Regeling vervallen per 02-02-2005

Verordening wegen en waterwegen provincie Drenthe 1994

Geldend van 01-01-1998 t/m 01-02-2005

Intitulé

Verordening wegen en waterwegen provincie Drenthe 1994

Inhoud

HOOFDSTUK 1, ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1, Toepassing verordening

1.   Deze verordening is van toepassing op wegen en waterwegen in beheer bij de provincie Drenthe en op wateren die deel uitmaken van het Drentse watervoorzieningssysteem voor zover het betreft artikel 2.6.

2.   Op de bij deze verordening behorende kaart zijn de wegen, de waterwegen en de wateren van het Drentse watervoorzieningssysteem aangegeven, hierna te noemen wateren.

Artikel 1.2, Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.   wegen: wegen die openbaar zijn in de zin van de Wegenwet met inbegrip van verhardingen, bermen, glooiingen en bermsloten, met alle bijhorende werken of op enigerlei wijze daarmee verbonden voorzieningen en begroeiingen;

b.   waterwegen: openbaar water bestemd voor scheepvaart en/of aanvoer en afvoer van water, met waterkeringen en alle bijbehorende werken, voorzieningen en begroeiingen;

c.   waterkering: alle werken en gronden die het oppervlaktewater bij de hoogste stand keren en geleiden.

HOOFDSTUK 2, BEPALINGEN INZAKE INSTANDHOUDING EN DERGELIJKE

Artikel 2.1, Tijdelijke beperking

Gedeputeerde staten en de door hen aan te wijzen personen zijn bevoegd om in geval van dringende omstandigheden de scheepvaart tijdelijk te beperken.

Artikel 2.2, Bescherming

1.   Gedeputeerde staten kunnen ter bescherming van ecologische, cultuurhistorische, archeologische, recreatieve, toeristische of landschappelijke belangen op of langs waterwegen nadere regels stellen.

2.   De bepalingen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op het eerste lid.

3.   De geboden en verboden worden voor zover noodzakelijk aangegeven door middel van de verkeerstekens van bijlage 7 van het Binnenvaartpolitiereglement en bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

Artikel 2.3, Bediening

Gedeputeerde staten stellen regels voor de bediening van bruggen en sluizen, behalve voor spoorbruggen.

Artikel 2.4, Afmetingen

Gedeputeerde staten stellen voor de scheepvaart op de in Drents beheer zijnde kanalen regels voor lengte, breedte en diepgang.

Artikel 2.5, Dijken

1.   Provinciale staten stellen de afmetingen vast van de dijken met een waterkerende functie.

2.   Gedeputeerde staten dragen zorg voor de handhaving van deze afmetingen.

Artikel 2.6, Natte profiel

Behoudens ontheffing van gedeputeerde staten is het verboden om wijzigingen aan te brengen in het natte profiel van wateren, die deel uitmaken van de Drentse watervoorziening.

HOOFDSTUK 3, GEBODS- EN VERBODSBEPALINGEN

Artikel 3.1

Het is verboden zodanig te handelen of na te laten te handelen:

1.   dat aan wegen of waterwegen schade wordt of kan worden toegebracht;

2.   dat het veilig en doelmatig gebruik of de instandhouding van wegen en waterwegen in de ruimste zin wordt of kan worden belemmerd of belet;

3.   dat voorwerpen of stoffen, indien daardoor schade of verontreiniging ontstaat of kan ontstaan, in welke vorm dan ook, met wateraanvoer naar waterwegen worden gevoerd.

Bereiken dergelijke voorwerpen of stoffen desondanks de waterwegen, dan zijn de beheerders van de wateren waarmee ze zijn aangevoerd verplicht deze op te ruimen.

Artikel 3.2

Het is verboden:

1.   enig werk aan te brengen, te hebben, te wijzigen of op te ruimen, beplanting aan te brengen of te hebben binnen een afstand van 5 m landinwaarts uit de insteek van het talud van een waterweg;

2.   enig werk aan te brengen, te hebben of te wijzigen, beplanting aan te brengen of te hebben binnen een dusdanige afstand uit de grens van de weg, indien daardoor het vrije zicht op de weg zodanig wordt belemmerd dat daardoor de verkeersveiligheid in het gedrang komt of kan komen;

3.   onverminderd het bepaalde in artikel 1.23 van het Binnenvaartpolitiereglement, een waterweg te gebruiken voor het houden van wedstrijden of evenementen.

Artikel 3.3

Het in de artikelen 3.1 en 3.2 genoemde geldt niet voor handelingen ten behoeve van het provinciaal belang.

