Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR7983
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR7983/1
Regeling vervallen per 21-02-2008
Reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, voor het openbaar basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de gemeente Stadskanaal
Geldend van 01-08-1996 t/m 20-02-2008
Intitulé
Reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, voor het openbaar basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de gemeente StadskanaalDe Raad der gemeente Stadskanaal;
gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 20 september 1996, nr. R 5040;
besluit:
Reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, voor het openbaar basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs in de gemeente Stadskanaal, als bedoeld in artikel 28, derde lid van de Wet Medezeggenschap Onderwijs 1992 (Stb 1992, 663)
TITEL 1 ALGEMEEN
Artikel 1 Begripsbepaling
Dit reglement verstaat onder:
- a.
de wet:
-
de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 (Stb. 1992, 663);
- b.
medezeggenschapsraad:
-
de medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 3 van de wet;
- c.
gemeenschappelijke medezeggenschapsraad:
-
de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad als bedoeld in artikel 28 van de wet;
- d.
school:
-
een openbare school voor basisonderwijs, als bedoeld in de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1986, 256), een openbare school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, als bedoeld in de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs (Stb. 1987, 614), een openbare school, cursus dan wel inrichting voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs (Stb. 1986, 552), een uit de openbare kas bekostigde school voor beroepsbegeleidend onderwijs als bedoeld in de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs (Stb. 1992, 337) en een school als bedoeld in de Experimentenwet onderwijs (Stb. 1970, 370), voor zover aangesloten bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad;
- e.
bevoegd gezag:
-
het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1, aanhef, onderdeel c, sub 2° en 3° van de wet;
- f.
leerlingen:
-
leerlingen in de zin van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs en deelnemers in de zin van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs;
- g.
ouders:
-
de ouders, voogden of verzorgers van de leerling;
- h.
personeel:
-
het aan de school verbonden personeel, mede zijnde de leden van de schoolleiding, waaronder mede wordt verstaan het in algemene dienst bij het bevoegd gezag aangestelde onderwijzend en onderwijsondersteunend personeel;
- i.
geleding:
-
het deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel onderscheidenlijk uit en door de ouders, en de leerlingen is gekozen alsook de leerlingen, de ouders en het personeel, als hiervoor bedoeld onder f, g en h;
- j.
gemeenschappelijke geledingenraad:
-
de gemeenschappelijke geledingenraad als bedoeld in artikel 29 van de wet;
- k.
decentraal georganiseerd overleg:
-
het overleg tussen het bevoegd gezag en de daarvoor in aanmerking komende organisaties, als bedoeld in artikel 22a van de Wet op het basisonderwijs, artikel 30a van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, artikel 40 van de Wet op het voortgezet onderwijs, artikel 2.51, tweede lid van de Wet op het cursorisch beroepsonderwijs en artikel 4a van de Experimentenwet onderwijs;
- l.
commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen:
-
de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen bij de arbeid, als bedoeld in artikel 13 van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen (Stb. 1989, 169)
- m.
raamovereenkomst Formatiebudgetsysteem:
-
de overeenkomst als bedoeld in het akkoord tussen de centrales van overheids- en onderwijspersoneel, aangesloten bij de Bijzondere Commissie, als bedoeld in titel IV-A2 van het Rechtspositiebesluit Onderwijspersoneel en de besturenorganisaties/Vereniging van Nederlandse Gemeenten, aangesloten bij de Commissie Besturenorganisaties, als bedoeld in titel IV-B2 voornoemd.
TITEL 2 DE GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 2
- 1.
Er is een gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voor de scholen.
- 2.
De leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad worden rechtstreeks uit en door de betrokken afzonderlijke medezeggenschapsraden gekozen volgens de bepalingen van dit reglement.
Artikel 3 Omvang en samenstelling van de raad
Iedere afzonderlijke medezeggenschapsraad kiest uit zijn midden twee leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, waarvan een lid gekozen is uit en door de personeelsgeleding en een lid gekozen is uit en door de ouder- of leerlingengeleding.
Artikel 4 Adviseurs
- 1.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en het bevoegd gezag kunnen na onderling overleg derden uitnodigen om als adviseur bijeenkomsten van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en het bevoegd gezag bij te wonen.
