Beleid tot het toekennen en de handhaving van gehandicaptenparkeerplaatsen

Geldend van 26-02-2008 t/m heden

Intitulé

Beleid tot het toekennen en de handhaving van gehandicaptenparkeerplaatsen

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het college van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Bronckhorst ontvangt geregeld aanvragen voor een (individuele) gehandicaptenparkeerplaats. Voor toetsing van deze aanvragen kan het college momenteel niet terugvallen op één uniform beleid(sregels).

Gezien de verschillende beleidsregels betreffende het gehandicaptenparkeerbeleid zoals deze bestonden binnen de voormalige gemeenten en daarnaast het feit dat er binnen de gemeente Bronckhorst steeds meer behoefte is aan het aanvragen en gebruiken van gehandicaptenparkeerplaatsen, zal er middels het onderliggende beleidsstuk gekomen dienen te worden tot één uniform beleid dat als kader kan dienen voor het toekennen van gehandicaptenparkeerplaatsen voor nu en naar de toekomst.

Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 160 van de Gemeentewet, artikel 1:3 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de Wegenverkeerswet 1994, mede gezien de bevoegdheid van het college van Burgemeester & Wethouders tot het nemen van een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 18, lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994 mogen Burgemeester & Wethouders van gemeente Bronckhorst beleidsregels inzake de aanwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen vaststellen. Voor een uitgebreidere toelichting op het wettelijk kader inzake gehandicapten-parkeerplaatsen wordt verwezen naar hoofdstuk 3.

Een ieder, die een aanvraag wil indienen voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats, dient in het bezit te zijn van een gehandicaptenparkeerkaart (voor bestuurders of passagiers). In de fase van de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders of passagiers worden de personen al medisch gekeurd, waarna deze handeling niet meer noodzakelijk is bij de behandeling van een aanvraag voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats.

In deze notitie worden de beleidsregels ten aanzien van de toewijzing van individuele en algemene gehandicaptenparkeerplaatsen vastgelegd. Hierdoor kan de gehele aanvraagprocedure effectiever en efficiënter verlopen. Daarnaast is geen sprake meer van eventuele rechtsongelijkheid doordat de beslissingen op grond van vastgelegde beleidsregels worden genomen.

De criteria voor de verstrekking van een gehandicaptenparkeerkaart zijn nader beschreven in hoofdstuk 3.  

Hoofdstuk 2 Gehandicaptenparkeerkaart1 (GPK) - landelijke regeling afgifte

Heeft een persoon een handicap met een permanent of progressief karakter, dan heeft deze persoon in het kader van de Wegenverkeerswet de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerkaart. Aan een gehandicapte kan, overeenkomstig de bij de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (ministeriële regeling) gestelde criteria, door de gemeente (afd. WIZ) waar de aanvrager in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven staat, een gehandicaptenparkeerkaart worden verstrekt.Een van de gestelde criteria is dat de gehandicapte met de gebruikelijke loophulpmiddelen in redelijkheid niet in staat blijkt zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen2, het medisch onderzoek dient te worden verricht door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst dan wel -bij externe advisering- door een vanwege het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige als bedoeld in artikel 7 van de Wet voorzieningen gehandicapten. Dit onderzoek kan bij de aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats vaak achterwege blijven aangezien deze feiten al dienen te blijken bij de afgifte van een gehandicaptenparkeerkaart.

Artikel 2.1 Procedure aanvraag gehandicaptenparkeerkaart (GPK) gemeente Bronckhorst

Een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart kan opgevraagd en ingediend worden bij de afdeling WIZ/WMO. Na ontvangst van het ingevulde aanvraagformulier wordt (bij een eerste aanvraag) medisch advies gevraagd bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Op basis van dit advies wordt de kaart al dan niet toegekend. De kaart wordt voorzien van een recente pasfoto, die bij de aanvraag dient te worden overlegd. De gehandicapten-parkeerkaart is zoals eerder aangeven persoonsgebonden.Met ingang van 1 juli 2007 zijn de kosten voor het verkrijgen van een gehandicapten-parkeerkaart: Verkrijgen aanvraag (ook na afwijzing aanvraag) € 13,50 Toekenning duplicaat € 39,00 Toekenning / verlenging inclusief medisch advies zonder spreekuur € 73,50 Toekenning / verlenging inclusief medisch advies met spreekuur € 123,50 Toekenning / verlenging zonder medisch advies € 39,00 De gehandicaptenparkeerkaart 3 is in principe vijf jaar geldig (kan worden verlengd) en geldt voor heel Nederland en het omringende buitenland. Met deze gehandicaptenparkeerkaart kan op alle openbare gehandicaptenparkeerplaatsen worden geparkeerd. Er wordt onderscheid gemaakt in:Bestuurderskaart (B)Bent u een gehandicapte die zelf een auto of brommobiel bestuurt, dan kunt u een verzoek indienen bij de afdeling WIZ voor de afgifte van een bestuurderskaart. Deze kaart is persoonsgebonden. Met deze kaart kunt u op alle gehandicapten- parkeerplaatsen binnen Nederland en het omringende buitenland onbeperkt parkeren.Passagierskaart (P)Als u voor vervoer continue van anderen afhankelijk bent, dan kunt u een passagierskaart aanvragen bij de gemeente afdeling WIZ. De kaart kan in elke auto worden gebruikt en is persoonsgebonden. Met deze kaart kunt u op alle gehandicaptenparkeerplaatsen onbeperkt parkeren. U kunt deze alleen gebruiken indien u gehandicapt bent en als passagier wordt vervoerd.Bestuurderskaart in combinatie met een passagierskaart (B+P)Zie definitie onder kopje (B) en (P).Instellingenkaart (I)Een instellingenkaart is bedoeld voor instellingen, zoals omschreven in artikel 8 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), die zorg dragen voor collectief vervoer van haar bewoners met een handicap. Deze landelijke “openbare” gehandicaptenparkeerkaart kan bij de gemeente, afd. WIZ, worden aangevraagdDeze voorwaarde geldt ook als voorwaarde bij de afgifte van de landelijke “openbare” gehandicaptenparkeerkaartZie Regeling gehandicaptenparkeerkaart en het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)Beleid gehandicaptenparkeerplaatsen / REO / Gemeente Bronckhorst / 2008

