Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR75758
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR75758/1
Regeling vervallen per 01-01-2012
Verordening wet kinderopvang (VWk) gemeente Anna Paulowna
Geldend van 23-10-2004 t/m 31-12-2011
De raad van de gemeente Anna Paulowna;
gelezen het voorstel van het college van 17 augustus 2004 inzake de invoering van de Wet kinderopvang;
gelet op artikel 25 van de Wet kinderopvang;
overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen;
BESLUIT: 1. per 1 januari 2005 in te trekken de Verordening kinderopvang 1997; en
2. vast te stellen de volgende verordening:
VERORDENING WET KINDEROPVANG
Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder: a. het college: het college van burgemeester en wethouders; b. de wet: de Wet kinderopvang.
Hoofdstuk 2 Vaststelling noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal-medische indicatie
Artikel 2 Te verstrekken gegevens
-
1 Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie als bedoeld in artikel 23 van de wet bevat in ieder geval de volgende gegevens: a. naam en adres van de ouder; b. indien van toepassing: naam van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner; c. naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft; d. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.
-
2 Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.
-
3 Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.
Artikel 3 Beslistermijn
Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.
Artikel 4 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat in ieder geval: 1. de geldigheidsduur van de indicatie; 2. de omvang van de kinderopvang die noodzakelijk wordt geacht.
Artikel 5 Weigeringsgronden
Het college weigert de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie vast te stellen indien: 1. de ouder en de partner reeds een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang ontvangt of kan ontvangen; of 2. de ouder of de partner niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel k of l van de wet.
Hoofdstuk 3 AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING
Artikel 6
-
1 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat: a. naam, adres en sofi-nummer van de ouder; b. indien van toepassing: naam en sofi-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner; c. naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft; d. een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang; e. gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet; f. overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.
-
2 Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier;
-
3 Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.
Hoofdstuk 4 VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING
Artikel 7 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming
-
1 Het college besluit over de aanvraag binnen vier weken na ontvangst van alle benodigde gegevens;
-
2 Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.
Artikel 8 Weigeringsgrond
Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.
Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkoming
-
1 De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.
-
2 Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.
Artikel 10 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend
-
1 De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een tegemoetkomingjaar.
-
2 De in het eerste lid bedoelde periode van 12 maanden wordt gerekend vanaf de datum van toekenning van de tegemoetkoming.
-
3 In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.
Artikel 11 Omvang van de kinderopvang
-
1 Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.
-
2 In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar het oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.
Artikel 12 Inhoud van de beschikking
Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval: a. de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort; b. de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft; c. de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt; d. de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend; e. de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend; f. de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald; g. de verplichtingen van de ouder.
Artikel 13 De bevoorschotting van de tegemoetkoming
-
1 De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.
-
2 Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.
Hoofdstuk 5 vaststelling van de tegemoetkoming
Artikel 14 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming
-
1 De ouder verstrekt binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.
-
2 Het college stelt de tegemoetkoming binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.
Artikel 15 Verrekening met de voorschotten
De tegemoetkoming wordt in overeenstemming met de vaststelling binnen vier weken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.
Hoofdstuk 6 VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER
Artikel 16 Inlichtingenplicht
-
1 De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.
-
2 De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.
Hoofdstuk 7 SLOTBEPALINGEN
Artikel 17 Inwerkingtreding
-
1 Onder toepassing van artikel 25 van de Tijdelijke referendumwet treedt deze verordening in werking 3 dagen na haar bekendmaking.
-
2 De verordening wordt aangehaald als: Verordening Wet kinderopvang (VWk) gemeente Anna Paulowna.
1
Toelichting op de verordening
Algemene toelichting
InleidingOp 1 januari 2005 treedt de Wet kinderopvang in werking. De Wet kinderopvang beoogt het ouders ofverzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen eenberoep doen op de Wet kinderopvang. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroepdoen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten die zij maken voor kinderopvang.De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid metde term 'tegemoetkoming kosten kinderopvang gemeente Anna Paulowna.
Artikel 25 Wet kinderopvang bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels vaststelt omtrent detegemoetkoming van de gemeente. Deze regels hebben betrekking op de ver-lening, devoorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming. Deze verordening geeft uitvoering aandeze wettelijke opdracht.