- 2.
Een vertegenwoordiger van de plaatselijke afdeling van de Vereniging voor Openbaar Onderwijs kan als adviseur deelnemen aan de bijeenkomsten van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad.
- 3.
Een adviseur heeft spreekrecht.
Artikel 5 Zittingsduur
- 1.
Een lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad heeft zitting voor de periode dat hij deel uitmaakt van de medezeggenschapsraad waardoor en waaruit hij is gekozen.
- 2.
Een lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad treedt na zijn zittingsperiode af en is terstond herkiesbaar, mits hij op dat tijdstip zitting heeft in een van de bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad aangesloten medezeggenschapsraden.
- 3.
Behalve door periodieke aftreding eindigt het lidmaatschap van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad:
- a.
door overlijden;
- b.
door opzegging door het lid;
- c.
door ondercuratelestelling.
- a.
Artikel 6 Verkiezingen
Het bevoegd gezag kan, na advies van de betrokken medezeggenschapsraden, aanwijzingen geven voor de organisatie en de wijze van verkiezing van de leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad.
TITEL 3 ALGEMENE BEVOEGDHEDEN EN TAKEN GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 7
- 1.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad wordt ten minste tweemaal per jaar in de gelegenheid gesteld de algemene gang van zaken in de scholen met het bevoegd gezag te bespreken.
- 2.
Het bevoegd gezag en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad komen bijeen, indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door het bevoegd gezag, de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad of het deel van de raad, dat uit en door het personeel onderscheidenlijk uit en door de ouders en de leerlingen is gekozen.
Artikel 8 Initiatiefbevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
- 1.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is bevoegd tot bespreking van alle aangelegenheden die van gemeenschappelijk belang zijn voor de scholen. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden aan het bevoegd gezag voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken.
- 2.
Het bevoegd gezag brengt op de voorstellen bedoeld in het eerste lid binnen drie maanden een schriftelijke, met redenen omkleedde reactie uit aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad. Alvorens hiertoe over te gaan, stelt het bevoegd gezag de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad ten minste eenmaal in de gelegenheid met hem over de voorstellen overleg te plegen.
TITEL 4 BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 9
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad treedt uitsluitend in de plaats van de betrokken afzonderlijke medezeggenschapsraden ten aanzien van de uitoefening van de bijzondere bevoegdheden als bedoeld in deze titel, voor zover de aangelegenheden van gemeenschappelijk belang zijn voor de betrokken scholen. Het onderwerp wordt niet door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in behandeling genomen, indien 2/3 deel van de leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad besluit, dat het betreffende onderwerp niet van gemeenschappelijk belang is.
Artikel 10 Instemmingsbevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voor de door hem voorgenomen besluiten met betrekking tot:
- a.
verandering van de onderwijskundige doelstellingen van de school;
- b.
vaststelling of wijziging van het schoolwerkplan dan wel het leerplan;
- c.
vaststelling of wijziging van het schoolreglement;
- d.
vaststelling of wijziging van het activiteitenplan voor zover het betreft een school voor basisonderwijs, voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, en van de schooltijden voor zover het betreft een school voor voortgezet onderwijs;
- e.
vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het verrichten door ouders van ondersteunende werkzaamheden ten behoeve van de school en het onderwijs;
- f.
vaststelling of wijziging van regels op het gebied van de veiligheid en de gezondheid; en
- g.
het doen van een verzoek tot afwijking als bedoeld in artikel 30, eerste lid van de wet;
- h.
het aangaan, verbreken of belangrijk wijzigen van een duurzame samenwerking met een andere instelling, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid ter zake;
- i.
deelneming of beëindiging van deelneming aan een onderwijskundig project of experiment, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake;
- j.
vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de organisatie van de school, vaststelling of wijziging van een bestuursreglement met betrekking tot de taken van de centrale directie daaronder begrepen;
- k.
vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de aanstelling en het ontslag van de schoolleiding en het overige personeel;
Artikel 11 Adviesbevoegdheid gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad wordt vooraf in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over de door het bevoegd gezag voorgenomen besluiten met betrekking tot:
- a.