Hoofdstuk 3 Gehandicaptenparkeerplaats (GPP)

In de volgende paragrafen wordt ingegaan op het wettelijk kader inzake de gehandicapten-parkeerplaatsen.Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 160 van de Gemeentewet, artikel 1:3 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de Wegenverkeerswet 1994, mede gezien de bevoegdheid van het college van Burgemeester & Wethouders tot het nemen van een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 18, lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994 mogen Burgemeester & Wethouders van de gemeente Bronckhorst beleidsregels inzake de aanwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen vaststellen.

Er bestaan twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen:

  • 1.

    Individuele gehandicaptenparkeerplaatsen bestemd voor één bepaald voertuig en

  • 2.

    Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen bestemd voor voertuigen van alle personen die in het bezit zijn van een bestuurderskaart, een passagierskaart, een instellingenkaart of een combinatie van bestuurders-/passagierskaart.

  • 3.

    Hieronder zal nader worden ingegaan op deze twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen.

Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 moet een verkeersbesluit worden genomen voor de aanwijzing van beide soorten gehandicaptenparkeerplaatsen, zoals bepaald in artikel 12 van het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer (BABW). Op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn Burgemeester en Wethouders van gemeente Bronckhorst bevoegd dergelijke verkeersbesluiten te nemen. Bij de gemeente Bronckhorst is het nemen van besluiten over het toekennen van gehandicaptenparkeerplaatsen ondergemandateerd aan de beleidsmedewerker Verkeer en Vervoer.

Artikel 3.1 Individuele gehandicaptenparkeerplaatsen

Er zijn van rijkswege geen nadere regels gesteld over het aanwijzen van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen. Alhoewel het kader voor aanwijzing van dergelijke plaatsen via gerechtelijke uitspraken is aangegeven, staat het gemeenten tot op zekere hoogte vrij om zelf te bepalen hoe zij omgaan met verzoeken tot aanwijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen.

Artikel 3.1.1 Gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

Bij een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken moet worden gedacht aan een persoonsgebonden gehandicaptenparkeerplaats welke over het algemeen in de nabijheid van de woning of de werkplek van de aanvrager wordt aangelegd. Deze parkeerplaats dient beschikbaar te zijn voor diegene die de gehandicaptenparkeerplaats toegewezen heeft gekregen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:- op eigen terrein kan niet geparkeerd worden of parkeren op eigen terrein is wel mogelijk echter gezien de betreffende handicap ongeschikt; - de parkeerdruk in de omgeving van de woning (of andere verblijfseenheid4) is zodanig dat de auto herhaaldelijk op meer dan honderd meter van deze verblijfseenheid geparkeerd dient te worden; - de verkeersveiligheid mag door de aanleg van de gehandicaptenparkeerplaats niet in het gedrang komen (de politie wordt per individueel geval om advies gevraagd5); - de kosten voor de plaatsing van een verkeersbord, het onderbord en de paal zullen door de aanvrager betaald moeten worden; - de gehandicapte is in het bezit van de bestuurderskaart; - de gehandicapte is enkel in het bezit van een passagierskaart en in zijn algemeenheid kan niet worden verlangd dat de passagier alleen gelaten wordt.

Artikel 3.2 Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

De aanleg van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen geschiedt conform de geldende richtlijnen van het CROW (Kenniscentrum voor verkeer, vervoer en infrastructuur) en met inachtneming van de landelijk geldende normen. Het kwantitatief vastgelegde criterium omtrent het aanbod van gehandicaptenparkeerplaatsen is door het Nederlandse Normalisatie Instituut landelijk vastgestelde NENnorm (NEN1814: “Toegankelijkheid van gebouwen en buitenruimten”). Volgens deze norm hoort op parkeerterreinen bij stations en openbare instellingen tenminste 2% van de parkeerplaatsen gereserveerd te zijn voor gehandicapten. Bovendien mag de afstand van de parkeerplaatsen tot de ingang van deze instellingen hiervan maximaal 50 meter zijn.

