Marktverordening gemeente Hellevoetsluis.

Geldend van 01-02-2008 t/m heden

Intitulé

Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Hellevoetsluis.

Nummer: 20-12-07/7

De raad der gemeente Hellevoetsluis;

gehoord de commissie wonen, werk en recreatie;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 november 2007, nummer: 20-12-07/7;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Hellevoetsluis.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt : de door het college ingestelde warenmarkt;

  • b.

    standplaats : de ruimte die voor de duur van de markt op het marktterrein is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    vaste standplaats : de standplaats die op de markt voor onbepaalde tijd ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder;

  • d.

    dagplaats : de standplaats die per marktdag beschikbaar wordt gesteld aan een vergunninghouder omdat deze niet als vaste plaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • e.

    standwerken : de activiteit waarbij vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt, over het door hem te verkopen artikel een aansprekende uiteenzetting houdt en ten slotte tracht een aantal personen gelijktijdig tot aankoop van dat artikel te bewegen;

  • f.

    standwerkerplaats : de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • g.

    vergunninghouder : degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • h.

    wachtlijst : de lijst van gegadigden voor het innemen van een vaste plaats;

  • i.

    anciënniteitlijst : de lijst van vergunninghouders van een vaste plaats;

  • j.

    marktmeester : de vertegenwoordiger van de gemeente die als zodanig door het college is aangewezen;

  • k.

    branche-indeling : de indeling in artikelengroepen en het aantal vaste plaatsen per artikelengroep.

Artikel 2 Inrichting van de markt en branche indeling

  • 1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste en als standwerkerplaats;

    • e.

      welke gedeelten van het marktterrein bestemd zijn voor het verhandelen van bepaalde artikelen.

  • 2. Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met branche indeling en de daaronder vallende artikelengroepen;

    • b.

      een maximum aantal standplaatsen per branche.

Artikel 3 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen die in verband met de vergunning of ontheffing zijn vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Paragraaf 2 Vergunningen

Artikel 4 Standplaatsvergunning

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 5 Vereisten

  • 1. Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

  • 2. De aanvrager van een vergunning voor een standplaats dient zich eveneens te legitimeren door middel van een paspoort of Europees identiteitsbewijs.

Artikel 6 Inhoud vaste standplaatsvergunning

  • 1. Een vaste standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

    • b.

      een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste standplaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

    • c.

      de kraam of andere verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken;

    • d.

      het soort artikelen dat de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe de vergunninghouder behoort;

    • e.

      de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend en zijn volgnummer op de anciënniteitlijst;

    • f.

      dat de vergunninghouder zelf zorg draagt voor de inzameling en afvoer van zijn afval en dat hij zijn standplaats schoon oplevert;

    • g.

      de wijze waarop de vergunninghouder zijn elektriciteit betrekt;

    • h.

      welke geluidsapparatuur op de standplaats is toegestaan; en

    • i.

      welke kook-, bak- en verwarmingsapparatuur zijn toegestaan.

  • 2. Aan de vergunning wordt een middel ter identificatie gehecht.

Artikel 7 Inschrijving op de anciënniteitlijst

Vergunninghouders van vaste standplaatsen worden ingeschreven op een doorlopend genummerde lijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste standplaats is toegewezen. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de soort artikelen die de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe hij behoort.

Artikel 8 Inschrijving op de wachtlijst

  • 1. Het college schrijft de aanvrager op zijn verzoek in op de wachtlijst, indien hij voldoet aan de in artikel 5 gestelde vereisten, maar aan hem geen vaste standplaats kan worden toegewezen.

  • 2. Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:

    • a.

      de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

    • b.

      de datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen;

    • c.

      de soort artikelen die de aanvrager wil verhandelen of de branche waartoe hij

      behoort;

    • d.

      de kraam of andere verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken.

  • 3. Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving.

  • 4. De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks voor 1 januari schriftelijk wordt verlengd.

Artikel 9 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

  • a.

    indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks voor 1 januari heeft verlengd;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • d.

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste standplaats is verleend,

    tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

  • e.

    indien niet meer aan de vereisten van artikel 6 wordt voldaan.

Artikel 10 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste standplaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:

  • a.

    de vergunninghouder van een vaste standplaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitlijst;

  • b.

    degene die zich op de wachtlijst heeft laten inschrijven, in volgorde van inschrijving op deze lijst;

  • c.

    degene die op de wachtlijst is ingeschreven, kan geen vaste plaats krijgen zolang het recht van zijn ouder op een vaste plaats bestaat;

  • d.

    het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde onder c.

Artikel 11 Overschrijving vaste standplaatsvergunning

  • 1. In geval van overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vaste standplaatsvergunning worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.