HOOFDSTUK 4, ONTHEFFING

Artikel 4.1

1.   Gedeputeerde staten kunnen schriftelijk ontheffing verlenen van de in de artikelen 3.1 en 3.2 genoemde bepalingen.

2.   Gedeputeerde staten kunnen voorwaarden verbinden aan een ontheffing.

HOOFDSTUK 5, BEPALINGEN TOT HANDHAVING

Artikel 5.1

1.   Ieder is verplicht de aanwijzingen op te volgen die worden gegeven door de met de handhaving van deze verordening belaste ambtenaren en personen.

2.   Met de zorg voor de naleving van de regels van deze verordening en opsporing van overtredingen ervan zijn belast de krachtens de artikelen 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren en de door gedeputeerde staten aangewezen personen.

Artikel 5.2

Overtreding of niet-nakoming van de bepalingen van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 2 maanden of een geldboete van de tweede categorie.

HOOFDSTUK 6, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1

De op grond van het provinciaal Wegenreglement Drenthe 1958 en de op grond van het Reglement waterwegen Drenthe 1987 verleende ontheffingen worden geacht te zijn verleend op grond van de Verordening wegen en waterwegen provincie Drenthe 1994.

Artikel 6.2, Inwerkingtreding

1.   Deze verordening treedt in werking op een nader door gedeputeerde staten te bepalen datum.

2.   Het provinciaal Wegenreglement Drenthe 1958 (vastgesteld bij besluit van provinciale staten van Drenthe van 2 mei 1958, nummer 7) en het Reglement waterwegen Drenthe 1987 (vastgesteld bij besluit van provinciale staten van Drenthe van 24 februari 1988, nummer F¿IIA), zoals deze sedertdien zijn gewijzigd of aangepast, vervallen bij inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 6.3, Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening wegen en waterwegen provincie Drenthe 1994.

Toelichting

TOELICHTING OP DE VERORDENING WEGEN EN WATERWEGEN PROVINCIE DRENTHE 1994

ALGEMEEN

Inleiding

De provincie Drenthe is verantwoordelijk voor de eigen droge en natte infrastructuur. Daarbij gaat het om aanleg, verbetering en instandhouding van wegen, waterwegen en de daarbijbehorende werken, voorzieningen en begroeiingen. Naast de technische en financiële aspecten spelen ook de bestuurlijk-juridische voorwaarden een belangrijke rol om de materiële en immateriële gebruikswaarden van de werken te beschermen.

Redenen van herziening provinciale regelingen

De landelijke operatie "Herverdeling wegenbeheer" heeft per 1 januari 1993 haar beslag gekregen. In het kader van deze operatie is bijna 9.000 km weg, waarvan binnen Drenthe ongeveer 780 km, van beheerder veranderd. Voor de provincie Drenthe betekende dit dat het provinciaal wegennet is uitgebreid tot ongeveer 430 km. Tevens is het systeem van secundaire en tertiaire wegenplannen komen te vervallen. Door de herverdeling en de wijziging van de wegenverkeerswetgeving (het Wegenverkeersreglement en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens) heeft de provincie nu geen bemoeienis meer met niet-provinciale wegen.

In de Wet op de waterhuishouding en de daarop gebaseerde provinciale Verordening waterhuishouding worden eveneens de belangen van het scheepvaartverkeer geregeld, waardoor de bepalingen inzake streefpeilen en wateronttrekking niet meer behoeven te worden opgenomen in de verordening.

Als gevolg van het vorenstaande zijn de regels in het provinciaal Wegenreglement per 1 januari 1993 gedeeltelijk achterhaald. Hierdoor is herziening van het provinciaal Wegenreglement, dat dateert uit 1958, noodzakelijk geworden, zodat het op zowel bestuurlijk als juridisch terrein moet worden bijgesteld.

Voorts heeft de decentralisatie van 's rijks natte waterstaatwerken ertoe geleid dat met ingang van 1 januari 1994 het provinciaal waterwegennet met circa 60 km is uitgebreid.

Ten slotte maken de ervaringen vanuit de praktijk aanscherping van de regels voor de droge en natte infrastructuur gewenst.

Naast de beide saneringsoperaties is een belangrijke verandering in de organisatie van de Dienst Verkeer en Waterstaat doorgevoerd. Beheer en onderhoud van de natte en de droge sector zijn geïntegreerd. Dit heeft tot gevolg dat de desbetreffende medewerkers de gebods- en verbodsbepalingen moeten toepassen van zowel het Reglement waterwegen Drenthe 1987 als van het provinciaal Wegenreglement Drenthe.

