Regeling vervallen per 01-08-2015

Beleidslijn BIBOB voor horeca, prostitutie en speelautomatenhallen

Geldend van 29-05-2009 t/m 31-07-2015

Intitulé

Beleidslijn BIBOB voor horeca, prostitutie en speelautomatenhallen

1. Inleiding

Steeds vaker blijkt de georganiseerde misdaad erin te slagen om criminele activiteiten uit te voeren met onbedoelde hulp van een bestuursorgaan (bijvoorbeeld deelname aan bouwprojecten om illegaal opgebouwd vermogen wit te wassen). Enerzijds is dit onwenselijk vanwege de economische macht die de georganiseerde misdaad hiermee kan verkrijgen. Anderzijds wordt de integriteit van de overheid hierdoor aangetast en lijdt het imago van het openbaar bestuur schade.

Om te voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert is sinds 1 juni 2003 de Wet BIBOB van kracht. BIBOB staat voor de Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur. Deze wet moet de integriteit van de bestuursorganen, waaronder gemeentelijke bestuursorganen, beschermen. De wet BIBOB geeft bestuursorganen immers een extra weigerings- en/of intrekkingsgrond op grond waarvan vergunningen of subsidies kunnen worden geweigerd of ingetrokken.

Ook de gemeente Velsen wil zich beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Daarom zullen de gemeentelijke bestuursorganen gebruik maken van de mogelijkheden die de Wet BIBOB hen biedt. Omdat het gebruik van de Wet BIBOB zwaar kan ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van personen en om willekeur te voorkomen, wordt in deze beleidslijn aangegeven op welke wijze de Wet BIBOB gebruikt zal worden bij de verlening van vergunningen voor de horeca en seksinrichtingen.

2. Toepassing beleidslijn

Uit landelijk onderzoek blijkt dat de horecabranche veelvuldig wordt ingezet voor criminele activiteiten. Daarom start de gemeente met deze branches bij de invoering van de Wet BIBOB. Later zal beleid worden vastgesteld voor aanbestedingen in de sectoren Milieu, Bouw en ICT, voor vergunningen in het kader van de Wet Milieubeheer (milieuvergunning) en de Woningwet (bouwvergunning) en voor subsidies.

In deze beleidslijn gaat het om de volgende vergunningen voor de branches horeca (inclusief coffeeshops) en prostitutie:

  • 1.

    horeca: exploitatievergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (“droge en natte horeca”) en de vergunning op grond van de Drank- en Horecawet (“natte horeca”);

  • 2.

    speelautomatenhallen: vergunning in het kader van artikel 30c, eerste lid, onderdeel c, van de Wet op de kansspelen (Wok);

  • 3.

    prostitutie: exploitanten van prostitutiebedrijven en seksinrichtingen behoeven een exploitatievergunning op grond van de APV.

Volgens de Wet BIBOB moet de gemeente eerst bekijken of er geen bestaande weigeringsgronden zijn zoals genoemd in de APV en de Drank- en Horecawet. Deze bestaande weigeringsgronden hebben namelijk ook betrekking op de integriteit van de vergunningaanvrager c.q. houder. Te denken valt bijvoorbeeld aan de eis “niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn”, of de eisen genoemd in het “Besluit eisen zedelijk gedrag”, behorend bij de Drank- en Horecawet.

Vervolgens moet de gemeente volgens de Wet BIBOB zelf onderzoek doen naar de vraag of door verstrekking van de gevraagde vergunning het risico wordt gelopen dat daardoor criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Dit onderzoek vindt plaats met behulp van het in artikel 30 van de Wet BIBOB omschreven aanvraagformulier (zie bijlage bij deze beleidslijn). Hierin wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene(n) zijn, wie de eventuele zakelijke partners zijn en wat de wijze van financiering is.

In laatste instantie kan de gemeente een advies aanvragen bij het Bureau BIBOB. Dit houdt in dat alle personen onderworpen kunnen worden aan een “BIBOB-onderzoek”.

3. Het BIBOB-instrument

De gemeente zal bij de procedure van vergunningverlening steeds onderzoeken of artikel 3 van de wet BIBOB van toepassing is. Volgens dit artikel kan de gemeente een vergunning weigeren of intrekken wanneer er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede gebruikt zal worden voor:

  • a.

    het benutten van voordelen uit strafbare feiten; en/of

  • b.

    het plegen van strafbare feiten.

Dit houdt in dat de gemeente in principe zal overgaan tot toepassing van de Wet BIBOB, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd of daarmee een strafbaar feit gepleegd gaat worden.

3.1 Algemene beleidsindicatoren

Als een vergunningaanvraag wordt ingediend wordt in het kader van de BIBOB-procedure een onderscheid gemaakt tussen een “lichte toets” en een “diepgaande toets”.

Met een lichte toets wordt een globaal onderzoek van de antwoorden op de vragen en van de overgelegde bescheiden bedoeld. Komt daaruit iets opvallends naar voren, bijvoorbeeld een “merkwaardige” financiering, dan kunnen de bescheiden nauwkeuriger gecheckt worden. Dit is de diepgaande toets.

Voor de toetsing van de aanvragen wordt de volgende procedure gevolgd:

  • 1.

    bij alle aanvragen worden de aangeleverde gegevens (bescheiden, inclusief vragenlijst) over financiering en bedrijfsactiviteiten globaal bekeken (lichte toets);

  • 2.

    als er naar aanleiding van de antwoorden op de vragenlijst en op basis van de bescheiden nog vragen zijn dan wordt een diepgaande toets uitgevoerd;

  • 3.

    het onder 1 en 2 gestelde blijft achterwege, ingeval een aanvrager bovengenoemde vragenlijst reeds voor dat bedrijf heeft ingevuld en in een periode van 3 jaar vanaf de datum van invullen zich geen wijzigingen (bijvoorbeeld exploitatievorm, financiering) hebben voorgedaan;

  • 4.

    bij inrichtingen die op grond van artikel 174a Gemeentewet of 13b van de Opiumwet zijn gesloten wordt een diepgaande toets uitgevoerd;

  • 5.

    als er na de diepgaande toets nog vragen blijven bestaan, wordt een advies aangevraagd bij het landelijk Bureau BIBOB;

  • 6.

    in de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente adviseert om in geval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau BIBOB te vragen, wordt eerst een diepgaande toets uitgevoerd, waarna, indien nodig, een advies wordt aangevraagd bij Bureau BIBOB.

  • 7.

    in gevallen waarin de mutatiefrequentie voor een bepaald pand of in een bepaald gebied hoog is, of indien informatie van derden daartoe aanleiding geeft, wordt een diepgaande toets uitgevoerd.

3.2 Betrokken personen en bedrijven

Uiteraard wordt de betrokkene, in dit geval de aanvrager van de vergunning zelf onderzocht. Daarnaast wordt onderzocht of deze misschien een relatie heeft tot strafbare feiten als bedoeld in de wet BIBOB. Dit betekent dat ook andere personen kunnen worden betrokken in het onderzoek. In artikel 3 van de wet is bepaald dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten door een ander gepleegd zijn en deze persoon:

  • direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene; dan wel

  • zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over betrokkene; dan wel

  • vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene; dan wel

  • in een zakelijk samenwerkingsverband tot hem staat. Deze andere persoon kan dus ook worden betrokken in het onderzoek.

3.3 Onderzoek door de gemeente

In het kader van de wet BIBOB zal de gemeente een onderzoek instellen om te beoordelen of sprake is van de in paragraaf 3.2 geschetste situatie. Dit onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • de door de aanvrager/houder van de vergunning beantwoorde vragen die zijn opgenomen in het standaard aanvraagformulier, inclusief de vragen van de bijlage;

  • de door hem/ haar aangeleverde documenten die moeten worden meegestuurd op grond van het standaard aanvraagformulier;

  • eventuele extra, op verzoek van de ambtenaar, overgelegde documenten of informatie;

  • open bronnen onderzoek (Kamer van Koophandel, Kadaster enz.).

