Regeling vervallen per 01-01-2021

Crisismanagement (rampenplan)

Geldend van 28-06-2005 t/m 31-12-2020

Intitulé

Crisismanagement (rampenplan)

Rampenplan van de gemeente Aalburg

Vastgesteld door Burgemeester en wethouders van de gemeente Aalburg op 28 juni 2005

Inhoudsopgave

1 Algemeen 41.1 Uitgangspunten van het Plan Crisismanagement Inleiding 41.2 Overzicht hulpverlenende diensten en organisaties 51.3 Overzicht ramptypen 62 Leiding en coördinatie 72.1 Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP) 72.2 Bestuurlijke coördinatie (ramp of zwaar ongeval in één gemeente) 72.2.1 Schema: leiding bij een ramp of zwaar ongeval in één gemeente 72.2.2 Burgemeester 82.2.3 Gemeentelijk Beleidsteam (GRIP 3) 92.3 Bestuurlijke coördinatie (Ramp of zwaar ongeval in meer dan één gemeente) 102.3.1 Schema: leiding bij een ramp of zwaar ongeval in meer dan één gemeente 102.3.2 Coördinerend Burgemeester 112.3.3 Regionaal Beleidsteam (GRIP 4) 112.3.4 Hogere overheden 122.4 Operationele coördinatie en uitvoering 132.4.1 Operationeel Leider 132.4.2 Regionaal Operationeel Team 142.4.3 Commando Plaats Incident 152.4.4 Actiecentra 153 Processen 163.1 Inleiding 163.1.1: Alarmering 173.1.2: Bron- en effectbestrijding 173.1.3: Voorlichting en informatie 183.1.4: Waarschuwen van de bevolking 183.1.5: Ontruimen en evacueren 193.1.7: Verkeer regelen 203.1.8: Handhaven rechtsorde 203.1.9: Ontsmetten van mens en dier 213.1.10: Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur 2211: Milieu en Inzamelen besmette waren 223.1.12: Openbare Gezondheidszorg bij Ongevallen en Rampen(OGOR) 233.1.13: Geneeskundige hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (somatisch) 233.1.14: Opvang en Verzorging en voorzien in primaire levensbe-hoeften 243.1.15: Registreren van slachtoffers 243.1.16: Identificeren van overleden slachtoffers 253.1.17: Uitvaartverzorging 263.1.18: Waarnemen en meten 263.1.19: Begidsen 273.1.20: Toegankelijk en begaanbaar maken, opruimen 273.1.22: Nazorg 283.1.23: Strafrechtelijk onderzoek 283.1.24: Psycho Sociale hulpverlening bij ongevallen en rampen(PSHOR) 293.1.25: Schade 294. Bijlagen 304.1 Begrippen en afkortingen 304.2 Verspreiding van het plan Crisismanagement 344.3 Risico-inventarisatie en (beleid) rampbestrijdingsplannen 355. Overzicht risico’s in relatie tot de Ramptypen 355.1. Luchtvaartongevallen: 355.2. Ongevallen op water 355.3. Verkeersongevallen op land (o.a. kettingbotsingen, busongevallen, ontsporingen van of botsingen met/van reizigerstreinen) 365.4. Ongevallen met brandbare /explosieve stof in open lucht 365.5. Ongevallen met giftige stof in open lucht 375.6. Kernongevallen: geen kernenergiecentrale of bedrijven met radioactieve stoffen 375.7. Bedreiging volksgezondheid 375.8. Ziektegolf 385.9. Ongevallen in tunnels 385.10. Branden in grote gebouwen 385.11. Instortingen van grote gebouwen 395.12. Paniek in menigten 405.13. Verstoringen openbare orde 405.14. Overstromingen 405.15. Natuurbranden 415.16. Extreme weersomstandigheden 415.17. Uitval nutsvoorzieningen 415.18. Rampen op afstand 426. (Beleid) Rampbestrijdingsplannen 42

Hoofdstuk 1 Algemeen

Paragraaf 1.1 Uitgangspunten van het Plan Crisismanagement Inleiding

De Wet rampen en zware ongevallen verplicht de gemeente een rampenplan (Plan Crisismanagement) vast te stellen voor het gehele gebied van de gemeente. Het plan is te karakteriseren als een organisatieoverzicht en een waarschuwings- en afsprakenschema met betrekking tot het optreden bij (dreigende) rampsituaties. Het plan is daardoor de neerslag van het gemeentelijke beleid inzake de gecoördineerde bestrijding van grootschalige incidenten, crises, calamiteiten, zware ongevallen en rampen dan wel de dreiging hiervan. Bestrijding van rampen en zware ongevallen of grootschalige hulpverlening betekent optreden in een situatie waarin snel handelen vereist is vanwege de acute bedreiging van leven, gezondheid, goederen of leefomgeving. Tegelijkertijd is meestal sprake van grote onduidelijkheid en onzekerheid over de aard van het voorval, de ernst van het gevaar en de beste wijze van aanpak. Het gegeven dat elke seconde telt, kan een bedreiging zijn voor de kwaliteit van de besluitvorming, indien betrokkenen niet goed voorbereid en niet goed geoefend zijn. Adequaat crisismanagement vereist, vanaf een zo vroeg mogelijk stadium, continue informatievoorziening en advisering van de burgemeester over wat zich afspeelt of dreigt af te spelen. Bestrijding van rampen en zware ongevallen kan alleen werken, als zo simpel mogelijke principes worden toegepast, die het dagelijkse functioneren van de betrokken besturen en diensten als uitgangspunt hebben. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met onderstaande uitgangspunten. Uitgangspunten Crisismanagement Elk incident kan uitgroeien tot een ramp. Crisismanagement dient in staat te zijn om steeds adequaat op gebeurtenissen in te spelen, dan wel situaties vóór te blijven. Dit geldt zowel voor gebeurtenissen die zich in de uitvoering voordoen als voor aangelegenheden, die vragen om beleidsbeslissingen. Daarom dient crisismanagement reeds te beginnen vanaf het moment dat de inzet van twee of meer disciplines aan de orde is. De weergegeven rampbestrijdingsorganisatie in dit plan dient niet alleen tijdens rampen en zware ongevallen te worden gebruikt, maar ook tijdens grootschalige incidenten, crises en calamiteiten, dan wel de dreiging daarvan. Voorbeelden in de afgelopen jaren hebben aangetoond dat in Nederland regelmatig incidenten en crises zijn geweest, niet zijnde rampen (zoals MKZ, Wilnis, Amercentrale). Dit houdt overigens niet in dat bij dergelijke incidenten, calamiteiten en crisis de bevoegdheden van de Wet rampen en zware ongevallen altijd van toepassing zijn. Eenduidige benadering: één operationele organisatie Bij grootschalige ongevallen en rampen zijn vele actoren betrokken bij de besluitvorming. Deze actoren hebben verschillende verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden. Om het geheel van acties samenhangend en effectief te laten verlopen is een duidelijke structurering, leiding en coördinatie daarvan noodzakelijk. Centraal in de organisatie van de bestrijding van rampen en zware ongevallen staat het principe van de opschaling. Ten behoeve van eenduidige opschalings- en coördinatieprocedures zijn de GRIP-procedures ontwikkeld. GRIP staat voor Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedures (zie ook paragraaf 2.1). In de opschaling is alleen de omvang een variabele factor. Indien de omvang van een incident daarom vraagt, worden voor de bestrijding vanuit de regio Midden en West Brabant mensen en middelen ingezet. De operationele coördinatie van de uitvoering vindt over het algemeen op regionaal niveau plaats. Operationeel gezien gaat het de capaciteit van de afzonderlijke gemeente(n) te boven om de bestrijding van de ramp of het zware ongeval te coördineren. Daarom voorziet dit plan Crisismanagement in een (project)structuur waarin de burgemeester met zijn Gemeentelijke Beleidsteam wordt aangevuld met een Regionaal Operationeel Team. Laatstgenoemd team kent een vaste samenstelling. Het team functioneert op een vaste locatie in de regio waar een goede infrastructuur met optimale verbindingen aanwezig is: het Regionaal Coördinatiecentrum (RCC), dat is gevestigd bij de Gemeenschappelijke Meldkamer te Tilburg. In paragraaf 2.2 en 2.3 wordt een en ander concreter beschreven. Eenduidige benadering: de procesmatige benadering De bestrijding van rampen en zware ongevallen bestaat uit een combinatie van activiteiten die naar aard en omvang afhankelijk kunnen zijn van het soort ramptype (zie paragraaf 1.3). Op basis van analyse van incidentenbestrijding is in de activiteiten gezocht naar een herkenbaar patroon. De ordening van activiteiten heeft er vervolgens toe geleid dat bestrijding van rampen en zware ongevallen kan worden ‘vertaald’ in 26 processen. Deze processen zijn systematisch beschreven en worden uitgewerkt in deelplannen. Dit bevordert een juiste taakafstemming en samenwerking van alle eenheden in en buiten het rampterrein, ongeacht tot welke dienst/sector of organisatie zij behoren. Het uitgangspunt is dat ieder rampscenario een verzameling van processen is. Als nu het scenario bekend is kunnen de processen die van toepassing zijn op dit scenario, worden bepaald. De procesgerichte benadering is een belangrijke schematische manier om structuur aan te brengen in de bestrijding van rampen en zware ongevallen. De benadering kent onderstaande kenmerken die in het plan en de deelplannen worden uitgewerkt: - Per proces wordt een verantwoordelijke dienst of organisatie aangewezen; - Belangrijke (multidisciplinaire) acties binnen een bepaald proces kunnen worden aangeduid; - Relaties tussen de processen worden in kaart gebracht; - Relaties tussen betrokken diensten en / of organisaties worden inzichtelijk gemaakt; - Per scenario kan worden bepaald welke processen van toepassing zijn. Uiteindelijk zal ieder proces worden uitgewerkt in een deelplan welke door het college van burgemeester en wethouders zal worden vastgesteld. De deelplannen maken immers onderdeel uit van het plan crisismanagement van de gemeente. Gemeentelijke verantwoordelijkheid Het vierde uitgangspunt gaat uit van de gemeentelijke verantwoordelijkheid inzake rampenbestrijding. De Wet rampen en zware ongevallen regelt in artikel 11 dat de burgemeester het opperbevel heeft in geval van een ramp of zwaar ongeval of van een ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Hierbij is de burgemeester bevoegd een team van adviseurs rond zich te verzamelen. De burgemeester bepaalt het beleid na advies van het Gemeentelijk Beleidsteam. Het Regionaal Operationeel Team voert het beleid uit van de burgemeester. Hoe ver wordt opgeschaald en hoe groot de organisatie van adviseurs is, bepaalt burgemeester. De burgemeester heeft het opperbevel en kan daarop ook worden aangesproken. Positie en verantwoordelijkheid Openbaar Ministerie Op verzoek van het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Midden- en West Brabant zal, ter bevordering van de duidelijkheid over de positie van het Openbaar Ministerie bij rampenbestrijding en crisisbeheersing, zo spoedig mogelijk een nadere uitwerking van de afbakening van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan het plan worden toegevoegd. Verslaglegging In het Gemeentelijk Beleidsteam dan wel het Regionale Beleidsteam, het Regionaal Operationeel Team (ROT), het Commando Plaats Incident, Actiecentra en Opvangcentra zal alle relevante informatie schriftelijk dienen te worden vastgelegd. Dit maakt een snel inzicht in de stand van zaken mogelijk. Voorts kan de vastlegging worden gebruikt voor een grondige en systematische evaluatie en verantwoording van de rampbestrijding en de nazorg. De inhoud van de vermelde gegevens is vertrouwelijk en uitsluitend toegankelijk voor leden van het Beleidsteam en de operationele (uitvoerende) staven. Het ter beschikking stellen van gegevens uit de logboeken aan derden geschiedt uitsluitend onder goedkeuring van de burgemeester. Regels omtrent de wijze van verslaglegging zijn vastgelegd in een plan verslaglegging ( artikel 3, lid 5 sub o van de Wet rampen en zware ongevallen).

Paragraaf 1.2 Overzicht hulpverlenende diensten en organisaties

De kerninstanties die betrokken kunnen zijn bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen, dan wel een dreiging hiervan, zijn de gemeente, de brandweer, de Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR) en de politie. De procesverantwoordelijkheid is als volgt over de kerninstanties verspreid:

492px

Voorts kunnen bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen het Nederlandse Rode Kruis, particuliere bedrijven, organisaties van vrijwilligers, waterbeheerders, Rijkswaterstaat en andere overheidsorganisaties en personen worden betrokken. Al deze organisaties en personen vallen eveneens onder een van de hierbovengenoemde processen en werken onder de verantwoordelijkheid van de betrokken kerninstanties.

Paragraaf 1.3 Overzicht ramptypen

Rampen kunnen worden onderverdeeld in ramptypen: beschrijving van gebeurtenissen en factoren die leiden tot een herkenbaar soort ramp. De volgende ramptypes worden onderscheiden:

1. Luchtvaartongeval 10. Branden in grote gebouwen2. Ongeval op water 11. Instortingen van grote gebouwen 3. Verkeersongevallen op land 12. Paniek in menigten 4. Ongeval met brandbare/explosieve stof 13. Grootschalige ordeverstoringen5. Ongeval met giftige stof 14. Overstroming 6. Kernongeval 15. Natuurbranden 7. Bedreiging volksgezondheid 16. Extreme weersomstandigheden8. Ziektegolf 17. Uitval nutsvoorzieningen 9. Ongevallen in tunnels 18. Ramp op afstand

Met deze opsomming van ramptypen is slechts een ruwe indeling gegeven. De feitelijke situatie tijdens een ramp hangt immers af van vele en vaak onvoorziene factoren. Voorts is het aantal mogelijkheden binnen eenzelfde ramptype groot, niet in de laatste plaats doordat er combinaties van verschillende ramptypen kunnen optreden. Voor wat betreft de risico-inventarisatie van de gemeente (artikel 3, lid 3 onder a en b en lid 4 van de Wet rampen en zware ongevallen) wordt verwezen naar bijlage 5.3. Rampbestrijdingsplannen Artikel 3 van de Wet rampen en zware ongevallen regelt dat in elke gemeente door het college van burgemeester en wethouders een rampenplan moet worden vastgesteld. De burgemeester stelt voor elke ramp, waarvan de plaats, de aard en de gevolgen voorzienbaar zijn, een rampbestrijdingsplan vast, waarin het geheel van bij die ramp te nemen maatregelen is opgenomen (Wet rampen en zware ongevallen, artikel 4). Rampbestrijdingsplannen hebben betrekking op concrete rampsituaties. Een rampbestrijdingsplan is dus een plan met concrete bestrijdingsmaatregelen, waarbij de coördinatie tussen de verschillende diensten voorop staat. De uitwerking van het rampenplan in procesgerichte, scenario-onafhankelijke deelplannen heeft als voordeel dat niet voor elke situatie, zoals hierboven beschreven, een apart rampbestrijdingsplan behoeft te worden vastgesteld. Bij elk op te stellen rampbestrijdingsplan kan immers voor een niet onaanzienlijk deel worden teruggegrepen op de in deelplannen uitgewerkte processen. De relevante processen kunnen nu worden geordend om toegesneden te worden op elke afzonderlijke situatie. Voor een overzicht van het beleid ten aanzien van het vaststellen van rampbestrijdingsplannen in de gemeente wordt verwezen naar bijlage 5.3.

