling een financieel verslag als bedoeld in artikel 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.

  • 3. De ontvanger van een subsidie hoger dan € 250.000 kan worden verplicht een controleverklaring in te dienen als bedoeld in artikel 4:78 van de Algemene wet bestuursrecht, en indien het de vaststelling van een boekjaarsubsidie betreft, een verslag met betrekking tot de gevolgen van het financiële resultaat op de egalisatiereserve.

Artikel 17 Indieningstermijnen voor aanvraag vaststelling subsidies groter dan € 20.000

  • 1. De ontvanger van een boekjaarsubsidie dient binnen 20 weken na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij het college in.

  • 2. De ontvanger van een eenmalige subsidie dient uiterlijk 12 weken na afloop van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling van de subsidie bij het college in.

  • 3. Het college kan de ontvanger van de subsidie eenmaal op verzoek uitstel verlenen.

  • 4. De egalisatiereserve wordt gevormd door een toevoeging bij een positief eindresultaat en een onttrekking bij een negatief eindresultaat.

  • 5. De besteding van de egalisatiereserve wordt verantwoord met de aanvraag tot vaststelling, bedoeld in artikel 16, eerste lid.

  • 6. De jaarlijkse toevoeging aan de egalisatiereserve bedraagt ten hoogste 10% van het door het college voor dat jaar verleende subsidiebedrag.

  • 7. De egalisatiereserve bedraagt maximaal 25% van het laatst door het college verleende subsidiebedrag per jaar. De egalisatiereserve bedraagt ten laagste € 0.

Artikel 18 Termijn vaststellen subsidie

  • 1. Het college stelt binnen twaalf weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Het college kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste zes weken verdagen; het doet hiervan tijdig mededeling aan de aanvrager.

Artikel 19 Betaling en verrekening

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de beschikking tot subsidievaststelling binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald. Indien een voorschot is verleend, wordt dit voorschot op het subsidiebedrag in mindering gebracht.

  • 2. Boekjaarsubsidies worden jaarlijks verhoogd met de door de raad vastgestelde nominale verhoging.

  • 3. Het college kan een geldschuld, ontstaan op grond van toepassing van enige bepaling van deze verordening, verrekenen met een vordering van de subsidieontvanger op de gemeente.

Artikel 20 Batig saldo

  • 1. Als een gesubsidieerde rechtspersoon wordt ontbonden of als een van de andere situaties, bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zich voordoet, is de subsidieontvanger bij een batig saldo een vergoeding aan het college verschuldigd.

  • 2. De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt berekend door de verhouding in percentage tussen de verleende subsidie en de overige inkomsten van de subsidieontvanger toe te passen op het batig saldo. De verschuldigde vergoeding bedraagt niet meer dan het verleende subsidiebedrag.

  • 3. Een met subsidie van het college gevormde egalisatiereserve wordt bij gehele of gedeeltelijke beëindiging van de gesubsidieerde activiteiten, bij intrekking van de subsidieverlening of subsidievaststelling en bij ontbinding van de rechtspersoon die de subsidie ontving, teruggevorderd.

Artikel 21 Toezichthouders

  • 1. Het college kan toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen.

  • 2. De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 22 Intrekking Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 23 Overgangsbepalingen

  • 1. De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, zoals die luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop deze verordening in werking treedt, blijft van toepassing op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn aangevraagd op grond van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013.

  • 2. Artikel 7 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop deze verordening in werking treedt, blijft van toepassing op subsidies die na de inwerkingtreding van deze verordening zijn aangevraagd op grond van nadere regels die zijn vastgesteld op basis van artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 en die geen verdelingssystematiek bevatten, totdat deze regels zijn aangevuld.

  • 3. Na de inwerkingtreding van deze verordening berusten de bijzondere subsidieverordeningen, nadere regels en beleidsregels, die zijn gebaseerd op de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, of die zijn vastgesteld ter uitvoering van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013, op deze verordening, behoudens in die gevallen dat de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 waarop deze verordeningen, regels en beleidsregels zijn gebaseerd, respectievelijk naar verwijzen naar de strekking niet zijn opgenomen in deze verordening.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 augustus 2023.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 19 juli 2023.

De plaatsvervangend voorzitter

Kune Burgers

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Toelichting Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023

I Algemene toelichting

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 (hierna ASA 2023) is de uitwerking van de Beleidsbrief Subsidies, door het college vastgesteld op 4 april 2023. In deze beleidsbrief worden de randvoorwaarden en uitgangspunten benoemd waaraan het Amsterdamse subsidieproces moet voldoen: een overzichtelijk, toegankelijk en helder stelsel voor alle Amsterdammers. Door het grote aantal wijzigingen is besloten de huidige Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 niet te wijzigen, maar een geheel nieuwe subsidieverordening vast te stellen. Verder is het beleid geactualiseerd aan de hand van de meest recente jurisprudentie.

Algemene toelichting en betekenis ASA 2023

De ASA 2023 is een kaderregeling met bepalingen over het subsidieproces. Daarnaast bevat de regeling een aantal delegatiegrondslagen voor het college tot het vaststellen van nadere regels voor specifieke subsidies. Hiermee wordt een algemeen kader geschapen dat voor alle subsidies in de gemeente min of meer gelijk is, maar wordt ook de mogelijkheid geboden om specifieke voorschriften te stellen voor specifieke subsidies. Hiermee wordt het proces eenvoudig en overzichtelijk gehouden, maar wordt aan de andere kant ook de mogelijkheid geboden tot maatwerk. In de ASA 2023 zijn dan ook geen concrete subsidiabele activiteiten genoemd. De subsidiabele activiteiten worden opgenomen in subsidieregelingen of nadere regels die op grond van de ASA 2023 worden vastgesteld, dan wel reeds op grond van de ASA 2013 zijn vastgesteld (zie het overgangsrecht van artikel 22, derde lid) gebaseerd zijn. Artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) bepaalt dat het wettelijk voorschrift de activiteiten moet noemen waarvoor subsidie kan worden verstrekt. Naast de activiteiten wordt ook de wijze van verdelen van de subsidie in de nadere regels opgenomen. Subsidie wordt op deze manier transparant verdeeld aan de hand van vooraf opgestelde criteria.