verandering van de grondslag van de school;
- b.
vaststelling of wijziging van het lesrooster in het voortgezet onderwijs;
- c.
vaststelling of wijziging van de bestemming in hoofdlijnen van de middelen die door het bevoegd gezag ten behoeve van de school uit de openbare kas of van anderen zijn ontvangen, met uitzondering van de middelen die van de ouders zijn ontvangen zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat;
- d.
beëindiging, belangrijke inkrimping of uitbreiding van de werkzaamheden van de school of van een belangrijk onderdeel daarvan, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake;
- e.
overdracht of omzetting van de school of van een onderdeel daarvan dan wel fusie van de school met een andere school, dan wel vaststelling of wijziging van het beleid terzake;
- f.
vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de aanstelling en het ontslag van de schoolleiding en het overig personeel;
- g.
aanstelling of ontslag van de schoolleiding;
- h.
vaststelling of wijziging van de concrete taakverdeling binnen de schoolleiding, alsmede de vaststelling of wijziging van een mogelijk directiestatuut;
- i.
regeling van de vakantie;
- j.
het oprichten van een centrale dienst;
- k.
nieuwbouw of belangrijke verbouwing van de school;
- l.
vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het onderhoud van de school;
- m.
fundamentele wijziging in de huisvesting, anders dan de aangelegenheden onder k en l.
Artikel 12 Instemmingsbevoegdheid personeelsgeleding
Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat uit en door het personeel is gekozen voor de door hem voorgenomen besluiten met betrekking tot de volgende aangelegenheden:
- a.
regeling van de gevolgen voor het personeel van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als hiervoor bedoeld in artikel 11, onderdelen a, d, e, f en j, alsmede met betrekking tot een aangelegenheid als hierna bedoeld in artikel 13, onderdeel d;
- b.
vaststelling of wijziging van het formatieplan van de school;
- c.
vaststelling of wijziging van regels met betrekking tot de nascholing van het personeel;
- d.
vaststelling of wijziging van een mogelijk werkreglement voor het personeel en van de opzet en de inrichting van het werkoverleg, voor zover het besluit van algemene gelding is voor alle of een gehele categorie van personeelsleden;
- e.
vaststelling of wijziging van de verlofregeling van het personeel;
- f.
vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toekenning van salarissen, toelagen en gratificaties aan het personeel;
- g.
vaststelling of wijziging van de taakverdeling respectievelijk de taakbelasting binnen het personeel, de schoolleiding daaronder niet begrepen;
- h.
vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot personeelsbeoordeling, functiebeloning en functiedifferentiatie;
- i.
vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot het verzilveren, sparen, poolen en overhevelen van formatierekeneenheden; en
- j.
regeling van de aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van het personeel van de scholen, indien en voor zover dit op grond van artikel 5 van de Raamovereenkomst Formatiebudgetsysteem aan de personeelsgeleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is overgelaten.
Artikel 13 Instemmingsbevoegdheid ouders-/leerlingengeleding
Het bevoegd gezag behoeft de voorafgaande instemming van dat deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat uit en door de ouders en/of de leerlingen is gekozen, voor de door hem voorgenomen besluiten met betrekking tot:
- a.
regeling van de gevolgen voor de ouders of leerlingen van een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als hiervoor bedoeld in artikel 11 onderdelen a, d, e, en f, en j;
- b.
vaststelling of wijziging van de bestemming van de middelen die van de ouders zijn ontvangen zonder dat daartoe een wettelijke verplichting bestaat;
- c.
vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot voorzieningen ten behoeve van leerlingen;
- d.
vaststelling of wijziging van een mogelijk ouders- of leerlingenstatuut.
Artikel 14 Adviesbevoegdheid personeels- en ouders-/leerlingengeleding
Indien het bevoegd gezag op grond van artikel 12 of 13 voor een te nemen besluit voorafgaande instemming van het ene deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad behoeft, stelt deze het andere deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in de gelegenheid daar advies over uit te brengen.