Hoofdstuk 2 Leiding en coördinatie

Paragraaf 2.1 Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP)

Brandweer, gemeenten, GHOR en politie vormen samen de kern van de rampbestrijdingsorganisaties. Deze organisaties moeten hulp verlenen bij kleine incidenten tot grote rampen. De betrokken organisaties dienen hiervoor op te schalen. Het opschalen vereist in principe duidelijke afspraken omtrent bestuurlijke en operationele leiding en coördinatie: de Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP). De opschaling behoeft niet volgafhankelijk te zijn, dat wil zeggen dat eerdere GRIP-fases niet eerst doorlopen behoeven te worden voordat een volgende GRIP-fase kan worden gestart. Men kan dus gelijk beginnen in een bepaalde GRIP-fase. GRIP 0 (routine, monodisciplinair optreden) De GRIP wordt voorafgegaan door de normale dagelijkse situatie en werkwijzen, hier aangeduid als routine. Elke dienst werkt monodisciplinair (volgens eigen regels en procedures). Het incident is puur lokaal van aard met enkel een ad hoc coördinatiebehoefte bij de diensten ter plaatse, ook wel motorkapoverleg genoemd. De voorlichting over het incident gebeurt door elke dienst afzonderlijk, volgens de eigen procedures. Per incident is wel een primair verantwoordelijke dienst in het kader van de voorlichting aangewezen. GRIP 1 (Commando Plaats Incident) Het incident is lokaal van aard met een duidelijke coördinatiebehoefte bij de diensten ter plaatse. Daarom wordt het Commando Plaats Incident (CoPI) opgestart. De diensten werken ter plaatse van het incident multidisciplinair. De burgemeester wordt geïnformeerd en kan zonodig gebruik maken van zijn bevelsbevoegdheden op grond van artikel 172 en 173 van de Gemeentewet. De voorlichting geschiedt namens alle diensten gezamenlijk door de communicatieadviseur. Deze adviseur is afkomstig van de politie organisatie. Een gemeentelijk functionaris wordt toegevoegd aan het Commando Plaats Incident als adviseur. Deze functionaris brengt kennis in over de lokale, gemeentelijke organisatie. GRIP 2 (Regionaal Operationeel Team) Ter plaatse en door de actiecentra van de operationele diensten en de gemeente wordt multidisciplinair samengewerkt. De nadruk ligt op het sturen van de operationele processen ter plaatse van het incident, alsmede het mogelijke effectgebied, het coördineren van de informatievoorziening richting de bevolking en het bestuur en de acties van de actiecentra. Het incident heeft een duidelijke uitstraling naar de omgeving. Zowel de burgemeester(s) van de betrokken gemeente(n) als de coördinerend burgemeester worden geïnformeerd. De burgemeester van de betrokken gemeente kan zonodig gebruik maken van zijn bevelsbevoegdheden op grond van artikel 172 en 173 van de Gemeentewet. Indien nodig wordt de Commissaris van de Koningin en/of de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties geïnformeerd. GRIP 3 (Gemeentelijk Beleidsteam) De leidinggevenden ter plaatse adviseren de burgemeester tot het instellen van een Gemeentelijk Beleidsteam. Dit houdt in dat de bestuurlijke component wordt opgestart op gemeentelijk niveau, de voorlichting opgeschaald wordt op gemeentelijk niveau en dat de leden van het Managementteam van de gemeente bijeen komen. De leden van het managementteam kunnen deel uitmaken van het Gemeentelijk Beleidsteam. Coördinatie naar de gemeentelijke organisatie vindt plaats in het Managementteam onder leiding van de gemeentesecretaris. De leden van het Managementteam geven functioneel leiding aan de hoofden actiecentra. De uiteindelijke eindverantwoordelijke voor de uitvoering van alle processen blijft de Operationeel Leider. GRIP 4 (Regionaal Beleidsteam) De effecten van het incident overschrijden de gemeentegrens; dit vraagt om afstemming tussen de verschillende gemeenten. Meerdere gemeentelijke beleidsteams kunnen bij het incident betrokken zijn. De bestuurlijke afstemming geschiedt door de coördinerend burgemeester in het Regionaal Beleidsteam. De coördinerend burgemeester wordt bijgestaan door het Regionaal Operationeel Team.

Paragraaf 2.2 Bestuurlijke coördinatie (ramp of zwaar ongeval in één gemeente)

Sub-paragraaf 2.2.1 Schema: leiding bij een ramp of zwaar ongeval in één gemeente

447px

Sub-paragraaf 2.2.2 Burgemeester

Positie De Wet rampen en zware ongevallen benadrukt de centrale positie van de burgemeester bij de daadwerkelijke bestrijding van een ramp. Hij is ingevolge artikel 11 van de Wet rampen en zware ongevallen belast met het opperbevel bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen en bij het treffen van maatregelen in geval van ernstige vrees voor het ontstaan van een ramp. Degenen die aan de bestrijding van rampen en zware ongevallen deelnemen, staan onder zijn bevel. De burgemeester laat zich bijstaan door een door hem samengestelde gemeentelijke rampbestrijdingsorganisatie. Binnen deze organisatie zijn twee functionele delen te onderscheiden: het beleidsadviserende deel (Gemeentelijk Beleidsteam) en het uitvoeringscoördinerende en tevens voorwaardenscheppende deel (Regionaal Operationeel Team). Verantwoordelijkheid De burgemeester is politiek-bestuurlijk verantwoordelijk voor de bestrijding van de ramp of het zware ongeval in de gemeente. Verder zorgt de burgemeester voor een goede beleidsmatige coördinatie van alle werkzaamheden of beleidsmatige afstemming tussen allen, die om welke reden dan ook bij de bestrijding van de ramp of het zware ongeval is betrokken. De burgemeester dient besluiten tijdens of na de ramp aan de gemeenteraad te verantwoorden. Bevoegdheid In geval van oproerige beweging, van ernstige wanordelijkheden, van een ramp of een zwaar ongeval, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de burgemeester bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken (Gemeentewet, artikel 175). Wanneer een omstandigheid als hierboven beschreven zich voordoet kan de burgemeester algemeen bindende voorschriften geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken. De burgemeester maakt deze voorschriften (noodbevel/noodverordening) bekend op een door hem te bepalen wijze. De burgemeester brengt de voorschriften zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad, van de Commissaris van de Koningin en van de Officier van Justitie, hoofd van het arrondissementsparket (Gemeentewet, artikel 176). Taken Bestuurlijke leiding De burgemeester stelt prioriteiten en geeft bestuurlijk en beleidsmatig leiding aan alle rampbestrijdingsactiviteiten. Daartoe zit hij vergaderingen van het Gemeentelijk Beleidsteam voor en voorziet in zijn vervanging op die momenten dat hij niet aanwezig kan zijn bij de beraadslagingen. De burgemeester ziet er op toe dat er coördinatie en afstemming is tussen de in te zetten diensten en geeft daartoe zonodig aanwijzingen aan de Operationeel Leider. Externe informatievoorziening De burgemeester draagt er zorg voor dat de bevolking, de hoofdofficier van justitie, de Commissaris(sen) van de Koningin en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op passende wijze informatie wordt verschaft over de oorsprong, de omvang, de gevolgen van de ramp of het zware ongeval die de bevolking en het milieu bedreigt of treft, de maatregelen die reeds zijn of zullen worden getroffen, alsmede over de te volgen gedragslijn (Wet rampen en zware ongevallen, artikel 11a, lid 1). Interne informatievoorziening De burgemeester draagt er zorg voor dat bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen betrokken personen op passende wijze informatie wordt verschaft over de ramp of het zware ongeval, de risico’s die hun inzet heeft voor hun gezondheid en de voorzorgsmaatregelen die in verband daarmee zijn of zullen worden getroffen (Wet rampen en zware ongevallen, artikel 11a, lid 2). Bijstand Indien naar het oordeel van de burgemeester bijstand nodig is van brandweer, politie, GHOR, provinciale diensten, rijksdiensten en/of militairen vraagt de burgemeester deze bijstand aan bij de Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Afstemming De burgemeester stemt de hulpverleningsactiviteiten in zijn gemeente af op activiteiten in andere gemeenten. Evaluatie van de ramp Indien een ramp of zwaar ongeval heeft plaatsgevonden, draagt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar de ramp of zwaar ongeval zich heeft voorgedaan zorg voor een onderzoek van de ramp of het zware ongeval en doet het zonodig aanbevelingen om een soortgelijke ramp of zwaar ongeval voor de toekomst te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken. Het voorgaande geldt niet als de Onderzoeksraad voor veiligheid daar onderzoek naar verricht (artikel 10g Wet rampen en zware ongevallen).

Sub-paragraaf 2.2.3 Gemeentelijk Beleidsteam (GRIP 3)

Wie stelt het in? De burgemeester stelt, eventueel op basis van advies van de diensthoofden en de Operationeel Leider, het Gemeentelijk Beleidsteam in. Wanneer? Het Gemeentelijk Beleidsteam wordt bijeen geroepen in geval zich een ramp en of zwaar ongeval in de gemeente voordoet of in geval van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Waar? De werklocatie van het Gemeentelijk Beleidsteam bevindt zich in een door de gemeente nader te bepalen locatie. Samenstelling De aard van de ramp of het zware ongeval is mede bepalend voor de samenstelling van het Gemeentelijk Beleidsteam. Het team is een verzameling van deskundigen die de burgemeester adviseren over het door hem te voeren beleid. Bestuursorganen of vertegenwoordigers daarvan die eigen wettelijke taken uitvoeren die in nauw verband staan met de bestrijding van rampen en zware ongevallen, zoals de officier van justitie, zullen, naast in voorkomend geval directies van bedrijven, van dit team deel uit kunnen maken. De burgemeester kan het Gemeentelijk Beleidsteam permanent of ad hoc naar eigen inzicht uitbreiden. Uitbreiding van het Gemeentelijk Beleidsteam is afhankelijk van de aard, plaats en gevolgen van de ramp of het zware ongeval. In veel gevallen zal de burgemeester met andere gezagdragers willen overleggen (bijvoorbeeld de hoofdofficier van justitie, de dijkgraaf, collega-burgemeesters) en relevante adviezen krijgen van sectorhoofden van de gemeentelijke organisatie. De ambtenaar openbare orde en veiligheid (AOV) ondersteunt de burgemeester als procesadviseur. De minimale bezetting van het Gemeentelijk Beleidsteam ziet er als volgt uit:

492px

Bevoegdheid en verantwoordelijkheid Door de burgemeester vindt beleidsbepaling en besluitvorming plaats. Het Gemeentelijk Beleidsteam adviseert over prioriteiten met betrekking tot de uit te voeren processen (zie hoofdstuk 3). De leden van het team kunnen zich laten ondersteunen door één of twee (eigen) materiedeskundige medewerkers. De leden van het Gemeentelijk Beleidsteam zijn verantwoordelijk voor het organisatorisch, juridisch en bestuurlijk coördineren en juist formuleren en het, namens de Operationeel Leider, uitdragen van alle beslissingen en maatregelen op het gebied van bijstand, vorderingen, noodverordeningen, communicatie en voorlichting. Taken De samenstelling van het team en de werklocatie worden bekendgemaakt. De teamleden geven gevraagde en ongevraagde (tussen de diensten afgestemde) beleidsadviezen aan de burgemeester, alsmede aan collega-leden. Voorts dragen zij namens de Operationeel Leider het geformuleerde beleid in concrete opdrachten aan de eigen diensten uit. De burgemeester bepaalt welke processen in gang dienen te worden gezet, voor zover dit nog niet is gebeurd; het Gemeentelijk Beleidsteam adviseert over de relevante processen. Ondersteuningsgroep Gemeentelijk Coördinatiecentrum Het Gemeentelijk Beleidsteam wordt onder andere bijgestaan door een team medewerkers voor de administratieve, huishoudelijke en communicatieve ondersteuning, alsmede ondersteuning bij informatieverwerking. Deze medewerkers zijn organisatorisch ondergebracht in de gemeentelijke Verbindings- en Ondersteunings Groep (VOG) Het Gemeentelijk Coördinatiecentrum is gehuisvest in een nader door de gemeente te bepalen locatie.

Paragraaf 2.3 Bestuurlijke coördinatie (Ramp of zwaar ongeval in meer dan één gemeente)

Sub-paragraaf 2.3.1 Schema: leiding bij een ramp of zwaar ongeval in meer dan één gemeente

527px

Sub-paragraaf 2.3.2 Coördinerend Burgemeester

De voorzitter van het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio, zijnde de burgemeester van de gemeente Tilburg, vervult de functie van coördinerend burgemeester. Indien deze niet beschikbaar is of indien zijn gemeente zelf getroffen is door de crisis, wordt hij vervangen door de plaatsvervangend voorzitter, zijnde de burgemeester van de gemeente Breda, en de daaropvolgende plaatsvervangend voorzitter zijnde de burgemeester van de gemeente Roosendaal. De regeling ten aanzien van de coördinerend burgemeester wordt vastgelegd in een convenant. In het convenant wordt onder meer aandacht besteed aan de rol van de coördinerend burgemeester en de relatie ten opzichte van de collega burgemeesters.

Sub-paragraaf 2.3.3 Regionaal Beleidsteam (GRIP 4)

Wie stelt in? De Coördinerend Burgemeester of de burgemeester stelt op basis van advies van de dienstdoende Operationeel Leider het Regionaal Beleidsteam in. Wanneer?Ingeval van een ramp van meer dan plaatselijke betekenis in meer dan één gemeente of ernstige vrees voor het ontstaan daarvan. Waar?De Coördinerend Burgemeester en zijn Regionaal Beleidsteam zijn gevestigd in de ruimten van het Regionaal Coördinatie Centrum aan de Ringbaan West 232 te Tilburg. Samenstelling De samenstelling van het Regionale Beleidsteam is afhankelijk van de aard, de plaats en de gevolgen van het zware ongeval of de ramp. De coördinerend burgemeester zal veelvuldig overleggen met de burgemeesters van de getroffen gemeenten. De minimale bezetting van het Regionaal Beleidsteam ziet er als volgt uit:

Brandweer Regionaal Commandant van Dienst

Politie Korpschef GHOR Regionaal Geneeskundig Functionaris van Dienst (RGF)Gemeente Communicatieadviseur Secretaris (verslaglegging)Verantwoordelijkheid Onder voorzitterschap van de coördinerend burgemeester vindt met de collegaburgemeesters beleidsbepaling en besluitvorming plaats. Zij stellen de prioriteiten vast met betrekking tot de uit te voeren processen (zie hoofdstuk 3). Het Regionaal Beleidsteam is verantwoordelijk voor de coördinatie van het organisatorisch, juridisch en bestuurlijk juist formuleren en het uitdragen van alle door de bestuurders genomen beslissingen en maatregelen op het gebied van bijstand, vorderingen, noodverordeningen, communicatie en voorlichting in de getroffen gemeenten. Taken De samenstelling van het Regionaal Beleidsteam en de werklocatie worden aan de betrokkenen bekendgemaakt. Het team adviseert de coördinerend burgemeester en de afzonderlijke burgemeesters aangaande de bestrijding van rampen en zware ongevallen op strategisch-beleidsmatig niveau. Voorts vertaalt de Operationeel Leider beleidsbeslissingen in samenhangende opdrachten voor de uitvoering(scoördinatie) en draagt deze namens het Regionaal Beleidsteam uit. Daarnaast stemt het team onder leiding van de coördinerend burgemeester, de werkzaamheden van de afzonderlijke gemeentelijke actiecentra op elkaar af en worden praktische voorwaarden geschapen ten einde alle rampbestrijdingsactiviteiten integraal te kunnen beheersen. Het Regionaal Beleidsteam adviseert de Coördinerend Burgemeester inzake de logistieke coördinatie, waaronder bijstand. De behoefte aan bijstand, die wordt bepaald door het Regionaal Operationeel Team, wordt door de Operationeel Leider via het bevoegd gezag (de burgemeester) aangevraagd, voor zover dit niet op een ander niveau binnen de eigen organisaties kan plaatsvinden. Ondersteuningsteam Regionaal Coördinatie Centrum Het Regionaal Beleidsteam wordt bijgestaan door een team medewerkers voor de administratieve, huishoudelijke en communicatieve ondersteuning.

Sub-paragraaf 2.3.4 Hogere overheden

  • a.

    Provincie (Commissaris van de Koningin)De Commissaris van de Koningin heeft (op grond van artikel 12 van de Wet rampen en zware ongevallen) de volgende taken en bevoegdheden met betrekking tot de openbare orde en veiligheid:

  • b.

    Coördineren van de bijstandsverlening ingevolge de Wet rampen en zware ongevallen, Brandweerwet, Politiewet, Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen e.d.;

  • c.

    Het geven van aanwijzingen aan burgemeesters inzake het te voeren beleid bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen en openbare orde (Politiewet);

  • d.

    Uitvoeren van aanwijzingen van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  • e.

    Treffen van maatregelen ten behoeve van bijzondere voorzieningen op grond van de in het provinciaal coördinatieplan aangegeven specifieke wetten;

  • f.

    Inwinnen van inlichtingen, het informeren van overige bestuurlijke autoriteiten en/of het voeren van overleg conform nadere bepalingen;

  • g.

    Bevorderen van afstemming informatieverschaffing en de inhoud van de te verstrekken informatie;

  • h.

    Houden van toezicht op handhaving openbare orde en veiligheid;

  • i.

    Het bevorderen van samenwerking;

  • j.

    Het geven van aanwijzingen aan rijksheren (ambtsinstructie Commissaris van de Koningin). De Commissaris van de Koningin wordt bijgestaan door de Provinciale rampenstaf. Deze is gehuisvest in het Provinciaal Coördinatiecentrum in het Provinciehuis te ‘s-Hertogenbosch. Liaison Afhankelijk van het incident kan de Commissaris van de Koningin een liaison afvaardigen naar het Beleidsteam van een gemeente, dan wel naar het Regionaal Beleidsteam. Het kan ook zo zijn dat een liaison vanuit een gemeente of Regionaal Beleidsteam zich bij de Provinciale rampenstaf voegt. B. Landelijk (Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) Taken en bevoegdheden De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan van zijn bevoegdheid gebruik maken in het algemeen belang om aanwijzingen te geven (aan de Commissaris van de Koningin) ten aanzien van het voor de bestrijding te voeren beleid, bijvoorbeeld bij provinciegrensoverschrijdende incidenten (artikel 13 van de Wet rampen en zware ongevallen). Overschrijding van de landsgrens verplicht de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarenboven tot overleg met zijn collega van het betrokken land, alvorens aanwijzingen te geven aan de Commissaris van de Koningin. De verplichting van de burgemeester om de buurgemeenten en de Commissaris van de Koningin te informeren blijft uiteraard steeds van kracht.