  • 2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende een zelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 3. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 4. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van lid 1 of lid 2, kan een medewerker van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende een zelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 5. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 12 Intrekking vaste standplaatsvergunning

  • 1. Het college trekt een vastestandplaatsvergunning in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 11 de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2. Het college kan een vastestandplaatsvergunning intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

      b indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 6 genoemde vereisten.

  • 3. Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 11 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

Artikel 13 Toewijzing dagplaats

  • 1. Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste standplaats wordt ingenomen.

  • 2. De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de wachtlijst van de gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf voor 8.30 uur aanmelden bij de marktmeester.

Artikel 14 Toewijzing standwerkerplaats

  • 1. Het college wijst een standwerkerplaats toe door middel van loting.

  • 2. Het is een ingeschrevene op de wachtlijst niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkerplaats zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

  • 3. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

  • 4. Standwerkers dienen zich te houden aan het bepaalde in het Standwerkerreglement 2004 van de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH).

Paragraaf 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 15 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

  • 1. De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

  • 3. De vergunninghouder en degene die hem bijstaat mogen zich niet schuldig maken aan wangedrag of bedrog.

Artikel 16 Aantal keren innemen vaste standplaats

De vergunninghouder van een vaste standplaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken zijn standplaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 17 en 18.

Artikel 17 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

  • 1. De vergunninghouder van een vaste standplaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste standplaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.

  • 2. De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de desbetreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

Artikel 18 Ontheffing en vervanging

  • 1. In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de standplaats op de markt in te nemen.

  • 2. Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon.

Artikel 19 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1. Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2. De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en eventuele bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 20 Tijden innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

  • 1. Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan twee uur voor aanvang en meer dan één uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen of goederen aan of af te voeren.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan hiervan ontheffing verlenen.

  • 3. Indien de vergunninghouder zijn vaste standplaats niet uiterlijk om 8.30 uur heeft ingenomen, wordt de desbetreffende standplaats voor die dag als dagplaats aangemerkt, tenzij de marktmeester de standplaats op tijdig verzoek van de vergunninghouder voor hem beschikbaar houdt.

Paragraaf 4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 22 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

Onverminderd artikel 13 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog; of

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 23 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkerplaats van de toewijzing van een dagplaats of standwerkplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standweker actief op een hem toegewezen standwerkerplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 24 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats.

Artikel 25 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 26 Intrekking oude regeling

De Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Hellevoetsluis 2000, vastgesteld op 4 april 2000 wordt ingetrokken.

Artikel 27 Overgangsbepalingen

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Hellevoetsluis 2000 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. De bestaande anciënniteit- en wachtlijsten worden geacht anciënniteit- en wachtlijsten in de zin van deze verordening te zijn.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Hellevoetsluis 2000 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2008.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening gemeente Hellevoetsluis.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 20 december 2007. De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
H.J. van der Wel. C.A. Kleijwegt.

Toelichting op de Verordening op de warenmarkt voor de gemeente Hellevoetsluis

A. Algemene Toelichting

De totstandkoming van de marktverordening

Op 27 april 2000 heeft de raad van de gemeente Hellevoetsluis de Verordening op de warenmarkt(en) voor de gemeente Hellevoetsluis 2000 (hierna: Marktverordening gemeente Hellevoetsluis 2000) vastgesteld. Deze verordening is niet meer actueel.

In december 2005 is daarom in opdracht van de gemeente Hellevoetsluis en in het kader van de herijking van het standplaatsenbeleid en de marktverordening door FBAH, Facilitair Bedrijf voor de Ambulante Handel de “adviesnotitie toetsing standplaatsenbeleid en nieuw op te stellen marktverordening” uitgebracht. Onderwerp van onderzoek was de Marktverordening gemeente Hellevoetsluis 2000 en het concept van de Marktverordening gemeente Hellevoetsluis 2006, hetgeen heeft geresulteerd in een aantal aanbevelingen.

Voor deze marktverordening is gebruik gemaakt van de modelmarktverordening 2003 van de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG). Daarnaast is de verordening “op maat gemaakt” aan de hand van de praktische gang van zaken in de gemeente Hellevoetsluis en zijn de aanbevelingen van het FBAH verwerkt.

Wijzigingen ten opzichte van de Marktverordening 2000

Aanpassing aan Wet dualisering gemeentebesturen

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlochten. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bestuursbevoegdheden van de raad versterkt.

Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentelijke bestuursbevoegdheden aan het college. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen. Aangezien deze bestuursbevoegdheid tot 7 maart 2002 bij de raad berustte (op grond van het vervallen van artikel 151 van de Gemeentewet) diende de Marktverordening gemeente Hellevoetsluis 2000 te worden herzien.

Regelgeving sterk gereduceerd

In de Marktverordening gemeente Hellevoetsluis 2000 is een groot aantal regels vermeld die thans overbodig zijn, omdat een aantal bevoegdheden die daarin zijn neergelegd rechtstreeks uit de wet voortvloeien. Om een voorbeeld te noemen: artikel 1.4 van de Marktverordening gemeente Hellevoetsluis 2000 bepaalt dat het college een marktcommissie kan instellen. Nu een en ander rechtstreeks uit artikel 84 van de Gemeentewet voortvloeit is een en ander overbodig in de verordening op te nemen.

