Regeling vervallen per 01-07-2012

Provinciale regeling buurtbusprojecten

Geldend van 03-05-2001 t/m 30-06-2012

Intitulé

Provinciale regeling buurtbusprojecten

3.2.2.   PROVINCIALE REGELING BUURTBUSPROJECTEN

Inhoud

Artikel 1

1.   Burgemeester en wethouders van (een) gemeente(n) kunnen bij gedeputeerde staten een aanvraag indienen voor het starten van een buurtbusproject.

2.   Indien een buurtbusproject voor een deel betrekking heeft op het grondgebied van een of meer aangrenzende provincies, vragen gedeputeerde staten advies aan deze provincie(s).

Artikel 2

1.   Gedeputeerde staten beoordelen of het aangevraagde buurtbusproject voldoet aan de volgende voorwaarden:

-     het gebied waarin de buurtbus rijdt dient een landelijk karakter te hebben;

-     het gebied waarin de buurtbus rijdt dient ten minste 800 inwoners te hebben die minimaal 1.250 m langs de openbare weg gemeten, van een openbaarvervoervoorziening verwijderd wonen; daarbij wordt geen rekening gehouden met ritten van een bepaalde lijn in een frequentie van minder dan 3 ritten per dag die in de dienstregeling zijn opgenomen, gericht op het bieden van een vervoervoorziening van en naar een bepaald evenement of een bepaalde bestemming;

-     de buurtbus mag geen afbreuk doen aan andere openbaarvervoerdiensten;

-     de buurtbus moet een aan- en afvoerfunctie vervullen voor het omringende openbaar vervoer;

-     er moeten aantoonbaar voldoende vrijwillige buurtbuschauffeurs inzetbaar zijn om op een adequate wijze aan de vervoerbehoefte van de inwoners van het gebied te voldoen;

-     het gebied waarin de buurtbus rijdt, dient zodanig van aard en omvang te zijn dat bij de inzet van 1 buurtbus op adequate wijze aan de vervoerbehoefte van de inwoners van het gebied kan worden voldaan.

2.   Wanneer een buurtbusproject voldoet aan de in het vorige lid genoemde voorwaarden, besluiten gedeputeerde staten dat het buurtbusproject van start kan gaan.

Artikel 3

1.   Bij een positieve beslissing op een aanvraag voor een buurtbusproject kennen gedeputeerde staten aan de betrokken vervoeronderneming een bijdrage toe voor de exploitatie van de buurtbus.

2.   Van de bijdrage die de provincie van het Rijk ontvangt voor de exploitatie van het openbaar vervoer, stellen gedeputeerde staten jaarlijks een bedrag beschikbaar aan het desbetreffende buurtbusproject. Dit bedrag is bestemd voor de onkosten die zijn gemoeid met de organisatie van het buurtbusproject.

Artikel 4

1.   Nieuwe buurtbusprojecten dienen te worden georganiseerd in een vereniging. Bestaande projecten zijn bij voorkeur georganiseerd in een vereniging.

2.   De statuten van een buurtbusvereniging behoeven de goedkeuring van gedeputeerde staten.

Artikel 5

De betrokken vervoeronderneming maakt afspraken met de buurtbusorganisatie inzake de exploitatie van de buurtbus. Gedeputeerde staten worden geïnformeerd over deze afspraken.

Artikel 6

De buurtbus is eigendom van en in beheer bij de betrokken vervoeronderneming. Op de vervoeronderneming rust de plicht voor vervanging van de buurtbus te zorgen indien deze niet beschikbaar is.

Artikel 7

Buurtbuschauffeurs dienen in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs B(E), tussen de 19 jaar en 75 jaar te zijn en medisch te zijn goedgekeurd. Dit laatste moet blijken uit een geneeskundige verklaring als bedoeld in het Besluit personenvervoer.

Artikel 8

1.   Gedeputeerde staten kunnen een buurtbusproject beëindigen als:

-     niet meer voldaan wordt aan een of meerdere van de in artikel 2 genoemde voorwaarden;

-     het project in aanmerking komt voor vervanging door een andere openbaarvervoervoorziening;

-     het aantal reizigers dat van de buurtbus gebruikmaakt minder is dan gemiddeld 400 per maand. Gedurende het eerste jaar zal de toetsing aan de getalsnorm niet plaatsvinden. Als in de periode daarna blijkt dat het aantal personen dat van de buurtbus gebruikmaakt over meerdere maanden beschouwd minder is dan gemiddeld 400 per maand, zal de provincie met de buurtbusvereniging of het buurtbuscomité en de vervoeronderneming bekijken welke wijzigingen in de dienstregeling kunnen worden aangebracht om het aantal reizigers te vergroten. Als binnen een half jaar geen oplossing voorhanden is, of de maatregelen binnen een half jaar nadat ze getroffen zijn geen effect sorteren, kan het buurtbusproject met ingang van het volgende dienstregelingsjaar worden beëindigd.

2.   Alvorens over te gaan tot beëindiging van een buurtbusproject, vragen gedeputeerde staten advies aan burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente(n).

3.   Indien het buurtbusproject dat in aanmerking komt voor beëindiging voor een deel betrekking heeft op het grondgebied van een of meer aangrenzende provincies, vragen gedeputeerde staten tevens advies aan deze provincie(s).

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1998.

Artikel 10

Deze regeling kan worden aangehaald als Provinciale regeling buurtbusprojecten.