Paragraaf 2.4 Operationele coördinatie en uitvoering

Sub-paragraaf 2.4.1 Operationeel Leider

Wie De functie van Operationeel Leider wordt ingevuld door een officier van de Brandweer (Regionaal Commandant van Dienst) tenzij de burgemeester anders bepaalt. De burgemeester heeft namelijk de mogelijkheid om bij bijzondere rampsituaties een andere functionaris aan te wijzen (Wet rampen en zware ongevallen, artikel 11, lid 2). In overleg met de vier hulpverlenende diensten in Midden en West Brabant (brandweer, gemeenten, GHOR en politie) is de operationele leiding in een aantal situaties op voorhand reeds voorbereid. Hierbij zijn de ramptypen uit de Leidraad Maatramp als uitgangspunt gehanteerd. De leidende organisatie levert zowel een leider CoPI (GRIP 2) als een Operationeel Leider (GRIP 2, 3, 4). Mocht gaande een incident de calamiteit overgaan in een ander ramptype, dan wordt voortgegaan op de ingezette structuur. Bij een samenloop van ramptypen, is de “bronramp” bepalend voor de toebedeling van het operationeel leiderschap. Onderstaand zijn de ramptypes opgesomd en is per ramptype op voorhand aangegeven welke organisatie de operationele leiding heeft.

Ramptype Operationele leiding1 Luchtvaartongeval Brandweer2 Ongeval op water Brandweer3 Verkeersongevallen op het land Brandweer4 Ongeval met brandbare/explosieve stof in de open lucht Brandweer5 Ongeval met giftige stof in open lucht Brandweer6 Kernongeval Brandweer7 Bedreiging volksgezondheid GHOR8 Ziektegolf GHOR9 Ongevallen in tunnels Brandweer10 Branden in grote gebouwen Brandweer11 Instorting van grote gebouwen Brandweer12 Paniek in menigten Politie13 Grootschalige ordeverstoringen Politie14 Overstromingen Politie15 Natuurbranden Brandweer16 Extreme weersomstandigheden Brandweer17 Uitval nutsvoorzieningen Politie18 Ramp op afstand gemeente

Positie Naast de bestuurlijke leiding ten aanzien van de wijze waarop de ramp of het zware ongeval wordt bestreden, is er de operationele leiding. Met het begrip operationele leiding wordt aangeduid, dat de Operationeel Leider ten opzichte van de (Coördinerend) Burgemeester uiteindelijk verantwoordelijk is voor de wijze waarop de ramp in concreto in onderlinge samenwerking tussen alle betrokken diensten wordt bestreden. De burgemeester is eindverantwoordelijk voor de totale rampenbestrijding. Bevoegdheid en verantwoordelijkheid De Operationeel Leider is direct verantwoordelijk voor een gecoördineerde uitvoering van de besluiten van de (Coördinerend) Burgemeester. Hij heeft de bevoegdheid tot het in opdracht van de (Coördinerend) Burgemeester geven van bindende aanwijzingen aan de daartoe aangewezen leidinggevenden van de bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen samenwerkende zelfstandige diensten. Dit alles zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van deze leidinggevenden van de diensten aangaande de wijze van uitvoeren van de taken. Deze bepalen wie en wat concreet ingezet zal worden en op welke wijze dit zal geschieden. Taken Advisering De Operationeel Leider adviseert de (Coördinerend) Burgemeester en informeert het (Gemeentelijk of Regionaal) Beleidsteam gevraagd en ongevraagd ten aanzien van de rampsituatie omtrent alle taakaspecten van zijn functie. Hij legt operationele plannen waarvoor een bestuurlijke beslissing noodzakelijk is, voor aan de (Coördinerend) Burgemeester. Daartoe neemt hij plaats in het (gemeentelijk of regionaal) beleidsteam. Operationele leiding De Operationeel Leider geeft leiding aan het Regionaal Operationeel Team. Hij vertaalt beleidsbeslissingen naar operationele opdrachten. Indien de Operationeel Leider plaats neemt in het Beleidsteam dan zal hij in het Regionaal Operationeel Team worden vervangen door de plaatsvervangend Operationeel Leider. Uitvoeringscoördinatie De Operationeel Leider draagt, namens de (Coördinerend) Burgemeester, zorg voor een gecoördineerde uitvoering van het gehele rampbestrijdingsproces: hij zorgt voor afstemming tussen de optredende disciplines, hij lost gerezen geschillen op of brengt deze ter kennis van de (Coördinerend) Burgemeester. Daarnaast zorgt de Operationeel Leider ervoor dat relevante gegevens worden vastgelegd en ziet er op toe dat regelmatig voortgangsrapportages worden opgesteld.

Sub-paragraaf 2.4.2 Regionaal Operationeel Team

Wie stelt in? De dienstdoende leidinggevenden van de operationele diensten zijn bevoegd het Regionaal Operationeel Team in te stellen. Wanneer? Het Regionaal Operationeel Team wordt ingesteld indien de coördinatie van de uitvoering ter plaatse daartoe aanleiding geeft en tevens wanneer op grotere afstand ook effecten merkbaar zijn (effectgebied). Waar? Het Regionaal Operationeel Team is gevestigd in het Regionaal Coördinatie Centrum aan de Ringbaan West 232 te Tilburg. Samenstelling Het Regionaal Operationeel Team bestaan uit vier secties: brandweer, gemeente, GHOR en politie. Onder de secties functioneren de diverse actiecentra van de betrokken organisatie. De omvang en samenstelling van het Regionaal Operationeel Team is niet groter dan noodzakelijk is voor het adequaat coördineren van de rampbestrijdingsactiviteiten. Van belang is dat elke vertegenwoordiger van een deelnemende dienst/organisatie kan bijdragen aan de noodzakelijke onderlinge afstemming, het eigen actiecentrum kan aansturen en, indien nodig, bindende aanwijzingen kan geven aan zijn vertegenwoordiger van de eigen dienst in een Commando Plaats Incident of (gemeenschappelijk) actiecentrum. Elke discipline zorgt voor voldoende assistentie om genomen besluiten te kunnen vastleggen, verwerken en doorgeven aan vertegenwoordigers van de eigen diensten. Het Regionaal Operationeel Team functioneert onder leiding van de Operationeel Leider of zijn vervanger. De kernbezetting bestaat in ieder geval uit:

(plv.) Operationeel Leider Afhankelijk van het ramptype, zie 2.4.1 Brandweer Hoofd officier van dienst brandweer Secretaris (verslaglegging) Politie Algemeen Commandant Communicatieadviseur GHORHoofd Sectie GHOR Gemeente Coördinator crisismanagement (CCM)

Verantwoordelijkheid Het Regionaal Operationeel Team is verantwoordelijk voor de coördinatie van het totale uitvoeringsproces. Het team vertaalt beleidsbeslissingen in samenhangende opdrachten ten behoeve van de uitvoering en schept de praktische voorwaarden teneinde alle rampbestrijdingsactiviteiten integraal te kunnen beheersen. Taken Het Regionaal Operationeel Team voorziet de (Coördinerend) Burgemeester, alsmede de leden van het (Gemeentelijke of Regionale) Beleidsteam van gevraagde en ongevraagde adviezen en stelt bij opschaling de behoefte vast en verdeelt de beschikbare middelen zodanig dat de rampbestrijdingsactiviteiten daadwerkelijk kunnen worden uitgevoerd (logistieke coördinatie). De behoefte aan bijstand, die wordt bepaald door het Regionaal Operationeel Team, wordt via het bevoegde gezag aangevraagd, voor zover dit niet op een ander niveau binnen de eigen organisatie kan plaatsvinden. Het team roept de tot de regio behorende bijstandseenheden op, voor zover dit niet binnen de eigen organisatie kan gebeuren. Daarnaast draagt het Regionaal Operationeel Team zorg voor de voorbereiding van een integraal communicatiestelsel, gericht op het verzamelen en verstrekken van relevante gegevens (informatiemanagement) betreffende de rampsituatie en de rampbestrijding ten behoeve van het (Gemeentelijk of Regionaal) Beleidsteam en de uitvoeringscoördinatie. Ondersteuningsgroep Regionaal Operationeel Team Het Regionaal Operationeel Team wordt onder andere bijgestaan door een team medewerkers voor de administratieve, huishoudelijke en communicatieve ondersteuning.

Sub-paragraaf 2.4.3 Commando Plaats Incident

Wie stelt in? Het Commando Plaats Incident kan worden ingesteld door de hoogst bevoegde dienstdoende en ter plaatse zijnde functionaris van de operationele diensten, dan wel volgens van tevoren ingestelde regelingen. Wanneer? Het Commando Plaats Incident wordt geformeerd indien de behoefte bestaat aan operationele leiding ter plaatse van het incident. Waar De Leider CoPI bepaalt de locatie van het Commando Plaats Incident. Positie De Leider CoPI heeft de gebiedsverantwoordelijkheid voor het zo efficiënt en zo effectief mogelijk bestrijden van de directe gevolgen van het incident. Het Commando Plaats Incident valt onder het opperbevel van de burgemeester. Samenstelling Het Commando Plaats Incident bestaat uit de volgende disciplines:

Leider Commando Plaats Incident Afhankelijk van het ramptype, zie 2.4.1 Brandweer Officier van dienstRegionaal Officier Gevaarlijke Stoffen Politie Commandant van dienst Communicatieadviseur GHORCommandant van dienst Gemeente Coördinator crisismanagement (CCM)

Bevoegdheid en verantwoordelijkheid Het Commando Plaats Incident is verantwoordelijk voor de coördinatie binnen het rampterrein van alle processen die nodig zijn om de directe uitwerking van de ramp of het zware ongeval te bestrijden en is in dat kader bevoegd op de plaats van de ramp of het zware ongeval alle aanwijzingen en opdrachten voor de uitvoering van alle werkzaamheden te geven. Taken Het Commando Plaats Incident voert verkregen opdrachten uit en zorgt voor directe afstemming tussen de ingezette operationele eenheden. De Leider Commando Plaats Incident geeft op uitvoerend niveau leiding aan alle bij het incident betrokken diensten en organisaties.

Sub-paragraaf 2.4.4 Actiecentra

Wanneer Wanneer de inzet van de diensten meer dan routinematige ondersteuning nodig maakt besluit een daartoe aangewezen functionaris dat actiecentra worden ingericht. Waar Actiecentra zijn primair gevestigd bij de eigen dienst of sector. Bij rampen of zware ongevallen die de gemeentegrens overschrijden kan het nodig blijken dat één of meerdere actiecentra worden gevestigd in het Regionaal Coördinatie Centrum. Bevoegdheid en verantwoordelijkheid Het actiecentrum is de plaats van waaruit een dienst of organisatie(onderdeel) de eigen bijdrage aan de rampbestrijding regelt. Een actiecentrum is dus evenals het Commando Plaats Incident activiteitsgericht. In tegenstelling tot het Commando Plaats Incident is een actiecentrum echter niet tot een bepaald gebied beperkt: het werkt aan een bepaalde taak in principe in het totale gebied van de desbetreffende gemeente(n). Het actiecentrum van de betreffende dienst wordt aangestuurd door het eigen diensthoofd. Afstemming tussen de actiecentra van één dienst (zoals bij de gemeente) kan plaatsvinden in het managementteam van die dienst. Uiteindelijk staan tijdens rampen en zware ongevallen alle actiecentra onder leiding van de Operationeel Leider en onder het opperbevel van de burgemeester (zie het schema van de rampbestrijdingsorganisatie in hoofdstuk 2.2.1). Taken De actiecentra zullen naast de reguliere taken ook ondersteunende taken verrichten voor de bij de ramp- en zwaar ongevalbestrijding betrokken diensten. Actiecentra rapporteren aan hun vertegenwoordiger in het Regionaal Operationeel Team. Daartoe worden in de actiecentra alle relevante gegevens vastgelegd. Hoe Conform de in het deelplan vastgelegde afspraken. Crisismanagement bij rampen en zware ongevallen in één oogopslag

558px

Hoofdstuk 3 Nieuw Hoofdstuk

Paragraaf 3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de genoemde processen (zie paragraaf 1.2) behandeld. Elk proces wordt beschreven volgens eenzelfde opzet. Zo wordt gekeken wie procesverantwoordelijk is, wat het doel is van het proces, wat de doelgroep is, welke aandachtspunten van belang zijn en met welke andere processen het genoemde proces samenhangt. Hieronder wordt daarop kort ingegaan. Procesverantwoordelijk Bij elk proces is de daar vermelde procesverantwoordelijke dienst of organisatie de initiator, coördinator en bewaker van alle noodzakelijke voorbereiding op en van een juiste en volledige uitvoering van het proces. Deze dienst of organisatie is eindverantwoordelijk en dus aanspreekbaar voor het proces, met een verplichting tot participatie van de vermelde uitvoerenden. Uitwerking van een proces in deelplannen door de procesverantwoordelijke gebeurt met inschakeling van en in samenwerking met de vermelde diensten of sectoren en organisaties. Doel Bij elke procesbeschrijving wordt kort aangegeven wat hiermee wordt beoogd. Doelgroep Bij elke procesbeschrijving is aangewezen voor welke groepen van personen (of dieren) dit proces van toepassing is, zodat nauwkeuriger gekeken kan worden welke uitvoeringsactiviteiten van belang zijn en welke organisaties voor bijstand moeten worden ingeschakeld. Aandachtspunten Hierbij wordt kort ingegaan op enkele belangrijke punten die voortvloeien uit de aard van het proces.

Sub-paragraaf 3.1.1 Alarmering

ProcesverantwoordelijkBrandweer Midden en West Brabant. Uitvoering: alle afzonderlijke diensten. Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 3, lid 5, sub d. Doel Het zorgdragen voor een snelle alarmering van de onmiddellijk bij de hulpverlening betrokken organisaties en personen. Doelgroep Zie de betreffende deelplannen. Aandachtspunten De hoogst bevoegde leidinggevende van de operationele diensten alarmeert de burgemeester. De gemeente zorgt zelf voor de verdere interne alarmering. De Gemeenschappelijke Meldkamer verstrekt de direct benodigde informatie aan de burgemeester en aan degenen die voor de coördinatie van de bestrijding van rampen en zware ongevallen verantwoordelijk zijn. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor het uitwerken van een deelplan interne alarmering.

Sub-paragraaf 3.1.2 Bron- en effectbestrijding

Brandweer Midden en West Brabant Referentie Brandweerwet 1985. Doel Het voorkomen van uitbreiding en het terugdringen van de fysische oorzaak en de daarmee samenhangende fysische effecten van een ramp of een zwaar ongeval. Doelgroep - Bevolking - Dieren/vee - Het maatschappelijk leven/industrie - Bij de hulpverlening betrokken personen Aandachtspunten Onder het proces bron- en effectbestrijding valt een grote verscheidenheid aan uitvoeringsactiviteiten. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor het uitwerken van een deelplan bron- en effectbestrijding. De beschreven ramptypen (zie paragraaf 1.3) zijn een handvat om de belangrijkste bron- en effectbestrijdingsactiviteiten in beeld te kunnen brengen. Wanneer bij een bepaald ramptype de bron niet kan worden bestreden, zoals bij stormbuien, windhozen, extreme sneeuwval of aardbevingen, is toch in de meeste gevallen effectbestrijding mogelijk. Zo kunnen secundaire branden worden geblust en dijken worden gedicht of versterkt. Voor de contacten met hulppotentieel van derden geldt als uitgangspunt dat zoveel mogelijk bij de dagelijkse praktijk wordt aangesloten. Dit betekent onder andere dat de diensten en bedrijven die voor hun eigen activiteiten reeds contacten met derden onderhouden, dat ook zoveel mogelijk in de voorbereiding en in de operationele situatie zullen doen. Wanneer van bestaande contacten geen sprake is, ligt contact vanuit de meest overeenkomstige dienst/discipline voor de hand. In overige gevallen is de brandweer, als procesverantwoordelijke voor de bron- en effectbestrijding, de aangewezen discipline.

Sub-paragraaf 3.1.3 Voorlichting en informatie

ProcesverantwoordelijkGemeente, Stafbureau, onderdeel Voorlichting Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 3 lid 5 sub e ; Besluit informatie inzake rampen. Doel Het bewust geven van hulp door informatie, gericht op doelgroepen die bedreigd worden of zich mogelijk bedreigd voelen door een dreigende ramp of een feitelijke rampsituatie. De volgende voorlichtingsaspecten dienen te worden behandeld: - Maatregelen die men moet nemen om de schadelijke gevolgen te beperken; - De te volgen gedragslijn; - De stand van zaken met betrekking tot voortgang van de hulpverlening; - Het begeleiden van de terugkeer naar de normale situatie. Doelgroep - Publiek/(verwanten van) slachtoffers - Bestuur, hulpverleners/actiecentra Aandachtspunten De informatie ten behoeve van de journalistieke berichtgeving door de publiciteitsmedia geschiedt in een daartoe ingericht perscentrum. De informatie geschiedt uitsluitend door of in opdracht van de burgemeester en wordt zonodig afgestemd op de voorlichting door provincie en/of rijksoverheid. De informatievoorziening aan bevolking, pers en bij de hulpverlening betrokken dien-sten en organisaties zal zo goed mogelijk geschieden volgens het door de burgemees-ter en wethouders vastgestelde deelplan Voorlichting in crisissituaties, waarin de wijze waarop en de uitvoering zijn aangegeven. Informatiebronnen en gebruikers kunnen als volgt in beeld worden gebracht:

491px

Sub-paragraaf 3.1.4 Waarschuwen van de bevolking

ProcesverantwoordelijkBrandweer Midden en West Brabant Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 3 lid 5 sub e; Brandweerwet 1985, artikel 4, lid 1. Doel Het attent maken van de bevolking op een acuut ontstane dreiging of feitelijke rampsituatie met als doel zodanige gedragsveranderingen teweeg te brengen dat materiële en immateriële schade zoveel mogelijk wordt beperkt. Doelgroep Bevolking van het bedreigde gebied Aandachtspunten In het kader van de preventieve voorlichting met betrekking tot rampsituaties draagt burgemeester en wethouders zorg voor informatie aan de bevolking over de voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware ongevallen, het gebruik van waarschuwingssignalen en de actie(s) die daarop moeten worden genomen. Tijdens de acute fase wordt de beslissing tot het waarschuwen van de bevolking en het informeren over de situatie genomen door de burgemeester, die de Commissaris(sen) van de Koningin en collegae van buurgemeenten hiervan in kennis stelt. Door het Regionaal Operationeel Team zal het te waarschuwen gebied worden vastgesteld. Voor het waarschuwen wordt gebruik gemaakt van het sirenenet. Als aanvulling hierop kan worden gedacht aan: - Het gebruik van geluidswagens (met vastgestelde tekst); - Onderbreken van uitzendingen van landelijke, regionale en/of lokale omroepen; - Uitdelen van vlugschriften; - Waarschuwen bij strategisch belangrijke instanties. In gevallen van onverwijlde spoed is de Commandant van de Brandweer Midden en West Brabant bevoegd op eigen gezag de bevolking door middel van sirenes te waarschuwen en een eerste gedragsadvies via Omroep Brabant te verspreiden. Hiervan wordt de burgemeester terstond in kennis gesteld. Waarschuwing van de bevolking zal primair geschieden door de Brandweer Midden en West Brabant, volgens het daartoe door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan Waarschuwen van de bevolking, waarin de wijze van uitvoering is aangegeven. Hierbij wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van buitenlanders (tolken), recreanten en mindervaliden (gehoorgestoorden). Afstemming vindt plaats met de informatievoorziening aan de bevolking en de pers, zoals beschreven in het daartoe door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan Voorlichting in crisissituaties.