Artikel 3.3 Procedure aanvraag gehandicaptenparkeerplaats gemeente Bronckhorst

De aanvraag dient plaats te vinden door het invullen van een aanvraagformulier welke door de gemeente (afdeling REO) overhandigd zal worden. Verder verstrekt de aanvrager: - kopie legitimatiebewijs; - kopie van de gehandicaptenparkeerkaart; - een situatietekening met daarop duidelijk aangegeven: - de voorgenomen locatie van de parkeerplaats; - locatie van de woning.Indien de aanvrager niet in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart dient deze aanvraag in beginsel eerst te worden doorlopen.Na een zorgvuldige belangenafweging zal het college van burgemeester en wethouders op grond van het gevormde advies een besluit nemen. Het nemen van het besluit over het toekennen van gehandicaptenparkeerplaatsen is bij de gemeente Bronckhorst ondergemandateerd aan de beleidsmedewerker van Verkeer en Vervoer. Het besluit van burgemeester en wethouders zal schriftelijk aan de aanvrager worden bekendgemaakt en op gebruikelijke wijze worden gepubliceerd. Indien de aanvrager het niet eens is met dit besluit kan deze binnen zes weken na de dag van bekendmaking van dit besluit een bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bronckhorst, Postbus 200, 7255 ZJ Hengelo Gld.

Artikel 3.4 Kosten

Op grond van artikel 29 van het BABW kunnen gemeenten de kosten die voortvloeien uit de plaatsing van het verkeersbord waarmee een gehandicaptenparkeerplaats wordt aangegeven (bord E6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeerstekens en Verkeersregels 1990) in rekening brengen bij degene ten behoeve van wie het bord is geplaatst. De kosten voor de aanleg van zowel de gehandicaptenparkeerplaats als de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is voor rekening van de eigenaar van de onderliggende gronden. De kosten voor de levering en de plaatsing van een verkeersbord, het onderbord en de paal worden doorberekend aan de aanvrager.

Artikel 3.5 Overgangsregeling

Voor gehandicapten die momenteel, op grond van het oude beleid, een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken hebben en die daar volgens het nieuwe beleid geen recht meer op hebben, zal een overgangstermijn worden gehanteerd van vijf jaar6. De termijn vangt aan op de dag na vaststelling van dit beleid. Dit geldt niet indien er reeds op grond van het oude beleid sprake was van strijdigheid.

Artikel 3.6 Geldigheidsduur

De geldigheidsduur van een gehandicaptenparkeerplaats is afhankelijk van de normering zoals deze is vastgesteld door het CROW. Bij een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is de geldigheid afhankelijk van de handicap van de bestuurder. Veranderingen dienen daarom te worden gemeld, zoals: - veranderingen in de leefomgeving (o.a. verhuizing); - veranderingen in de gezondheid (die van invloed zijn op de verlening en de instandhouding van de gehandicaptenparkeerplaats) Wanneer uit nader onderzoek blijkt dat de grondslag voor de instandhouding van zowel een gehandicaptenparkeerkaart als een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken door het niet meer voldoen aan de hierboven gestelde eisen komt te vervallen, zal het college van burgemeester en wethouders na publicatie van het besluit (bij een gehandicapten-parkeerplaats) en/of mededeling (bij een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken) gemachtigd zijn de onderhavige gehandicaptenparkeerplaats vrij te geven voor algemeen gebruik.

Artikel 3.7 Handhaving

In artikel 54 BABW is bepaald dat, indien een gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid heeft verloren, de gehandicapte aan wie een kaart is verstrekt of, indien deze is overleden, degene die de kaart onder zich heeft, de kaart zo spoedig mogelijk inlevert bij het gezag dat de kaart heeft verstrekt. Hetzelfde principe wordt gehanteerd voor het opzeggen van een gehandicaptenparkeerplaats.In de praktijk komt het echter voor dat de gehandicaptenparkeerkaart niet wordt ingeleverd of de gehandicaptenparkeerplaats niet wordt opgezegd, wat tot gevolg kan hebben dat derden misbruik kunnen maken van de gehandicaptenparkeerkaart en/of –plaats. Om dergelijk misbruik tegen te gaan dient er een overzicht te zijn van de afgegeven gehandicapten-parkeerkaarten en –plaatsen. Aan de hand van dit overzicht kan afdeling WIZ jaarlijks een bestand met personen met een gehandicaptenparkeerkaart en/of -plaats aan de afdeling PuZa leveren die dit vergelijkt met de gegevens uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA).

Artikel 3.7.1 Overlijden

In gevallen waar de betrokkene is overleden, maar de gehandicaptenparkeerkaart en de eventuele parkeerplaats op kenteken niet is ingetrokken, worden de nabestaanden door de afdeling WIZ aangeschreven om dit alsnog te melden. Als de kaart na dit schrijven niet wordt ingeleverd dan wordt dit gemeld aan de afdeling VVH. Die kan vervolgens overgaan tot het opsporen van eventueel misbruik.

