Regeling vervallen per 21-11-2023

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis houdende regels omtrent schuldhulpverlening (Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2021)

Geldend van 30-01-2021 t/m 20-11-2023

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis houdende regels omtrent schuldhulpverlening (Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2021)

Het dagelijks bestuur van Stroomopwaarts, namens de colleges van burgemeester en wethouders van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam,

overwegende:

  • -

    dat de gemeenteraden van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam de Regionale Visie Armoede en schulden 2020 -2023 hebben vastgesteld;

  • -

    dat dit plan het kader vormt voor de schuldhulpverlening in de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam;

  • -

    dat het wenselijk is regels te stellen over de toelating tot schuldhulpverlening, de verplichtingen en de weigerings- en beëindigingsgronden;

gelet op artikel 2 en artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, artikel 4:81 en volgende van de Algemene wet bestuursrecht en de verordening Beschikkingstermijn schuldhulpverlening MVS 2021,

besluit vast te stellen de volgende:

Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2021

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a)

      aanvraag: het eerste gesprek met de inwoner na de melding, waarin de hulpvraag wordt vastgesteld en waarbij de inwoner niet heeft aangeven af te zien van schuldhulpverlening.

    • b)

      melding: het moment dat een inwoner zich wendt tot het college voor schuldhulpverlening of het college een signaal als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b van de wet, heeft ontvangen, in het geval de inwoner het aanbod heeft geaccepteerd;

    • c)

      problematische schulden: de situatie waarin van een natuurlijk persoon redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of waarin hij heeft opgehouden te betalen;

    • d)

      wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

    • e)

      Wsnp: Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • f)

      zelfredzaam: de inwoner die, naar het oordeel van het college, in staat is om zelf een betalingsregeling met schuldeisers te treffen.

Hoofdstuk 2 Toelating schuldhulpverlening

Artikel 2.1 – Plan van aanpak

  • 1. Indien het college de inwoner tot de schuldhulpverlening toelaat, wordt een beschikking afgegeven inhoudende een plan van aanpak.

  • 2. De vorm waarin schuldhulpverlening wordt aangeboden is van meerdere factoren afhankelijk en afgestemd op het individuele geval. Bij de afweging worden in ieder geval de volgende factoren meegenomen:

    • a)

      de doelmatigheid van de ondersteuning gelet op enerzijds de aard en hoogte van het inkomen en anderzijds de aard, omvang, zwaarte en regelbaarheid van de schulden;

    • b)

      de mate van zelfredzaamheid van de cliënt;

    • c)

      de mate van medewerking van de cliënt;

    • d)

      een eerder gebruik van schuldhulpverlening of een schuldregeling ingevolge de Wsnp.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen

Artikel 3.1 - Verplichtingen

De in artikel 7, eerste lid van de wet bedoelde medewerking bestaat in ieder geval uit:

  • a)

    het niet maken van nieuwe schulden;

  • b)

    het op tijd betalen van de vaste lasten zoals huur, energie en zorgpremie;

  • c)

    het binnen de gestelde termijnen inleveren van de noodzakelijke bewijsstukken en documenten in het kader van schuldhulpverlening;

  • d)

    er alles aan te doen om meer inkomen te verdienen en om niet-noodzakelijke uitgaven te verminderen;

  • e)

    het nakomen van gemaakte afspraken en opgelegde individuele verplichtingen;

  • f)

    het op tijd verschijnen op afspraken;

  • g)

    het meewerken aan het oplossen van onderliggende (psychosociale) problematiek als dat nodig is voor het slagen van het schuldhulpverleningstraject;

  • h)

    geen dingen doen die nadelig zijn voor het schuldhulpverleningstraject.