Sub-paragraaf 3.1.5 Ontruimen en evacueren

Procesverantwoordelijk Politie Midden en West Brabant Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 3, lid 5, sub f; noodverordeningen. Doel Ontruimen: Het voor een korte tijd, op advies van de parate diensten, hun verblijfplaats doen verlaten, ten einde de mogelijke schadelijke gevolgen van een ramp of een zwaar ongeval (of dreiging daarvan) voor de betrokkenen zoveel mogelijk te voorkomen, dan wel te beperken. EvacuerenHet op last van de overheid verplaatsen van groepen personen, ten einde de mogelijke schadelijke gevolgen van een ramp of een zwaar ongeval (of dreiging daarvan) zoveel mogelijk te voorkomen, dan wel te beperken. Doelgroep - Alle personen die in het bedreigde gebied verblijven - Dieren/vee - Bijzondere (kunst)objecten die zich in het bedreigde gebied bevinden Aandachtspunten De verplaatsing van personen binnen de gemeente geschiedt onder verantwoordelijkheid van de burgemeester. Verplaatsing van personen buiten de gemeente geschiedt eerst na verkregen toestemming van de Commissaris van de Koningin, eveneens onder verantwoordelijkheid van de burgemeester. Van verplaatsing van personen buiten de gemeente worden de burgemeesters van de doorvoer- en opnemingsgemeenten tijdig ingelicht. De bevolking zal door middel van berichtgeving via radio en/of televisie op de hoogte worden gebracht tot het besluit van evacuatie waarbij duidelijk zal worden aangegeven: - Evacuatiegebied; - Wijze van evacuatie (ontruiming, transport, routering, etc.); - Tijdstip van start evacuatie; - Opvanglocatie(s). Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitwerking van de verplaatsing van de bevolking in een deelplan Ontruimen en evacueren, waarin is voorzien in de personele bezetting, alsmede de wijze waarop en de uitvoering zijn aangegeven. Het college van burgemeester en wethouders houdt daarbij rekening met het feit dat de gemeente als doorvoer-, afvoer- of opnemingsgemeente kan fungeren. Voor personen die niet op korte en middellange termijn kunnen terugkeren naar het ontruimde gebied zal voor (tijdelijke) herhuisvesting worden zorggedragen. De overheid begeleidt zelfredzaamheid; specifieke groepen niet-zelfredzamen worden bij evacuatie ondersteund (ziekenhuizen, verzorgingstehuizen, e.d.).

Sub-paragraaf 3.1.6 Afzetten en afschermen

Procesverantwoordelijk Politie Midden en West Brabant Referentie Politiewet 1993. Doel Het afzetten van wegen en/of het afschermen van objecten en terreinen met als doel zorgdragen voor ongestoorde rampbestrijdings- en hulpverleningsactiviteiten. Doelgroep - Bevolking - Bij de hulpverleningsactiviteiten betrokken personen Aandachtspunten De taken en de opschaling van de inzet van de politie bepalen zich onder andere tot ‘hulp verlenen aan hen die deze behoeven’, het zich voorwaardenscheppend opstellen ten behoeve van de andere hulpdiensten en het toezicht op in- en uitgaand verkeer, met dien verstande dat uitgaand verkeer vrije doorgang heeft en binnenkomend verkeer wordt gecontroleerd op de noodzaak tot toegang. Afzetten en het bewaken van het rampterrein zal zeer snel dienen te geschieden, o.a. in verband met sporenonderzoek. De toegangscontrole moet strak zijn en duidelijk zijn geregeld. Op het rampterrein wordt het gebied, waarbinnen sprake is van intensieve hulpverlening, het hulpverleningsgebied genoemd. Dit gebied is door de binnengrensrampterrein afgebakend van de rest van het rampterrein. Vanuit een gebied rond het hulpverleningsgebied wordt de hulpverlening intensief ondersteund: het ondersteuningsgebied. In dit gebied moet zonder gevaar kunnen worden opgetreden. De omvang van het ondersteuningsgebied wordt vooral bepaald door de manoeuvreerruimte die de eenheden nodig hebben om hun taken uit te voeren. Het hulpverleningsgebied en het ondersteuningsgebied vormen samen het rampterrein. Dit terrein moet afgeschermd zijn van de omgeving. Dat vereist een duidelijke grens: de buitengrens-rampterrein. Het kan voor het optreden van de politie nodig zijn de toegang tot het rampterrein af te zetten ruim voor de afscherming daarvan plaatsvindt. Daartoe kan rond het rampterrein een veiligheidszone worden ingesteld waarbinnen het optreden, evenals in het ondersteuningsgebied, veilig kan plaatsvinden. Deze zone vormt dan een buffer tussen het rampterrein en de verdere omgeving om adequaat herstel van de openbare veiligheid op het rampterrein veilig te stellen. Naast het verkeer over de weg zal er in het door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan ook aandacht dienen te worden besteed aan water-, spoorweg- en luchtverkeer.

Sub-paragraaf 3.1.7 Verkeer regelen

Procesverantwoordelijk Politie Midden en West Brabant Referentie Politiewet 1993. Doel Het voorkomen, dan wel oplossen van verkeersopstoppingen of -stremmingen, zowel binnen als buiten rampterrein. Dit geldt zeker wanneer verkeersproblemen leiden tot onveilige situaties of tot stagnatie van de bestrijding van rampen en zware ongevallen. Doelgroep - Bij de hulpverlening betrokken personen - Bevolking - Overige belanghebbenden Aandachtspunten In geval de normale gang van het verkeer door de ramp of het zware ongeval ingrijpend wordt verstoord, zal omleiding van het verkeer noodzakelijk zijn. Bij vergroting van de inzet van hulpverlenende diensten, zullen ontsnappingsroutes/vluchtwegen voor verkeer van de plaats van het incident bewerkstelligd moeten worden. Het is van belang grote stromen verkeer in een zo vroeg mogelijk stadium weg te houden van het rampterrein en de aan- en afvoerroutes. Daartoe dient zo snel mogelijk een verkeerscirculatieplan te worden opgesteld. Naast het regelen van verkeersstromen over de weg zal ook aandacht dienen te worden besteed aan water-, spoorweg- en luchtverkeer. Bij afzetten/afschermen, alsmede bij maatregelen om het verkeer te regelen, zal de politie in contact treden met het Actiecentrum Voorlichting om het publiek van informatie te voorzien. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat de maatregelen met betrekking tot afzetten/afschermen worden vastgelegd in een deelplan.

Sub-paragraaf 3.1.8 Handhaven rechtsorde

Procesverantwoordelijk Politie Midden en West Brabant Referentie Politiewet 1993. Doel Het, in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de rechtsregels, ervoor zorgdragen dat de openbare orde en de rechtsorde daadwerkelijk worden gehandhaafd en dat hulp wordt verleend aan hen die dat behoeven. Doelgroep Alle personen in het bedreigde gebied Aandachtspunten Het begrip handhaving van de rechtsorde valt uiteen in twee onderling samenhangende onderdelen: het handhaven van de openbare orde en de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Bij het handhaven van de openbare orde en bij de hulpverlening staat de politie onder gezag van de burgemeester. Onder handhaving van de openbare orde wordt verstaan de zorg voor de naleving van regels, bij niet naleving waarvan de orde en rust in het openbare leven wordt verstoord. De handhaving van de openbare orde omvat zowel de daadwerkelijke voorkoming en beëindiging van zich concreet voordoende of dreigende verstoringen van de openbare orde, als de algemene, bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeente. Wanneer de politie optreedt in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, is de officier van justitie het bevoegd gezag. De strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde omvat de daadwerkelijke voorkoming, opsporing, beëindiging, vervolging en berechting van strafbare feiten. Voor een goede beleidsafstemming is het driehoeksoverleg de aangewezen plaats. Bij het overschrijden van een gemeente- of arrondissementsgrens kan nader overleg tussen commissaris van de koningin en de procureur-generaal nodig zijn. De taak ‘hulpverlening aan degenen die deze behoeven’ moet in samenhang worden gezien met de opdracht aan de politie de rechtsorde te handhaven, de daaruit voortvloeiende aanwezigheid en bereikbaarheid van de politie en het vertrouwen dat de burger, zeker ten tijde van rampsituaties, in de politie stelt. Met deze taak wordt bedoeld dat ieder die daadwerkelijk hulp behoeft in eerste en in laatste instantie een beroep kan doen op de politie, indien en zolang andere hulpverleningsfaciliteiten ontbreken. Bovenstaande aandachtspunten worden vastgelegd in een door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan.

Sub-paragraaf 3.1.9 Ontsmetten van mens en dier

Procesverantwoordelijk Brandweer Midden en West Brabant Referentie Brandweerwet 1985, artikel 4, lid 1, sub g. Doel Het zo snel mogelijk ontsmetten van mens en dier om de gevolgen van chemische, biologische en/of radioactieve besmetting (inwendig, en/of uitwendig) te voorkomen, dan wel te beperken. Doelgroep Bij de hulpverlening betrokken personen Bevolking Dieren/vee Aandachtspunten In eerste instantie is er keuze tussen twee wijzen van ontsmetten. De bevolking wordt geadviseerd zich thuis te douchen en de kleren/woonomgeving te reinigen (bij lichte besmetting). Voordeel: - (Collectieve) voorlichting volstaat. Nadeel:- Het risico van voortduring/uitbreiding van de besmetting is reëel aanwezig.

Daarnaast is het mogelijk dat georganiseerde ontsmetting in ontsmettingscentra plaatsvindt (bij hogere besmettingsniveaus). Voordelen:- De mate van individuele besmetting kan beter worden vastgesteld; - De (beperkt) aanwezige middelen kunnen efficiënt worden ingezet; - Verdere verspreiding van de besmetting kan beter worden tegengegaan; - Aan individuele zorgbehoeften kan beter worden tegemoetgekomen, variërend van huisvesting tot psychosociale nazorg.Nadelen:- Vereist een omvangrijke organisatie; - Het collectieve karakter kan weerstand oproepen. Inwendige ontsmetting van mensen is een vorm van medisch-inhoudelijk handelen. Bij inwendige ontsmetting van gewonden staat de medische hulpverlening op de eerste plaats. Rekening zal worden gehouden met ontsmetting van persoonlijke bezittingen, huisdieren en andere zaken van gevoelswaarde. Voorts zal rekening worden gehouden met de opvang en afvoer van afvalproducten t.g.v. de ontsmetting. Bovenstaande zal worden vastgelegd in een door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan.

Sub-paragraaf 3.1.10 Ontsmetten van voertuigen en infrastructuur

Procesverantwoordelijk Brandweer Midden en West Brabant Referentie Brandweerwet 1985, artikel 4, lid 1, sub g. Doel Het voorkomen van uitbreiding van radioactieve, chemische en/of biologische besmetting, alsmede het in stand houden van de hulpverleningsketen naar en van het ongevals-/ rampterrein. Doelgroep Bij de hulpverlening betrokken hulpverleningsmaterieel Indien mogelijk, het ontsmetten van infrastructuur ter plaatse van het brongebied Aandachtspunten Bij ontsmetten van voertuigen kunnen ‘wasstraten’ of vergelijkbare voorzieningen wor-den aangebracht. Ontsmettingslocaties voor hulpverleningsmaterieel bevinden zich op c.q. vanaf de uit-gangsstelling tot in het rampterrein. Besmetting van personen, voertuigen en materieel kan bij lokale problemen soms wor-den beperkt door de ‘infrastructuur’ te ontsmetten. Voor zover dit kan plaatsvinden tij-dens de fase waarin de hulpverlening aan mensen in het besmette gebied nog plaats-vindt, gaat de hoogste prioriteit uit naar aan- en afvoerwegen, alsmede naar knooppun-ten en locaties waarvan de hulpverlening gebruik maakt. Bij ontsmetting met water ontstaat het probleem van besmet afvalwater. Dit moet zo-veel mogelijk worden opgevangen c.q. weggehouden worden van riolering, bodem en oppervlaktewater. Bij een radiologisch ongeval met een kernenergiecentrale zal de burgemeester, zo mogelijk vóór de lozing van radioactief materiaal, direct tot preventieve beschermende maatregelen besluiten. Zodra het Ministerieel Beleidsteam bijeen is gekomen zal dit team de eindverantwoordelijkheid voor de bestuurlijke coördinatie op zich nemen. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor het uitwerken van het deelproces ontsmetten van voertuigen en infrastructuur in een deelplan.

Sub-paragraaf 3.1.11 Milieu en Inzamelen besmette waren

Procesverantwoordelijk Gemeente, sector Grondgebied, afdeling VROM Doel Het zorgen voor de kwaliteit en handhaving van het milieu en het voorkomen van verdere besmetting. Referentie Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Doelgroep - Bevolking - (Agrarische) bedrijven - Winkeliers - Bij de hulpverlening betrokken personen/organisaties (w.o. de afdeling milieu van de politie, vanwege het strafrechtelijk onderzoek) - Diensten/organisaties die werkzaam zijn op het gebied van de voedsel- en drinkwaterproductie en -distributie. Aandachtspunten In eerste instantie melden de eenheden die zijn ingezet, reeds bij een vermoeden van besmette waren, dit aan de Inspectie voor de Gezondheidsbescherming (=Keuringsdienst van Waren). Inzameling van besmette waren is voornamelijk een logistiek proces voor de bescherming van de volksgezondheid. Indien het besluit is genomen om besmette waren in te zamelen kan worden gekozen voor het inleveren van waren door het publiek op bepaalde punten. Ook is het mogelijk dat opsporingsambtenaren van de Inspectie voor de Gezondheidsbescherming overgaan tot gerichte inbeslagneming. Bij incidenten met lokale of regionale oorsprong en uitstraling, valt het proces onder de verantwoordelijkheid van de lokale overheid/overheden. Bij incidenten met een oorsprong buiten het lokale/regionale gebied en met provinciale, nationale of internationale uitstraling, valt het proces onder verantwoordelijkheid van de centrale overheid, met participatie door de lokale overheden. Om het milieu op een juiste en zo volledig mogelijke wijze te beschermen wordt van de (eerstelijns)eenheden verwacht dat zij milieubeperkende maatregelen treffen en contact zoeken met milieudeskundigen. Het college van burgemeester en wethouders draagt er zorg voor dat de uitwerking van het proces milieu en inzamelen van besmette waren wordt vastgelegd in een deelplan. Volgens de Wet Milieubeheer dienen bedrijven aan het bevoegd gezag een vergunning te vragen om hun activiteiten te mogen uitoefenen. Bij de vergunningverlening worden voorschriften gesteld waar het bedrijf zich aan moet houden. Het bevoegd gezag dat de vergunning verleent is er ook verantwoordelijk voor dat de wet en de vergunningsvoorschriften worden nageleefd. Om de handhavingstaak uit te voeren kan het bevoegd gezag gebruik maken van bestuursrechtelijke- en strafrechtelijke sancties.

Sub-paragraaf 3.1.12 Openbare Gezondheidszorg bij Ongevallen en Rampen(OGOR)

Procesverantwoordelijke GHOR Midden en West Brabant Doel Het voorkomen of wegnemen van de bedreiging van de volksgezondheid (onder andere door besmetting en ziekten), door het geven van adviezen, voorlichting of het verstrekken van medicatie. Referentie Wet op de collectieve preventie volksgezondheid; Wet bestrijding infectieziekten en opsporing van ziekteoorzaken; Kwaliteitswet zorginstellingen. Doelgroep - Bevolking - Bij de hulpverlening betrokken personen Aandachtspunten Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor het uitwerken in een deelplan waarin aandacht is voor het vaststellen van de aard, omvang en graad van de bedreigingen en eventuele besmettingen. Informeren/voorlichten over te nemen (preventieve) medisch milieukundige maatregelen van bestuur, bevolking en hulpverleners. Verstrekken van collectieve, preventieve (profylactische) medicatie.