In artikel 3 van deze verordening wordt de bevoegdheid om nadere regels te stellen aan het college gedelegeerd. Dit is een inmiddels gangbare wijze van subsidie verstrekken, vergelijkbaar met bijvoorbeeld de kaderwetgeving die het Rijk hanteert voor subsidieverlening. Ook binnen de gemeente is inmiddels veel ervaring opgedaan met deze systematiek. Voor het vaststellen van een nadere subsidieregeling is een format ontwikkeld.

In deze verordening is de hoofdstructuur van het subsidieproces neergelegd. Op onderdelen kan worden afgeweken van de hoofdregels van deze verordening. Hierdoor is het mogelijk een subsidieregeling op maat te maken, als uitwerking van gemeentelijk beleid. Zo dient een omschrijving van de voor subsidie in aanmerking komende doelgroep, verdeelsystematiek en wijze van beoordeling van subsidieaanvragen te worden opgenomen. De hoofdregels zoals vastgelegd in deze verordening blijven telkens van toepassing en hoeven daarom niet te worden herhaald in de nadere regeling.

Deze verordening is bedoeld om een basis te bieden voor het verstrekken van subsidies aan de Amsterdammer. Naast subsidies die worden verstrekt op grond van de subsidieregelingen die het college vaststelt, bestaat ook voor de raad de mogelijkheid voor de gemeenteraad om bijzondere subsidieverordeningen vast te stellen. Dit in aanvulling, dan wel in afwijking van het algemene kader, zoals dat in deze verordening is vastgelegd.

Het college kan daarnaast nog incidentele subsidies verstrekken. Incidentele subsidies zijn subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag is vereist (artikel 4:23, derde lid, onderdeel d, van de Awb).

Ook bestaat de mogelijkheid om zonder wettelijke grondslag subsidie te verstrekken aan een subsidieontvanger indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt (artikel 4:23, derde lid, onderdeel c, van de Awb)

Verhouding met de Algemene wet bestuursrecht

Deze verordening heeft als doel een algemeen kader te geven voor alle subsidieverstrekkingen, in aanvulling op titel 4.2 van de Awb. De Awb bevat een aantal facultatieve bepalingen over subsidies die alleen van toepassing zijn als een wettelijk voorschrift dat bepaalt, of als ze in een individuele beschikking worden opgenomen. Een aantal van deze bepalingen, bijvoorbeeld het vereiste van het opnemen van een égalisatiereserve, is in deze verordening voorgeschreven.

Bij het opstellen van deze verordening is de keuze gemaakt om geen bepalingen in de verordening op te nemen die op grond van de Awb reeds gelden. Zo wordt het vaststellen van overbodige regels en een nodeloos lange regeling voorkomen. Hiermee wordt ook voorkomen dat deze bepalingen in de ASA 2023 moeten worden gewijzigd wanneer de desbetreffende bepalingen in de Awb worden gewijzigd. Ook is in het kader van de vereenvoudiging in de ASA 2023 de verwijzing naar titel 4.2.8 over de boekjaarsubsidies niet meer opgenomen. Hiermee wordt voorkomen dat op een subsidierelatie naast de verordening en nadere regels ook nog de bepalingen uit titel 4.2.8 van toepassing zijn.

Dat betekent wel dat de gebruiker van de ASA 2023 zich ervan bewust moet zijn dat er naast de ASA 2023 ook bepalingen in titel 4.2 van de Awb zijn die in een concreet geval van toepassing zijn. Het gaat daarbij zowel om bepalingen die van toepassing zijn verklaard als om bepalingen van dwingend recht. Zo is het begrip subsidieplafond niet in de ASA gedefinieerd: wat hieronder moet worden verstaan is immers geregeld in de artikelen 4:21 en 4:22 Awb.

Waar dit een goed begrip van het betreffende artikel in deze verordening ten goede komt wordt in de toelichting per artikel de relatie met het artikel in de Awb beschreven.

Doel en inzet verordening

Deze verordening is bedoeld om een brede basis te bieden voor het verstrekken van subsidies binnen de stad. Uitgangspunt is een sobere verordening die de grondslag vormt voor een proces van subsidieverstrekking waarin niet meer gegevens worden uitgevraagd dan nodig is, met zo min mogelijk administratieve lasten als gevolg, zowel voor de subsidieontvanger als voor de subsidieverstrekker. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de invoering van een drietal categorieën subsidies waarbij als uitgangspunt geldt dat het aantal eisen en verplichtingen waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor subsidie, minder is naarmate het subsidiebedrag lager is.

Hiertoe worden de subsidies ingedeeld in drie categorieën met een bijbehorend drempelbedrag en bijbehorende verplichtingen:

  • 1.

    subsidies tot en met € 20.000 (kleine subsidies)

  • 2.

    subsidies vanaf € 20.000 tot en met € 250.000 (middelgrote subsidies) en

  • 3.

    subsidies vanaf € 250.000 (grote subsidies)

Vertrouwen in de aanvrager van subsidie is de basis voor deze driedeling, die ook gevolgen heeft voor de vaststelling van de subsidie. Subsidies kleiner dan 20.000 euro worden direct vastgesteld. Wel is een artikel opgenomen dat een steekproefsgewijze controle, zo nodig op basis van een risicoanalyse, mogelijk maakt. Bij geconstateerd misbruik biedt de deze verordening voldoende instrumenten om hiertegen op te treden, zoals verlaging of terugvordering van de subsidie en weigering van een nieuwe aanvraag.