Hoofdstuk 4 Weigering en beëindiging

Artikel 4.1 - Gronden voor weigering

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid de toegang tot een schuldregeling te weigeren wanneer een inwoner:

  • a)

    is veroordeeld voor fraude of daarvoor een onherroepelijke bestuurlijke sanctie opgelegd heeft gekregen, tenzij de fraudegedraging meer dan drie jaar geleden heeft plaatsgevonden;

  • b)

    een schuldenpakket heeft waarbij een schuldregeling redelijkerwijs niet kan slagen vanwege de schulden die wettelijk niet geheel of gedeeltelijk kwijtgescholden kunnen worden.

Artikel 4.2 - Herhaalde aanvraag

  • 1. Schuldhulpverlening wordt geweigerd wanneer minder dan twaalf maanden voorafgaande de datum waarop de aanvraag is ingediend, eerder schuldhulpverlening is beëindigd wegens schending van de verplichtingen als bedoeld in artikel 6 en artikel 7 van de wet zolang er nog geen schuldregelingsovereenkomst is getekend.

  • 2. Daarnaast wordt schuldhulpverlening geweigerd:

    • a)

      indien minder dan 10 jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag is ingediend door inwoner een traject schuldregeling of het wettelijke traject ingevolge de Wsnp succesvol is doorlopen met toekenning van een schone lei;

    • b)

      binnen 5 jaar na voortijdige beëindiging van de schuldregelingsovereenkomst wegens schending van verplichtingen als bedoeld in artikel 6 en artikel 7 van de wet.

  • 3. Wanneer toepassing van het tweede lid voor inwoner zou leiden tot zeer nadelige gevolgen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten, dit ter beoordeling van het college.

Artikel 4.3 Gronden voor beëindiging

Het college kan besluiten de geboden schuldhulpverlening te beëindigen wanneer de cliënt:

  • a)

    de inlichtingen- en medewerkingsverplichting zoals vermeld in artikel 6 en 7 van de wet en artikel 3.1 van deze regels niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b)

    niet langer een inwoner is van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen of Schiedam en er geen bijzondere omstandigheden zijn zoals bedoeld in artikel 3, vijfde lid van de wet;

  • c)

    niet meer voldoet of kan voldoen aan de voorwaarden uit het plan van aanpak;

  • d)

    geen problematische schuld meer heeft;

  • e)

    zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet wil gebruiken voor de aflossing van zijn schulden;

  • f)

    het traject schuldhulpverlening succesvol heeft afgerond;

  • g)

    schriftelijk heeft aangegeven dat hij niet verder wil met het schuldhulpverleningstraject;

  • h)

    zich misdraagt jegens medewerkers en eventuele derden die namens het college belast zijn met werkzaamheden die voortkomen uit de schuldhulpverlening.

Artikel 4.4 – Hersteltermijn

Een besluit tot beëindiging van schuldhulpverlening als gevolg van het niet nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 6 en artikel 7 van de wet wordt genomen pas nadat cliënt in de gelegenheid is gesteld om binnen een redelijke hersteltermijn alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen en hij geen gebruik heeft gemaakt van deze gelegenheid.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 5.1 - Vervanging

Deze beleidsregels vervangen de:

Beleidsregels schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2018.

Artikel 5.2 - Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na bekendmaking en worden aangehaald als ‘Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2021’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in het Dagelijks Bestuur Stroomopwaarts van 14 januari 2021,

de voorzitter,

A.F. de Leede

de secretaris,

A.F.C. Blok

TOELICHTING

Algemeen

In de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is neergelegd dat de gemeenteraad een plan vaststelt dat richting geeft aan de integrale schuldhulpverlening. De Regionale Visie armoede en schulden MVS 2020 -2023 is vastgesteld door de afzonderlijke gemeenteraden. Hierin wordt bepaald hoe de gemeenten invulling geven aan de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Het uitgangspunt is dat iedere inwoner zich kan melden voor schuldhulpverlening. Stroomopwaarts voert namens de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam de schuldhulpverlening uit en is tevens lid van de NVVK.