Artikel 3.7.2 Verhuizing

Bij verhuizing van de aanvrager van een gehandicaptenparkeerplaats wordt overgegaan tot verwijdering van de gehandicaptenparkeerplaats. De procedure is gelijk als bij de situatie van overlijden.Het meeverhuizen van de gehandicaptenparkeerplaats is mogelijk. Hiervoor is de procedure gelijk aan de procedure van de aanvraag van een nieuwe gehandicaptenparkeerplaats.

Artikel 3.8 Bijzondere wettelijke bepalingen ten behoeve van gehandicapten

Bestuurders van motorvoertuigen, voorzien van een geldige gehandicaptenparkeerkaart, dan wel van gehandicaptenvoertuigen kunnen als volgt gebruik maken van de in artikel 85 van het RVV 1990 opgenomen uitzonderingen met betrekking tot parkeren:In een parkeerschijfzone (ofwel blauwe zone, bord E10 uit bijlage 1 van het RVV 1990) mag door gehandicapten, die in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart, zonder verplicht gebruik van de parkeerschijf geparkeerd worden op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangegeven of voorzien van een blauwe streep.Binnen een woonerf mag buiten de parkeervakken met een parkeerschijf voor ten hoogste drie uren worden geparkeerd. In het geval van een parkeerverbod (bord E1 van bijlage 1 van het RVV 1990) mag met een parkeerschijf voor ten hoogste drie uren worden geparkeerd. Langs een onderbroken gele streep mag ook maximaal drie uren met een parkeerschijf worden geparkeerd.Bovenstaande uitzonderingen gelden zowel voor motorvoertuigen met een bestuurderskaart als voor motorvoertuigen met een passagierskaart of een instellingenkaart. In het geval van een passagierskaart of instellingenkaart is de bestuurder van het motorvoertuig verantwoordelijk en niet de passagier.Tenzij het bevoegd orgaan anders heeft besloten, geeft de gehandicaptenparkeerkaart geen vrijstelling van het betalen van parkeergelden, in welke vorm dan ook. Evenmin kan met deze kaart geparkeerd worden op plaatsen die door gemeenten zijn gereserveerd voor vergunninghouders (ofwel belanghebbendenparkeren, bord E9 van bijlage 1 van het RVV 1990), tenzij het bevoegd orgaan een ontheffingsmogelijkheid biedt. Op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen binnen het betaald parkeerregime geldt momenteel geen vrijstelling voor het betalen van parkeergelden door bezitters van een gehandicapten-parkeerkaart. Tenslotte worden momenteel geen ontheffingsmogelijkheden geboden om met een gehandicaptenparkeerkaart te parkeren op plaatsen voor vergunninghouders.

Ondertekening

Gemeente Bronckhorst, 18 juni 2009Burgemeester en wethouders van gemeente Bronckhorst,de secretaris,                                                       de burgemeester,P.C.M. van Gog                                                    H.A.J. Aalderink
 

Beleidsregels ten aanzien van de aanwijzing van individuele gehandicapten- parkeerplaatsen 1

1. Algemene bepalingen

Artikel 1 In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    bestuursorgaan: het college van Burgemeester & Wethouders;

  • 2.

    RVV 1990: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 3.

    BABW: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • 4.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • 5.

    CROW: Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Wateren Wegenbouw en de Verkeerstechniek;

  • 6.

    motorvoertuigen: alle gemotoriseerde voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder z van het RVV 1990;

  • 7.

    parkeren: het laten stilstaan, als bedoeld in artikel 1, onder ac van het RVV 1990;

  • 8.

    wegen: alle wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 9.

    kenteken: kenteken als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 10.

    aanvrager: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de aanvraag indient;

  • 11.

    aanvraag: de aanvraag voor het aanwijzen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats of een algemene gehandicaptenparkeerplaats;

  • 12.

    Gehandicaptenparkeerkaart (GPK): parkeerkaart voor personen die tengevolge vaneen aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;

  • 13.

    Bestuurderskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die zich pleegt te vervoeren met een door hemzelf bestuurd motorvoertuig;

  • 14.

    Passagierskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die voor verplaatsingen buitenshuis is aangewezen op vervoer door een ander;

  • 15.

    Instellingenkaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een instelling waar gehandicapten wonen c.q. verblijven;

  • 16.

    algemene gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaatsen voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990, voor motorvoertuigen van alle personen die in het bezit zijn van een bestuurderskaart of voor motorvoertuigen waarmee personen vervoerd worden die in het bezit zijn van een passagierskaart;

  • 17.

    individuele gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 en een onderbord met vermelding van een kentekennummer, voor één motorvoertuig van een persoon die in het bezit isvan een gehandicaptenparkeerkaart.

2. Aanvraag individuele gehandicaptenparkeerplaats

Artikel 2 Om het verzoek voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats in behandeling te nemen dient de aanvrager:

  • 1.

    een schriftelijke aanvraag, middels het daarvoor bestemde aanvraagformulier, in te dienen bij het bestuursorgaan;

  • 2.

    het aanvraagformulier compleet en correct in te vullen;

  • 3.

    een kopie van de landelijke of Europese gehandicaptenparkeerkaart mee te sturen met het aanvraagformulier;

  • 4.

    een kopie van het kentekenbewijs mee te sturen met het aanvraagformulier;

  • 5.

    een kopie van het legitimatiebewijs mee te sturen met het aanvraagformulier.