II Toelichting per artikel

Artikel 1 Definities

In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren nadere regels of subsidieregelingen.

Ad b: bijzondere subsidieverordening

Als voor een bepaald beleidsterrein behoefte bestaat aan regels die afwijken van de ASA 2023 of voor een specifiek onderwerp een aanvulling daarop vormen, dan is het noodzakelijk een bijzondere subsidieverordening vast te stellen. De regels van de ASA kunnen alleen terzijde worden gesteld door een bijzondere verordening die dan in dat specifieke geval prevaleert boven de ASA 2023.

Met het vaststellen van een bijzondere subsidieverordening moet terughoudend worden omgegaan. Vooraf dient onderzocht te worden of het beoogde doel niet met behulp van de ASA 2023 en nadere regels kan worden gerealiseerd.

Ad c: boekjaarsubsidie

De boekjaarsubsidie werd onder de ASA 2013 als periodieke subsidie aangeduid. Het betreft subsidie voor activiteiten die in beginsel van onbepaalde duur kunnen zijn. Een boekjaarsubsidie kan voor maximaal vier jaar worden verstrekt.

Een boekjaarsubsidie is gelijkgesteld aan het kalenderjaar. De administratie van de subsidieontvanger moet hier dus op toegesneden zijn. Voor sommige boekjaarsubsidies geldt dat per bestuursperiode wordt bezien of en hoe ze worden gecontinueerd.

Ad e: eenmalige subsidie

De ASA 2023 kent slechts twee soorten subsidies: eenmalige en boekjaarsubsidies. In de praktijk werden veel benamingen voor subsidies gehanteerd zoals projectsubsidies, waarderingssubsidies, investeringssubsidies, exploitatiesubsidies en stimuleringssubsidies. Onder welke benaming een bepaalde subsidie ook te boek staat, hij valt altijd onder de eenvoudige tweedeling van eenmalig of boekjaarsubsidie.

Subsidie kan eenmalig worden afgegeven met het oog op een bepaalde activiteit, die in tijd begrensd is, ook hoeft die activiteit niet per se in één kalenderjaar gerealiseerd te zijn. Een eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die maximaal vier jaar bedragen.

Artikel 2 Toepassingsbereik

Artikel 4:23 Awb bepaalt dat subsidieverstrekking in beginsel een wettelijke grondslag behoeft. In het artikel wordt een aantal uitzonderingen op deze eis genoemd waaronder een subsidie die concreet wordt vermeld in de begroting en een subsidie in incidentele gevallen. Slechts de ‘begrotingssubsidies’ worden summier genormeerd door de ASA 2023. Zie daarvoor artikel 2, derde lid, ASA 2023.

De bepalingen in de ASA 2023 zijn – bovengenoemde uitzondering daargelaten – in beginsel van toepassing op alle subsidierelaties, tenzij hiervan in een bijzondere verordening geheel of gedeeltelijk wordt afgeweken. Dit zal het geval zijn als de aard van de subsidie of het beoogde doel van de te subsidiëren activiteit daartoe noodzaakt.

In de toelichting op de bijzondere subsidieverordening moet worden opgenomen waarom de afwijking noodzakelijk is en in welke mate van de ASA 2023 wordt afgeweken, gedeeltelijk of in zo grote mate dat de ASA 2023 in feite niet meer van toepassing kan zijn.

In het eerste geval -gedeeltelijke afwijking- moet duidelijk worden vermeld welke artikelen afwijken van de bepalingen in de ASA 2023. De bepalingen van de ASA 2023 waar in de bijzondere subsidieverordening niet van wordt afgeweken, blijven onverkort van toepassing op de subsidierelatie.

Is sprake van een zo grote afwijking dat de ASA 2023 in feite niet meer van toepassing is, dan moet ook dát in de toelichting op de bijzondere subsidieverordening worden vermeld.

De ASA 2023 vermeldt in het eerste lid dat subsidie kan worden verleend voor activiteiten op de beleidsterreinen die in de begroting worden genoemd. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen die niet overeenstemmen met de door de raad vastgestelde beleidsterreinen. De ASA biedt zelf geen grondslag om rechtstreeks subsidie op te verstrekken, maar vormt de basis voor door het college vast te stellen nadere regelingen op grond waarvan subsidie kan worden verleend.

Begrotingssubsidies (4:23, derde lid, onder c, van de Awb) worden slechts summier genormeerd door de ASA. Een aantal artikelen uit de ASA is van overeenkomstige toepassing verklaard op begrotingssubsidies. Het proces van subsidieverstrekking wordt hiermee gestroomlijnd. Dit is in het belang van zowel de aanvragers van begrotingssubsidies als de gemeente.

Artikel 3 Bevoegdheid college

Nadere regels

Uit het eerste lid van artikel 3 volgt de bevoegdheid voor het college om nadere regels (subsidieregeling) vast te stellen. Deze nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften en kwalificeren als wettelijk voorschrift in de zin van artikel 4:23, eerste lid, van de Awb. De nadere regels kunnen verband houden met een aantal in het eerste lid genoemde onderwerpen. In de regeling worden de te subsidiëren activiteiten omschreven en de wijze waarop de subsidie wordt verdeeld. Daarbij kan het college bepalingen uit de ASA 2023 verder uitwerken. De ASA 2023 biedt zelf geen grondslag om rechtstreeks subsidie op te verstrekken, maar vormt de basis voor nadere regelingen op grond waarvan subsidie kan worden verleend (tweede lid).