De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. De beginselen van behoorlijk bestuur moeten gerespecteerd worden. Een besluit ingevolge de Wgs dient deugdelijk gemotiveerd te zijn en staat open voor bezwaar en beroep. Zowel het beleidsplan als de onderliggende beleidsregels en de Verordening beschikkingstermijn schuldhulpverlening MVS 2021 bieden de kaders en richtlijnen voor wanneer een inwoner van Maassluis, Vlaardingen of Schiedam toegang wil tot schuldhulpverlening. Voor inwoners moet duidelijk zijn welke rechten en plichten gelden alsmede de gronden voor het weigeren en beëindigen van schuldhulpverlening.

Met de wetswijzing Wgs per 1 januari 2021 is de systematiek van de aanvraagprocedure die van een melding met daarna, in het eerste gesprek met de klant, de aanvraag (artikelen 4 en 4a van de wet).

Er is geen sprake van een aanvraag als de schuldenaar tijdens dat eerste gesprek aangeeft dat hij afziet van schuldhulpverlening. De aanvraag kan zowel mondeling als schriftelijk worden gedaan (artikel 4 lid 1 van de wet). Daarmee wordt in de wet afgeweken van de hoofdregel die bepaalt dat de aanvraag schriftelijk wordt ingediend. De beslistermijn gaat pas na het eerste gesprek lopen. De beschikking moet afgegeven worden binnen een bij gemeentelijke verordening te bepalen termijn.

De verordening beschikkingstermijn schuldhulpverlening MVS 2021 is van toepassing. Binnen 8 weken neemt het college een beslissing op de aanvraag.

Artikel 1 – Begripsbepalingen

Begrippen die in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening voorkomen hebben in deze beleidsregels dezelfde betekenis. Voor een aantal begrippen die als zodanig niet in de wet staan is een definitie gegeven in deze beleidsregels.

Artikel 2.1 – Plan van aanpak

Toekenning van schuldhulpverlening gebeurt met een beschikking inhoudende een plan van aanpak.

Het plan van aanpak bevat een omschrijving van welke hulp aangeboden wordt. Dit is in ieder geval op hoofdlijnen en kan later worden gespecificeerd.

Maatwerk is het uitgangspunt bij het aanbieden van een traject schuldhulpverlening. Dienstverlening wordt zoveel mogelijk afgestemd op de individuele situatie en de inzet van schuldhulpverlening verschilt dan ook per situatie. Dit is afhankelijk van factoren zoals de omvang van de schulden, de zelfredzaamheid van de cliënt en of er eerder gebruik is gemaakt van schuldhulpverlening of een schuldregeling in het kader van de Wsnp.

Een beschrijving van de geboden hulp is bijvoorbeeld:

  • stabilisatie gevolgd door schuldregelen;

  • een budgettraining of -coach;

  • nazorg.

Het plan van aanpak kan ook een omschrijving bevatten van welke voorwaarden gelden om recht te hebben op schuldhulpverlening (artikel 4a lid 4 Wgs), bijvoorbeeld:

  • dat er geen nieuwe schulden worden gemaakt tijdens het schuldhulpverleningstraject;

  • het volgen van een cursus budgetbeheer;

  • het solliciteren naar een full-time baan.

In het plan van aanpak wordt ten minste de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in acht genomen (artikel 4a lid 5 Wgs).

Het plan van aanpak bevat ook de doelstellingen van het traject. Zijn de doelen bereikt dan is het traject succesvol verlopen.

Artikel 3.1 – Verplichtingen

In de wet is opgenomen dat de cliënt die schuldhulpverlening ontvangt zowel een inlichtingenverplichting (artikel 6 Wgs) als een medewerkingsverplichting (artikel 7 Wgs) heeft. Het niet houden aan deze verplichtingen heeft ‘negatieve’ gevolgen voor het schuldhulpverleningstraject.