Artikel 15 Regeling gevolgen voor personeels- en ouders-/leerlingengeleding
Een besluit met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar wordt verwezen in artikel 12, onderdeel a, dan wel artikel 13, onderdeel a, wordt niet ten uitvoer gelegd voordat een definitief besluit is genomen over de regeling van de gevolgen van dat besluit voor het personeel, dan wel voor de ouders of de leerlingen als bedoeld in artikel 12, onderdeel a, respectievelijk artikel 13, onderdeel a, tenzij dringende redenen in het belang van de school een eerdere tenuitvoerlegging noodzakelijk maken.
Artikel 16 Toepasselijkheid bijzondere bevoegdheden
- 1.
De artikelen 10 tot en met 14 van dit reglement zijn niet van toepassing indien en voor zover de betrokken aangelegenheid voor de scholen reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens wet gegeven voorschrift of een collectieve arbeidsovereenkomst.
- 2.
De artikelen 10 tot en met 14 van dit reglement zijn bovendien niet van toepassing:
- a.
indien en voor zover de betrokken aangelegenheid hetindividuele personeelslid dan wel de individuele leerling betreft, onverminderd het bepaalde in artikel 11, onderdeel g;
- b.
indien en voor zover de betrokken aangelegenheid de algemene rechtstoestand van het personeel betreft en daarover overleg wordt gevoerd door het bevoegd gezag in het decentraal georganiseerd overleg;
- c.
indien en voor zover het bevoegd gezag ten aanzien van de betrokken aangelegenheid toepassing geeft aan de Raamovereenkomst Formatiebudgetsysteem.
- a.
Artikel 17 Regels besluitvorming
- 1.
Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 11, onderdeel c, wordt niet genomen dan na afweging van in elk geval de onderwijskundige, de personele en de materiële belangen van de aangesloten scholen, welke afweging schriftelijk in de motivering van het besluit tot uitdrukking wordt gebracht.
- 2.
Een besluit met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 12, onderdelen b, g, h en i, wordt genomen met inachtneming van in elk geval de besluiten tot vaststelling van het schoolwerkplan, het activiteitenplan, de hoofdlijnen van de bestemming van de financiële middelen en het organisatiebeleid van de aangesloten scholen.
- 3.
Een besluit met betrekking tot de aangelegenheden waarnaar wordt verwezen in artikel 12, onderdeel c, wordt genomen met inachtneming van in elk geval de onderwijskundige doelstellingen van de school en de vormgeving van het onderwijs zoals neergelegd in het schoolwerkplan en het activiteitenplan van de aangesloten scholen.
Artikel 18 Termijnen
- 1.
Het bevoegd gezag stelt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad of die geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschap die het aangaat een redelijke termijn waarbinnen het advies uitgebracht dient te zijn over de voorgenomen besluiten met betrekking tot een aangelegenheid als bedoeld in artikel 11 van dit reglement.
- 2.
Het bevoegd gezag stelt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel die geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die het aangaat een redelijke termijn waarbinnen uitsluitsel gegeven dient te worden of al dan niet instemming met de voorgenomen besluiten met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 10, 12 dan wel 13 van dit reglement verleend wordt.
- 3.
Het bevoegd gezag stelt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad onverwijld in kennis van voornemens met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in artikel 10, onderdeel a en artikel 11, onderdelen a, d en e.
- 4.
De in het eerste en tweede lid bedoelde termijn kan door het bevoegd gezag per geval, op gemotiveerd verzoek van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel die geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die het aangaat, worden verlengd.
- 5.
Met inachtneming van de in het eerste en tweede lid bedoelde termijnen stelt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel de geleding van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die het aangaat, het bevoegd gezag zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis van de hem gevraagde en ongevraagde adviezen over het al dan niet verlenen van instemming met de voorgenomen besluiten met betrekking tot de aangelegenheden als bedoeld in artikel 11 respectievelijk de artikelen 10, 12 en 13 van dit reglement.
- 6.
Indien de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel dat deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad gekozen door de geleding die het aangaat, niet binnen de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn advies uitbrengt dan wel geen uitsluitsel geeft over het al dan niet verlenen van instemming, wordt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad geacht het eens te zijn met, respectievelijk in te stemmen met het aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad voorgelegde voorgenomen besluit.