Voor zover het college geen gebruik maakt van deze bevoegdheid om nadere regels vast te stellen is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verstrekken. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. De ASA 2023 zelf vermeldt geen activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen.

Opmerking verdient dat beleidsregels niet kunnen voorzien in de behoefte om regels te stellen over subsidieverlening. De Awb vereist voor subsidieverstrekking immers een wettelijke grondslag. Een beleidsregel is dat niet en kan slechts dienen als nadere invulling van een bestaande bevoegdheid. Het betreft een algemene regel omtrent de uitoefening van bevoegdheid: afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften. Beleidsregels zien dus met name op de wijze waarop in de praktijk invulling wordt gegeven aan de bepalingen die in de ASA 2023 zijn opgenomen. Zo kan in een beleidsregel uitleg worden gegeven over bepaalde weigeringsgronden. Deze uitleg kan ook worden opgenomen in de toelichting op een nadere subsidieregeling.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond

Artikel 4 Subsidieplafond

Bij de verdeling van subsidies waarvoor een subsidieplafond is ingesteld, gaat het om verdeling van schaarse rechten. Dat heeft tot gevolg dat de rechtsnorm die inhoudt dat bij de verdeling van schaarse vergunningen aan (potentiële) gegadigden ruimte moet worden geboden om naar de beschikbare vergunning(en) mee te dingen, ook van toepassing is op de verdeling van het subsidieplafond. De beschikbaarheid van de schaarse subsidie, de verdelingsprocedure, het aanvraagtijdvak en de toe te passen criteria moeten daarom tijdig bekend zijn gemaakt.

In de Awb zijn in de artikelen 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen over het werken met een ‘subsidieplafond' opgenomen. Een subsidieplafond moet potentiële aanvragers duidelijkheid bieden hoeveel geld er voor een bepaalde subsidieregeling beschikbaar is. Uit het oogpunt van rechtszekerheid verlangt de Awb dat het subsidieplafond tijdig bekend wordt gemaakt. In artikel 4:27 van de Awb is geregeld dat het subsidieplafond bekend moet worden gemaakt vóór de periode ingaat waarop het betrekking heeft. Dat kan dan door te verwijzen naar de subsidieregeling. Als het subsidieplafond tijdig bekend is gemaakt, dan kunnen subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb).

Als het subsidieplafond niet tijdig bekend is gemaakt, dan heeft het subsidieplafond geen gevolgen voor de aanvragen die vóór de bekendmaking zijn ingediend (artikel 4:27, tweede lid, van de Awb). Met gebruikmaking van artikel 4:28 van de Awb kan hierop een uitzondering worden gemaakt als is voldaan aan drie voorwaarden. De aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond ingevolge wettelijk voorschrift is vastgesteld, moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd; het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting en bij de bekendmaking van een subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid dat deze kan worden verlaagd als gevolg van de vaststelling of goedkeuring van de begroting.

Als het subsidieplafond is bereikt, moet de aanvraag worden geweigerd. Om die reden biedt de ASA 2023 het college de mogelijkheid om een subsidieplafond vast te stellen. Dit voorkomt regelingen met een ‘open einde’.

Verdeelsystematiek

Belangrijk is de wettelijke verplichting geregeld in artikel 4:26 van de Awb om de wijze van verdeling van de beschikbare bedragen bij of krachtens wettelijk voorschrift te regelen. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet de wijze van verdeling worden vermeld. Dat kan door de wijze van het verdelen van de subsidie op te nemen in de nadere subsidieregeling. De meest eenvoudige vorm is een verdeelmechanisme op volgorde van binnenkomst, waarbij de aanvragen in volgorde van binnenkomst worden behandeld. Een andere vorm is een tendersysteem, waarbij het beschikbare budget wordt verdeeld over de complete aanvragen door middel van een onderlinge vergelijking van de aanvragen waaruit de beste aanvragen voor subsidie in aanmerking komen. Van belang bij dit systeem is dat helder is voor de aanvrager op basis van welke criteria de aanvragen worden getoetst en in rangorde worden gezet, bijvoorbeeld dat aanvragen worden beoordeeld op basis van de criteria ‘de bijdrage aan stedelijke subsidiedoelstellingen en de prijs-kwaliteitverhouding' en dat rangschikking geschiedt met behulp van een puntentelling. De bevoegdheid tot het stellen van nadere regels op basis van artikel 3 van de ASA 2023 biedt hiervoor een goede mogelijkheid.

Hoofdstuk 3 Subsidieaanvraag

Artikel 5 De aanvrager

Dit artikel ziet op de aanvrager van een subsidie. Het artikel bepaalt dat subsidie alleen wordt verstrekt aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid. In een nadere subsidieregeling kan het college evenwel bepalen dat ook anderen dan rechtspersonen een aanvraag kunnen doen. Het college kan bijvoorbeeld subsidie aan (natuurlijke) personen beschikbaar stellen voor het isoleren van panden of voor de aanschaf van een elektrisch voertuig.

Artikel 6 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens

Het subsidieproces begint met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen is geregeld in afdeling 4.1.1 van de Awb.

Schriftelijk

In het eerste lid van artikel 6 van deze verordening is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan; en in het geval hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, de aanvraag dan met gebruikmaking van dat formulier gedaan moet worden.

Te verstrekken gegevens

In het tweede lid is bepaald welke gegevens bij de aanvraag in elk geval dienen te worden overgelegd. Deze gegevens zijn nodig om de aanvraag te kunnen beoordelen. Zo wordt onder andere om een begroting gevraagd waarin ook een overzicht is opgenomen van de geraamde inkomsten en uitgaven. Daarnaast wordt een dekkingsplan gevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van alle bij bestuursorganen, private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan

Bij nadere regel kan het college besluiten aan te vullen (vierde lid) bijvoorbeeld door voor aanvragen om bepaalde subsidies meer of andere gegevens en bescheiden te verlangen. Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag. De bevoegdheid van het college om ter zake nadere regels vast te stellen, is geregeld in artikel 3 van deze verordening. Zo kan het college bijvoorbeeld bepalen dat voor sommige categorieën subsidies, zoals kleine subsidies, waaraan geen uitgebreide verantwoordingseisen worden gesteld, met minder dan de standaard te overleggen gegevens bij een subsidieaanvraag kan worden volstaan.