De tegemoetkoming is een subsidie in de zin van artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht(Awb), te weten: een aanspraak op financiële middelen door een bestuursorgaan verstrekt met het oogop een bepaalde activiteit van de aanvrager. Titel 4.2 van de Awb, die regels stelt over subsidies, isvan toepassing op de tegemoetkomingen. Dit betekent dat op de verstrekking van tegemoetkomingenin de kosten van kinderopvang door gemeenten drie regelingen van toepassing zijn:· de gemeentelijke verordening Wet kinderopvang;· de Wet kinderopvang;· subsidieregels in titel 4.2 van de Awb.
De meeste gemeenten beschikken over een algemene subsidieverordening. De vraag is aan de orde watde verhouding is tussen de verordening kinderopvang en de algemene subsidieverordening, en meer inhet bijzonder of de algemene subsidieverordening ook van toepassing is op tegemoetkomingen in dekosten van kinderopvang. Deze verordening is zo opgezet dat deze geheel los staat van de algemenesubsidieverordening. In dat geval is de algemene subsidieverordening niet van toepassing op deverstrekking van tegemoetkomingen. Het principe geldt dan dat de meest specifieke regeling voorrangkrijgt boven de algemene regeling.
Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingenIn deze modelverordening worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door de gemeente vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel de gemeente als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar zijn.
Bepalingen om de beheersbaarheid van de gemeentelijke uitgaven te bevorderenDe gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang is een zogeheten 'open-einde regeling'. Dit betekent dat iedereen die op grond van de wet behoort tot de gemeentelijke doelgroep aanspraak heeft op een tegemoetkoming van de gemeente.
Om gemeenten in staat te stellen de kosten die gepaard gaan met de verstrekking van de tegemoetkomingen beheersbaar te houden, zijn in de verordening de volgende bepalingen opgenomen: · De omvang van de aanspraak op een tegemoetkoming van ouders die geen eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang hoeven te betalen, wordt aan beperkingen gebonden. In deze verordening wordt bepaald dat bij deze groep ouders de tegemoetkoming wordt verstrekt voor het aantal uren kinderopvang per week dat naar het oordeel van het college voor de ouder redelijkerwijs noodzakelijk is om de combinatie van arbeid en zorg mogelijk te maken;· Er worden geen tegemoetkomingen met terugwerkende kracht verstrekt. Een gemeentelijke tegemoetkoming wordt verstrekt met ingang van het tijdstip waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst is genomen;· De tegemoetkoming wordt alleen verstrekt als er daadwerkelijk kinderopvang plaatsvindt;· De tegemoetkoming wordt uitbetaald in maandelijkse voorschotten. Hierdoor blijft de omvang van eventuele onverschuldigde betalingen die de gemeente van de ouders moet terugvorderen, beperkt.
Tegemoetkomingen voor de duur van een kalenderjaarEen tegemoetkoming wordt in principe verstrekt voor de duur één kalenderjaar. Daarmee wordt aangesloten bij wijze waarop de betalingen door de Belastingsdienst worden verstrekt. Dit betekent dat een tegemoetkoming elk jaar opnieuw moet worden aangevraagd. Uitzondering wordt gemaakt voor de gevallen waarin bij de aanvraag al duidelijk is dat de aanspraak op de tegemoetkoming beperkt istot een bepaalde periode (bijvoorbeeld de duur van een reïntegratietraject die in het trajectplan is vastgelegd of de datum waarop het kind naar de basisschool gaat of de basisschool verlaat).
Verstrekking van de tegemoetkoming in twee stappenDe verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikkinggeeft de ontvanger van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordtgegeven nog niet zeker is dat de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen houdt. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept desubsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak. De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvangeraan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming definitief.Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld kan de gemeente onderzoek doen naar de echtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel nlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.
Aanwijzen van eigen doelgroepenDe verordening bevat geen inhoudelijke criteria over de definities van gemeentelijke doelgroepen en e hoogte van de tegemoetkomingen. Deze criteria zijn allemaal rechtstreeks in de Wet kinderopvang pgenomen. Gemeenten hebben bij de bepaling van deze doelgroepen en de hoogte van de egemoetkoming dus geen beleidsvrijheid. Over de wijze waarop de aanspraak op- en de hoogte van e tegemoetkoming moet worden vastgesteld worden gemeenten in een later stadium apart eïnformeerd zodra alle relevante uitvoeringsregelingen bekend zijn.De gemeente kan er voor kiezen om naast de doelgroepen die in de wet zijn benoemd eigen oelgroepen aan te wijzen die aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming in de kosten van inderopvang. Daarbij kan gedacht worden aan ouders die vrijwilligerswerk doen of ouders die zich ezighouden met mantelzorg. Probleem is dat het Rijk deze toegevoegde doelgroepen niet erkent. De ijksbijdrage bedraagt in dat geval dus nihil. Zou de gemeente besluiten deze doelgroepen toch in de erordening op te nemen dan komen de kosten geheel voor eigen rekening. De door het Rijk eschikbaar gestelde middelen zijn dan snel uitgeput. In deze verordening is er voor gekozen geen anvullende doelgroepen aan te wijzen.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 BegripsbepalingenDe begripsbepalingen in artikel 1 en 2 van de Wet kinderopvang zijn ook van toepassing op deze verordening. Alleen de in deze artikelen niet gedefinieerde begrippen zijn aangevuld.