Sub-paragraaf 3.1.13 Geneeskundige hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (somatisch)

Procesverantwoordelijk GHOR Midden en West Brabant Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 3, lid 5, sub g; Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen; Wet ambulancevervoer; Kwaliteitswet zorginstellingen; Wet beroepen individuele gezondheidszorg. Doel Het garanderen van snelle en hoogwaardige geneeskundige hulp direct na het ontstaan van een ramp of een zwaar ongeval. Het gaat hier om een keten van samenhangende en georganiseerde medische en paramedische handelingen, vanaf het opsporen van gewonden, eerste hulp, het stabiliseren, vervoersgereed maken en het transport naar een ziekenhuis of behandelcentrum met als uiteindelijk doel het minimaliseren van ziektelast en sterfte van slachtoffers. Doelgroep Gewonde (ambulante) slachtoffers Aandachtspunten Allen die aan de civiele geneeskundige hulpverlening op het rampterrein deelnemen staan onder de operationele leiding van de Regionaal Geneeskundig Functionaris (en dus uiteindelijk onder die van de Operationeel Leider). In de geneeskundige hulpverleningsketen worden onderscheiden: - Reddingscapaciteit: aantal gewonden dat per uur kan worden bevrijd/geborgen. - Eerste Hulpcapaciteit: aantal gewonden dat per uur de benodigde geneeskundige hulp kan worden verleend, inclusief vervoersgereed maken. - Medische transportcapaciteit: aantal gewonden dat per uur op geschikte wijze kan worden vervoerd. - Medische Behandelcapaciteit: aantal gewonden dat per uur volgens de geldende medische inzichten in een ziekenhuis kan worden behandeld. Indien sprake is van een groot aantal gewonden, wordt een onderscheid gemaakt tussen een hoofd- en een nevenketen. De hoofdketen is gericht op gewonden die wegens de ernst van hun verwondingen zo snel mogelijk in een ziekenhuis moeten worden opgenomen. De nevenketen, indien aanwezig, is bedoeld voor (ambulante) gewonden die in een behandelcentrum kunnen worden geholpen om vervolgens naar huis terug te keren of om te worden opgevangen in een opvangcentrum. Naarmate het gewondenvervoer grootschaliger wordt ontstaat de behoefte, naast coordinatie door de Gemeenschappelijke Meldkamer, aan een vooruitgeschoven post ter plaatse, een ambulancestation (Ambustat). Bovenstaande wordt vastgelegd in een door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan.

Sub-paragraaf 3.1.14 Opvang en Verzorging en voorzien in primaire levensbe-hoeften

Procesverantwoordelijk Gemeente, sector Inwoners Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 3, lid 5, sub h en j. Doel - Het opvangen en verzorgen van daklozen, evacués en behandelde gewonden, inclusief dieren, voor de periode dat de getroffenen nog niet naar hun huizen kunnen terugkeren. - Het voorzien in (tijdelijke) huisvesting, voedsel/drinken, kleding en dergelijke. Doelgroep - (Licht) gewonden - Daklozen/evacués - Dieren Aandachtspunten Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor het uitwerken van een deelplan waarin in aandacht wordt besteed aan de volgende aandachtspunten. Op het rampterrein wordt een onderscheid gemaakt tussen gewonden die verder moeten worden behandeld in een ziekenhuis en gewonden die na behandeling naar een opvangcentrum, dan wel naar huis kunnen terugkeren. De burgemeester draagt er zorg voor dat de gewonden/slachtoffers die niet gehospitaliseerd behoeven te worden, het rampterrein zo spoedig mogelijk kunnen verlaten of daarvan worden afgevoerd en worden ondergebracht in opvangcentra. Het opvangen en verzorgen van daklozen, evacués, behandelde gewonden en dieren/ vee zal zo goed mogelijk geschieden volgens het door de burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan Opvang en verzorging en voorzien in primaire levensbehoeften, waarin de wijze waarop en de uitvoering zijn aangegeven. Deze bedoelde verplaatsingen worden direct aan het Centraal Registratie- en Informatiebureau (CRIB) gemeld (zie proces 15). Bij de zorg voor de nutsvoorzieningen is het uitgangspunt dat deze zorg zo lang mogelijk berust bij de nutsbedrijven. Deze hebben daartoe beschermingsplannen opgesteld. De distributie van levensmiddelen en maaltijden vindt plaats in uitdeellokalen. De distributie kan ook plaatsvinden in opvangcentra. Voor het bereiden van maaltijden worden instellingen met groot keukenvermogen ingeschakeld (restaurants, bejaarden- en verzorgingstehuizen, bedrijven, etc.). In tweede instantie wordt gezocht naar terugkeer naar een zo normaal mogelijke situatie, onderkomen bij familie/vrienden, in hotels, noodonderkomens of ter beschikking gestelde woningen. In buitengewone omstandigheden kan de Minister van Economische Zaken besluiten om distributiemaatregelen af te kondigen. Ten aanzien van de drinkwatervoorziening kan gebruik worden gemaakt van de maatregelen die in het kader van de nooddrinkwatervoorziening zijn getroffen.

Sub-paragraaf 3.1.15 Registreren van slachtoffers

Procesverantwoordelijk Gemeente, sector Inwoners Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 3, lid 5, sub n. Doel Het verzamelen, groeperen en verifiëren van informatie over slachtoffers, alsmede het verstrekken van algemene informatie aan de (Coördinerend) Burgemeester en het Gemeentelijk (of Regionaal) Beleidsteam. Via dit team komt deze informatie beschikbaar voor het actiecentrum voorlichting ten behoeve van het publiek en de pers en zij die bij de hulpverlening zijn betrokken. Doelgroep - Familie/relaties van slachtoffers - (Overheids)organisaties Aandachtspunten Het Centraal Registratie- en Informatiebureau (CRIB) is belast met: - Het verzamelen en registreren van alle van belang zijnde gegevens over slachtoffers (doden, gewonden, vermisten, verplaatsten en daklozen); - Het verifiëren van deze gegevens in de bevolkingsadministratie; - Het informeren van verwanten van slachtoffers; Het verschaffen van inlichtingen aan de (Coördinerend) Burgemeester, het Gemeentelijk Beleidsteam (bij een calamiteit/ramp in één gemeente) dan wel het Regionaal Beleidsteam (bij een ramp in meer dan één gemeente) en op aanwijzing of vanwege de (Coördinerend) Burgemeester, aan andere instanties; Het Centraal Registratie en Informatiebureau zal bij voorkeur in een locatie in de directe nabijheid van en met een directe verbinding naar de bevolkingsadministratie worden gehuisvest. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitwerking in een deelplan Registreren van slachtoffers, waarin is voorzien in de werkwijze, personele bezetting, alsmede de inrichting van het Centraal Registratie en Informatiebureau. Registratieplaatsen De registratieplaatsen kunnen op de volgende manier in beeld worden gebracht:

492px

Sub-paragraaf 3.1.16 Identificeren van overleden slachtoffers

Procesverantwoordelijk olitie Midden en West Brabant Referentie Politiewet 1993. Doel Het vaststellen van de identiteit van de overleden slachtoffers. Doelgroep • Familie/relaties van overleden slachtoffers • Officier van Justitie • CRIB (Centraal Registratie- en Informatiebureau) • Actiecentrum Voorlichting Aandachtspunten Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor het vaststellen van een deelplan waarin de onderstaande aandachtspunten zijn opgenomen. Vanaf het rampterrein worden de overledenen voor identificatie, lijkschouw en kisting naar de morgue overgebracht. De identificatie geschiedt door de politie onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie. Vanaf de morgue worden de overledenen vervoerd naar de chapelle ardente, waar zij worden opgebaard. Het is van belang de plaats van lichamen en voorwerpen nauwkeurig vast te stellen en te registreren. Nader justitieel onderzoek kan dit vereisen. De registratie kan echter conflicteren met de daadwerkelijke rampbestrijding door onder andere de veiligheidsvoorschriften die bij de redding gelden, de omvang van de ramp de risico’s, het besmettingsgevaar, en dergelijke. Identificatie is een taak van de politie. Bij massa-identificatie of wanneer slachtoffers van een ramp of zwaar ongeval moeilijk zijn te identificeren kan gebruik worden gemaakt van het Rampen Identificatie Team (RIT) van het Korps Landelijke Politiediensten. Het Rampen Identificatie Team beschikt over technische middelen die niet in elke regio aanwezig zijn. De leider van de bergingsploeg van het Rampen Identificatie Team bezit de kwaliteit van Hulpofficier van Justitie, waardoor het noodzakelijke vervoer van stoffelijke overschotten (gebonden aan regels van de Wet op de Lijkbezorging) op elk gewenst moment in de loop van het proces kan plaatsvinden. Slachtoffers worden naar een plaats buiten het rampterrein gebracht ter identificatie (morgue). Daarna worden de overleden slachtoffers naar een plaats gebracht waar zij kunnen worden opgebaard (chapelle ardente). De politie informeert de burgemeester zo snel mogelijk met betrekking tot de namen van de slachtoffers (ten behoeve van de voorlichting). Het vrijgeven van namen van overleden slachtoffers gebeurt niet dan nadat de familie van de slachtoffers is geïnformeerd.

Sub-paragraaf 3.1.17 Uitvaartverzorging

Procesverantwoordelijk Gemeente, sector Inwoners Referentie Wet op de lijkbezorging. Doel Het garanderen dat (grote aantallen) overleden slachtoffers op zorgvuldige wijze ter aarde worden besteld, ondanks tijdsdruk, gebrek aan begraafmogelijkheden en gevaren voor de volksgezondheid. Doelgroep Familie/relaties van de overleden slachtoffers Aandachtspunten Waar mogelijk wordt de normale gang van zaken gevolgd, namelijk dat de uitvaartverzorging wordt overgelaten aan de nabestaanden. Slechts wanneer dit niet mogelijk is (door te grote aantallen of een gevaar voor de gezondheid) zal de uitvaartverzorging collectief plaatsvinden. Bij bepaalde ramptypen, bijvoorbeeld bij epidemieën, kan uit medisch hygiënische overwegingen worden gekozen voor lijkverbranding. Waar mogelijk houdt men rekening met de wens van de overledene. Een codicil bezit echter geen rechtskracht. In rampsituaties zal hier veelal dan ook geen rekening mee kunnen worden gehouden. Op basis van de Wet op de Lijkbezorging is overleg tussen de burgemeester en de officier van justitie noodzakelijk. In het kader van de nazorg voor de nabestaanden kan het van groot belang zijn dat de overheid een algemene rouwdienst organiseert. Bovenstaande aandachtspunten worden in een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld deelplan nader uitgewerkt.

Sub-paragraaf 3.1.18 Waarnemen en meten

Procesverantwoordelijk Brandweer Midden en West Brabant Referentie Brandweerwet 1985, artikel 4 Doel Het verkennen, georganiseerd verzamelen en analyseren van (meet)gegevens en monsters over de aard, ernst en omvang van een gevaarstoestand, om beslissingen over de veiligheid van de bevolking en de hulpverleners te kunnen nemen. Doelgroep - Bevolking - Bij de hulpverlening betrokken organisaties en personen Aandachtspunten Een regionaal gasmeetplan, welke onderdeel uitmaakt van het door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan, is één van de onderdelen van de regionale Waarschuwings- en Verkenningsdienstorganisatie waarin organisatorisch en technisch is uitgewerkt op welke wijze door middel van meetploegen in ongevalsituaties snel en betrouwbaar een beeld kan worden gevormd van de actuele situatie (concentratie van gevaarlijke stoffen, stralingsintensiteiten) en ontwikkelingen daarin. De brandweer meet voornamelijk op acute risico’s. De lange termijn effecten worden door de GHOR aangegeven. Uitvoering gebeurt door gespecialiseerde meetploegen van de brandweer in samenwerking met de Gemeenschappelijke Meldkamer, een WVD-deskundige van de brandweer, overige (stralings)deskundigen en/of instellingen. Metingen bij ongevallen met gevaarlijke stoffen worden zowel ter plaatse van het incident als in het benedenwindse gebied uitgevoerd. Door het Regionaal Operationeel Team worden alle binnenkomende meetuitslagen verzameld en ter interpretatie doorgegeven aan de WVD-deskundige. Hij bepaalt het aantal meetploegen, de meetlocaties, de te gebruiken meetapparatuur en de mogelijke ontmoetingspunten met de gaswolk. Indien nodig worden aanvullende meetopdrachten verstrekt. De burgemeester wordt zo snel mogelijk geadviseerd met betrekking tot: - de acute veiligheid - gezondheidsrisico’s - het milieu; en welke processen daarbij zijn betrokken Zeker in de eerste fase van de hulpverlening zullen besluiten op grond van globale schattingen moeten worden genomen. Na ongeveer een half uur kunnen door de eerste meetresultaten actuele gegevens uit het bedreigde gebied in de besluitvorming worden meegewogen. De meetresultaten zullen verder belangrijk zijn bij het besluit tot het opheffen van het alarm in de gealarmeerde gebieden.

Sub-paragraaf 3.1.19 Begidsen

Procesverantwoordelijk Politie Midden en West Brabant Referentie Politiewet 1993. Doel Het zorgdragen voor de begeleiding van transporten om de weg te wijzen en vrije doorgang bij knelpunten te verzorgen. Doelgroep Bij de hulpverlening betrokken organisaties/personen Aandachtspunten De politie draagt zorg voor toegangsroutes voor hulpverlenende diensten en ontsnappingsroutes/ vluchtwegen voor verkeer van de plaats van de ramp of het zware ongeval naar elders. In veel gevallen zullen de optredende hulpverlenende diensten behoefte hebben aan politiebegeleiding, vooral waar zij in chaotischer of gevaarlijker situaties hun werk zullen moeten doen. Begidsing geschiedt over het algemeen door surveillance-eenheden of (in combinatie met) speciale eenheden. Begidsing geschiedt over het algemeen tot op de uitgangsstelling. De uitgangsstelling zal dan ook op een goed bereikbare plaats dienen te worden gesitueerd, om zo het aantal tussenschakels en het gebruik van (politie)potentieel te minimaliseren. De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de hierboven genoemde aandachtspunten wordt vastgelegd in een door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan.

Sub-paragraaf 3.1.20 Toegankelijk en begaanbaar maken, opruimen

Procesverantwoordelijk Brandweer Midden en West Brabant Referentie Brandweerwet 1985. Doel Het toegankelijk maken van wegen en terreinen die niet meer of in onvoldoende mate bruikbaar zijn voor de rampenbestrijders door instortingen of aardverschuivingen dan wel door andere (natuurlijke) blokkades. Doelgroep - Bij de hulpverlening betrokken personen - Bevolking Aandachtspunten Dit proces, waarvan de uitwerking wordt vastgelegd in een door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan, betreft niet al die werkzaamheden die daarna moeten plaatsvinden om alle functies in de infrastructuur in de oorspronkelijke situatie te herstellen. In de eerste fase zal met name de brandweer zelf blokkades die de bron- en effectbestrijding belemmeren, (laten) verwijderen, zeker zolang nog niet voldoende bronbestrijding heeft plaatsgevonden. Buiten het rampterrein zal veelal geen sprake zijn van blokkades in de zin van puin (van instortingen) of anderszins. Het toegankelijk/begaanbaar maken van aan- en afvoerwegen naar en van het rampterrein zal hier veelal bestaan uit het verwijderen van obstakels als auto’s, omheiningen en dergelijke.

Sub-paragraaf 3.1.21 Verzorging en logistiek rampbestrijdingspotentieel

Procesverantwoordelijk Brandweer Midden en West Brabant Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 4, lid 1, sub k. Doel Verzorging: het geheel van activiteiten die erop gericht zijn personele en materiële middelen (logistiek) voor de rampbestrijding beschikbaar te stellen, te beheren, te verzorgen en op peil te houden. Doelgroep Direct bij de hulpverlening betrokken organisaties en personen Aandachtspunten De met de bestrijding van rampen en zware ongevallen belaste diensten en organisaties dragen in beginsel zelf zorg voor de bevoorrading en aanvulling van de door hen in dit kader benodigde materialen. Alle logistieke aanvragen, welke niet door de eigen dienst of organisatie kunnen worden gehonoreerd of waarin niet kan worden voorzien, worden ingediend bij het Regionaal Operationeel Team. Het Regionaal Operationeel Team draagt als dan zorg voor de logistieke voorziening. Het transport van bovengenoemde logistieke voorzieningen wordt gecoördineerd door de sectie brandweer in het Regionaal Operationeel Team. Voor een efficiënte en effectieve aanpak van de hulpverlening en in verband met mogelijke schaarste, is het noodzakelijk dat de totale verzorging en logistieke bijstand wordt gecoördineerd. Ongeveer acht uur na het begin van de ramp is de brandweer in staat het totale logistieke proces te coördineren. Dit houdt onder andere in dat de brandweer ter plaatse van de ramp alle maaltijden en dranken verzorgt ten behoeve van alle bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen betrokken personen, alsmede ten behoeve van de in de uitgangsstellingen aanwezige menskracht. Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor het uitwerken in een deelplan Verzorging en logistiek rampbestrijdingspotentieel waardoor de logistieke voorziening van de met de bestrijding van rampen en zware ongevallen belaste diensten en organisaties is verzekerd. De verzorging richt zich onder andere op de aanvoer en distributie op het gebied van: - Levensmiddelen; - Uitrusting, gebruiksmiddelen; - Benzine, olie en smeermiddelen; - Uitrusting in tijdelijke bruikleen; - Genees- en verbandmiddelen, blusmiddelen.