Artikel 19 Adviesaanvrage en niet volgen advies
Indien een te nemen besluit ingevolge het bepaalde in artikel 11 van dit reglement vooraf voor advies dient te worden voorgelegd aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, draagt het bevoegd gezag er zorg voor dat:
- a.
advies wordt gevraagd op een zodanig tijdstip dat het advies van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming;
- b.
de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in de gelegenheid wordt gesteld met hem overleg te voeren voordat advies wordt uitgebracht;
- c.
de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis wordt gesteld van de wijze waarop aan het uitgebrachte advies gehoor wordt gegeven;
- d.
de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, indien het bevoegd gezag het advies niet of niet geheel wil volgen de redenen daartoe zo spoedig mogelijk worden medegedeeld en dat de raad in de gelegenheid wordt gesteld met hem nader overleg te voeren, alvorens het besluit definitief wordt genomen.
TITEL 5 OVERIGE BEVOEGDHEDEN GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 20 Overige taken gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
- 1.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad bevordert naar vermogen openheid, openbaarheid en onderling overleg in de scholen.
- 2.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad waakt voorts in het algemeen tegen discriminatie op welke grond dan ook en bevordert gelijke behandeling van mannen en vrouwen en in het bijzonder de gelijke behandeling van mannen en vrouwen en de inschakeling van gehandicapten.
Artikel 21 Gelijke behandeling mannen en vrouwen
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is bevoegd om overeenkomstig artikel 14, tweede lid, aanhef, onderdeel d van de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen (Stb. 1989, 169) de Commissie gelijke behandeling van mannen en vrouwen schriftelijk te verzoeken te onderzoeken of op één of meer van de scholen die zijn aangesloten bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, een onderscheid wordt gemaakt als bedoeld in artikel 1636ij van het Burgerlijk Wetboek of als bedoeld in de Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen, en zijn oordeel daarover kenbaar te maken.
Artikel 22 Arbeidsomstandigheden
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad heeft de bevoegdheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Stb. 1991, 494) juncto artikel 14, eerste lid van de Arbeidsomstandighedenwet (Stb. 1990, 94), alsmede de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 35, 40, 41 en 42 van de Arbeidsomstandighedenwet (Stb. 1990, 94), krachtens welke de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad:
- a.
de nodige inlichtingen worden verschaft;
- b.
in de gelegenheid wordt gesteld zijn mening kenbaar te maken dan wel te worden gehoord;
- c.
het recht heeft een verzoek om wetstoepassing te doen;
- d.
het recht heeft een bezwaarschrift in te dienen.
TITEL 6 INRICHTING EN WERKWIJZE GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 23 Verkiezing voorzitter, secretaris en penningmeester
- 1.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad kiest uit zijn midden een voorzitter, een of meer plaatsvervangende voorzitters, een secretaris en een penningmeester. De functies van secretaris en penningmeester kunnen worden gecombineerd.
- 2.
Voorzitter, secretaris en penningmeester worden bij voorkeur niet allen uit dezelfde geleding gekozen.
Artikel 24 Bijeenkomsten
- 1.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad komt ten behoeve van de uitoefening van zijn taak bijeen:
- a.
op verzoek van de voorzitter;
- b.
op verzoek van een derde van het aantal zitting hebbende leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, onder opgave van redenen.
- a.
- 2.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en het bevoegd gezag komen bijeen in het geval als bedoeld in artikel 7 van dit reglement en indien daarom onder opgave van redenen wordt verzocht door het bevoegd gezag, de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad of het deel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat door het personeel onderscheidenlijk door de ouders of de leerlingen is gekozen.
- 3.
De in het eerste en tweede lid bedoelde bijeenkomsten vinden plaats op een voor de leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad redelijkerwijze geschikt tijdstip.
- 4.
De secretaris zendt een afschrift van de agenda en het verslag van de bijeenkomst van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad aan het bevoegd gezag en aan de medezeggenschapsraden van de aangesloten scholen.