De inlichtingenplicht geldt als gevolg van de wetswijziging per 1 januari 2021 alleen vanaf het moment dat schuldhulpverlening is toegekend; de inwoner hoeft zowel tijdens de aanvraag als vanaf het moment dat schuldhulpverlening is toegekend geen informatie te verstrekken die de gemeente zelf kan verkrijgen.

Tijdens de aanvraagperiode gelden wél de regels van de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van artikel 4:2 Awb zal het college zelf moeten zorgen dat het beschikt over de gegevens die het nodig heeft voor het nemen van verantwoorde beslissingen: dat behoort tot de zorgvuldigheidsplicht. Bij beschikkingen op aanvraag kan van de aanvrager worden gevergd dat hij de noodzakelijke gegevens waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, aan het college verstrekt. Bedoeld is de verstrekking van informatie die het college meestal niet of veel moeilijker langs andere weg kan verkrijgen, aldus de parlementaire geschiedenis van artikel 4:2 Awb.

Ook de medewerkingsplicht geldt pas vanaf het moment dat schuldhulpverlening is toegekend. Tijdens de aanvraagperiode geldt medewerkingsplicht van de wet niet.

Artikel 4.1 – Gronden voor weigering

In dit artikel wordt aangegeven in welke situaties de schuldhulpverlening (of de schuldregeling) in ieder geval wordt geweigerd. Hierbij is aangesloten bij de wet. Schuldhulpverlening wordt geweigerd als iemand geen verblijfsstatus heeft (artikel 3 lid 4 van de wet).

De toegang tot schuldhulpverlening kan verder in ieder geval worden geweigerd als een inwoner al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening en als een inwoner fraude heeft gepleegd.

Op grond van artikel 4.1 lid 1 van deze beleidsregels wordt de toegang tot een schuldregeling geweigerd als een inwoner is veroordeeld voor fraude of daarvoor een onherroepelijke bestuurlijke sanctie opgelegd heeft gekregen, tenzij de fraudegedraging meer dan drie jaar geleden heeft plaatsgevonden. Er wordt gerekend vanaf de datum einde gedraging of vanaf de datum dat de gedraging SOW bekend is geworden, bijvoorbeeld datum IB signaal.

Artikel 4.2 – Herhaalde aanvraag

Wat betreft de bevoegdheid tot weigering van schuldhulpverlening, in relatie tot eerdere schuldhulpverlening, zijn in dit artikel regels gesteld. Hierbij wordt een grens gesteld aan het kunnen doen van herhaalde aanvragen op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid. Voor de genoemde termijn in lid 2 onder a) van deze beleidsregels wordt aangesloten bij de termijn uit artikel 288 lid 2 onderdeel d Fw. Het Wsnp-verzoek wordt afgewezen als op de schuldenaar minder dan 10 jaar voor het Wsnp-verzoek de schuldsaneringsregeling van toepassing is geweest.

Van de termijnen in het tweede lid kan worden afgeweken indien toepassing van deze termijnen zou leiden tot zeer nadelige gevolgen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden. Ook hier zal afgestemd moeten worden op de individuele situatie.

Artikel 4.3 – Gronden voor beëindiging

In dit artikel wordt aangegeven in welke situaties de schuldhulpverlening kan worden beëindigd.

Artikel 4.4 – Hersteltermijn

Client wordt eenmaal een termijn geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken. De termijn die aan cliënt wordt gesteld is in dit artikel bewust niet benoemd. De termijn dient redelijk te zijn. Wat redelijk is, hangt samen met het type verplichting. Komt cliënt ook gedurende de hersteltermijn zijn verplichting niet na, dan kan besloten worden om de schuldhulpverlening te beëindigen. In het kader van eigen verantwoordelijkheid wordt een eenmalige hersteltermijn voldoende geacht.

Artikel 5.1 – Vervanging

De beleidsregels schuldhulpverlening MVS 2018 dienen te worden ingetrokken. Zij worden vervangen door deze Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam 2021.

Artikel 5.2 – Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.