De gemeente begint een onderzoek altijd bij de reeds bestaande weigeringsgronden, die te maken hebben met de integriteit van de aanvrager. Indien reeds op grond van één van deze gronden de vergunningen geweigerd/ingetrokken dient te worden, zal dit gebeuren.

Indien een diepgaande toets wordt uitgevoerd en de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet BIBOB genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van “ernstig gevaar” als bedoeld in de wet BIBOB, dan wordt de vergunning door het bevoegde bestuursorgaan geweigerd of ingetrokken. Een exploitant dient alle formulieren volledig in te vullen. Indien het standaardformulier of het formulier uit de bijlage niet volledig wordt ingevuld, dan wordt de aanvraag op grond van art. 4 Wet BIBOB aangemerkt als “ernstig gevaar” en kan het bevoegde bestuursorgaan de vergunning weigeren of intrekken.

Met de vaststelling van deze beleidslijn wordt tevens een extra formulier vastgesteld, waarin een aantal vragen wordt gesteld, dat voortkomt uit artikel 30 van de Wet BIBOB. Hierin wordt onder meer gevraagd wie de leidinggevenden dan wel vermogensverschaffers van betrokkene zijn, wie de eventuele onderaannemer is en wat de wijze van financiering is. Al deze personen moeten er derhalve rekening mee houden dat zij onderworpen kunnen worden aan een BIBOB onderzoek. Het formulier is als bijlage bij deze beleidslijn opgenomen.

3.4 adviesaanvraag aan Bureau BIBOB

Indien na de eigen gemeentelijke toets nog vragen blijven bestaan, kan het bestuursorgaan een advies aanvragen bij het landelijk Bureau BIBOB. Dit wordt gedaan in de volgende gevallen:

  • na de diepgaande toets blijven vragen bestaan over de bedrijfsstructuur;

  • na de diepgaande toets blijven vragen bestaan over de financiering van het bedrijf;

  • na de diepgaande toets blijven vragen bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • indien de officier van justitie de gemeente adviseert om ingeval van een bepaalde aanvraag een advies aan het landelijk Bureau BIBOB aan te vragen.

3.5 onderzoek door het landelijk Bureau BIBOB

Het landelijk Bureau BIBOB zal, als er een advies is gevraagd, een nader onderzoek instellen en een advies uitbrengen over de mate van gevaar, als bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB. Het landelijk Bureau valt onder het ministerie van Justitie en heeft inzage in een aantal openbare en gesloten bronnen (bijvoorbeeld de belastingdienst, de politieregisters, de JD, IND, etc.) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek verrichten dan het bestuursorgaan.

De beslissing van de gemeente een verzoek bij het Bureau BIBOB in te dienen tot het uitbrengen van een BIBOB-advies is geen beschikking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Hiertegen kan derhalve geen bezwaar of beroep worden ingesteld. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan zich terug te trekken uit de aanvraagprocedure. Als er een BIBOB-advies wordt aangevraagd zal de aanvrager/houder van de vergunning worden geïnformeerd door het bestuursorgaan (mededelingsplicht). Het landelijk Bureau BIBOB zal geen direct contact opnemen met de aanvrager van de vergunning of de andere bij het onderzoek betrokken personen of bedrijven. Eventuele aanvullende vragen van het landelijk Bureau BIBOB zullen via de gemeente aan betrokkenen worden gesteld. Het Bureau BIBOB moet in beginsel binnen vier weken adviseren aan de gemeente. Deze termijn kan eenmaal met vier weken worden verlengd. Het Bureau BIBOB zal hiervan de gemeente in kennis stellen. De gemeente zal de aanvrager hiervan op haar beurt in kennis stellen. De beslistermijn voor de gemeente om te beslissen op de vergunningaanvraag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het landelijk Bureau.

De gemeente zal, indien er het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een BIBOB-advies betrokkene in de gelegenheid stellen zijn zienswijze naar voren te brengen. Betrokkene kan dan het BIBOB-advies inzien. Derden die genoemd zijn in de beslissing worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij hiertegen bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gebracht om hun zienswijze naar voren te brengen. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien.

Tegen de uiteindelijke beslissing van de gemeente waarin een BIBOB-advies is verwerkt kan bezwaar en beroep worden aangetekend.