Artikel 2 Te verstrekken gegevensEen aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie over de noodzaak van kinderopvang, moet worden ingediend bij het college. In de procedure gaat de aanvraag voor de toekenning van een sociaal-medische indicatie vooraf aan de aanvraag voor een tegemoetkoming, maar in de praktijk zullen de aanvragen vaak gelijktijdig worden ingediend. Ook de besluiten over de toekenning van een sociaal-medische indicatie en de verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang kunnen in één beschikking worden opgenomen. Wel moet de juiste volgorde in acht worden genomen: eerst het besluit over de aanwezigheid van een sociaal-medische indicatie en vervolgens het besluit over de verstrekking van een tegemoetkoming.
Artikel 3 BeslistermijnBij het bepalen van de beslistermijn dient rekening te worden gehouden met de tijd die gemoeid is met het uitbrengen van advies door een 'onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid' (artikel 23, derde lid, Wk). Om de doorlooptijd van de adviesaanvraag te bespoedigen,zullen burgemeester en wethouders 'harde' afspraken maken met de adviserende organisaties over de termijn waarbinnen adviezen worden uitgebracht.
Artikel 4 Inhoud van de beschikkingHet besluit is een beschikking in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. Als de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie wordt vastgesteld, wordt in de beschikking aangegeven hoeveel uren kinderopvang noodzakelijk wordt geacht. Het besluit over de noodzakelijke omvang van de kinderopvang vormt de grondslag voor de aanvraag voor een tegemoetkoming bij het Rijk.Bovendien moet in het besluit de geldigheidsduur van de indicatie worden vermeld. Deze verplichting staat in het vierde lid van artikel 23 Wet kinderopvang. Het kan gaan om een geldigheidsduur voor een beperkte termijn, maar ook om een geldigheidsduur voor onbepaalde tijd. In het indicatieadvies zal hierover ook een uitspraak moeten worden gedaan.Het college neemt het besluit op basis van het uitgebrachte indicatieadvies. Dit advies is niet bindend.Dit betekent dat het college van dat advies kan afwijken. Als het college een beschikking geeft die afwijkt van het uitgebrachte advies, zal het college de redenen voor de afwijking in de beschikking moeten motiveren (artikel 4:20 Awb). De motiveringverplichting geldt vooral voor het geval waarin een positief advies wordt gegeven en het college een afwijzend besluit neemt.
Artikel 5 WeigeringsgrondenDit artikel bevat twee weigeringsgronden. De Weigeringsgrond onder 1 geeft aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnet-voorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang aanspraak kunnen doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak. De weigeringgrond onder 2 spreekt voor zich.