Dat geldt ook voor bijvoorbeeld het stellen van nadere regels (artikel 1.5 van de Marktverordening

gemeente Hellevoetsluis 2000).

Vergunningplicht marktkramenexploitant niet meer opgenomen

In artikel 3.7 van de Marktverordening gemeente Hellevoetsluis 2000 was een vergunningplicht opgenomen voor het plaatsen van de marktkramen. Het college verleende een vergunning voor het plaatsen van de marktkramen aan een enkele marktkramenexploitant die dan de monopoliepositie had, marktkramen op het marktterrein te plaatsen. Hierdoor ontstond een hybride figuur die het midden hield tussen een privaatrechtelijke overeenkomst en een publiekrechtelijke vergunning. Gekozen is om het plaatsen van marktkramen niet meer aan een vergunningplicht te binden, zodat de marktkooplieden in principe vrij zijn in te bepalen van wie zij hun kramen willen betrekken.

Indien gewenst zal de gemeente een en ander toch nog collectief regelen door het afsluiten van

een privaatrechtelijke overeenkomst met de marktkramenexploitant.

Plaatsing op wachtlijst, actieve houding marktkooplieden

Een van de aanbevelingen in de Adviesnotitie toetsing standplaatsenbeleid en nieuw op te stellen marktverordening is om het initiatief tot het plaatsen op de wachtlijst bij de marktkooplieden zelf te laten, met dien verstande dat elk jaar voor 1 januari van elk jaar opnieuw dient te worden aangegeven of plaatsing op de wachtlijst nog wenselijk is. Tevens zijn aan het plaatsen op de wachtlijst leges verbonden.

Grondslag en belang verordening

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht.

De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.

Ontheffingen

In de marktverordening is op verschillende plaatsen een mogelijk tot ontheffing gegeven. Het gebruik van de term ontheffing geeft aan dat het in bijzondere omstandigheden mogelijk is om in individuele gevallen een uitzondering op de algemene regel te maken.

Inhoud

Paragraaf 1van de marktverordening bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Paragraaf 2bevat de regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening bezien vanuit de gemeente. De procedure voor het verkrijgen van een vaste plaats, dagplaats en standwerkerplaats wordt beschreven.

In Paragraaf 3worden de algemene verplichtingen voor de vergunninghouder genoemd die hij met betrekking tot zijn standplaats in acht moet nemen. Paragraaf 4bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen.

Samenloop met de algemene plaatselijke verordening (APV)

In de marktverordening wordt een regeling gegeven voor de plaatselijke warenmarkt.

Voor de goede orde wordt hierbij opgemerkt dat de bepalingen in de Algemene Plaatselijke Verordening Hellevoetsluis 2006 onverminderd van kracht zijn op handelingen die op het marktterrein plaatsvinden, voor zover deze niet geregeld of nadrukkelijk uitgesloten zijn bij of krachtens de in deze Marktverordening opgenomen bepalingen. Deze gelden zowel voor de marktkooplieden als voor het publiek.

Voorts dienen marktkooplieden ieder voor zich te voldoen aan o.a. de Warenwet, de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet milieubeheer.

Vrijhouden van het marktterrein

Het marktterrein behoort in de regel tot de openbare weg. De gemeente Hellevoetsluis beschikt over de Wegsleepverordening gemeente Hellevoetsluis 2006. Het marktterrein is daarin aangewezen als weg waar voertuigen kunnen worden weggesleept. Onterecht geparkeerde auto’s kunnen op basis van de Wegenverkeerswetgeving en de Wegsleepverordening worden weggesleept (lex specialis).

Toepassing

De marktverordening is van toepassing op alle markten in de gemeente Hellevoetsluis, zoals die door het college zijn aangewezen. Op dit moment betreft het alleen de markt aan het Woordbouwerplein.

Instellen marktcommissie voor en door het College

De gemeente Hellevoetsluis kent een marktcommissie die het college adviseert in marktaangelegenheden. Belangrijke vernieuwing in het gedualiseerde bestel is dat elk bevoegd orgaan in de gemeente (raad, college, burgemeester) zelf zijn commissies instelt. De marktcommissie is een commissie die het college kan instellen op grond van artikel 84 van de Gemeentewet (zoals die sinds 7 maart 2002 luidt). Op grond van artikel 84, tweede lid, in samenhang met artikel 83, tweede lid, van de Gemeentewet mogen raadsleden geen deel uitmaken van collegecommissies. In het vierde lid van artikel 84 Gemeentewet is bepaald dat de instelling van een commissie op dezelfde wijze moet worden bekendgemaakt als algemeen verbindende voorschriften.