Het Rijk bezint zich eveneens op de bestuurlijk-juridische aspecten van zijn wetten en reglementen, die de bescherming van de rijkswaterstaatswerken beogen. Een en ander heeft ertoe geleid dat meerdere rijksreglementen, zoals het Rijkswegenreglement, het Algemeen reglement van

politie voor rivieren en rijkskanalen en het Rijksrivierdijkenreglement, naar verwachting plaats zullen maken voor een Reglement 's rijks waterstaatswerken. Hierin zullen de regels zijn opgenomen omtrent het beheer van de natte en de droge infrastructuur.

De hiervoor geschetste ontwikkelingen gaven ons college aanleiding tot herziening en integratie van het Reglement waterwegen en het provinciaal Wegenreglement. De vaststelling van de verordeningen voor de provinciale wegen en waterwegen geschiedt door provinciale staten op grond van de Wegenverkeerswet, de Scheepvaartverkeerswet, de Wegenwet, respectievelijk de Provinciewet. De totstandkomingsprocedure op basis van de besluitvorming door provinciale staten is voor beide gelijk.

In een nieuwe verordening, de Verordening wegen en waterwegen provincie Drenthe 1994, zijn beheers- en verkeersbepalingen voor wegen en waterwegen opgenomen.

Algemene normstelling

In het verleden werden in wetten en reglementen de regels zeer gedetailleerd ingevuld. Dit geldt met name ook voor het provinciaal Wegenreglement Drenthe. In de praktijk betekent dit echter dat soms niet kan worden opgetreden tegen ongewenste, schadelijke of gevaarlijke handelingen, omdat die "toevallig" niet onder de werkingssfeer van een gebods- of verbodsbepaling vallen. Een voorbeeld daarvan is het op de berm deponeren van hout- of bladafval door particulieren, waar niet tegen opgetreden kon worden. In het Reglement waterwegen Drenthe 1987 is het deponeren van afval op de oevers wèl verboden.

Om discussies te vermijden of een handeling of het nalaten van een handeling al of niet geboden of verboden is, worden algemene bepalingen gehanteerd, zodat alle handelingen met betrekking tot de provinciale infrastructurele werken in principe onder de omschrijving kunnen worden gebracht, getoetst aan de doelstellingen van de verordening.

Deregulering

Door de integratie en de modernisering van de beide reglementen is de omvang beperkter en overzichtelijker geworden. Deze reglementen bevatten nu samen 60 artikelen. Omdat zoveel mogelijk van globale formuleringen gebruik is gemaakt telt het nieuwe reglement nog slechts 17 artikelen.

De verordening kent geen overlappingen met hogere wetgeving, doch is een geoorloofde aanvulling op zowel beheers- als verkeersaspecten. De aanvullingen worden als noodzakelijk beschouwd om de provinciale belangen optimaler te kunnen beschermen. Daarbij is onder andere gedacht aan landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, archeologische, recreatieve en toeristische waarden.

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

De Awb is met ingang van 1 januari 1994 in werking getreden. Op de verordening zijn de regels van deze wet van toepassing. Deze wetgeving beoogt een zo goed mogelijke bescherming van de belangen van de burgers te geven door regels te stellen aan de overheid om een zo zorgvuldig mogelijk handelen te waarborgen. In de oude reglementen waren bepalingen opgenomen omtrent het volgen van de procedures voor het nemen van besluiten.

De Awb geeft onder andere algemene regels voor de besluitvorming van de overheid en voor de eisen, die de overheid aan het indienen van een aanvraag om ontheffing of een vergunning mag verbinden. In deze verordening wordt daarom alleen aangegeven waar voor een andere dan de algemeen voorgeschreven procedure gekozen is. In dit verband wordt verwezen naar artikel 2.2.2.

ARTIKELSGEWIJS

HOOFDSTUK 1, ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1, Toepassing verordening

De verordening is van toepassing op openbare wegen in de zin van de Wegenwet en op openbare waterwegen in beheer bij de provincie Drenthe. Tevens is de verordening van toepassing op wateren, die niet in beheer zijn bij de provincie, maar die wel deel uitmaken van het Drentse watervoorzieningssysteem, voor zover het betreft de belangen van de scheepvaart. Dit werd eveneens zo geregeld in het Reglement waterwegen. Het betreft gedeelten van het Linthorst Homankanaal, de Coevorder Stadsgrachten en het Oranjekanaal. De belangen inzake de waterhuishouding worden geregeld via de Wet op de waterhuishouding.