Artikel 7 Beslistermijn

In dit artikel worden de termijnen bepaalt waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag om subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op subsidieaanvraag. Deze termijnen zijn dan ook in de ASA 2023 opgenomen. Ook hier is een onderscheid gemaakt tussen boekjaar en eenmalige subsidies.

Op een aanvraag voor een boekjaarsubsidie beslist het college binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag. Er is sprake van een volledige aanvraag wanneer alle bij de aanvraag in te dienen gegevens en bescheiden zijn verstrekt.

In afwijking van het eerste lid wordt op een aanvraag om een boekjaar subsidie, die is ingediend voor 1 oktober voorafgaand aan het boekjaar of de boekjaren waarvoor de subsidie wordt gevraagd, uiterlijk 31 december voorafgaand aan dat jaar of jaren beslist.

Bij het aanvragen van een eenmalige subsidie wordt een termijn van acht weken redelijk geacht, zeker nu deze nog met een periode van vier weken kan worden verlengd in geval de beoordeling meer tijd vraagt (het vierde lid).

Ten aanzien van eenmalige subsidies kan het college een andere termijn stellen met gebruikmaking van de bevoegdheid van artikel 3 van deze verordening om nadere regels vast te stellen. Zo kan worden afgeweken van de acht weken die de verordening vermeldt, bijvoorbeeld in verband met de bijzondere aard van de subsidie of te verwachten complexe aanvragen waarvoor meer tijd nodig is om te kunnen beoordelen.

Artikel 4:15 van de Awb vermeldt omstandigheden waaronder de beslistermijn kan worden opgeschort.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 8 Algemene weigeringsgronden

De algemeen geldende weigeringsgronden, opgenomen in artikel 4:35 van de Awb, worden hier met nadere, op de gemeentelijke praktijk toegesneden gronden, aangevuld.

Het eerste lid bevat twee imperatieve weigeringsgronden, in het tweede lid wordt het college beoordelingsvrijheid geboden om een aanvraag op basis van de daarin genoemde gronden al dan niet (gedeeltelijk) te honoreren.

Imperatieve weigeringsgronden (eerste lid)

Uit de weigeringsgrond in het eerste lid, onder a, blijkt dat het vaststellen van een tijdstip waarop een aanvraag uiterlijk moet zijn ingediend geen ruimte laat om na dat tijdstip alsnog een aanvraag in te dienen. De aanvraagtermijn in afhankelijk van het soort subsidie en zal blijken uit de door het college vastgestelde subsidieregeling.

De weigeringsgrond onder b ziet op de situatie dat op de begroting geen gelden voor een activiteit zijn gereserveerd. In dat verband wordt opgemerkt dat op grond van de Awb ook het bereiken van het subsidieplafond een weigeringsgrond vormt. Als het plafond is bereikt, wordt de aanvraag dus eveneens afgewezen.

Facultatieve weigeringsgronden (tweede lid)

De in het tweede lid opgenomen facultatieve weigeringsgronden richten zich in de eerste plaats op de situatie dat de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden voor de subsidie zoals die in deze verordening of bij de nadere door het college te stellen regels zijn gesteld (a). Daarnaast kan de subsidie worden geweigerd als twijfel bestaat over het doel van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd (b). De weigeringsgrond onder b biedt bovendien de mogelijkheid om de subsidie te weigeren als de aanvrager handelingen verricht die in strijd zijn met het recht, het algemeen belang of de openbare orde. Onder strijd met het recht wordt daarbij niet alleen strijd met de Grondwet, wetten in formele zin en lagere regelgeving bedoeld, maar ook strijd met het recht van de Europese Unie, eenieder verbindende verdragsbepalingen en algemene rechtsbeginselen. De weigeringsgrond biedt dus bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om de subsidie te weigeren als de aanvrager de Algemene wet gelijke behandeling niet naleeft of zich in verband met de subsidie schuldig maakt aan het bedreigen of intimideren van portefeuillehouders en ambtenaren.

Bij de weigeringsgrond onder c is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hier louter om de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wenst te verlenen. Een subsidie kan ook (geweigerd en) ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 6 van die wet.

Onderdeel d beoogt de subsidiegever zich ervan te laten vergewissen dat het verlenen van de gevraagde subsidie niet leidt tot ongeoorloofde staatssteun.

Subsidie kan worden geweigerd indien de aanvraag niet voldoet aan gemeentelijk vastgesteld beleid. Dit beleid moet zijn gepubliceerd en moet voldoende duidelijke gronden bevatten op een aanvraag te kunnen weigeren (e).

Verder kan de subsidie worden geweigerd als twijfel bestaat of de aanvrager de subsidie wel nodig heeft (g), wanneer twijfel bestaat of de subsidie zal worden besteed waarvoor deze is bedoeld (h en k), wanneer de financiële continuïteit of de continuïteit van de bedrijfsvoering van de aanvrager onzeker is (i) en wanneer een doublure ontstaat met activiteiten waarvoor de gemeente al subsidie verstrekt (j).

Subsidie kan worden geweigerd indien de aanvrager niet voldoet aan de in de branche van de aanvrager geldende governance code. Deze door de branche opgestelde regels voor goed bestuur dienen door de aanvrager te worden nageleefd (l).