Bevoegdheid tot het stellen van nadere regels

In de modelmarktverordening 2003 is in artikel 3 ten aanzien van het college de bevoegdheid opgenomen om nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in de marktverordening. Aangezien deze bevoegdheid rechtstreeks voortvloeit uit artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet is dit artikel niet overgenomen in deze verordening.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd.

Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling

Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt.

Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (standaardmaterialen of ook alternatieve materialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Naast de traditionele (huur)kraam is er de instantkraam, de verrijdbare kraam, de afzetcontainer, de verkoopwagens en de parasol.

De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.

Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches.

Ten opzichte van de modelmarktverordening 2003 is aan lid 1, sub e. toegevoegd.

Het betreft hier de aanwijzing van de standplaatsen ten behoeve van het verhandelen van bepaalde artikelen. In de praktijk gaat het in de gemeente Hellevoetsluis om een tweetal vaste plaatsen ten behoeve van respectievelijk de verkoop van tuinplanten en de koffieverzorging van de marktkooplieden.

Het tweede lid is facultatief bedoeld. Het schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.

De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten.

Artikel 3 Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Zie ook de algemene toelichting onder “Grondslag en belang verordening”.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 21 is eveneens van toepassing.

Artikel 4 Standplaatsvergunning

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 3). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden.

De toewijzing van de vaste standplaatsen vindt in de gemeente Hellevoetsluis om praktische redenen in principe eenmaal per jaar plaats tijdens een bijeenkomst waarbij de vrijgekomen plaatsen in één keer opnieuw worden verdeeld en toegewezen.

Artikel 5 Vereisten

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning (indien van toepassing), de inschrijving in het handelsregister en de registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK).

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten.

Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt.

Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Een modelaanvraagformulier is als bijlage 1 bij deze verordening gevoegd. Het aanvraagformulier dient als overzicht om een zo volledig mogelijk beeld van de vergunningaanvrager te krijgen.

Op het formulier is de vraag met betrekking tot een WA-marktverzekering opgenomen.

Een plicht tot verzekering is niet in de verordening vernoemd, aangezien dit niet tot de belangen van de gemeente behoort. De vergunning kan dus niet worden geweigerd, indien de aanvrager niet verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als vergunninghouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

Tijdens het jaarlijkse congres van de Nederlandse Vereniging voor Marktbeheerders (NVM) in oktober 2003 is geconstateerd dat er ten onrechte geen melding in de door de VNG uitgebrachte modelmarkverordening wordt gemaakt van de controle van de identificatie- en arbeidsplicht voor vreemdelingen terwijl dat wel in de Vreemdelingenwet 2000 voorgeschreven wordt. Deze verificatieplicht geldt ook voor aanvragers van vergunningen voor standplaatsen.

Het eerste lid van artikel 10 van de Vreemdelingenwet 2000 (VW2000) bepaalt het koppelingsbeginsel en geeft aan dat een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft geen aanspraak kan maken op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen bij wege van beschikking van een bestuursorgaan.

In het eerste lid van genoemd artikel is bepaald dat hetgeen in eerste volzin genoemd wordt ook van toepassing is voor de verstrekking van ontheffingen en vergunningen, nader uitgewerkt in het Vreemdelingenbesluit 2000. In het Vreemdelingenbesluit 2000 bepaalt artikel 8.3, tweede lid dat de vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 geen aanspraak kan maken op de toekenning van vergunningen en ontheffingen door bestuursorganen van gemeenten, voor zover die vergunningen of ontheffingen betrekking hebben op standplaatsen, markten, venten, collecteren, evenementen of beroepsmatige dan wel bedrijfsmatige activiteiten.

Het gaat met name om de vreemdeling die wel legaal verblijft maar onder bepaalde voorwaarden arbeid al dan niet in loondienst mag verrichten.

Voornoemde artikelen hebben gevolgen voor de verlening van vergunningen aan vreemdelingen op grond van de Marktverordening. De bevoegdheid tot verificatie van de verblijfsdocumenten is toebedeeld aan het bestuursorgaan die de vergunningen verstrekt.

Bestuursorganen zijn derhalve verplicht alvorens te besluiten tot verlening van een ontheffing of vergunning, na te gaan of de betrokken persoon aan de hand van zijn verblijfsdocument zich als zelfstandige mag profileren.

Om discriminatie en rechtsongelijkheid te voorkomen, adviseert de VNG om middels het in het tweede lid genoemde artikel, legitimatie voor een ieder die om een vergunning verzoekt, verplicht te stellen.

Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 12).

Artikel 6 Inhoud vaste standplaatsvergunning

In het eerste lid is een uitgebreide inhoudsopgave gegeven van een vaste standplaatsvergunning.

In onderdeel a is expliciet opgenomen dat de vergunning naam én voornamen van de vergunninghouder in de vergunning worden opgenomen. Dit vergemakkelijkt de identificatie van de vergunninghouder.

Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de standplaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven.

Ingevolge het vermelde onder c worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken.

Artikel 6, tweede lid, bepaalt dat er een middel ter identificatie aan de vergunning wordt gehecht. In verband hiermee kan de vergunninghouder worden verzocht twee pasfoto’s te overleggen die dienen ter identificatie; de ene op de vergunning en de ander voor het archief.

Artikel 7 Inschrijving op de anciënniteitlijst

De anciënniteitlijst is van belang in verband met de in artikel 10 opgenomen mogelijkheid om te zijner tijd in aanmerking te komen voor een andere plaats op de markt. De anciënniteitlijst wordt ambtshalve bijgehouden. Een ieder die in het bezit komt van een vaste standplaatsvergunning wordt daarop ingeschreven.

Artikel 8 Inschrijving op de wachtlijst

Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste plaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen plaats kan worden toegewezen.

Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste plaats een schriftelijk bewijs krijgt.

Ingevolge het tweede lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen.

Het verzoek dient voor 1 januari van elk jaar te zijn gedaan. Om verlenging te vergemakkelijken voorziet het college in een standaardverlenging formulier.

Voor het verlengen van de inschrijving worden leges geheven. Zodoende worden de kosten van het instandhouden van de wachtlijst niet door de standplaatshouders gedragen.

Artikel 9 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste standplaats van de wachtlijst dient te worden gehaald. Het verdient aanbeveling de invulling van bijzondere omstandigheden als genoemd onder d. duidelijk te omschrijven teneinde onduidelijkheden omtrent de plaats op de wachtlijst te voorkomen.

Artikel 10 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste plaatsen op de markt geregeld.

Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste plaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de wachtlijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare plaatsen. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend.

De toewijzing van vaste plaatsen vindt eenmaal per jaar plaats. Bij de toewijzing van vaste plaatsen wordt rekening gehouden met de branche-indeling.

In afwijking van de modelmarktverordening 2003 is onder c. ter voorkoming van familiemarkten aangegeven dat een kind geen recht heeft op een vaste plaats zolang zijn ouder recht heeft op een vaste plaats met dien verstande dat het college ontheffing kan verlenen van dit vereiste in verband met een evenwichtige brancheverdeling (onder d.).

Artikel 11 Overschrijving vaste standplaatsvergunning

Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste plaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of de levenspartner kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste plaats van de vergunninghouder. Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste plaats op de markt. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder.

Als bewijs van arbeidsongeschiktheid dient een verklaring van een arts te worden overgelegd.

Het gaat hier uiteraard om arbeidsongeschiktheid voor de markthandel.

In het vierde lid is de mogelijkheid tot overschrijving van de vergunning op een medewerker van de vergunninghouder. De medewerker dient in dat geval minimaal drie jaar onafgebroken in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder te hebben gewerkt of gedurende een zelfde periode als mede-eigenaar (bijvoorbeeld vennoot of aandeelhouder) in dit bedrijf te hebben gefunctioneerd. Voorts dient bij notariële akte te worden aangetoond dat de onderneming in eigendom van de medewerker is overgegaan en dat de marktplaats geen economische factor in de overname is. Tot slot dient de werknemer of de mede-eigenaar ingeschreven te zijn op de wachtlijst.

In het vijfde lid is een hardheidsclausule opgenomen.

De in dit artikel opgenomen uitzondering op de regel dat de vergunning persoonlijk is en niet overdraagbaar, is expliciet opgenomen vanuit sociaal maatschappelijke overwegingen in het kader van de inkomensvoorziening voor de achtergebleven partner. Een plaats op de anciënniteitlijst is blijkens de toelichting bedoeld om te zijner tijd in aanmerking te komen voor een andere plaats op de markt. Nu dit niet noodzakelijk is om de achtergebleven partner, kind of medewerker zijn/haar levensonderhoud te garanderen, zal bij overschrijving in het kader van dit artikel de plaats op de anciënniteitlijst niet worden behouden.

Artikel 12 Intrekking vaste standplaatsvergunning

Tot intrekking van de vergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. Het eerste lid betreft alleen de vaste plaatsen. In het tweede lid worden intrekkingbevoegdheden genoemd ten aanzien van de vergunning in het algemeen.

Intrekking ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar het kan onder omstandigheden toch gewenst zijn een dag- of standwerkerplaats in te trekken. In de regel zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 24. Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 11.

Artikel 13 Toewijzing dagplaats

De in het eerste lid vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend, doch het verdient aanbeveling de marktmeester in mandaat een (standaard voorbedrukte) schriftelijke vergunning te laten afgeven waarop hij het nummer van de standplaats invult. Uiteraard wordt bij het toewijzen van dagplaatsen rekening gehouden met de branche-indeling.

Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester dient te worden gekoppeld aan het in artikel 20, derde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste plaats.

Artikel 14 Toewijzing standwerkerplaats

Wanneer standwerkerplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting, die zal plaatsvinden op 8.30 uur van de betreffende marktdag.

Het verdient daarbij aanbeveling hierbij voorrang te geven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.

Gebleken is dat een sterke behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkerplaatsen, zowel bij de marktbeheerders als bij de marktgebruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zelf.

Deze groep kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zogenaamde stille kramers. Zij verhogen de levendigheid van de markt en maken deze daardoor aantrekkelijker voor het publiek. Teneinde verstarring tegen te gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste plaatsen toe te wijzen. Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers (Stibesta) steeds met klem naar voren gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het gehele land uitstrekt, is het voorts gewenst, dat de regels voor de toewijzing van de plaatsen aan deze bijzondere categorie kooplieden op alle markten in Nederland zo veel mogelijk gelijkluidend zijn.

Alhoewel in principe een scherpe scheiding tussen de voor de stille kramers en de voor standwerkers bestemde plaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen - in het belang van de markt dan wel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden niet van overwegend bezwaar zijn, opengebleven standwerkerplaatsen aan stille kramers toe te wijzen, met dien verstande, dat aan laatstbedoelde kooplieden wordt duidelijk gemaakt, dat zij hieraan nimmer enig recht op de betreffende plaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke plaatsen aan stille kramers is alleen dan over te gaan, indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde plaatsen meer beschikbaar zijn.

Belangrijk is voorts de in het derde lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkerplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één loteling wordt aangemerkt.

In het vierde lid is bepaald dat het Standwerkerreglement 2004 van de CVAH voor standwerkers van toepassing is (bijlage 2).

Artikel 15 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

In artikel 15 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 5 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede lid. De artikelen 17 (‘bijzondere omstandigheden’) en 20 geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan.

In het derde lid van artikel 17 is in verband met de artikelen 22 en 23 vervatte verboden thans een normstelling opgenomen namelijk dat zowel de vergunninghouder als degen die hem bijstaan zich niet schuldig mogen maken aan wangedrag of bedrog.

Artikel 16 Aantal keren innemen standplaats

De plicht voor de vergunninghouder om de standplaats het minimum aantal vastgestelde keren in te nemen geldt uiteraard alleen voor de vaste standplaatshouder en niet voor de dagplaatshouders of standwerkers. Dit is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.

Artikel 17 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn.

Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld. Het college kan bepalen dat kortstondige afwezigheid (bijvoorbeeld tot maximaal één uur) zonder mededeling of ontheffing is toegestaan.

Dit is van belang voor vergunninghouders, bijvoorbeeld voor veilingbezoek, inkoop, bezoek aan vergaderingen en overige bedrijfs- en sociale verplichtingen.

Artikel 18 Ontheffing en vervanging

De ontheffing van het eerste lid kan aan een maximum van twee jaar worden gebonden voor wat betreft ziekte. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid.

In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen.

Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk. Het college kan (bij langdurige vervanging) als voorwaarde stellen dat de vervanger aan de vereisten van artikel 5 voldoet.

Artikel 19 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. In de praktijk wordt hier echter weinig de hand aan gehouden. Het moet ook door iedere bonafide marktkoopman of -koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Ten overvloede wordt hierbij opgemerkt dat dit ook geldt voor dagplaatshouders en standwerkers.

Artikel 20 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

Het marktterrein behoort in de regel tot de openbare weg. De gemeente Hellevoetsluis beschikt over de Wegsleepverordening gemeente Hellevoetsluis 2006. Het marktterrein is daarin aangewezen als weg waar voertuigen kunnen worden weggesleept. Onterecht geparkeerde auto’s kunnen op basis van de Wegenverkeerswetgeving en de Wegsleepverordening worden weggesleept (lex specialis).

Het is van belang de in het eerste lid gegeven tijdspanne zo ruim te nemen dat hieraan in de regel kan worden voldaan. Veelal worden de tijden vastgesteld in overleg met de instanties die de belangen van de ambulante handel behartigen.

Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken.

Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste plaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste plaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn.

Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de plaats uiteraard open moeten blijven. Het vierde lid bevat hiervoor een regeling.

Vroegtijdig - vóór de openingstijd van de markt - toewijzen van de dagplaatsen (zie hiervoor ook artikel 13) biedt het voordeel, dat het publiek geen of weinig hinder ondervindt van het aanvoeren van de marktartikelen.

Artikel 21 Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 21 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.

Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 21 tot en met 23 een sterk preventieve werking zal uitgaan.

Artikel 22 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

In artikel 22 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste plaats kan worden ingetrokken of geschorst. Het verdient aanbeveling een sanctiebeleid vast te stellen waarin wordt aangegeven in welke gevallen de vergunning wordt geschorst dan wel ingetrokken.

Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan.