Artikel 25 Openbaarheid en geheimhouding
- 1.
De vergadering van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad is openbaar, tenzij over individuele personen wordt gesproken of de aard van een te behandelen zaak naar het oordeel van een derde van de leden zich daartegen verzet.
- 2.
De leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij in hun hoedanigheid vernemen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag dan wel de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad hun geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij, in verband met opgelegde geheimhouding, het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen. Degene die de geheimhouding oplegt, deelt daarbij tevens mede welke schriftelijk of mondeling verstrekte gegevens onder de geheimhouding vallen en hoe lang deze dient te duren, alsmede of er personen zijn ten aanzien van wie de geheimhouding niet in acht behoeft te worden genomen. De plicht tot geheimhouding vervalt niet door beëindiging van het lidmaatschap van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, noch door beëindiging van de band van de betrokkene met de school, die hij vertegenwoordigt.
- 3.
Indien bij een vergadering of een onderdeel daarvan een persoonlijk belang van een van de leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in het geding is, kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad besluiten dat het betrokken lid aan die vergadering of dat onderdeel daarvan niet deelneemt. De behandeling van de desbetreffende aangelegenheid vindt dan plaats in een besloten vergadering.
Artikel 26 Uitsluiting van leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
- 1.
Het bevoegd gezag kan op verzoek van twee derde van het aantal leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, dan wel nadat twee derde van het aantal leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad met een dergelijk voorstel van het bevoegd gezag heeft ingestemd, een lid van de raad uitsluiten van deelname aan de werkzaamheden van de raad. Uitsluiting is slechts mogelijk voor een bepaalde tijd.
- 2.
Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan slechts door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad worden gedaan, op grond van het feit dat de belanghebbende de werkzaamheden van de raad ernstig belemmert dan wel op grond van het feit dat de belanghebbende zich niet heeft gehouden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 25, tweede lid van dit reglement.
- 3.
Het in het eerste lid bedoelde voorstel kan slechts door het bevoegd gezag worden gedaan, op grond van het feit dat de belanghebbende het overleg van de raad met hem ernstig belemmert dan wel op grond van het feit dat de belanghebbende zich niet heeft gehouden aan de geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 25, tweede lid van dit reglement.
- 4.
Voordat het in het eerste lid bedoelde verzoek wordt gedaan wordt de belanghebbende door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in de gelegenheid gesteld zijn oordeel daarover kenbaar te maken. Dit oordeel wordt bij het verzoek gevoegd. Het achtste lid is van overeenkomstige toepassing.
- 5.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad stelt de belanghebbende in de gelegenheid zijn oordeel kenbaar te maken over het in het eerste lid gedane voorstel, alvorens te besluiten of hij al dan niet instemt met het gedane voorstel.
- 6.
Het bevoegd gezag kan bepalen dat de belanghebbende zich, in afwachting van de beslissing bedoeld in het eerste lid, van deelname aan alle of bepaalde werkzaamheden in verband met de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad onthoudt.
- 7.
Het bevoegd gezag neemt de beslissing bedoeld in het eerste lid niet eerder dan nadat de belanghebbende - indien hij dat wenst in het bijzijn van een raadsman - in de gelegenheid is gesteld zich mondeling of schriftelijk te verweren.
- 8.
Van het mondeling verweer maakt het bevoegd gezag aanstonds proces-verbaal op dat na voorlezing wordt ondertekend door hem te wiens overstaan het verweer heeft plaatsgevonden en door de belanghebbende. Weigert de belanghebbende de ondertekening dan wordt daarvan, zo mogelijk met vermelding van redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt aan de belanghebbende uitgereikt.
- 9.
Van de beslissing wordt de belanghebbende onverwijld bij aangetekende brief in kennis gebracht. De beslissing is met redenen omkleed, en vermeldt op welke wijze, binnen welke termijnen en bij welke instantie beroep openstaat.
- 10.
Het lid van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dat in zijn hoedanigheid van lid van de medezeggenschapsraad voor bepaalde tijd is uitgesloten van deelname aan de werkzaamheden van de medezeggenschapsraad, is voor eenzelfde periode uitgesloten van deelname aan de werkzaamheden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad.