Artikel 3

  • 1.

    Indien het aanvraagformulier niet compleet of correct is ingevuld, dan wordt de aanvrager verzocht binnen een termijn van 3 weken de aanvraag aan te vullen of te verbeteren;

  • 2.

    Voldoet de aanvrager niet aan het verzoek zoals gesteld in artikel 3.1 dan wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.

  • 3.

    Beslistermijn

Artikel 4 Binnen acht weken na ontvangst van het aanvraagformulier zal het bestuursorgaan, met inachtneming van artikel 4:5 en 4:15 van de Awb, een beslissing nemen en de aanvrager hiervan in kennis stellen. Artikel 5Indien de beschikking of het besluit niet binnen de in artikel 5 vermelde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking of het besluit wel tegemoet kan worden gezien.

4. Aanleg en aanwijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen Artikel 6 Burgemeester en wethouders kunnen krachtens een verkeersbesluit, als bedoeld in artikel 12 van het BABW, en met inachtneming van de artikelen 21 tot en met 29 van het BABW, artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 en de bepalingen van de Awb op een daartoe strekkend verzoek een individuele gehandicaptenparkeerplaats aanwijzen. Artikel 7 Een individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt in beginsel aangelegd binnen een loopafstand van maximaal 100 meter van het woonadres van de aanvrager.Artikel 8

  • 1.

    De individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt niet verleend indien:a) de aanvrager niet beschikt over een geldige, landelijke of Europese gehandicaptenparkeerkaart, zijnde een bestuurderskaart of een passagierskaart; b) de aanvrager beschikt over een passagierskaart en over hulpmiddelen waarmee de afstand tussen de parkeerplaats en het woonadres kan worden overbrugd en/of voor korte tijd alleen kan worden gelaten; c) voor de aanvrager de mogelijkheid bestaat om zelf in een eigen parkeerplaats te voorzien op eigen terrein (garage, oprit, e.a.); d) er geen mogelijkheid aanwezig is om binnen een loopafstand van 100 meter van het woonadres van de aanvrager een individuele gehandicaptenparkeerplaats, conform de geldende richtlijnen van het CROW en met inachtneming van de landelijke normen, te realiseren; e) de aanwijzing van de individuele gehandicaptenparkeerplaats ter plekke leidt tot een onveilige verkeerssituatie of een belemmering van de doorstroming van het overige wegverkeer; f) de parkeerdruk in de omgeving van de aan te wijzen parkeerplaats niet zodanig is dat het aanwijzen van een parkeerplaats als noodzakelijk moet worden beoordeeld; g) de politie, team Bronckhorst, geen positief advies verleend.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan van het bepaalde van artikel 9.1 afwijken indien zij van oordeel zijn dat dit wegens bijzondere omstandigheden noodzakelijk is.

Artikel 10

  • 1.

    De aanleg van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen geschiedt conform de geldende richtlijnen van het CROW en met inachtneming van de landelijk geldende normen;

  • 2.

    De aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats geschiedt binnen een termijn van 4 maanden na de dag, nadat het besluit onherroepelijk is;

  • 3.

    Indien het aanleggen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats niet binnen het bepaalde onder lid 2 van de in dit artikel vermelde termijn kan worden gerealiseerd, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de aanleg wel gerealiseerd kan worden.

Artikel 11 Op grond van artikel 29 BABW worden de kosten die voortvloeien uit het aanwijzen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats als volgt verdeeld:• De kosten voor het aanpassen van de parkeerplaats komen voor rekening van de eigenaar van de onderliggende gronden (meestal de Gemeente Bronckhorst); •de kosten voor levering en plaatsing van het bord komen voor rekening van de aanvrager als het gaat om een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.5. Verwijdering, opzegging en wijziging van de gehandicaptenparkeerplaats

Artikel 12

  • 1.

    De gehandicaptenparkeerplaats blijft te allen tijde in eigendom van de wegbeheerder;

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen gehandicaptenparkeerplaatsen verwijderen wanneer blijkt dat de aanwijzing heeft plaatsgevonden op grond van onjuiste gegevens. De daarbij te maken kosten zullen voor rekening van de aanvrager komen.

Artikel 13

  • 1.

    De individuele gehandicaptenparkeerplaats vervalt van rechtswege bij:a) verhuizing van de betrokkene; b) overlijden van de betrokkene; c) het vervallen van de landelijke gehandicaptenparkeerkaart (zijnde een bestuurderskaart of een passagierskaart) van de betrokkene; d) bij het niet meer in bezit zijn van een motorvoertuig; e) het niet meer in bezit zijn van een geldig rijbewijs, indien betrokkene een bestuurderskaart bezit;

  • 2.

    De betrokkene is verplicht de gemeente in kennis te stellen indien één van de gevallen van het bepaalde onder artikel 14.1 zich voordoet.