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT), beoogt de beloning van topfunctionarissen van (semi)publieke instellingen tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau te maximeren. Omwille van deze, wenselijk geachte, beheerste bezoldiging van topfunctionarissen kan op grond van de WNT onder meer worden ingegrepen in salarisafspraken. De minister is daarbij de eerst aangewezen bestuurder.

Artikel 8 lid 2 onder m van de ASA 2023 sluit weliswaar aan bij de bezoldigingsnormen uit de WNT, maar de achtergrond en de reikwijdte van artikel 8 zijn uitdrukkelijk anders.

Het gaat in de verordening niet om een gewenste maximering van de bezoldiging van topfunctionarissen van (semi)publieke instellingen maar om een doelmatige en effectieve besteding van de beschikbare subsidiegelden bij alle instellingen die bij de gemeente een aanvraag om subsidie indienen.

De verordening verbiedt niet dat een gesubsidieerde organisatie hogere (ontslag)-vergoedingen overeenkomt dan de normen die zijn neergelegd in de WNT, maar maakt wel mogelijk dat het college de gevraagde subsidie weigert als blijkt dat hogere vergoedingen zijn of worden overeengekomen.

Uitbetaling van dergelijke hoge (ontslag)vergoedingen kan immers ten koste gaan van het doel waarvoor de subsidie wordt verleend.

Als de subsidieontvanger honoraria betaalt die de WNT-normen overschrijden, rijst de vraag of subsidiegelden wel doelmatig en effectief worden besteed en of deze gelden wel voldoende ten goede komen aan de activiteiten van de subsidieontvanger.

Het is dan ook noodzakelijk dat het college bij de beslissing omtrent de subsidieverlening een afweging kan maken of de bezoldigingskosten van de organisatie in verhouding staan tot de activiteit en de daarvoor gevraagde subsidie. Wanneer dat niet het geval is, kan het college de subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren.

Hetzelfde geldt als het een uitkering betreft wegens de beëindiging van een dienstverband.

Artikel 9 Algemene verplichtingen

De Awb regelt in de artikelen 4:37 en 4:38 de standaardverplichtingen, respectievelijk de overige doelgebonden verplichtingen. De standaardverplichtingen zijn in de wet niet limitatief opgesomd; de overige doelgebonden verplichtingen worden ofwel bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegd of -als geen sprake is van een subsidie die op een wettelijk voorschrift berust- bij de subsidieverlening.

Artikel 9 bevat in aanvulling op de bepalingen van de Awb een aantal verplichtingen waaraan iedere subsidieontvanger, voor zover op hem van toepassing, moet voldoen. In bijzondere subsidieverordeningen en bij het verlenen van de subsidie kunnen nog aanvullende verplichtingen worden opgenomen, die verband houden met het doel van de subsidie.

Meldingsplicht

Het artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt. De subsidieontvanger is verplicht zo spoedig mogelijk - zonder nodeloos tijdsverloop - te melden bij de gemeente dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. Als de subsidieontvanger niet voldoet aan deze meldingsplicht kan onder toepassing van artikel 4:48 van de Awb de subsidieverlening worden gewijzigd. In dat geval zal de subsidie uiteindelijk lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten.

Bij het niet voldoen aan de meldingsplicht kan, indien dat pas achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 van de Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was.

Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente over het hele subsidiebedrag, kan in zo'n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het vertrouwen dat hem gegeven is.

Tussentijdse verantwoording

Bij middelgrote en grote subsidies bestaat (soms) de wens op de hoogte te willen blijven van de ontwikkeling van de activiteiten en de financiën. Daartoe is in deze verordening de mogelijkheid opgenomen dat het college een verplichting tot het indienen van een tussentijdse rapportage kan opleggen.

Het derde lid vermeldt de verplichting voor de ontvanger om de administratie zo in te richten dat het college op elk moment inzicht kan worden geboden in de mate waarin de subsidieontvanger voldoet aan de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen.

Het vierde lid brengt een verplichting voor de subsidieontvanger mee om de administratieve gegevens gedurende ten minste vijf jaren na afloop van de datum van ontvangst van de beslissing tot vaststelling van de subsidie te houden. Het college kan deze termijn verruimen.

Het vijfde lid geeft het college de bevoegdheid de subsidieontvanger te verplichten mee te werken aan door of namens het college, waaronder de Rekenkamer, uitgevoerd onderzoek. De subsidieontvanger verschaft daartoe de benodigde documenten. Het college kan, door gebruik te maken van deze bevoegdheid, onderzoek doen naar de doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding van de door haar verstrekte subsidies.

Artikel 10 Aanvullende verplichtingen

Artikel 4:39 van de Awb maakt het mogelijk ook niet doelgebonden verplichtingen bij een subsidieverlening op te leggen. Dit is alleen mogelijk voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Volgens het wetsartikel kunnen deze verplichtingen alleen betrekking hebben op de wijze waarop, of de middelen waarmee, de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. De in artikel 10 van deze verordening opgenomen bijzondere verplichtingen voldoen aan dit criterium.

Evenals bij het vorige artikel het geval is, moet iedere subsidieontvanger aan deze verplichtingen voldoen voor zover de bijzondere verplichting op zijn activiteit van toepassing is.

In een bijzondere subsidieverordening kunnen aanvullende niet doelgebonden verplichtingen worden opgenomen. Verder zijn alleen verplichtingen toegestaan die betrekking hebben op de wijze waarop, of de middelen waarmee, de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

Artikel 11 Aanvullende verplichtingen boekjaarsubsidie

Artikel 4:71 van de Awb betreft facultatief recht dat middels artikel 11 deze verordening van toepassing wordt verklaard op boekjaarsubsidies voor een bedrag hoger dan € 250.000 euro. De subsidieontvanger behoeft toestemming van het college voor handelingen, genoemd in artikel 4:71, eerste lid, onderdelen a tot en met j, Awb. Het gaat om rechtshandelingen die van invloed kunnen zijn op de aanwending van subsidiegelden, de hoogte van later ingediende subsidieaanvragen of de kwaliteit en omvang van de activiteiten.

Artikel 12 Aanvullende verplichting voor subsidies die voor meer jaren zijn verstrekt

Dit artikel verplicht de ontvanger van een subsidie die voor meer jaren is verstrekt, jaarlijks voor 1 december de onder a t/m e vermeldde gegevens te overleggen.

Ingevolge artikel 12 van deze verordening geldt onderdeel c (de verplichting een verslag met betrekking tot de gevolgen van het financiële resultaat op de egalisatiereserve te overleggen) alleen voor subsidies voor een bedrag hoger dan € 250.000 euro.

Artikel 13 Egalisatiereserve

De egalisatiereserve is gebaseerd op artikel 4:72 van de Awb. Een egalisatiereserve is een reserve van de subsidieontvanger waaraan als bestemming het dekken van exploitatierisico’s is verbonden. De reserve wordt gevormd om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen. Op grond van artikel 4:58 van de Awb is artikel 4:72 van de Awb alleen van toepassing op per kalenderjaar verstrekte subsidies aan een rechtspersoon en bovendien enkel als dat bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald. De verplichting een egalisatiereserve te vormen kan dus enkel aan rechtspersonen worden opgelegd, voor per kalenderjaar verstrekte subsidies.

De ontvanger van een boekjaarsubsidie die groter is dan €250.000 dient een egalisatiereserve te vormen. In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de egalisatiereserve. De reserve wordt dus gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

Omdat de egalisatiereserve dient om tekorten in het ene jaar te compenseren met overschotten in het andere jaar, heeft deze alleen toegevoegde waarde bij subsidies die in een reeks van jaren achter elkaar worden verstrekt.

Hoofdstuk 6 Verantwoording en vaststelling subsidie

Artikel 14 Subsidievaststelling

In dit artikel is bepaald op welke wijze de subsidieontvanger de aan hem verleende subsidie aan het college dient te verantwoorden. Voor zover dit niet is bepaald in de nadere subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Evenals bij de aanvraag tot verlening van een subsidie kunnen ook voor de indiening van een aanvraag tot vaststelling van een subsidie formulieren worden voorgeschreven.

Artikel 15 Verantwoording subsidies tot en met € 20.000

Het subsidiekader, zoals vastgelegd in deze verordening, heeft als uitgangspunt dat het de administratieve lasten in subsidieproces zo beperkt mogelijk wil houden. Daarom is ten aanzien van de verantwoordingslasten een onderscheid gemaakt naar bedrag waarvoor subsidie wordt verstrekt.

Voor subsidiebedragen tot € 20.000, kan de subsidie worden verleend op basis van vertrouwen; subsidies kunnen met de subsidieverleningsbeschikking tevens direct worden vastgesteld of achteraf worden vastgesteld, waarbij niet meer standaard een inhoudelijke en financiële subsidieverantwoording aangeleverd hoeft te worden. Op deze wijze kunnen de administratieve lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden beperkt.

Omdat een aantal categorieën van subsidies zich niet leent voor het direct vaststellen is de mogelijkheid opgenomen voor het college om hiervan af te wijken.

Er geldt voor alle subsidies een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij het mogelijk niet of niet volledig kunnen nakomen van de subsidieverplichtingen. Ook na directe vaststelling kan een steekproefsgewijze controle achteraf plaatsvinden bij de ontvanger. De subsidieontvanger is gehouden om aan te tonen dat de activiteiten overeenkomstig de vaststelling zijn uitgevoerd en richt zijn administratie zo in dat het college op elk moment inzicht kan worden geboden in de mate waarin de subsidieontvanger voldoet aan de aan de subsidieverstrekking verbonden verplichtingen.

Artikel 16 Aanvraag vaststelling subsidies groter dan € 20.000

Uit dit artikel volgt op welke wijze de subsidieaanvrager de aan hem verleende subsidie vanaf € 20.000 aan het college dient te verantwoorden.

In het artikel is een onderscheid gemaakt tussen subsidies tussen de € 20.000 en € 250.000, en subsidies hoger dan € 250.000. Voor beide gevallen geldt de verplichting om een verslag te verstrekken waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht, en waarin wordt omschreven in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd (a) en een financieel verslag dan wel een jaarrekening waaruit de besteding van de subsidie inzichtelijk blijkt te overleggen (b).

Als de ontvanger van een subsidie van meer dan € 250.000 zijn inkomsten voor meer dan de helft ontleent aan de subsidie, bevat de aanvraag tot vaststelling een financieel verslag, als bedoeld in artikel 4:76 van de Awb.

De ontvanger van een subsidie hoger dan € 250.000 kan worden verplicht een controleverklaring in te dienen als bedoeld in artikel 4:78 van de Awb, en indien het de vaststelling van een boekjaarsubsidie betreft, een verslag met betrekking tot de gevolgen van het financiële resultaat op de egalisatiereserve.

De wijze van verantwoording en controle is al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekendgemaakt.

Artikel 17 Indieningstermijnen voor aanvraag vaststelling subsidies hoger dan € 20.000

In het eerste lid van dit artikel is geregeld wanneer de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden ingediend voor subsidies die meer dan € 20.000 bedragen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen boekjaar en eenmalige subsidies. Voor alle aanvragen tot vaststelling geldt dat het college de subsidieontvanger eenmaal uitstel kan verlenen. Het is aan het college om een dergelijk verzoek al dan niet te honoreren.