Artikel 27 Jaarverslag
- 1.
De secretaris en de penningmeester maken jaarlijks een verslag van de werkzaamheden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in het afgelopen jaar.
- 2.
Het jaarverslag wordt vastgesteld door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en ter kennisneming gezonden dan wel bekendgemaakt aan het bevoegd gezag en de eventuele gemeenschappelijke geledingsraden, alsmede aan de schoolleiding en de medezeggenschapsraden van de bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad aangesloten scholen.
Artikel 28 Gemeenschappelijke geledingenraad
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad stelt de eventuele gemeenschappelijke geledingenraden ten minste eenmaal per jaar in de gelegenheid om over aangelegenheden die de betrokken geleding in het bijzonder aangaan met hem overleg te voeren.
Artikel 29 Huishoudelijk reglement en verdeling beschikbare middelen
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad legt in een bijlage bij het reglement vast:
- a.
een huishoudelijk reglement waarin ten minste zijn geregeld de agendering, de besluitvorming en het verslag van de vergadering;
- b.
de wijze waarop door het bevoegd gezag beschikbaar gestelde middelen voor de raad en de eventuele geledingenraden worden verdeeld.
TITEL 7 PROCEDURE IN GEVAL VAN GESCHILLEN
Artikel 30 Competentie geschillencommissie
- 1.
Geschillen als bedoeld in deze titel worden voorgelegd aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs.
- 2.
Het reglement van de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs is van toepassing.
PARAGRAAF 1 GESCHIL BIJZONDERE INSTEMMINGSBEVOEGDHEID RAAD
Artikel 31
Indien aan een te nemen besluit van het bevoegd gezag de instemming, vereist ingevolge de artikelen 10, 12 dan wel 13 van dit reglement, is onthouden, deelt het bevoegd gezag binnen 3 maanden aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad mede of het voorstel wordt ingetrokken dan wel of het voorstel wordt voorgelegd aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs. Indien deze mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan, vervalt het voorstel.
PARAGRAAF 2 GESCHIL INHOUD REGLEMENT
Artikel 32
Voor zover aan een voorstel van het bevoegd gezag tot vaststelling of wijziging van het reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, voor wat betreft onderwerpen, anders dan de bijzondere bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13, de ingevolge artikel 40 van dit reglement vereiste instemming is onthouden, deelt het bevoegd gezag aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad dan wel de raad aan het bevoegd gezag binnen drie maanden mede, of het voorstel wordt voorgelegd aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs. Indien een dergelijke mededeling niet binnen drie maanden wordt gedaan, vervalt het voorstel.
PARAGRAAF 3 GESCHIL BIJZONDERE ADVIESBEVOEGDHEID RAAD
Artikel 33
- 1.
Indien het bevoegd gezag een besluit neemt waarbij het het advies van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, vereist ingevolge artikel 11 van dit reglement niet of niet geheel volgt, wordt de uitvoering van dat besluit met een maand op-geschort, tenzij de raad tegen onmiddellijke uitvoering van het besluit geen bezwaar heeft. [ "op-geschort" moet zijn "opgeschort" ]
- 2.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad kan binnen een maand nadat het bevoegd gezag een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen, dat besluit aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs voorleggen.
- 3.
De behandeling van het besluit door de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verlengt de opschorting, als bedoeld in het eerste lid, niet.
PARAGRAAF 4 GESCHIL INTERPRETATIE
Artikel 34
Indien het bevoegd gezag en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad van mening verschillen over de interpretatie van het bij of krachtens de wet dan wel het reglement bepaalde kan ieder van hen de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken te bepalen welke interpretatie daaraan dient te worden gegeven.
PARAGRAAF 5 GESCHIL INITIATIEF GEMEENSCHAPPELIJKE MEDEZEGGENSCHAPSRAAD
Artikel 35 Geen reactie op standpunt of voorstel
Indien het bevoegd gezag niet binnen drie maanden een reactie als bedoeld in artikel 8, tweede lid van dit reglement heeft uitgebracht op een door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad gedaan voorstel of kenbaar gemaakt standpunt als bedoeld in artikel 8, eerste lid van dit reglement, kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad binnen twee weken na het verstrijken van de termijn, de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken een termijn vast te stellen waarbinnen het bevoegd gezag alsnog een zodanige reactie dient uit te brengen.