Deze verordening is ook van toepassing op de in de provincie Overijssel gelegen waterwegen, die in beheer zijn bij de provincie Drenthe, zodra de provincie Overijssel de daartoe benodigde besluiten heeft genomen. Het gaat daarbij om gedeelten van het Afwateringskanaal (Coevorden-Ane) en de Hoogeveensche Vaart om Meppel.

Op de in het tweede lid genoemde kaart zijn aangegeven:

-     de wegen: met een getrokken groene lijn;

-     de wegen in aanleg of ontwerp: met een onderbroken groene lijn;

-     de waterwegen: met een blauwe onderbroken lijn;

-     de wateren: met een blauwe stippellijn.

Artikel 1.2, Definities

De omschrijving van wegen en waterwegen is zo beknopt mogelijk gehouden. Aansluiting is gezocht bij het Reglement 's rijks waterstaatswerken. Er is naar gestreefd om onder de omschrijving alles te vatten, dat op enigerlei wijze van belang kan zijn. Waterkering is afzonderlijk genoemd vanwege het specifieke karakter en de belangen die hier een rol spelen.

Onder bijbehorende werken en voorzieningen moeten in ieder geval worden begrepen alle kunstwerken (viaducten, bruggen, sluizen en dergelijke) en alle voorzieningen ter geleiding en regeling van het verkeer op wegen en waterwegen (borden, lichtmasten, bermplanken, vangrail, remmingswerken, betonning en dergelijke).

HOOFDSTUK 2, BEPALINGEN INZAKE INSTANDHOUDING EN DERGELIJKE

Artikel 2.1, Tijdelijke beperking

Artikel 1 van het vaststellingsbesluit BPR bepaalt dat het BPR betrekking heeft op openbare wateren in het rijk, die voor de scheepvaart openstaan. Het BPR richt zich alleen op de verkeersbelangen, terwijl artikel 2.1 tevens beheersbelangen beoogt en zich uitstrekt over alle waterwegen in beheer bij de provincie Drenthe. Afhankelijk van de te behartigen belangen zal het BPR of artikel 2.1 toepassing vinden. De beperking van de scheepvaart moet verband houden met de bescherming van de waterwegen of de goede orde en veiligheid op waterwegen.

Onder dringende omstandigheden wordt in ieder geval verstaan:

-     een te hoog of een te laag waterpeil;

-     te grote stroomsnelheid;

-     de aanwezigheid van ijs c.q. ijsgang;

-     het belang van de ijssport.

In dit artikel wordt aan "personen" de bevoegdheid gegeven, terwijl in het Reglement waterwegen in artikel 2.2.3 werd gesproken over "ambtenaren". Bewust is gekozen voor personen, om daarmee gedeputeerde staten de mogelijkheid te geven ook niet-provinciale ambtenaren aan te wijzen als bevoegde personen. Daaronder kunnen worden verstaan medewerkers van waterschappen en gemeenten. Dit wordt nodig geoordeeld om slagvaardig te kunnen optreden bij dringende omstandigheden, waarbij de provinciale medewerker niet tijdig kan ingrijpen. De praktijk zal moeten leren welke bevoegde personen moeten worden aangewezen.

Artikel 2.2, Bescherming

De Scheepvaartverkeerswet en het Binnenvaartpolitiereglement richten zich specifiek op de verkeersbelangen op de waterwegen.

Artikel 2.2.1 vermeldt meer belangen dan de door artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet genoemde landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarden, terwijl het tevens betrekking heeft op alle provinciale waterwegen. Beheers- en verkeersmotieven kunnen het noodzakelijk maken dat bepaalde regels worden gesteld op grond van het BPR of van de verordening.

De plaatselijke situatie zal bepalend zijn òf en wèlke aanvullende regels moeten worden ingesteld. Deze regels kunnen onder andere bestaan uit:

a.   het scheepvaartverkeer geheel of gedeeltelijk verbieden;

b.   verbieden ligplaats in te nemen;

c.   verbieden oevers te betreden;

d.   beperken van de vaarsnelheid.

Voor een zo zorgvuldig mogelijke bescherming van de belangen van de burgers is hier gekozen voor toepassing van de openbare voorbereidingsprocedure volgens afdeling 3.4 van de Awb. Dit betekent dat gedeputeerde staten pas een afgewogen besluit kunnen nemen:

-     nadat voldoende informatie is verkregen;

-     na publicatie van het voornemen tot het nemen van een besluit;

-     na het verstrijken van de termijn van 4 weken, waarbinnen zienswijzen naar voren kunnen worden gebracht.

De nieuwe wegenverkeerswetgeving heeft reeds de mogelijkheid geschapen voor de in dit artikel genoemde belangen regels te stellen aan het verkeer op wegen.

Artikel 2.3, Bediening

Dit artikel is bedoeld om gedeputeerde staten de mogelijkheid te geven ervoor te zorgen dat de verschillende beheerders van alle over of in provinciale waterwegen gelegen bruggen en sluizen goed op elkaar afgestemde bedieningstijden hanteren. De bevoegdheid wordt ontleend aan artikel 2 van de Scheepvaartverkeerswet.

Artikel 2.5, Dijken

De vaststelling van de afmetingen van dijken met een waterkerende functie is van een zodanig primair belang dat dit is voorbehouden aan provinciale staten.

Artikel 2.6, Natte profiel

Onder "natte profiel" wordt verstaan de watervoerende dwarsdoorsnede van een water(weg).

Gelet op het belang van de scheepvaart is het nodig dat de watertoevoer van de provinciale waterwegen wordt veilig gesteld. Hiermede moet worden voorkomen dat door werken aan waterwegen, die wel deel uitmaken van het Drentse watervoorzieningssysteem, maar niet in beheer zijn bij de provincie, de wateraan- of -afvoer ontoelaatbaar wordt beïnvloed.

HOOFDSTUK 3, GEBODS- EN VERBODSBEPALINGEN

Artikel 3.1

Het verbod in het eerste lid is zeer ruim omschreven, met als doel te voorkomen dat voor elke denkbare ongewenste situatie of handeling een afzonderlijke beschrijving moet worden opgenomen. In artikel 1.2 zijn de wegen, waterwegen en waterkeringen algemeen gedefinieerd. Aan alle mogelijke aspecten van deze waterstaatswerken mag door het verrichten van handelingen of door het niet verrichten van handelingen geen schade worden toegebracht of ontstaan.

In ieder geval moet daaronder worden verstaan:

-     graven, spitten, breken of iets dergelijks;

-     stoffen deponeren, achterlaten of verwijderen zoals bladafval, tuinafval, bestrijdingsmiddelen, olieproducten en dergelijke;

-     het vullen, ledigen of reinigen van landbouwwerktuigen en apparatuur voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen;

-     het onnodig laten draaien van de motor van een schip;

-     het invaren van een rietkraag;

-     het afmeren aan remmings- en geleidewerken.

Het tweede lid is bedoeld om aan te geven dat alle belemmeringen van een veilig en doelmatig gebruik zoveel mogelijk moeten worden tegengegaan. Daarbij behoort ook dat de zorg voor de instandhouding niet mag worden beperkt of belemmerd. Onder beletten of belemmeren worden in ieder geval zaken begrepen als:

-     het maken, aanbrengen, hebben of verwijderen van zowel met de grond verankerde als niet met de grond verankerde werken zoals uitwegen, kabels en leidingen, kramen, tenten, hutten, bloembakken, taludtrappen, vissteigers, aanlegpalen, aanlegsteigers, hengelsteunen enz.;

-     het deponeren, hebben of laten liggen van voorwerpen of stoffen van welke aard ook,

-     zoals blikjes, papier, plastic, tuin-, blad-, bouw- en sloopafval, grondopslag, bouwmaterialen enz.;

-     het aanbieden van diensten en goederen zoals scharenslijpen, ijs- en patatverkoop, bloemenverkoop enz.;

-     het verrichten van diensten en werkzaamheden zoals repareren of slopen van auto's en schepen, (ver)bouwen van schepen enz.

Artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren schrijft voor dat het verboden is zonder vergunning met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, te brengen in oppervlaktewateren. Het wezenlijke van een "werk" is dat het gebonden is aan een vaste plaats en dus geen transportmiddel is. In aanvulling hierop bepaalt het derde lid dat het verboden is voorwerpen of stoffen met wateraanvoer in provinciale wateren terecht te laten komen, indien daardoor schade of verontreiniging ontstaat of kan ontstaan.

Mocht dit door wat voor omstandigheid dan ook toch gebeuren, dan is de beheerder van het water, waarmee voorwerpen of stoffen zijn aangevoerd verplicht deze niet alleen op te ruimen, maar ook op een daarvoor voorgeschreven wijze af te voeren.

Artikel 3.2

In het Reglement waterwegen Drenthe 1987 (artikel 5.1.1) was 10 m de afstand, gemeten landinwaarts vanuit de insteek van een waterweg, waarbinnen het zonder vergunning van gedeputeerde staten verboden was enig werk te maken, te veranderen enz. Binnen de afstand van 10 m komen ook gemeentelijke eigendommen voor. In de huidige opvattingen wordt een afstand van 5 m vanuit de insteek ook voldoende geacht voor de instandhouding van de waterwegen. Door het verkleinen van de afstand wordt zoveel mogelijk tegengegaan dat belanghebbenden 2 vergunningen moeten hebben.

Het tweede lid heeft als uitgangspunt de verkeersveiligheid. Voor een veilig gebruik van wegen zijn richtlijnen opgesteld, waarin onder andere de zichtlengten (rijzicht, oprijzicht en inhaalzicht) worden bepaald, die het verkeer nodig heeft. Deze richtlijnen zijn in het algemeen bepalend voor het vaststellen van het vrije zicht. Met name zijn van toepassing de Richtlijnen ontwerp niet-autosnelwegen (RONA). Vrije zichtlengten en uitzichtshoeken zijn noodzakelijk om voldoende zicht te hebben op het gedrag en de snelheid van het overige verkeer, niet alleen bij het oprijden en inhalen, maar in alle situaties.

Artikel 3.3

Dit artikel bepaalt de uitzonderingspositie van personen die handelen in opdracht van of in het belang van de provincie. Het kan voorkomen dat er werkzaamheden moeten worden verricht, waardoor schade ontstaat. Voorwaarde is daarbij wel dat de werkzaamheden worden verricht ten behoeve van de bescherming en instandhouding van wegen en waterwegen.

HOOFDSTUK 4, ONTHEFFING

Artikel 4.1

De in de artikelen 3.1 en 3.2 genoemde verboden zijn niet bedoeld om elke handeling onmogelijk te maken. Daarom is de mogelijkheid opengelaten onder voorwaarden ontheffing te verkrijgen. Op deze wijze worden de belangen van personen en zaken zo goed mogelijk behartigd.

HOOFDSTUK 5, BEPALINGEN TOT HANDHAVING

Artikel 5.1

-     Eerste lid

In de terminologie van de derde tranche wordt als verzamelterm voor zowel toezicht op de naleving als opsporing de term handhaving gehanteerd. Aangezien beide bedoeld worden in dit artikel wordt de term "zorg voor de naleving" gewijzigd in "handhaving".

-     Tweede lid

De wijziging is noodzakelijk in verband met een wijziging van het Wetboek van Strafvordering met betrekking tot buitengewone opsporingsambtenaren. Zo kunnen ook buitengewone opsporingsambtenaren met de handhaving van deze verordening worden belast.

-     Derde lid

Toezichthoudende ambtenaren zijn al bevoegd op grond van artikel 5:15 van de Awb tot het betreden van plaatsen.

Artikelen 5.1 en 5.2

De in deze artikelen genoemde ambtenaren en personen zijn de op grond van het Wetboek van Strafrecht beëdigde ambtenaren en de door gedeputeerde staten aangewezen personen. Deze personen behoeven niet in dienst te zijn van de provincie. Wel zullen de door gedeputeerde staten aangewezen personen moeten voldoen aan de voor de uitoefening van hun taak vereiste kwaliteit en opleiding.

In het derde lid is aangegeven dat voor de uitoefening van de taak het nodig kan zijn dat het eigendom van anderen moet worden betreden. De eigenaar c.q. de beheerder ervan zal de mogelijkheid moeten bieden om onregelmatigheden in de onderhoudstoestand van een werk op te sporen c.q. te verhelpen.

Artikel 5.2

Dit artikel geeft de maximale strafmaat aan, die de rechter kan opleggen voor een overtreding van een van de verbodsbepalingen in deze verordening.

HOOFDSTUK 6, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6.1

De ontheffingen die zijn verleend op grond van het provinciaal Wegenreglement Drenthe 1958 en het Reglement waterwegen Drenthe 1987, blijven onverkort gehandhaafd. Zij worden geacht te zijn genomen op grond van de nieuwe verordening.

Artikel 6.3, Citeertitel

Gekozen is voor de term "verordening", enerzijds omdat de Provinciewet spreekt over verordeningen betreffende de waterstaat, anderzijds als tegenstelling ten opzichte van reglementen zoals het Reglement 's rijks waterstaatswerken en het Wegenverkeersreglement.