Artikel 14 Als het kenteken van het motorvoertuig van de gehandicapte, aan wie een individuele gehandicaptenparkeerplaats is toegewezen, verandert dan wordt op zijn of haar verzoek zo spoedig als mogelijk een ander onderbord geplaatst. De kosten voor de aanschaf van een nieuw kentekenbord zullen voor rekening van de aanvrager komen.

6. Verbodsbepaling

Artikel 15 Het is verboden de individuele gehandicaptenparkeerplaats te verhuren, te verkopen of zonder toestemming van het bestuursorgaan te verwijderen of te verplaatsen.

7. Slotbepalingen

Artikel 16 Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels inzake de aanwijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen 2007.

Artikel 17Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van hun bekendmaking.

Toelichting bij de beleidsregels inzake de aanwijzing van individuele gehandicapten-parkeerplaatsen Artikel 8.1.a en 8.1.b Indien de aanvrager niet in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart kan er vooralsnog geen aanvraag worden ingediend voor een individuele gehandicaptenparkeerplaats. De aanvrager dient allereerst conform de notitie ‘beleid inzake gehandicaptenparkeerkaarten!’ d.d. augustus 2001 een gehandicaptenparkeerkaart aan te vragen bij de afdeling Publiekszaken. Alleen bij uitzondering wordt een individuele gehandicaptenparkeerplaats verleend aan nietbestuurders, die over een passagierskaart beschikken. Voor het beoordelen of de uitzondering van toepassing is, zijn de volgende uitgangspunten van toepassing: - Indien de betrokkene (gehandicapte persoon zijnde niet bestuurder) de beschikking heeft over een rolstoel/duwwagen en met behulp hiervan de afstand tussen de parkeerplaats en het woonadres kan worden overbrugd en het verkeerstechnisch geen bezwaar oplevert als in de directe omgeving van het woonhuis in tweede linie wordt gestopt teneinde de betrokkene te begeleiden bij het in- of uitstappen, wordt de individuele gehandicaptenparkeerplaats niet toe gekend. - Bovenstaande geldt niet indien aangetoond kan worden dat betrokkene niet alleen kan worden gelaten en bovendien slechts op een zeer inspannende en tijdrovende wijze uit de auto naar de woning en vanuit de woning naar de auto gevoerd kan worden.Voor de eventuele toewijzing van een individuele gehandicaptenparkeerplaats voor passagiers gelden voor het overige dezelfde regels als voor de toewijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen voor bestuurders.Artikel 8.1.c Op het aanvraagformulier wordt door de aanvrager reeds aangegeven of hij/zij de mogelijkheid heeft om zelf in een eigen parkeerplaats te voorzien op eigen terrein (garage, oprit, e.a.). Bovendien wordt na ontvangst van de aanvraag de locatie ter plekke bekeken. Afhankelijk van de aard van de handicap (wel/geen rolstoel) wordt bekeken of de desbetreffende eigen parkeergelegenheid toereikend is. Wanneer dit het geval is, dient de aanvrager in eerste instantie zelf de ter beschikking staande parkeergelegenheid aan te passen.Artikel 8.1.dDe vormgeving van de gehandicaptenparkeerplaats zal zoveel mogelijk conform de landelijk gangbare richtlijnen van het Centrum Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Wateren Wegenbouw en Verkeerstechniek (CROW). De precieze vormgeving en dimensionering is echter ook afhankelijk van de situatie ter plaatse van de gehandicaptenparkeerplaats, zoals bijvoorbeeld de breedte van het trottoir en het type parkeren (langs, haaks of schuin parkeren).Artikel 8.1.eDe aard c.q. het karakter van de omgeving waar de parkeergelegenheid wordt ingericht speelt mee bij de aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats. Door de aanleg van een dergelijke parkeerplaats kunnen ter plekke onveilige verkeerssituaties voor de andere weggebruikers ontstaan. Hierbij kan gedacht worden aan schoolgaande jeugd (schoolthuisroute), fietsers en openbaar vervoer. Ook kan de doorstroming drastisch worden belemmerd, met name in geval van calamiteiten. Tevens speelt de verkeersfunctie van de weg bij de beoordeling een belangrijke rol.Artikel 8.1.fIn de regel is de parkeerdruk in de betreffende straat wel bekend. In geval van twijfel kan een parkeerdrukmeting worden verricht. Deze beoordeling van de parkeerdruk rond het huis van de aanvrager zou dan op de volgende wijze uitgevoerd worden: Er wordt geteld op doordeweekse dagen: één keer aan het begin van de middag (rond 12.30 uur), één keer later op de middag (rond 16.00 uur) en één keer op een avond na 18.00 uur. Bij een parkeerdruk van minder dan 80% is redelijkerwijs te verwachten dat er in de directe omgeving parkeerplaatsen vrij zijn. Mocht na de tellingen op de doordeweekse dagen nog twijfel bestaan, dan worden op zaterdag nog extra tellingen verricht. Bij de tellingen wordt rekening gehouden met omgevingsfactoren zoals de aanwezigheid van winkels of andere publiekstrekkende voorzieningen. Ook wordt rekening gehouden met veranderingen in de parkeerdruk door bijvoorbeeld evenementen. In de schoolvakanties wordt niet geteld. Het gebied waarbinnen de tellingen plaatsvinden beslaat de maximaal af te leggen loopafstand, zoals vastgesteld door de GGD, gemeten vanaf de voordeur van de woningen van de aanvrager. Indien een parkeerdrukmeting wordt uitgevoerd en de beslissingstermijn hierdoor in het geding komt, zal het bestuursorgaan dit aan de aanvrager op grond van artikel 6 mededelen.Artikel 8.2 Conform artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de vastgestelde beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Artikel 10.1 Zie toelichting op artikel 8.1.dArtikel 11 De kosten voor de aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats worden separaat door het bestuursorgaan vastgesteld en kunnen derhalve in geval van prijsfluctuaties worden bijgesteld. De aanvrager wordt voorafgaand op de hoogte gesteld van het te betalen bedrag. Op het aanvraagformulier dient de aanvrager aan te geven of hij/zij kennis heeft genomen van het te betalen bedrag.Artikel 17 Het gehandicaptenparkeerbeleid van de gemeente Bronckhorst treedt in werking de dag na bekendmaking in het weekblad Contact. Aanvragen ingediend vóór de bekendmaking van het gehandicaptenparkeerbeleid in het Contact en waarop vóór de bekendmaking nog niet is beslist worden beoordeeld met inachtneming van voorliggende beleidsregels, echter met uitzondering van artikel 11. Aanvragen ingediend ná de bekendmaking van het nieuwe beleid worden beoordeeld met inachtneming van de beleidsregels inzake de aanwijzing van individuele gehandicaptenparkeerplaatsen.