Het niet-betalen van marktgeld is een intrekkinggrond. Het moge duidelijk zijn dat van deze intrekking- of schorsingsgrond niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) wanbetalers.

Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 23 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 23 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste plaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste plaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 24) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkerplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen.

In dit artikel 23 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats.

Artikel 24 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven.

De in artikel 24 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 24 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties.

Onderdeel c. is gewijd aan de niet-actieve standwerker.

Artikel 25 Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. De marktmeester zal als toezichthouder worden aangewezen.

Artikel 26 Intrekking oude regeling

De datum waarop de oude regeling vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.

Artikel 27 Overgangsbepalingen

Een uitgebreide overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering besluiten van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande wachtlijsten en anciënniteitlijsten.

In het derde lid is bepaald dat aanvragen om vergunning die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude verordening moet worden gewerkt.

Voor de lopende aanvragen en in behandeling zijnde bezwaarschriften geldt dus de nieuwe verordening.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Ten behoeve van de duidelijkheid is de datum van inwerkingtreding vastgelegd in deze verordening.

Artikel 29 Citeertitel

De verordening kan worden aangehaald als: Marktverordening gemeente Hellevoetsluis.

Bijlage 1

Voor de weekmarkt op ……………………………………………………………………(dag)

Te ……………………………………………………………………………………………(plaats)

Naam en volledige voornamen …………………………………………………………

Geboortedatum/-plaats ………………………………………………………………….

Postcode en woonplaats ………………………………………………………………..

Telefoonnummer(s) ………………………………………………………………………

Welk artikel of groep van artikelen (branche) wilt u verhandelen? …………………

………………………………………………………………………………………………

Welke verkoopmaterialen wilt u op de desbetreffende standplaats gebruiken?

(bijvoorbeeld: huurkraam, verkoopwagen, grondplaats)……………………………………………

Verlangd aantal meters: frontbreedte……………………………………………….

Oppervlakte……………………………………………………………………………

Benodigde elektriciteit………………………………………………………………..

Ontheffing gebruik geluidsapparatuur voor………………………………………..

Ontheffing gebruik kook-, bak- en/of verwarmingsapparatuur voor…………….

…………………………………………………………………………………………

Indien geen vergunning kan worden verleend, wilt u dan op de wachtlijst geplaatst worden?

Ja/nee (doorhalen wat niet van toepassing is)

Vestigingsvergunning afgegeven door de Kvk te…………………………………

d.d………………………………………………………………………………………

Ingeschreven in het handelsregister te………………………………………….…

Nr………………………………………………………………………………………

Kopie registratiekaart CRK bijvoegen

Kopie paspoort of ID-kaart bijvoegen

Plaats,…………………………………………………………………………………

Datum,…………………………………………………………………………………

Handtekening aanvrager…………………………………………………………….

Bijlage 2

Standwerkerreglement 2004

  • 1.

    De werkwijze van de standwerker dient er op gericht te zijn publiek rond zich te verzamelen en het verzamelde publiek aan te zetten tot aankoop van een artikel.

    Standwerkers zijn te onderscheiden in:

    a. Hoogwerker; de standwerker welke zijn verkoop pleegt te doen vanaf een verhoogd platform.

    b. Laagwerker;de standwerker welke zijn verkoop pleegt te doen achter of voor een platform op gelijke hoogte met het publiek.

    c. Zwemmer; de standwerker welke zijn waren rondom zich uitstalt op een verlaagd platform en telkens een ander artikel tracht aan te bieden aan het publiek.

  • 2.

    Een standwerkerplaats heeft een oppervlakte van maximaal 10 m2 en een maximale overkapping van 5m1, waarvan maximaal 3-3,5 m1 gebruikt mag worden als verkoopruimte c.q. uitstalling. Buiten de toegestane verkoopbreedte mogen geen goederen aan of onder de overkapping geplaatst of gehangen worden.Ten behoeve van een standwerker, welke zijn verkoop pleegt te verrichten als hoogwerker of als zwemmer, dient een andere maatvoering van de standwerkerplaats gehanteerd te worden. Indien de ruimte dit toelaat.

  • 3.

    Per 3 standwerkerplaatsen wordt niet meer dan 1 standwerker met hetzelfde artikel toegelaten. Indien door deze maatregel standwerkerplaatsen openblijven kan per marktdag bepaald worden dat dit aantal uitgebreid wordt naar 2. Per 125 m1 verkoopruimte op de markt wordt minimaal 1 standwerkerplaats ter beschikking gesteld.

  • 4.

    Op markten met een totale verkoopruimte van 250 m1 of minder kan bepaald wordendat voor artikelen uit de food-sector, waarvan het aantal plaatsen wat bepaald is door de brancheregeling in haar totaliteit bezet is, een beperking wordt opgelegd dat dit artikel slechts éénmaal per vier weken door een standwerker aangeboden mag worden.