Artikel 36 Onvoldoende gemotiveerde reactie
Indien het bevoegd gezag naar het oordeel van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad een onvoldoende met redenen omkleedde reactie als bedoeld in artikel 8, tweede lid van dit reglement, heeft uitgebracht op een door de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad gedaan voorstel of kenbaar gemaakt standpunt als bedoeld in artikel 8, eerste lid van dit reglement, kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad de reactie ter beoordeling aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs voorleggen en deze verzoeken een termijn vast te stellen waarbinnen het bevoegd gezag alsnog een zodanige reactie dient uit te brengen.
Artikel 37 Overleg
Indien de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad aan de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs een verzoek voorlegt als bedoeld in de artikelen 35 en 36 van het reglement en het bevoegd gezag geen overleg heeft gevoerd als bedoeld in artikel 8, tweede lid van dit reglement, kan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad de Landelijke geschillencommissie voor het openbaar onderwijs verzoeken een termijn te bepalen waarbinnen het overleg alsnog plaatsvindt.
TITEL 8 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 38 Rechtsbescherming
Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de personen die kandidaat zijn geweest voor het lidmaatschap van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad, alsmede de leden en de gewezen leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad niet uit hoofde daarvan worden benadeeld in hun positie met betrekking tot de school waaraan zij zijn verbonden.
Artikel 39 Informatieverstrekking
- 1.
Het bevoegd gezag verstrekt de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad aan het begin van het schooljaar schriftelijk de basisgegevens met betrekking tot de hoofdpunten van het reeds vastgestelde beleid. Het bevoegd gezag stelt de raad ten minste eenmaal per jaar schriftelijk in kennis van het door hem in het afgelopen jaar gevoerde beleid en van de beleidsvoornemens voor het komende jaar ten aanzien van de aangesloten scholen op financieel, organisatorisch en onderwijskundig gebied.
- 2.
Het bevoegd gezag en de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad verschaffen elkaar, al dan niet gevraagd, tijdig alle inlichtingen die zij voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig hebben.
Artikel 40 Wijziging reglement
- 1.
Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement met betrekking tot de bijzondere bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 10 tot en met 13 van dit reglement als voorstel voor aan de medezeggenschapsraad van de afzonderlijke scholen die bij de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad zijn betrokken en stelt het gewijzigde reglement niet vast dan nadat het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van zowel het bevoegd gezag als ten minste tweederde van het aantal leden van iedere afzonderlijke medezeggenschapsraad heeft verworven.
- 2.
Het bevoegd gezag legt elke wijziging van dit reglement, behoudens die met betrekking tot de artikelen 10 tot en met 13 van dit reglement, als voorstel voor aan de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad en stelt het gewijzigde reglement niet vast dan nadat het na overleg al dan niet gewijzigde voorstel de instemming van ten minste tweederde van het aantal leden van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad heeft verworven.
TITEL 9 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 41 Overgangsrecht gemeenschappelijke medezeggenschapsraad
- 1.
De gemeenschappelijke medezeggenschapsraad die op de datum van inwerkingtreding van dit reglement ingevolge artikel 14 van de Wet medezeggenschap onderwijs (Stb. 1981, 778) aan de school is verbonden, geldt als gemeenschappelijke medezeggenschapsraad in de zin van dit reglement, totdat een medezeggenschapsraad aan de school is verbonden ingevolge artikel 28 van de WMO 1992.
- 2.
Indien van de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad bedoeld in het eerste lid overige leden als bedoeld in artikel 4, derde lid, onderdeel c van de Wet medezeggenschap onderwijs, deel uitmaken, hebben zij zitting in de raad met adviserende stem.
Artikel 42 Citeertitel
Dit reglement kan worden aangehaald als "reglement voor de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad openbare scholen gemeente Stadskanaal" en treedt in werking op 1 augustus 1996.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl