Verordening rioolheffing 2021

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening rioolheffing 2021

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 204265, d.d. 6 oktober 2020;

gelet op de artikelen 156, tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 228a van de Gemeentewet;

BESLUIT

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2021.

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • -

    verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft;

  • -

    garagebox: een geheel overdekte en afsluitbare ruimte bestemd om één voertuig in te stallen;

  • -

    water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven:

    • a.

      van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, verder te noemen: eigenarendeel; en

    • b.

      van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

  • 2.

    Voor het eigenarendeel wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3.

    Voor het gebruikersdeel wordt:

    • a.

      gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

    • b.

      gebruik door degene aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven;

    • c.

      het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 4 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde persoon in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd.

  • 3.

    Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater of oppervlaktewater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

  • 4.

    Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

  • 5.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 6.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

  • 7.

    Indien ingeval van nieuwbouw geen verbruik overeenkomstig het derde lid kan worden vastgesteld, wordt de hoeveelheid afvalwater van het perceel bepaald op 45 m3 per persoon per jaar.

  • 8.

    Indien meerdere percelen gebruik maken van één watermeter en geen tussenmeters aanwezig zijn, wordt de hoeveelheid afvalwater – voor zover mogelijk – naar evenredigheid van het aantal personen over de verschillende percelen verdeeld.

  • 9.

    Voor de toepassing van het zesde en zevende lid wordt uitgegaan van het aantal personen dat bij aanvang van de belastingplicht in de basisregistratie personen staat ingeschreven op een perceel.

Artikel 5a Vrijstelling

De belasting is niet verschuldigd terzake van garageboxen.

Artikel 6 Belastingtarieven

Tarieven behorend bij deze verordening zijn opgenomen in de bijbehorende Tarieventabel gemeente Epe voor belastingen, heffingen en rechten.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8a Aangifte

  • 1.

    In afwijking van artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet geschiedt het uitnodigen tot het doen van aangifte door het uitreiken of toezenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan.

  • 2.

    In afwijking van artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet wordt aangifte gedaan door het op de in de aangiftebrief aangegeven wijze, inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden.

  • 3.

    De aangiftebrief kan langs elektronische weg verzonden worden.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of voor het gebruikersdeel, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingschuldige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt.

  • 5.

    Belastingbedragen van minder dan € 10 worden niet geheven.

  • 6.

    Voor de toepassing van het bepaalde in het vijfde lid wordt het totaal van de op één biljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere heffingen als één belastingaanslag aangemerkt.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,- maar minder dan € 10.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Overdracht van bevoegdheden

Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening, indien de wijzigingen:

  • a.

    van zuiver redactionele aard zijn;

  • b.

    een gevolg zijn van nieuwe of gewijzigde rijksregelgeving die in werking treedt binnen drie maanden na de officiële bekendmaking van de inwerkingtreding ervan in het Staatsblad of de Staatscourant;

een en ander voor zover met deze wijzigingen niet reeds bij het vaststellen of latere wijziging van deze verordening bij raadsbesluit rekening is gehouden.

Artikel 12 Overgangsrecht

De Verordening rioolheffing 2020 van 14 november 2019 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2021.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rioolheffing 2021.

Epe, 12 november 2020

De raad voornoemd,

de voorzitter,

dhr. dr. T.C.M. Horn

de griffier,

Mw. J. Kattenberg

Toelichting Verordening rioolheffing 2021

De gemeente Epe hanteert als uitgangspunt de modelverordening van de VNG. Op onderdelen wijkt Epe af. Voor de toelichting wordt verwezen naar de modeltoelichting van de VNG zoals die onder meer te vinden is op www.decentraleregelgeving.nl. De afwijkingen zijn hieronder toegelicht.

Artikel 5, vierde, vijfde en zesde lid

  • 4.

    Bij nieuwbouw zal er vaak nog geen waterverbruik bekend zijn. Om toch een benadering te hebben van het werkelijk (te verwachten) verbruik is aangesloten bij het landelijk gemiddelde van 45 m3 per persoon. Bron: o.a. http://gemiddelden.nl/verbruik/gemiddelde-waterverbruik/ en https://www.nibud.nl/consumenten/energie-en-water/.

  • 5.

    In de praktijk komt het met enige regelmaat voor dat slechts één watermeter is geplaatst voor meerdere percelen of zelfstandige gedeelten daarvan. In die gevallen zal het verbruik verdeeld moeten worden. In geval van twee woningen, waarbij mensen staan ingeschreven wordt het de verhouding tussen het aantal personen gebruikt. Bijvoorbeeld pand A heeft 2 bewoners, pand B 5. Het totale waterverbruik is 357 m3. Per persoon is dat 51 m3. Pand A krijgt dan 2x51=102 m3 toebedeeld en pand B 5x51=255 m3. Zowel pand A als pand B vallen in de categorie >100-300 m3.

  • 6.

    In situaties waarin in een van de percelen geen personen staan ingeschreven, zoals bij bedrijven, zal een redelijke verdeling moeten plaatsvinden. In de praktijk zal dit maatwerk zijn. Uitgangspunt kan zijn dat aan het perceel waar wel personen staan ingeschreven 45 m3 per persoon wordt toegerekend en de rest aan het perceel zonder ingeschreven personen. Mocht het onduidelijk zijn hoe te verdelen, dan bestaat de mogelijkheid om via een aangifte of het opvragen van inlichtingen helderheid te verkrijgen.

Artikel 5a

Zelfstandige garageboxen zijn vrijgesteld. De reden daarvoor is dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen garageboxen die bij een huis liggen en onderdeel uitmaken van hetzelfde perceel en garageboxen die een zelfstandig perceel zijn. Deze garageboxen hebben in de regel geen wateraansluiting en voeren in veel gevallen alleen hemelwater af. In sommige gevallen is er geen aansluiting op de riolering, maar loopt het hemelwater de grond in. De gebruikers van deze garageboxen zijn over het algemeen niet bekend bij de belastingadministratie.

Artikel 8a

Wettelijke uitgangspunt voor de aangifte is dat er een aangiftebiljet wordt verstuurd. Het bestuur kan daarvoor de modellen vaststellen. Om flexibel te kunnen opereren is gekozen voor een algemenere bepaling die aansluit bij hoe de rijksbelastingdienst werkt. Daarmee wordt het bovendien mogelijk om aangifte digitaal te doen c.q. te verlangen dat dit digitaal gebeurt. De Gemeentewet biedt daartoe de mogelijkheid, mits dit in de belastingverordening is geregeld. Het VNG-model kent deze bepaling niet.

Artikel 9

In navolging van jurisprudentie (ECLI:NL:RBZLY:2011:BQ4851) wordt de term belastingschuldige gebruikt in plaats van belastingplichtige in lid 4.

Artikel 10, eerste lid

In de gemeente Epe geldt, conform de harmonisatie van betaaltermijnen binnen Tribuut belastingsamenwerking, de mogelijkheid om in één termijn te betalen. Daarnaast bestaat onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid om via automatische incasso in maximaal 10 maandelijkse termijnen de belasting te voldoen. Het VNG-model gaat uit van betalen in twee termijnen, zonder automatische incassomogelijkheid.

Artikel 11

Dit artikel stemt overeen de vergelijkbare bepaling in de Legesverordening en maakt het mogelijk dat het college redactionele aanpassingen doorvoert in de verordening. Het VNG-model kent deze bepaling niet.