  • 5.

    Samen loten door standwerkers is mogelijk, met een maximum van 2, indien dit voor de loting aan de marktmeester is medegedeeld. Slechts de als eerste ingelote standwerker van het samenwerkende koppel kan een plaats verkrijgen. Beide standwerkers zijn echter aansprakelijk voor een juiste invulling van de standwerkerplaats. Beiden dienen ook de gehele dag daadwerkelijk als standwerker aanwezig te zijn.

  • 6.

    Indien geconstateerd wordt dat een standwerker, welke deel heeft genomen aan de loting voor een standwerkerplaats en als zodanig een plaats is toegewezen, geen invulling geeft aan de gestelde regels met betrekking tot de invulling van een standwerkerplaats, zal hem/haar schriftelijk medegedeeld worden dat de eerstkomende keer dat deelgenomen wordt aan de loting voor een standwerkerplaats, extra aandacht besteed zal worden aan zijn/haar werkwijze. Voorts zal aan personen waarvan onomstotelijk vaststaat dat zij niet als standwerker optreden schriftelijk te kennen gegeven worden dat zij gedurende een periode van 6 maanden uitgesloten zijn voor deelname aan de loting voor een standwerkerplaats.

  • 7.

    Het gebruik van meet- en weegwerktuigen alsmede het gebruik van prijskaarten is op een standwerkerplaats ten strengste verboden.

Toelichting standwerkerreglement 2004.

Ad.1. Hoewel de controle mogelijkheden niet altijd optimaal aanwezig zijn, kan in grote lijnen gesteld worden dat van een marktmeester verwacht mag worden dat het nodige inzicht aanwezig is om te bepalen of er sprake is van een vorm van standwerken. Hierbij kan als leidraad gelden dat een specifieke onderscheiding moet zijn tussen de werkwijze van de standwerker en de stille kramer.

Ad.2. Door het hanteren van strakkere regels ten aanzien van de afmeting van een standwerkerplaats zal het voor de pseudo-standwerker moeilijk, zoniet onmogelijk, worden zich op de standwerkerplaats te handhaven. Het presenteren van uitzoekhandel zal hierdoor praktisch onmogelijk worden. Ten behoeve van hoogwerkers dient een grotere plaats ter beschikking te zijn, alsmede indien er duidelijk sprake is van een zwemmer.

Ad,3, Door deze maatregel wordt voorkomen dat een te grote toestroom van dezelfde artikelen op de markt zal worden aangeboden door een standwerker, waardoor de aantrekkelijkheid van de markt bij het publiek af zal nemen. Voorts wordt bewerkstelligd dat er een harmonieuze verdeling is van vaste verkoopmeters en meters welke door een standwerker kunnen worden ingenomen.

Ad.4. Indien er een sanering of branchering aanwezig is, kan het ongebreideld toelaten van branches uit de food-sector leiden tot een wekelijks te groot aanbod van deze artikelen.

Indien deze regel wordt opgenomen, dient 1 extra plaats aangewezen te worden waarvoor deze branches bij voorkeur op de aangegeven dag in aanmerking kunnen komen voor een plaats. Het is aan te bevelen om vooraf vast te stellen in welke week , welk artikel verkocht mag worden.

Bijv: Week 1, 5, 9, 13 enz. artikelen uit de AGF sector.

Week 2, 6, 10, 14 enz. artikelen uit de vis sector.

Week 3, 7, 11, 15 enz. artikelen uit de zoetwaren sector.

Week 4, 8, 12, 16 enz. artikelen uit de zuivel sector.

Ad.5. In de praktijk is gebleken dat er behoefte is aan de mogelijkheid tot samenwerking van 2 tandwerkers.

Om te voorkomen dat de 2e loter uitsluitend meeloot om een plaats te vergaren voor de ander, dienen beiden aansprakelijk te zijn voor de goede invulling van de standwerkerplaats.

Ad.6. Nu de registratie van standwerkers via het CRK is komen te vervallen, is er een mogelijkheid dat anderen dan zij die daadwerkelijk als standwerker optreden zich aanmelden voor een standwerkerplaats, hierbij kunnen ook aspecten van concurrentie een rol spelen. Deze maatregel zal de marktbeheerder in staat stellen om maatregelen te nemen tegen personen welke misbruik maken van een standwerkerplaats. Uiteraard dient te allen tijde de mogelijkheid tot meelopen open te blijven.

Ad.7. Gezien de nieuwe Europese regelgeving aangaande prijsaanduidingen is specifiek voor de beroepsgroep standwerkers een uitzonderingsmaatregel in het leven geroepen, waarbij zij niet de verplichting hebben de artikelen te moeten prijzen. Dit is juist gedaan omdat deze uitzonderingsmaatregel al in Nederland bestond, hierdoor wordt voorkomen dat standwerkers zich manifesteren als stille kramer.