Sub-paragraaf 3.1.22 Nazorg

Procesverantwoordelijk Gemeente, gemeentesecretaris Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 4, lid 1, sub l. Doel Het voorzien in nazorg, zorgen voor zo spoedig mogelijke terugkeer naar de oude situatie, dan wel zo goed mogelijk aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden. Daarnaast ook leren van het incident door dit te evalueren. Uitwerking van bovengenoemde punten zal plaatsvinden in een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld deelplan. Doelgroep Een ieder die bij de ramp betrokken is. Aandachtspunten Onder nazorg wordt verstaan het terugbrengen van elk facet van het maatschappelijk leven naar de toestand van vóór het incident. Daaronder vallen zowel de hulp bij het verwerken van traumatische ervaringen van slachtoffers en hulpverleners, als ook het “opruimen van de rommel”: herstellen wat kan worden hersteld en vervangen wat verloren is gegaan. Onder nazorg valt ook de politiek-bestuurlijke nazorg: verantwoording afleggen van het gevoerde beleid en evaluatie van “leermomenten”. De gemeentesecretaris (systeemverantwoordelijk) geeft, na opdracht van de burgemeester als de voorzitter van het beleidsteam, de aanzet voor het plan van aanpak voor de nazorg na de ramp. Dat zal hij/zij samen met het gemeentelijk beleidsteam regelen, gewoonlijk tegen het eind van de repressieve fase. De burgemeester bepaalt wanneer wordt teruggegaan naar de reguliere bevoegdheden. De gemeentesecretaris kan in de nazorgfase zijn coördinerende bevoegdheden uitoefenen. Overigens dienen de gebruikelijke regels en reguliere afdelingen van de gemeente zo snel mogelijk weer aan bod te komen, waarbij de gemeentesecretaris coördineert.

Sub-paragraaf 3.1.23 Strafrechtelijk onderzoek

Procesverantwoordelijk Politie Midden en West Brabant/officier van justitie Referentie Politiewet 1993. Doel Het opsporen van strafbare feiten. Doelgroep Niet van toepassing Aandachtspunten Het opperbevel bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen berust bij de burgemeester. De burgemeester is tevens belast met de handhaving van de openbare orde in de gemeente. De politie staat bij handhaving van de openbare orde en bij de hulpverlening onder gezag van de burgemeester. De bemoeienis van de officier van justitie met de bestrijding van rampen en zware ongevallen richt zich in de eerste plaats op de beantwoording van de vraag of er een strafbaar feit ten grondslag ligt aan het ontstaan van de ramp en of er bij de ramp op andere wijze sprake is van strafbare feiten. De officier kan aanwijzingen geven aan de politie met het oog op opsporing en vervolging van strafbare feiten. Daartoe worden reeds tijdens de rampbestrijding feiten verzameld. Het onderzoek wordt zodanig verricht dat de daadwerkelijke hulpverlening niet onnodig in het gedrang komt. Afstemming met de diensten die zich primair richten op de bestrijding van de ramp of het zware ongeval is derhalve noodzakelijk. Daarnaast geschiedt bij een ramp of een zwaar ongeval strafrechtelijk onderzoek naar delicten zoals het niet naleven van noodverordeningen en delicten die in de sfeer van de ramp plaatsvinden zoals plundering en dergelijke. Voorts heeft de hulpofficier van justitie een rol op grond van de Wet op de lijkbezorging. Om conflicten tussen het strafrechtelijk onderzoek en de bestrijding van rampen en zware ongevallen te voorkomen, alsmede om afstemming van de prioriteiten in de taakuitoefening van de politie te verkrijgen, zal overleg langs reguliere weg plaatsvinden, dat wil zeggen via het driehoeksoverleg. Bovenstaande aandachtspunten worden vastgelegd in een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld deelplan.

Sub-paragraaf 3.1.24 Psycho Sociale hulpverlening bij ongevallen en rampen(PSHOR)

Procesverantwoordelijk GHOR Midden en West Brabant Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 4, lid 1, sub h. Doel De doelstelling van de psychosociale hulpverlening is tweeledig. In de acute fase beoogt het herstel van de getroffenen te bevorderen en zodoende bij te dragen aan het voorkomen van verwerkingsproblemen en –stoornissen. Het tweede doel is het bevorderen van vroegtijdige herkenning en zonodig starten van adequate behandeling van eenmaal opgetreden verwerkingsproblemen en –stoornissen. Doelgroep - Slachtoffers - Hulpverleners Aandachtspunten Omdat in de beginfase moeilijk is vast te stellen welke traumatische ervaringen een individu heeft opgedaan, zal de psychosociale zorg tijdens een ramp voornamelijk een collectief karakter dragen. Individuele hulpverlening volgt in de nazorgfase. Hulp die direct na het voorval wordt geboden biedt het beste perspectief om de ervaringen zo goed mogelijk te verwerken. De hulp varieert van een troostend woord, groepsgesprekken, het verstrekken van inlichtingen over de verblijfplaats/toestand van familieleden/bekenden, toelichting op hetgeen zich tijdens het incident heeft afgespeeld, tot bijvoorbeeld het begeleiden van een rouwdienst bij de uitvaartverzorging. De wijze waarop de psychosociale hulpverlening is georganiseerd wordt vastgelegd in een door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan. Psychisch getraumatiseerden kunnen op verschillende plaatsen worden aangetroffen: in het rampterrein door reddingsploegen/hulpverleners, tijdens het evacuatieproces, in opvang- en verzorgingscentra of bij registratie-informatiecentra. Ook kunnen zij zich spontaan melden of aangemeld worden op locaties in de hulpverleningsketen, bij andere geneeskundige instanties of ziekenhuizen. Psychosociale zorg voor de hulpverleners maakt een belangrijk, maar op zichzelf staand onderdeel uit van dit proces. Hoewel (professionele) hulpverleners kunnen worden voorbereid op wat hen bij een ramp of zwaar ongeval te wachten staat, verdient het dringend aanbeveling in de tweede lijn een ‘apart circuit’ vrij te houden voor (tussentijdse) hulp aan de hulpverleners zelf, niet in de laatste plaats om een adequate hulpverleningsorganisatie in stand te houden.

Sub-paragraaf 3.1.25 Schade

Procesverantwoordelijk Gemeente, sector Middelen Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 4, lid 1, sub m. Doel Schaderegistratie en -afhandeling is vooral van belang om, waar mogelijk tijdens de rampbestrijding, een juist en zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de schade. Doelgroep - Overheid - Gedupeerden - Verzekeraars Aandachtspunten Dit proces start reeds tijdens de acute rampbestrijding en loopt door tot in de nazorgfase. Tijdens de bestrijding houdt schadeafhandeling in het beperken van schade, het voorkomen van vervolgschade, het starten met schaderegistratie (inclusief foto’s of videobeelden) en het regelmatig geven van een totaalbeeld aan het Gemeentelijk Beleidsteam (calamiteit/ramp in één gemeente) dan wel het Regionaal Beleidsteam (ramp in meer dan één gemeente). Voor de organisatie en coördinatie van de schaderegistratie en -afhandeling wordt een bureau Centrale Registratie Afhandeling Schade (CRAS) opgezet waarin overheid, verzekeraars en betrokkenen samenwerken. Hier vindt centrale registratie plaats. Het bureau doet geen toezeggingen over herstel of vergoeding van de schade, maar beperkt zich tot registratie. In het kader van veiligheid en sporenzekering wordt, bij de taxatie van de schade aan gebouwen, het rampterrein slechts betreden na overleg met de Leider Commando Plaats Incident Aan de hand van de informatie die beschikbaar komt door registratie van de schade kunnen tevens prioriteiten worden gesteld met betrekking tot de herstelwerkzaamheden. Het registreren van de schade zal zo goed mogelijk geschieden volgens het door de burgemeester en wethouders vastgestelde deelplan Schade, waarin de wijze waarop en de uitvoering zijn aangegeven. 3.1.26: Verbindingen Procesverantwoordelijk Brandweer Midden en West Brabant Referentie Wet rampen en zware ongevallen, artikel 4, lid 1, sub e. Doel Het waarborgen van optimale verbindingen ten behoeve van de communicatie tussen Gemeentelijk Coördinatiecentrum, Regionaal Coördinatiecentrum, Provinciaal Coördinatiecentrum, Nationaal Coördinatiecentrum, de (gemeentelijke of regionale) actiecentra en de eenheden en functionarissen in het veld. Doelgroep Bij de hulpverlening betrokken organisaties/personen Aandachtspunten Vooral de operationele diensten gebruiken dagelijks bepaalde verbindingsmiddelen en verbindingsprocedures. Ook tijdens rampen en zware ongevallen zullen zij deze zoveel mogelijk blijven gebruiken, als het enigszins kan in de gebruikelijke werkomgeving. De nadruk zal liggen op mondelinge communicatie, ondersteund door schriftelijke. Als gebruik van de openbare voorzieningen niet mogelijk is kan voor de lijnverbindingen gebruik worden gemaakt van het Nationaal Noodnet. Iedere dienst is verantwoordelijk voor de eigen verbindingen. Vanaf de inwerkingtreding van het Commando Plaats Incident is de brandweer verantwoordelijk voor de coördinatie van de interdisciplinaire verbindingen. De gemeente zorgt voor voldoende verbindingsmiddelen ten behoeve van (de bereikbaarheid van) het Gemeentelijk Beleidsteam en de (eventuele) actiecentra. Hierbij moet onder meer gedacht worden aan het in stand houden van reguliere/openbare telefoonnetten, als aan aansluiting(en) op het Nationaal Noodnet en eventueel draadloze verbindingsmiddelen. De gemeente draagt zorg voor de bekendheid hiervan bij de Brandweer Midden en West Brabant. Bovenstaande aandachtspunten worden vastgelegd in een door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld deelplan Verbindingen.

Hoofdstuk 4 Bijlagen

Paragraaf 4.1 Begrippen en afkortingen

Actiecentrum :De plaats van waaruit een dienst of organisatie de eigen bijdrage aan de rampbestrijding regelt. Ambulancestation (AMBUSTAT) De plaats in het rampterrein waar het gewondenvervoer naar ziekenhuizen wordt geregeld. De term ‘ambulance-opstelplaats’ wordt ook gebruikt. AOV Ambtenaar Openbare orde en Veiligheid, belast met de planvorming van de rampbestrijdingsorganisatie en procesadviseur voor het gemeentelijk beleidsteam. Behandelcentrum Een plaats waar lichtgewonde slachtoffers van een ongeval/ramp, die niet in een ziekenhuis behoeven te worden opgenomen, worden bijeengebracht voor medische behandeling. Besmetting De situatie, waarin de bevolking of haar omgeving is getroffen door een infectieziekte, een besmettelijke ziekte of een epidemie, alsook de neerslag en/of absorptie van radioactief materiaal, biologische of chemische (strijd)middelen of andere (industriële) chemische producten op en door personen, dieren, gebouwen, terreinen, materieel en voedingsmiddelen, waaronder drinkwater. Bijstand Aanvullend potentieel van buiten de eigen dienst, aangevraagd door het bevoegd gezag. Binnengrens-rampterrein Begrenzing van het hulpverleningsgebied, alleen toegankelijk voor bij de rampbestrijding betrokken diensten. Buitengewone omstandigheden Oorlog, oorlogsgevaar of een ramp in vredestijd van zodanige omvang dat voor de bestrijding van de ramp de normale bevoegdheden niet toereikend zijn. Buitengrens-rampterrein De uiterste begrenzing van het rampterrein waarbinnen de Leider Commando Plaats Incident zijn bevoegdheden uitoefent. Centraal Registratiebureau Afhandeling Schade (CRAS) Een taakgroep van schade registratoren die zich door actief en passief informatie vergaren richt op het op een centrale plaats verkrijgen van een totaaloverzicht van ontstane schade. Centraal Registratie- en Informatiebureau (CRIB) Het bureau dat gegevens verzamelt omtrent doden, gewonden, vermisten en verplaatste personen, deze gegevens registreert en op aanwijzingen van het bevoegd gezag aan belanghebbenden verstrekt. Chapelle Ardente De plaats waar de overleden slachtoffers van een ramp worden opgebaard (rouwkapel). Coördinerend burgemeester De burgemeester die namens haar/zijn collega’s belast is met de aansturing van de met de operationele leiding belaste functionaris. Coördinator Crisismanagement De vertegenwoordiger namens de gemeenten in het Commando Plaats Incident en/of het Regionaal Operationeel Team. Driehoeksoverleg Het overleg tussen de burgemeester, de officier van justitie en het plaatselijke hoofd van de politie, dat gericht is op beleidsafstemming in het kader van de openbare orde en veiligheid. Eerste hulpcapaciteit (EHC) Het aantal gewonden aan wie per uur de benodigde eerste hulp kan worden verleend, inclusief het vervoersgereed maken. Evacuatie Het op last van de overheid verplaatsen van groepen personen, ten einde de mogelijke schadelijke gevolgen van een ramp of een zwaar ongeval (of de dreiging daarvan) zoveel mogelijk te voorkomen, dan wel te beperken. GAGS Gezondheidskundig Adviseur Gevaarlijke Stoffen. Deskundige vanuit de GHOR op het gebied van de advisering over te nemen maatregelen en risicocommunicatie op gezondheidskundig vlak bij de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Gemeentelijk Beleidsteam (GBT) Beleidsadviserend team waarbinnen, ten tijde van een ramp of een zwaar ongeval in één gemeente, onder voorzitterschap van de burgemeester, beleidsvoorbereiding en beleidscoördinatie plaatsvindt. Gemeentelijk Coördinatiecentrum (GCC) De plaats waar de burgemeester en het Gemeentelijk Beleidsteam zijn ondergebracht. Geneeskundige hulpverleningsketen De keten van samenhangende en georganiseerde medische en paramedische handelingen, vanaf het opsporen van de gewonden, eerste hulp, transport, tot het moment dat verdere behandeling in een ziekenhuis niet meer nodig is. GHOR Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen. GRIP Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdings Procedures. Hulpverleningsgebied Dat deel van het rampterrein waarop de hulpverlening zich concentreert, omdat daar sprake is van een waarneembare of te verwachten schade aan de gezondheid van grote aantallen personen of aan grote materiële belangen. Logboek Een losbladig boek, waarin per actiecentrum op chronologische volgorde alle inkomende en uitgaande berichten en voorvallen/beslissingen worden vastgelegd. Logistiek 1. De verwerving, opslag, beheer, onderhoud en de uitgifte van klasse I t/m V-goederen. 2. Alle voorbereidingen en handelingen die nodig zijn om het potentieel voor de bestrijding van ongevallen en rampen zo doeltreffend mogelijk in te zetten en te bevoorraden. Medische behandelcapaciteit (MBC) Het aantal gewonden van urgentieklasse I en II, dat per uur volgens de geldende medische inzichten in een ziekenhuis kan worden behandeld. Medische transportcapaciteit (MTC) Het aantal gewonden dat per uur op geschikte wijze kan worden vervoerd. Morgue/mortuarium De plaats buiten het rampterrein waarheen de stoffelijke resten van slachtoffers worden overgebracht ter identificatie, lijkschouwing en kisting. Noodverordening Op grond van artikel 176 Gemeentewet door de burgemeester gegeven algemeen verbindende voorschriften, die nodig zijn ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar. OGOR Openbare Gezondheidszorg bij Ongevallen en Rampen Ondersteuning Het geheel van secretariële, logistieke en verbindingstechnische voorzieningen, dat ten doel heeft een (Gemeentelijk of Regionaal) Beleidsteam, alsmede een Regionaal Operationeel Team te laten functioneren. Ondersteuningsgebied Het deel van het rampterrein dat nodig is om het optreden in het hulpverleningsgebied mogelijk te maken. Ontruiming Het voor een korte tijd, op advies van de parate diensten, hun verblijfplaats doen verlaten, ten einde de mogelijke schadelijke gevolgen van een ramp of een zwaar ongeval (of de dreiging daarvan) voor de betrokkenen zoveel mogelijk te voorkomen, dan wel te beperken. Operationeel Leider (OL) De functionaris die door het bevoegd gezag is aangewezen om de operationele leiding uit te oefenen. Hij adviseert de (Coördinerend) Burgemeester over operationele aangelegenheden. Beleidsbeslissingen vertaalt hij binnen het Regionaal Operationeel Team in operationele opdrachten en hij coördineert de uitvoering daarvan. Operationele leiding De bevoegdheid tot het in opdracht van de burgemeester geven van bindende aanwijzingen aan commandanten/hoofden van de bij de rampbestrijding samenwerkende zelfstandige diensten, zonder daarbij te treden in de bevoegdheden van de commandanten/ hoofden van de diensten aangaande de wijze van uitvoeren van taken. Opperbevel Duidt op twee samenhangende noties: enerzijds de politieke en bestuurlijke verantwoordelijkheid, anderzijds de zeggenschap over ieder die aan de (ramp)bestrijding deelneemt, zulks in het bijzonder met het oog op een goede coördinatie. Opvangcentrum De plaats waar niet-gewonde en (behandelde) lichtgewonden worden ondergebracht in afwachting van de mogelijkheid tot terugkeer naar de eigen woongelegenheid of onderbrenging elders. Perscentrum De plaats waar onder verantwoordelijkheid van het bevoegde gezag informatie wordt verstrekt aan de publiciteitsmedia. Plan Crisismanagement Het rampenplan van de gemeente. Proces Een combinatie of aaneenschakeling van hulpverlenings- en/of rampbestrijdingsactiviteiten, die naar aard en intensiteit afhankelijk zijn van het ramptype. Procesverantwoordelijkheid De verantwoordelijkheid van een diensthoofd/commandant voor de door zijn dienst/organisatie voor te bereiden en uit te voeren hulpverlenings- of rampbestrijdingsactiviteiten c.q. taken. Provinciaal Coördinatiecentrum (PCC) De plaats waar de commissaris van de Koningin en zijn provinciale rampenstaf zijn gezeteld. Provinciale Rampenstaf Het door de Commissaris van de Koningin samengestelde orgaan dat hem bijstaat bij zijn coördinerende en bijstand regelende taak in de bestrijding van rampen en zware ongevallen. PSGHOR Psycho Sociale Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Ramp Een gebeurtenis:

  • 1.

    waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en

  • 2.

    waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken.