Beleidsregels ten aanzien van de aanwijzing van algemene gehandicapten- 2

1. Algemene bepalingen Artikel 1 In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    bestuursorgaan: het college van Burgemeester & Wethouders;

  • 2.

    RVV 1990: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • 3.

    BABW: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

  • 4.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • 5.

    CROW: Stichting Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Wateren Wegenbouw en de Verkeerstechniek;

  • 6.

    motorvoertuigen: alle gemotoriseerde voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder z van het RVV 1990;

  • 7.

    parkeren: het laten stilstaan, als bedoeld in artikel 1, onder ac van het RVV 1990;

  • 8.

    wegen: alle wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 9.

    kenteken: kenteken als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder g van de Wegenverkeerswet 1994;

  • 10.

    aanvrager: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die de aanvraag indient;

  • 11.

    aanvraag: de aanvraag voor het aanwijzen van een individuele gehandicaptenparkeerplaats of een algemene gehandicaptenparkeerplaats;

  • 12.

    Gehandicaptenparkeerkaart (GPK): parkeerkaart voor personen die tengevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij – met gebruikelijke loophulpmiddelen – in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;

  • 13.

    Bestuurderskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die zich pleegt te vervoeren met een door hemzelf bestuurd motorvoertuig;

  • 14.

    Passagierskaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een persoon die voor verplaatsingen buitenshuis is aangewezen op vervoer door een ander;

  • 15.

    Instellingenkaart: gehandicaptenparkeerkaart voor een instelling waar gehandicaptenwonen c.q. verblijven;

  • 16.

    algemene gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaatsen voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990, voor motorvoertuigen van alle personen die in het bezit zijn van een bestuurderskaart of voor motorvoertuigen waarmee personen vervoerd worden die in het bezit zijn van een passagierskaart;

  • 17.

    individuele gehandicaptenparkeerplaats: parkeerplaats voorzien van het verkeersbord E6, zoals bedoeld in bijlage 1 van het RVV 1990 en een onderbord met vermelding van een kentekennummer, voor één motorvoertuig van een persoon die in het bezit is van een gehandicaptenparkeerkaart.

2. Aanvraag algemene gehandicaptenparkeerplaats Artikel 2De aanvraag voor een algemene gehandicaptenparkeerplaats wordt ondertekend en bevat ten minste:

  • 1.

    de naam en het adres van de aanvrager;

  • 2.

    de dagtekening;

  • 3.

    de locatie waar de aanvrager een algemene parkeerplaats wenst;

  • 4.

    een motivering van zijn/haar verzoek.

3. Beslistermijn Artikel 3 Binnen acht weken na ontvangst van de schriftelijke aanvraag zal het bestuursorgaan een beslissing nemen en de aanvrager hiervan in kennis stellen.Artikel 4 Indien de beschikking of het besluit niet binnen de in artikel 3 vermelde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking of het besluit wel tegemoet kan worden gezien. Hoofdstuk 4: Aanleg en aanwijzing van algemene gehandicaptenparkeerplaatsenArtikel 5 Burgemeester en wethouders kunnen krachtens een verkeersbesluit, als bedoeld in artikel 12 van het BABW, en met inachtneming van de artikelen 21 tot en met 29 van het BABW, artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 en de bepalingen van de Awb op eigen initiatief of op verzoek een algemene gehandicaptenparkeerplaats aanwijzen. Artikel 6 Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen worden doorgaans aangelegd in de directe nabijheid van openbare instellingen/voorzieningen, die veel publiek trekken.Artikel 7

  • 1.