Artikel 18 Termijn vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van een subsidie. Een termijn van twaalf weken wordt redelijk geacht. Deze termijn kan nog met een periode van zes weken worden verlengd in gevallen waarin de beoordeling meer tijd vraagt. Uit artikel 4:5 van de Awb volgt dat de termijn pas aanvangt als de aanvraag compleet is.

Artikel 19 Betaling en verrekening

Betaling

In aanvulling op de toepasselijke bepalingen in de Awb (zie o.a. de artikelen 4:52 en 4:95) bepaalt het eerste lid dat betaling van het subsidiebedrag binnen vier weken na de subsidievaststelling plaatsvindt.

Als het hele subsidiebedrag al door middel van voorschotten is uitgekeerd, dan wordt de betaling op nihil gesteld. Het college kan in nadere regels andere voorschriften geven voor de betaling van de subsidie.

Uit het tweede lid volgt dat meerjarige boekjaarsubsidies jaarlijks worden verhoogd met de door de raad vastgestelde nominale verhoging.

Lager vaststellen en verrekenen

Als de aanvrager niet voldoet aan zijn verplichtingen kan het college op grond van de artikelen 4:46, 4:48, 4:49 of 4:50 van de Awb de subsidieverlening lager vaststellen dan was verleend, intrekken of wijzigen. Bij beantwoording van de vraag of intrekken of wijzigen van de subsidie gerechtvaardigd is moet rekening worden gehouden met de ernst van de tekortkoming en de gevolgen van de verlaging voor de subsidieontvanger.

Art. 4:93 van de Awb biedt de mogelijkheid om een geldschuld te verrekenen met een bestaande vordering mits in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. Met het derde lid van artikel 19 van deze verordening wordt aan dit vereiste voldaan. In het derde lid van artikel 4:57 van de Awb is reeds geregeld dat geldschulden kunnen worden verrekend met subsidies die aan dezelfde subsidieontvanger voor dezelfde activiteiten voor een ander tijdvak zijn verstrekt. Als over het jaar X subsidie wordt teruggevorderd kan dit dus bijvoorbeeld worden verrekend met de subsidie voor dezelfde activiteiten over het jaar X+1. In deze verordening wordt de mogelijkheid geboden om subsidies die worden teruggevorderd ook met andere vorderingen te verrekenen, zoals vorderingen die uit subsidies voor andere activiteiten voortvloeien of vorderingen op grond van de Wet dwangsom en beroep niet tijdig beslissen.

Artikel 20 Batig saldo

In de Awb is in artikel 4:41 opgenomen dat bij wettelijk voorschrift kan worden geregeld dat de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan bij vermogensvorming, indien dat bij wettelijk voorschrift is geregeld. Artikel 20 voorziet in een wettelijk voorschrift.

Artikel 21 Toezichthouders

Krachtens afdeling 5.2 van de Awb hebben toezichthouders een aantal bevoegdheden zoals het betreden van plaatsen (met uitzondering van woningen zonder de toestemming van de bewoner), het vorderen van inlichtingen en het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden. De bevoegdheden van de artikelen 5:18 en 5:19 van de Awb (het doorzoeken van voertuigen en andere zaken) zijn hier uitgezonderd omdat hier bij subsidies niet snel behoefte aan zal bestaan. Is een dergelijke bevoegdheid toch nodig dan moet dat in een bijzondere subsidieverordening worden geregeld.

Art 4:59 van de Awb regelt het toezicht op de naleving van de aan de subsidieontvanger opgelegde verplichtingen. Aangezien artikel 4:59 is opgenomen in afdeling 4.2.8 van de Awb is het artikel in de verordening opgenomen zodat niet alleen toezicht kan worden gehouden op grote subsidies maar ook op kleine en middelgrote subsidies.

Artikel 22 Intrekking Algemene Subsidieverordening 2013

De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 23 Overgangsbepalingen

In het eerste lid is bepaald dat subsidies die voor inwerkingtreding van deze verordening zijn aangevraagd worden afgedaan volgens de bepalingen van de ASA uit 2013. De keuze hiervoor stoelt op het uitgangspunt dat de spelregels niet tijdens de procedure kunnen worden veranderd zonder dat de aanvragers tijdig zijn geïnformeerd en de tijd hebben gekregen om de nieuwe spelregels binnen de organisatie vorm en inhoud te geven.

In de ASA 2013 was in artikel 7 een algemene verdelingssystematiek voor subsidies opgenomen. Hier kon bij bijzondere subsidieverordening of door nadere regels van worden afgeweken. Een soortgelijk artikel komt in deze verordening niet meer terug. Meerdere nadere regels maken gebruik van de algemene verdelingssystematiek in de ASA 2013. Deze regels moeten dus worden aangevuld. Hierin moet ook een verdelingssystematiek worden opgenomen. Het tweede lid is bedoeld om te voorkomen dat er een leemte ontstaat na inwerkingtreding van deze verordening. Totdat de nadere regels zijn aangevuld, blijft artikel 7 van de ASA 2013 van toepassing.

Tot slot is van belang dat in nogal wat bijzondere subsidieverordeningen, nadere regels en beleidsregels wordt verwezen naar bepalingen in de ASA 2013. Na vaststelling van de nieuwe verordening en gelijktijdige intrekking van de ASA 2013 kan onduidelijkheid bestaan of deze bepalingen nog gelden. Het opnemen van de overgangsbepaling van het derde lid voorziet er in om buiten twijfel te stellen dat de bijzondere verordeningen, nadere regels en beleidsregels en de verwijzingen daarin naar bepalingen uit de ASA 2013 nog steeds van toepassing zijn als deze bepalingen (of bepalingen van soortgelijke strekking) ook in de nieuwe verordening zijn opgenomen. Is dat laatste niet het geval dan verliest die verwijzing haar betekenis.