Rampbestrijdingsplan Het samenstel van maatregelen dat voorbereid is voor het geval zich een ramp voordoet die naar plaats, aard en gevolgen voorzienbaar is. (Met “plaats” wordt niet slechts één gebied bedoeld, maar ook een object of een traject (spoorweg, weg). Rampenplan (Plan Crisismanagement) Een per gemeente opgesteld organisatieplan waarin in algemene zin is aangegeven hoe in geval van een ramp of een dreigende ramp gehandeld dient te worden ten einde tot een doelmatig bestrijden van de ramp en de gevolgen daarvan te komen. Rampterrein Het door de opperbevelhebber aangewezen gedeelte van een gemeente waarbinnen bijzondere regimes gelden ten aanzien van de handhaving en het herstel van openbare veiligheid en openbare orde. Ramptypen Beschrijving van gebeurtenissen en factoren die leiden tot een herkenbare soort ramp (zie 1.3). Reddingscapaciteit (RC) Het aantal gewonden dat per uur kan worden bevrijd/geborgen. Regionaal Beleidsteam (RBT) Een team van adviseurs dat bij een ramp die meer dan één gemeente treft ter beschikking staat van de coördinerend burgemeester. De leden van het team adviseren de coordinerend burgemeester op grond van hun deskundigheid ten aanzien van besluitvorming, beleidsbepaling en beleidscoördinatie. Regionaal Coördinatiecentrum (RCC) De plaats van waaruit het Regionaal Operationeel Team opereert, alsmede de plaats waar de coördinerende burgemeester en het Regionaal Beleidsteam, inclusief de Operationeel Leider, zijn ondergebracht (bij gemeentegrensoverschrijdende incidenten). Het Regionaal Coördinatiecentrum bevindt zich in het kantoor van de Gemeenschappelijke Meldkamer te Tilburg. Regionaal Gasmeetplan Voorbereid plan voor het uitvoeren van metingen door meetploegen van de Waarschuwings- en Verkenningsdienst (WVD) van de brandweer. De uitvoering vindt plaats onder leiding van de WVD-deskundige. Regionaal Officier Gevaarlijke Stoffen (ROGS) Deskundige van de brandweer op het gebied van het optreden bij aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Regionaal Operationeel Team (ROT) Een team van vertegenwoordigers van de betrokken diensten/organisaties dat onder leiding van de Operationeel Leider, dan wel zijn plaatsvervanger, een gecoördineerde uitvoering van de rampbestrijding bevordert. RGF Regionaal Geneeskundig Functionaris Triage De indicatiestelling en urgentie-indeling voor de afvoer en behandeling van de gewonden. Er zijn hiervoor vier urgentieklassen voor behandeling vastgesteld. Uitgangsstelling De plaats waar het bij de rampbestrijding in te zetten potentieel wordt samengetrokken, van waaruit het wordt ingezet en waarheen het na de werkzaamheden terugkeert. Urgentieklassen De medische behandelurgentie van bepaalde gewonden als resultaat van triage. De classificatie geschiedt aan de hand van de toestand van de Ademhaling (A), het Bewustzijn (B) en de Circulatie (C). De urgentieklassen zijn: - Urgentieklasse 1 (A, B, C-instabiele slachtoffers): Gewonden wier leven onmiddellijk wordt bedreigd door een obstructie van de ademwegen en/of door stoornissen van de ademhaling en/of circulatie. - Urgentieklasse 2 (A, B, C-stabiele slachtoffers te behandelen binnen 6 uur): Gewonden wier leven na enkele uren wordt bedreigd door een obstructie van de ademwegen, stoornissen van de ademhaling en/of circulatie of die gevaar lopen op ernstige infecties of invaliditeit, wanneer zij niet binnen 6 uur na oplopen van het letsel behandeld worden. - Urgentieklasse 3 (A, B, C-stabiele slachtoffers): Gewonden die niet bedreigd worden door een ademwegenobstructie, stoornissen van de ademhaling en/of circulatie, ernstige infectie of invaliditeit. Daarnaast bestaat een urgentieklasse 4. Deze kan in principe alleen onder oorlogsomstandigheden worden gehanteerd: - Urgentieklasse 4 (A, B, C-instabiele slachtoffers): Gewonden, waarbij onder de gegeven omstandigheden de ademweg niet kan worden vrijgemaakt en vrijgehouden, de ademhaling niet kan worden vrijgesteld, bloedingen niet tot staan kunnen worden gebracht en shock niet toereikend kan worden bestreden. Veiligheidszone Een gebied rond het rampterrein dat de politie in staat stelt het rampterrein af te zetten/ schermen. Verkeerscirculatieplan Het document waarin het gebruik van wegen binnen een bepaald gebied wordt geregeld. Het plan bevat onder meer gegevens over wegen en bruggen, voorgeschreven routes en circulatie, kritieke punten. Het plan wordt voor zover nodig uitgegeven als bijlage bij een operationele opdracht. Waarschuwings- en verkenningsdienst Technische eenheid voor het doen van waarnemingen bij nucleaire en chemische ongevallen, het verzamelen van meetgegevens en het afbakenen van besmette gebieden. Toelichting: De WVD kent de volgende onderdelen en plannen: - De WVD-deskundige die de leiding heeft bij het meetplan; - Een aantal meetploegen; - Een aantal vaste meetposten van het landelijk meetnet nucleaire incidenten (LMNI); - Een regionaal officier ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen; - Een regionaal gasmeetplan; - Een plan voor waarschuwen en alarmering bevolking.

Paragraaf 4.2 Verspreiding van het plan Crisismanagement

Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de verspreiding van het plan en de bijbehorende deelplannen dan wel gedeelten daarvan, aan functionarissen en instanties die bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen kunnen worden betrokken. In de verzendlijst wordt aantekening gehouden van de verspreiding van het plan Crisismanagement en de daarbij behorende deelplannen dan wel gedeelten daarvan. Het college van burgemeester en wethouders draagt tevens zorg voor de verspreiding van wijzigingen en aanvullingen op het plan en de daarbij behorende deelplannen. Ter vaststelling / 1e toetsing c.q. ter kennisname - Gedeputeerde Staten - Commissaris van de Koningin 492px

Paragraaf 4.3 Risico-inventarisatie en (beleid) rampbestrijdingsplannen

Op grond van artikel 3, eerste lid van de Wet rampen en zware ongevallen (WRZO), zoals deze luidt na de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding (WKR), dient het college van burgemeester en wethouders ten minste één keer per vier jaar een rampenplan vast te stellen, waarin risico’s worden geïnventariseerd, de organisatie, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding worden beschreven en het beleid ten aanzien van het vaststellen van rampenbestrijdingsplannen wordt vastgelegd. De organisatie, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden in het kader van de rampenbestrijding worden omschreven in dit plan crisismanagement. In deze bijlage wordt invulling gegeven aan de wettelijke vereisten betreffende risicoinventarisatie en het beleid ten aanzien van het vaststellen van rampbestrijdingsplannen. Voor de risico-inventarisatie worden de 18 maatramptypen uit de Leidraad Maatramp als uitgangspunt gekozen. Niet alle ramptypen komen in even grote mate voor in de gemeente Aalburg. In 2003 is op basis van een model van de “oude” regio Breda een inventarisatie van risico’s opgesteld aan de hand van de 18 verschillende ramptypen. De resultaten van deze inventarisatie zijn geactualiseerd en deze vormen tezamen met de gegevens uit het landelijke Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) en het provinciale Risico Informatie Systeem (RIS) de risico-inventarisatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet rampen en zware ongevallen. In het RRGS zijn gegevens opgenomen met betrekking ramptypen 4, 5 en 6. In het RIS zijn naast de gegevens uit het RRGS ook gegevens opgenomen betreffende de overige ramptypen, met uitzonderingen van de ramptypen 7, 8, 16, 17 en 18.

492px

Toelichting: De gemeente wordt gekenmerkt door 7 woonkernen met omliggend open gebied, voornamelijk bestaande uit gronden met agrarische bestemming. Het grondgebruik door industrie en bedrijvigheid is beperkt en vindt plaats in een nauwelijks risicovolle omvang. Land- en tuinbouwbedrijven, handelsondernemingen en kleinschalige industrie in de gemeente zijn onderwerp van inventarisatie voor de indeling in risicocategorieën geweest.

Hoofdstuk 5 Overzicht risico’s in relatie tot de Ramptypen

Paragraaf 5.1 Luchtvaartongevallen

De gemeente heeft zelf geen vliegvelden. In de omgeving ligt vliegbasis Gilze en Rijen ( hemelsbreed 25 km) met een standplaats voor helikopters. Het Land van Heusden en Altena waaronder het grondgebied van de gemeente Aalburg is aangewezen als oefen- en laagvlieggebied voor dit type vliegtuigen. Dit geeft mogelijk een lichte verhoging van het risico op (beperkte) luchtvaartongevallen. Deze ongevallen ontstaan meestal plotseling. Er zal dan vanuit de normale ongevalbestrijding opgeschaald moeten worden. Het ontstaan van ruimtevaartongevallen is veelal voorspelbaar. In dat geval is het mogelijk de rampenbestrijdingsorganisatie tijdig te activeren. Mogelijke effecten: Relatief veel dodelijke slachtoffers, vooral brandwonden en mechanisch letsel, relatief veel telefonische informatieverzoeken, en mogelijke aanwezigheid van gevaarlijke stoffen

Paragraaf 5.2 Ongevallen op water

Vervoer over water / verblijf aan het water (o.a. passagiersschepen, veerponten, waterrecreatie etc.)

492px

Toelichting: Op de rivieren en het kanaal is de beroepsvaart betrekkelijk gering. Er zijn geen tel-lingen uitgevoerd, maar schepen beladen met gevaarlijke stoffen of tankers met brandbare vloeistoffen bevaren slechts incidenteel de onder 1, 2 en 3 genoemde wa-teren bevaren. Bij aanvaringen gaat het vooral om de hoeveelheid motorbrandstof ( diesel). Het ontstekingsgevaar van deze stof is bij aanvaringen beperkt. Met name in de zomerperiode moet rekening gehouden worden met dagrecreatie langs de oevers en passagiersschepen met dagtoeristen ( tot ong. 100 personen).

Paragraaf 5.3 Verkeersongevallen op land (o.a. kettingbotsingen, busongevallen, ontsporingen van of botsingen met/van reizigerstreinen)

a. Op de weg

319px

Toelichting: De beide wegen zijn niet aangewezen als routes voor transport van brandbare gas-sen, giftige gassen of giftige vloeistoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen bestaat hoofdzakelijk uit tankautotransport met motorbrandstoffen. b. Op het spoorGeen spoorlijnen aanwezig in de eigen gemeente of buurgemeente. Mogelijke effecten: Vooral mechanisch letsel, moeilijke bereikbaarheid rampterrein, verkeersstremmingen, relatief veel telefonische informatieverzoeken (verkeersongevallen).

Paragraaf 5.4 Ongevallen met brandbare /explosieve stof in open lucht

De gemeente Aalburg kent een aantal risicovolle situaties die bij dit ramptype vermeld moeten worden: (ingedeeld op voorlopige gegevens ministerie)

491px

Mogelijke effecten: Bij een dreigende explosie, bijvoorbeeld wanneer al brand is ontstaan, kan ontruiming aan de orde zijn in het bedreigde gebied. Mensen die zich bevinden in het effectgebied van een plotseling ongeval met brandbare of explosieve stof kunnen gewond raken door rondvliegende brokstokken (met name glas), door hitte (straling) of door de drukgolf en instorting.

Paragraaf 5.5 Ongevallen met giftige stof in open lucht

492px

Toelichting: Alhoewel in de gemeente Aalburg geen bedrijf in aanmerking komt voor registratie in verband met de aanwezigheid van een bepaalde hoeveelheid giftige stof, kunnen ongevallen met deze stoffen voorkomen. Diverse wetten op het gebied van de milieubescherming en planologie hebben onder meer als doel de bevolking te beschermen tegen het vrijkomen van genoemde stoffen. Men probeert dit enerzijds door de kans op vrijkomen te verkleinen en de hoeveelheid vrijkomende stof te beperken, anderzijds door ruimte te creëren tussen bevolking en bedrijven met (geringe hoeveelheid) gevaarlijke stoffen. In geval van calamiteiten zal de uitstraling tot de geringste slachtoffercategorie beperkt blijven volgens de Effectwijzer, die door het Ministerie van BZK is uitgegeven.

Paragraaf 5.6 Kernongevallen: geen kernenergiecentrale of bedrijven met radioactieve stoffen

Toelichting: Een kernongeval waardoor straling vrijkomt of dreigt vrij te komen die tot een verhoogd risico leidt of kan leiden voor mens of milieu, is niet geheel ondenkbaar. Het ongeval in de kerncentrale Tsjernobyl (1986) geeft aan, dat de effecten op zeer grote afstand merkbaar kunnen zijn. Voorkoming of vermindering van een verhoogd stralingsrisico voor mens of milieu vraagt een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties op gemeentelijk, provinciaal en rijksniveau. Van de gemeente zal voornamelijk bijstand verwacht worden bij de uitvoering van de voorschriften en maatregelen, waartoe op rijksniveau is beslist.

Paragraaf 5.7 Bedreiging volksgezondheid

Toelichting: Een mogelijke oorzaak kan het eten van verontreinigd voedsel of drinken van vervuild water zijn. In het algemeen is er bij drinkwater geen directe bedreiging voor de volksgezondheid, omdat er enige tijd verloopt voordat het water de gebruikers bereikt. De consument kan tijdig gewaarschuwd worden over het gebruik van het leidingwater, waardoor er gelegenheid is om noodvoorzieningen te treffen. Voorlichting verdient speciale aandacht. Een voedselvergiftiging of een epidemie of pandemie (o.a. griep) komt in zijn algemeenheid onaangekondigd, maar een grootschalige en plotselinge uitbraak is zeldzaam. Besmette producten met een hoge gebruiksgraad vormen de grootste risicocategorie. Bijna altijd wordt een groot beroep gedaan op de gezondheidsvoorzieningen. Samenwerking met de GHOR is van essentieel belang. Mogelijke effecten: Belangrijk is dat dit ramptype een aanzienlijke omvang kan aannemen zonder dat er werkelijk (veel) ziektegevallen zijn. Feitelijk of vermeende, maar min of meer concrete aanwijzingen van een acuut gevaar voor de volksgezondheid kunnen reeds grote onrust veroorzaken. Snel onderzoek naar oorzaken, verschijnselen en mogelijkheden om de klachten te duiden, te beperken, etc. is nodig. Dit vergt bijna altijd gerichte voorlichting / publiciteit. Bij uitstoot van gevaarlijke stoffen kan er nog op grote afstand reden zijn voor ongerustheid. Bij omvangrijke of beladen gebeurtenissen van dit type moet dus gerekend worden op initiële onzekerheid over de precieze aard; veel gecoördineerd onderzoekswerk en een grote publiciteits- en voorlichtingsinspanning.

Paragraaf 5.8 Ziektegolf

Toelichting: Dit ramptype betreft een golf van gezondheidsklachten met soms een onbekende oorzaak. Typerend verschil met het type Bedreiging volksgezondheid is, dat in het geval van de ziektegolf vrij plotseling een behoorlijk aantal ernstige gezondheidsklachten optreedt. Bij het eerstgenoemde ramptype behoeft er nog niemand feitelijk ziek te zijn. Ziektegolf vergt een forse curatieve inspanning en zorg voor zieken. De coördinatie ligt dan ook bij de GHOR, de witte kolom in de rampenbestrijdingsorganisatie. Mogelijke effecten: Ernstige en acute gezondheidseffecten zijn gebleken bij de legionella-affaire (West-Friese Flora, 1999). Door een besmetting van olijfolie in Spanje (1981) vielen veel doden en werden duizenden mensen ziek. In beide gevallen ging het overigens om effecten die over grote delen van het land gespreid waren. Lokaal geconcentreerde ziektegolven zijn eveneens mogelijk, alsmede uiteraard een in grote delen van het land tegelijk voorkomende (griep)epidemie. In dergelijke gevallen is naast hulpverlening aan ernstig zieken een publieksvoorlichting nodig over aanbevolen gedrag en zelfstandig te nemen maatregelen. Voor zover een ziektegolf gepaard gaat met een nog voortdurend (onbekend?) gevaar voor de volksgezondheid zijn mogelijk additioneel de effecten aan de orde van het ramptype ‘Bedreiging van de volksgezondheid’. Elke regio zal voorbereid moeten zijn op een voorlichtingsinzet en een grote belasting voor de curatieve zorg.

Paragraaf 5.9 Ongevallen in tunnels

Er zijn in de gemeente Aalburg geen tunnels voor auto, trein- of metroverkeer

Paragraaf 5.10 Branden in grote gebouwen

Belangrijk bij dit ramptype is het aantal aanwezige personen of de aanwezigheid van verminderd zelfredzame personen. Hierna volgen de overzichten van gebouwen met een grootschalige publieksfunctie, gebouwen met grotere aantallen verminderd zelfredzame personen alsmede overzichten van scholen en peuterspeelzalen / kinderdagverblijven: Gebouwen met een grootschalige publieksfunctie ( o.a. buurthuis, discotheek, gebedshuis, sporthal, bibliotheek, zaal ) Hierbij gaat het om gebouwen met een publieksfunctie, daarbij wordt een minimum aantal gehanteerd van 250 personen. 492px

Gebouwen met verminderd zelfredzame personen

492px

Scholen

492px

Peuterspeelzalen / kinderdagverblijven

492px

Toelichting De omvang van een ramp zal vrijwel direct groot zijn. Bij verdere ontwikkeling komen redding, hulpverlening, brandbestrijding en ontruiming tegelijk aan de orde. De eigen verantwoordelijkheid dient tot uiting te komen in een alarmerings-, ontruimings- en evacuatieplan. Mogelijke effecten Veel slachtoffers met brandwonden en/of ademhalingsklachten, zeer veel overige aanwezigen, gevaar voor veiligheid van redders / hulpverleners.

Paragraaf 5.11 Instortingen van grote gebouwen

Toelichting: Gebouwen of bouwwerken kunnen plotseling instorten door fouten in de constructie of het materiaal, als deze zwaarder dan normaal belast worden. Te denken valt aan de aanwezigheid van veel personen op bijv. balkons, tribunes, verdiepingsvloeren, aan extreme weersomstandigheden als grote windbelasting, zwaar sneeuwdek, aan explosies of grondverzakking. De omvang van de ramp is vrijwel direct maximaal. De reddingscapaciteit is de bepalende factor bij het bevrijden van slachtoffers. De brandweer, bhv’ers en andere (geneeskundige) hulpverleners zullen op de vindplaats samenwerken om slachtoffers optimale kansen te bieden. Behalve aan mogelijk instorting als gevolg van brand en/of explosie of beschadiging van een gebouw als gevolg een verkeersongeval moet hierbij vooral worden gedacht aan het verschijnsel van aardbevingen. Uitgaande van de Effectwijzer valt de regio Midden en West Brabant, waaronder dus ook de gemeente Aalburg. voor aardbevingen in categorie VII van de Mercallischaal. Deze schaal heeft als symptomen: scha-de aan vele gebouwen, schoorstenen die afbreken, golven in vijvers, kerkklokken die geluid geven. Voor de grote gebouwen wordt verwezen naar het overzicht onder nummer 10. Mogelijke effecten: Veel slachtoffers met mechanisch letsel, lastige bereikbaarheid incidentlocatie.

Paragraaf 5.12 Paniek in menigten

De gemeente Aalburg heeft een aantal jaarlijkse festiviteiten. De bezoekersaantallen zijn echter relatief beperkt, als we uitgaan van een drempelwaarde van 5.000 personen. In het volgende staatje zijn de meest relevante jaarlijks terugkerende festiviteiten opgenomen:

492px

Toelichting: Onder paniek in menigten wordt verstaan een complex van verschillende gedragingen van grote groepen mensen die direct in hun bestaan bedreigd worden. Als de (vermeende) bedreiging optreedt in een beperkte ruimte door bijv. brand of ongeregeldheden, dan zullen mensen trachten zich aan dit gevaar te onttrekken, zonder acht te slaan op de gevolgen. Het ontstaan van paniek kan beperkt worden door in de evenementenvergunningen preventieve maatregelen voor te schrijven, die erop gericht zijn voldoende vluchtwegen te maken en het publiek in te lichten en te begeleiden. Paniek in een menigte treedt vaak op als gevolg van een incident en staat daarom als ramptype zelden op zichzelf. Vooral een samenloop met brand, instorting of uitval van stroom in het donker ligt voor de hand. Mogelijke effecten: Mechanisch letstel, (enkele tientallen tot honderden) gewonden, zeer veel overige aanwezigen

Paragraaf 5.13 Verstoringen openbare orde

Toelichting De gemeente Aalburg kent geen terugkerende festiviteiten waarbij grootscheepse verstoring van de openbare orde te verwachten is. Dit ramptype dat o.a. risicosportwedstrijden, demonstraties, politieke manifestaties, massale vechtpartijen en grootschalige plunderingen omvat, is de laatste decennia niet voorgekomen, hetgeen niet wil zeggen dat ze niet zullen kunnen plaatsvinden. Voor het uitbreken van grootschalige ordeverstoringen bestaan meestal wel een aantal aanwijzingen. Bij deze ca-lamiteiten ligt geneeskundige hulpverlening aan verspreide slachtoffers/gewonden voor de hand, evenals opvang/verzorging van bijv. demonstranten en gestrande (ramp)toeristen. De hulpverleningsactiviteiten worden primair verricht door de (lokale) parate diensten als politie, brandweer en GHOR. Strafrechtelijk onderzoek kan door het Openbaar Ministerie ingesteld worden. Mogelijke effecten: Agressie jegens gezag in algemeen en politie in het bijzonder, beperkt mechanisch letsel, grote materiële schade aan straatmeubilair en particuliere eigendommen (winkeliers) , zeer veel overig aanwezigen

Paragraaf 5.14 Overstromingen

Toelichting: Overstromingen ontstaan door natuurlijke of mechanische oorzaken of een combinatie daarvan. Bij natuurlijke oorzaken valt te denken aan overstromingen door hoge rivierwaterstanden en het vollopen van lager gelegen gebieden door dijkdoorbraak. Overstromingen door natuurlijke oorzaken zijn tot op zekere hoogte voorspelbaar; zo ook de kans op een dijkdoorbraak als gevolg van het hoge rivierwater. Na een overstroming zal het verkeer in het getroffen gebied snel lam gelegd zijn. Afhankelijk van de grootte en de diepteligging van het gebied kan het uren tot dagen duren, voordat levensbedreigende waterstanden bereikt worden. Naarmate de tijd verstrijkt, neemt de kans op dodelijke slachtoffers door onderkoeling of uitputting fors toe. De materiële schade zal enorm zijn. Snelle redding is essentieel als evacuatie niet vóór de ramp heeft plaatsgevonden. Een waarschuwings- en alarmerings- en hulpverleningstraject is met het waterschap afgesproken, vastgelegd in een draaiboek dijkbewaking.

Paragraaf 5.15 Natuurbranden

Toelichting: Door het ontbreken van grote oppervlakten natuurgebied in de gemeente, zal bedreiging van de bevolking door branden nihil zijn.

Paragraaf 5.16 Extreme weersomstandigheden

Toelichting: Weersomstandigheden vormen een bijzondere categorie: zij zijn redelijk voorspelbaar. Bij sommige weersomstandigheden is een snelle reactie meer geboden dan bij andere. Bij zware storm kunnen snel problemen ontstaan: acuut reageren is essentieel. Bij extreme kou of hitte ontstaan de problemen geleidelijker: er is meer tijd om te reageren. Bij hittegolven en langdurige droogte is sprake van een ruime vooraankondigings- en aanloopperiode. Wel kan in het geval van smog het overschrijden van een bepaalde drempel leiden tot een plotselinge toeneming van gezondheidsklachten. Stormen, windhozen, hagelbuien, sneeuwval en ijzel zijn weertypen die als zodanig voorspeld kunnen worden. Toch moet men ervan uitgaan, dat er geen vooraankondiging is van de ernst en de plaats van de verschijnselen. Dit hangt samen met doorgaans plaatselijke uitschieters Mogelijke effecten: 492px

Paragraaf 5.17 Uitval nutsvoorzieningen

Toelichting: Elektriciteit Door stroomuitval wordt het verkeer en de communicatie bemoeilijkt. Een langdurige en grootschalige uitval van de elektriciteitsvoorziening heeft zeer ernstige gevolgen. Dat betekent uitval van apparaten in woningen ( cv), kantoren, agrarische bedrijven en industrie; pompen van rioleringen; verkeerslichten, toegang en kassa’s van win-kels en banken; brandstofpompen bijv. tankstations.

Gas Een langdurige uitval van de gasvoorziening heeft verstrekkende gevolgen: cv’s, gaskooktoestellen, boilers vallen uit; bakkerijen en andere bedrijven kunnen niet meer werken. Er zal zo mogelijk uitgeweken worden naar elektrische apparatuur, waardoor de stroomvoorziening in gevaar kan komen. De gevolgen zijn uiteraard ernstiger bij koud weer.

Water De effecten van uitval van watervoorziening staan onder type VII. Bij volledige en langdurige uitval zijn de problemen groter, met diverse hygiënische risico’s ( o.a. wc’s)

Verkeer De invloed van verkeersbelemmeringen op het maatschappelijk leven is groot door verstoring van brandstofaanvoer, uitval elektriciteit, slecht weer.

Communicatie Uitval van communicatievoorzieningen zal in veel gevallen gepaard gaan met verstoring van datacommunicatie bij banken en bedrijven, problemen in de regeling van gas- en watervoorziening, het wegvallen van diverse beveiligings- en alarmeringssystemen. Naast de voor de hand liggende verstoringen van het maatschappelijk leven, zijn er derhalve directe gezondheids- en veiligheidsrisico’s.

Mogelijke effecten492px

Paragraaf 5.18 Rampen op afstand

Sommige rampen zijn rampen op afstand. Een specifiek geval van rampen op afstand is het repatriëren of opvangen van slachtoffers van een ramp elders. Daarbij kan men in eerste instantie denken aan het repatriëren van ‘eigen’ burgers die in het buitenland in problemen zijn geraakt (bijvoorbeeld door een bus- of vliegtuigongeluk of burgeroorlog). Ook zou het opvangen van burgers uit een andere regio of (zelfs) uit het buitenland onder dit ramptype kunnen worden gebracht. Het gaat bij dit ramptype om coördinatie van de informatievoorziening en hulpverleningsactiviteiten vanuit Nederland en om de opvang en verdere verzorging van slachtoffers die weer in Nederland zijn aangekomen. Het kan daarbij gaan om doden (hulp bij identificatie), gewonden en anderszins getroffenen. Mogelijke effecten: Het grootste gevaar dat bij dit type loert is onderschatting. Immers, de directe gevolgen van de ramp, de zichtbare fysieke effecten (grootschalige verwoesting en aanzienlijk aantallen slachtoffers) ontbreken. De maatschappelijke ontwrichting van een dergelijke ramp kan echter zeer omvangrijk zijn en diep ingrijpen in de lokale gemeenschap.

Hoofdstuk 6. (Beleid) Rampbestrijdingsplannen

Op grond van artikel 3, lid 4 van de Wet rampen en zware ongevallen dient in het rampenplan te worden vastgelegd wat het beleid is ten aanzien van het vaststellen van rampbestrijdingsplannen. Het repressief bestrijden van een ramp of zwaar ongeval is slechts een onderdeel van de totale veiligheidsketen. De gemeente Aalburg streeft ernaar om rampen en zware ongevallen niet alleen te bestrijden, maar ook om deze waar mogelijk te voorkomen (pro actie en preventie) of om de ramp of zwaar ongeval zo vroeg mogelijk adequaat te kunnen bestrijden (preparatie). Daarom wordt ook op de andere onderdelen van de veiligheidsketen geïnvesteerd. Met name aan het verstrekken van gebruiksvergunningen, het handhaven van de bouwregelgeving, het opleiden en oefenen van de brandweer en van andere gemeentelijke rampbestrijdingsfunctionarissen en het ontwikkelen van aanvalsplannen en bereikbaarheidskaarten wordt volop aandacht besteed. Mede gelet op deze aanpak en het beperkte risico dat binnen de gemeente aanwezig is heeft de gemeente Aalburg voor het volgende beleid betreffende het vaststellen van rampbestrijdingsplannen gekozen. De gemeente Aalburg is voornemens om rampbestrijdingsplannen vast te stellen indien voldaan is aan de volgende criteria: a. Object / bedrijf is VR-plichtig (VR=veiligheidsrapportage); b. Object / bedrijf is een PBZO-bedrijf (PBZO: Preventie Beleid Zware Ongevallen); c. Incidenten / calamiteiten in het object / bedrijf zijn naar verwachting niet afdoende te bestrijden door middel van: - bedrijfshulpverlening; - standaardprocedures operationele diensten; - aanvalsplannen en/of bereikbaarheidskaarten; d. Er zijn vergelijkbare bedrijven in de regio waarvoor op advies en geïnitieerd door de Veiligheidsregio Midden- en West Brabant een rampbestrijdingsplan is vastgesteld.Op dit moment zijn er binnen de gemeente Aalburg geen objecten of bedrijven waarvoor op basis van deze criteria een rampbestrijdingsplan vastgesteld moet worden. De gemeente Aalburg heeft overigens de intentie om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het beleid dat binnen de Veiligheidsregio Midden en West Brabant ontwikkeld wordt.

Het beleid van de Veiligheidsregio ziet er als volgt uit. In 2005 wordt door de regionale brandweer een volgorde vastgesteld waarin de nog op te stellen rampbestrijdingsplannen zullen worden vervaardigd. In 2006 zal conform deze vastgestelde volgorde verdere uitvoering worden gegeven aan de vervaardiging van de rampbestrijdingsplannen. Hierbij zullen de BRZO-bedrijven prioriteit krijgen. Na 2010 komen instellingen aan bod die net onder de BRZO grenswaarde vallen (95% van het hoeveelheidscriteria).

De formele verantwoordelijkheid voor rampbestrijdingsplannen ligt bij de burgemeester, terwijl de uitvoering en de regie over de uitvoering voor het grootste gedeelte in handen is van de regionale brandweer. Het ramptype Overstromingen is in “Maatramp/LOP MWB 2003” volledig uitgewerkt. Kijkend naar ervaringen met overstromingen in de jaren 90 is het capaciteitsniveau voor Midden- en West-Brabant aangegeven. Gelet op het feit dat een relatief groot deel van MWB verder onder het gemiddelde waterpeil ligt dan in de overstroomde gebieden in Limburg, kunnen de gevolgen voor de regio aanzienlijk groter van omvang zijn. Bovendien beschrijft “Maatramp/LOP MWB 2003” dat de veiligheidsvoorzieningen en maatregelen een verantwoordelijkheid zijn van waterschappen, provincie en rijkswaterstaat. Voor dit ramptype zullen de hulpverleningsdiensten tot nadere uitwerking met deze instanties moeten komen met betrekking tot uniforme opzet van rampbestrijdingsplannen. Ook de regierol van de brandweer bij dit ramptype zal ingekaderd dienen te worden in de rampenbestrijdingsstructuur. In 2009, of zoveel eerder als mogelijk, wordt een rampbestrijdingsplan voor de vaarwegen ter vaststelling voorbereid.Actualiseren van de risico-inventarisatie Het Besluit kwaliteitscriteria planvorming rampenbestrijding vereist dat de risicoinventarisatie van de gemeenten actueel wordt gehouden en dat het rampenplan een beschrijving bevat van de situaties waarin, de wijze waarop en de frequentie waarmee de risico-inventarisatie wordt aangepast aan de gewijzigde omstandigheden. De risico-inventarisatie is voor een groot aantal ramptypen een momentopname. Er zijn talloze situaties die kunnen wijzigen en die direct of indirect invloed hebben op de risico-inventarisatie. Zaken die moeten leiden tot het actualiseren van de risico-inventarisatie zijn o.a.: a. Wijzigingen in ruimtelijke ordening zoals nieuwe bedrijventerreinen en nieuwe woongebieden; b. Wijzigingen in het gebruik en de bedrijfsvoering van bestaande objecten / bedrijven; c. Incidenten in het land met soortgelijke risico-objecten als in de gemeente Aalburg; d. Aanbevelingen in inspectierapporten; e. Ontwikkeling en wijziging in het beleid van de Veiligheidsregio Midden en West Brabant. Binnen de gemeenten Aalburg zijn enkele functionarissen direct betrokken bij het inventariseren van risico s. Het betreft met name de Ambtenaar Openbare Orde en Veiligheid (in het kader van het rampenplan), de beleidsmedewerker milieu van de afdeling VROM (in het kader van het RRGS en het RIS) en de commandant brandweer (vanwege de link van pro-actie, preventie naar preparatie en repressie). Deze functionarissen zullen minimaal twee keer per jaar bijeenkomen om deze risicoinventarisatie door te lichten en te waar nodig en mogelijk te actualiseren. 492px