Beleidsregel inzake de selectiecriteria voor de aanwijzing van gemeentelijke monumenten

Geldend van 30-12-2010 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2010

Intitulé

Beleidsregel inzake de selectiecriteria voor de aanwijzing van gemeentelijke monumenten

BELEIDSREGEL inzake de selectiecriteria voor de aanwijzing van gemeentelijke monumenten zoals vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van Dordrecht in zijn vergadering d.d. 23 november 2010.

 

In de Erfgoedverordening Dordrecht is bij de omschrijving van het begrip 'monument', met uitzondering van de 50-jaar grens, aansluiting gezocht bij de omschrijving van het begrip monument in de Monumentenwet 1988. De cultuurhistorische waarde is volgens de Memorie van Toelichting de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt. Dit is een zo ruime omschrijving dat het ook betrekking kan hebben op zaken en gebieden met een landschappelijke, geschiedkundige en of bouwhistorische waarde. In Dordrecht zijn deze waarden uitgewerkt in een beleidsregel die de volgende selectiecriteria voor de aanwijzing van gemeentelijke monumenten omvat: archeologische waarde, cultuurhistorische waarde; architectonische waarde; situering; gaafheid en unieke waarde. Een zaak of terrein dient aan een of meer van de volgende criteria te voldoen om in aanmerking te komen voor aanwijzing tot gemeentelijk monument.

 

 

Archeologische waarde

Een zaak of gebied is van archeologische waarde als het informatie verschaft of in de toekomst kan verschaffen over het niet meer zichtbare verleden van wijk, stad of regio. Criteria bij de waardering zijn: fysieke kwaliteit, inhoudelijke kwaliteit en beleving. Bij de waardering wordt gebruik gemaakt van Bijlage IV ‘Waarderen van vindplaatsen’ in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

 

 

Cultuurhistorische waarde

Een zaak of gebied is van cultuurhistorische waarde als het iets zegt over de plaats

waar het staat of ligt. Dat wil zeggen dat een zaak of gebied uitdrukking geeft aan een

culturele, sociaaleconomische en/of maatschappelijke ontwikkeling in de wijk, stad of regio.

 

 

Architectonische waarde

Een zaak is van architectonische waarde als:

  • -

    de architectuur van de zaak een gaaf en herkenbaar voorbeeld is van een kenmerkende cultuurhistorische (regionale) ontwikkeling in de bouwkunst. Elke periode heeft zijn eigen bouwstijl met zijn eigen kenmerken die terug te vinden zijn in de zaak. Ook het interieur wordt bij de waardestelling betrokken;

  • -

    de architectuur van een zaak een bijzondere plaats inneemt in het oeuvre van een bouwmeester of architect;

  • -

    de zaak van een grote esthetische kwaliteit is.

 

 

Situering

Het feit dat een zaak of gebied niet op zichzelf staat maar een duidelijke relatie heeft met de omgeving vergroot de waarde:

  • -

    ensemblewaarde: dit betreft een compositie van verschillende zaken die samen een bepaalde eenheid vormen;

  • -

    ondersteunende waarde: een zaak heeft een opvallende ligging in het landschap, op een hoek of is op een landgoed gesitueerd.

 

Bij de aanwijzing spelen ook de gaafheid en unieke waarde voor (het Eiland van) Dordrecht een rol.

 

 

Gaafheid

Elk gebied of zaak is, sinds het aangelegd of gebouwd is, aangepast aan functie en gebruik. Sommige veranderingen kunnen verstorend werken en cultuurhistorische- en architectonische waarden aantasten. Maar een wijziging kan de waardering ook juist verhogen.

Ook de bouwkundige staat speelt een rol bij de beoordeling. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen achterstallig onderhoud en de fundamentele staat waarin de zaak verkeert.

 

 

Unieke waarde

Een zaak kan van belang zijn vanwege de architectonische, bouwkundige, typologische  topografische of functionele zeldzaamheid van de zaak. Deze zeldzaamheid wordt voor gemeentelijke monumenten in eerste instantie beoordeeld in de plaatselijke context.

 

Het begrip ‘terrein of gebied’, als bedoeld in artikel 1, lid a, sub 2, dient ruim te worden uitgelegd. Het betreft locaties waar archeologische waarden in de bodem (kunnen) zitten, maar daarnaast kan het bijvoorbeeld ook gaan om parken, tuinen, een perceel met een of meer bomen of een groter gebied met vooral landschapswaarde. Het is niet vereist dat op het terrein ook een gebouwd monument voorkomt om over een gemeentelijk monument te kunnen spreken. Een 'zaak' is immers een veel ruimer begrip.