    Op grond van de NENnorm (NEN1814: “Toegankelijkheid van gebouwen en buitenruimten”) dienen bij openbare instellingen/voorzieningen tenminste 2% van de parkeerplaatsen gereserveerd te zijn voor gehandicapten;

  • 2.

    De afstand van de gehandicaptenparkeerplaats tot de ingang van de openbare instelling/voorziening is maximaal 50 meter.

Artikel 8

  • 1.

    De beoordelingscriteria tot de aanwijzing van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen zijn:a)het betreft een locatie in de directe nabijheid van een instelling/voorziening als bedoeld in artikel 6; b)de mogelijkheid om ter plaatse een algemene gehandicaptenparkeerplaats te realiseren, met inachtneming van de geldende richtlijnen van het CROW en de landelijke normen, binnen een loopafstand van 50 meter vanaf de ingang van de openbare instelling/voorziening, dient aanwezig te zijn; c)het aantal reeds aanwezige algemene gehandicaptenparkeerplaatsen is minder dan 2% van de totale parkeercapaciteit; d)de aanwijzing van een algemene gehandicaptenparkeerplaats mag ter plekke niet leiden tot een onveilige verkeerssituatie of een belemmering van de doorstroming van het overige wegverkeer; e)indien de Politie District Achterhoek geen positief advies verleend, zal dit in beginsel tot afwijzing van de aanvraag leiden.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan van het bepaalde van artikel 8.1 afwijken indien zij van oordeel zijn dat dit wegens bijzondere omstandigheden noodzakelijk is.

Artikel 9 De besluitvorming inzake de toe- of afwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen geschiedt met inachtneming van de desbetreffende bepalingen van de Awb.Artikel 10

  • 1.

    De aanleg van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen geschiedt conform de geldende richtlijnen van het CROW en met inachtneming van de landelijk geldende normen;

  • 2.

    De aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats geschiedt binnen een termijn van 4 maanden na de dag, nadat het besluit onherroepelijk is;

  • 3.

    Indien het aanleggen van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen niet binnen het bepaalde onder lid 2 van de in dit artikel vermelde termijn kan worden gerealiseerd, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de aanleg wel gerealiseerd kan worden.

5. Slotbepalingen Artikel 11Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels inzake de aanwijzing van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen 2008.Artikel 12 Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van hun bekendmaking.Toelichting bij de beleidsregels inzake de aanwijzing van algemene gehandicapten-parkeerplaatsenArtikel 8.1.bDe vormgeving van de gehandicaptenparkeerplaats zal zoveel mogelijk conform de landelijk gangbare richtlijnen van het Centrum Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Water en Wegenbouw en Verkeerstechniek (CROW). De precieze vormgeving en dimensionering is echter ook afhankelijk van de situatie ter plaatse van de gehandicaptenparkeerplaats, zoals bijvoorbeeld de breedte van het trottoir en het type parkeren (langs, haaks of schuinparkeren). Artikel 8.1.d De aard c.q. het karakter van de omgeving waar de parkeergelegenheid wordt ingericht speelt mee bij de aanleg van een algemene gehandicaptenparkeerplaats. Door de aanleg van een dergelijke parkeerplaats kunnen ter plekke onveilige verkeerssituaties voor de andere weggebruikers ontstaan. Hierbij kan gedacht worden aan schoolgaande jeugd (schoolthuisroute), fietsers en openbaar vervoer. Ook kan de doorstroming drastisch worden belemmerd, met name in geval van calamiteiten. Tevens speelt de verkeersfunctie van de weg bij de beoordeling een belangrijke rol.Artikel 8.2 Conform artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de vastgestelde beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Op grond van artikel 7.1 en artikel 8.1.c is het uitgangspunt ten aanzien van het aanwijzen van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen dat instellingen waar veel gehandicapten komen, zoals medische instellingen, gemeentehuis, etc. 2% van de parkeerplaatsen gereserveerd is als algemene gehandicaptenparkeerplaats. Indien in de praktijk blijkt dat dit aantal ontoereikend is, gezien het aantal (gehandicapten) bezoekers, kan besloten worden dat sommige (grotere) instellingen meer dan 2% van de parkeerplaatsen toegewezen krijgen als algemene gehandicaptenparkeerplaats.Artikel 10Zie de toelichting van artikel 8.1.b.Burgemeester en wethouders van gemeente Bronckhorst; Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 160 van de Gemeentewet, artikel 1:3 en 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, het Reglement verkeerstekens en verkeersregels 1990, het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de Wegenverkeerswet 1994, mede gezien de bevoegdheid van het college van Burgemeester & Wethouders tot het nemen van een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 18, lid 1 onder d van de Wegenverkeerswet 1994 mogen Burgemeester & Wethouders van Bronckhorst beleidsregels inzake de aanwijzing van gehandicaptenparkeerplaatsen vaststellen.besluiten:vast te stellen het “Beleid tot het toekennen en de handhaving van gehandicapten-parkeerplaatsen”.