Artikel 6 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag voor een tegemoetkomingDe tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college (artikel 26 Wk). Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont (artikel 22, derde lid, Wk). De aanvraag moet schriftelijk gebeuren (artikel 4:1 Awb).Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een tegemoetkomingjaar wordt verstrekt (artikel 4.4) moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Om de lasten voor de aanvragers zo beperkt mogelijk te houden, verdient het aanbeveling dat de gemeente het aanvraagformulier voor een vervolgaanvraag aan de ouders toestuurt, waarbij het formulier reeds is ingevuld met de gegevens die bij de gemeente bekend zijn. De ouders hoeven dan alleen de mutaties op het aanvraagformulier aan te geven.Een verhoging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. Een verlaging van de tegemoetkoming in verband een vermindering van de omvang van de kinderopvang hoeft niet te worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college (artikel 28, derde lid, Wk en artikel 16, eerste lid).Onderdeel d van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet worden gevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt. Op basis van de offerte of het contract kan de gemeente de hoogte van de tegemoetkoming vaststellen. Deze gegevens zijn noodzakelijk om de hoogte van de Tegemoetkoming te kunnen vaststellen.Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen, moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register (artikel 5, eerst lid, Wk). Onderdeel e van het eerste lid bepaalt dat bij de aanvraag gegevens of een verwijzing naar gegevens wordt gevoegd waaruit blijkt dat de ouder behoort tot een gemeentelijke doelgroep. In een aantal gevallen kan de ouder volstaan met een verwijzing naar die gegevens omdat de gemeente over de gegevens beschikt: · de ouder of partner ontvangt een uitkering in het kader van de Wwb, Ioaw/Ioaz of Anw én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling; · de ouder is een niet-uitkeringsgerechtigde (Nugger), is als werkzoekende geregistreerd bij het CWI maakt én maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeids-inschakeling; · de ouder is een nieuwkomer die een inburgeringsprogramma volgt; · het college heeft sociaal-medische indicatie vastgesteld.In andere gevallen zal de ouder de volgende gegevens aan de gemeente moeten verstrekken:
Situatie |
Verstrekken als.. |
De ouder of partner ontvangt een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars. |
…de Wik-uitkering wordt verkregen in de gemeente Alkmaar. |
De ouder heeft de leeftijd van 18 jaar nog niet bereikt, volgt scholing of een opleiding en ontvangt algemene bijstand op grond van de WWB of kan zo'n uitkering ontvangen. |
…er een bewijs is van inschrijving school of opleidingsinstituut |
De ouder of diens partner zijn ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen of in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet Studiefinanciering 2000. |
…er een bewijs is van inschrijving school of opleidingsinstituut. |
De ouder of diens partner ontvangt een WW-uitkering en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling het Uwv. |
…er een trajectplan is van het Uwv. |
De ouder of diens partner is arbeidsgehandicapte en maakt gebruik van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. |
…er een trajectplan is van het Uwv. |
In het derde lid wordt bepaald dat indien de aanvrager een partner heeft, deze partner de aanvraag mede ondertekent. Deze bepaling is volledigheidshalve in de verordening opgenomen. De verplichting is al neergelegd in artikel 26, derde lid, Wk.
Artikel 7 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkomingDe termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor een tegemoetkoming. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van een tegemoetkoming en voor aanvragen voor een hogere tegemoetkoming in verband met uitbreiding van de omvang van de kinderopvang. In de modelverordening is gekozen voor een beslistermijn van ten hoogste vier weken die eventueel met vier weken kan worden verlengd.De beslistermijn van vier weken heeft ook gevolgen voor de datum waarbinnen aanvragen voor een voortgezette tegemoetkoming moeten worden aangevraagd. Om er zeker van te zijn dat de tegemoetkoming na 1 januari kan worden voortgezet, zullen ouders hun aanvraag minimaal vier weken vóór 1 januari bij de gemeente moeten indienen.Het feit dat het college een termijn van vier weken heeft om te beslissen over een aanvraag voor een tegemoetkoming, wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. De gemeente zal er naar moeten streven de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en in het bijzonder aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen.Door middel van mandatering van de beslissingsbevoegdheid kan de besluitvorming worden versneld.
Artikel 8 WeigeringsgrondNaast de weigeringgrond in dit artikel kent de Awb ook een aantal gronden om de subsidieverlening te weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing. Artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat: · de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden; · de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; · de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn
Het tweede lid van artikel 4:35 Awb bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd indien de aanvrager: · in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of · failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.
Artikel 9 Ingangsdatum van de tegemoetkomingDit artikel bepaalt de ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming. Er zijn twee ingangsdata mogelijk:
- 1.
De datum waarop de aanvraag voor een tegemoetkoming door de gemeente in ontvangst isgenomen (eerste lid). In deze situatie zal de ouder op het moment dat hij zijn aanvraag indiental kinderopvang hebben.
- 2.
De datum waarop de kinderopvang van start gaat. Het tweede lid bepaalt dat er alleen een tegemoetkoming wordt verleend als er kinderopvang plaatsvindt.Dit artikel bepaalt dat er geen tegemoetkoming wordt verstrekt voor de kosten van kinderopvang die plaatsvindt voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente is ingediend. Een aanvraag wordt door de gemeente in ontvangst genomen wanneer deze voldoet aan de vormvereisten van artikel 4.1 en 4.2 Awb. Dit betekent dat een aanvraag: · schriftelijk moet worden ingediend; · moet zijn ondertekend; · de naam en het adres van aanvrager dient te bevatten; · een aanduiding moet geven van de beschikking die wordt gevraagd.
- 3.
De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment waarop de aanspraak op een tegemoetkoming ontstaat. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen.De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot de datum waarop de aanvraag in ontvangst is genomen. De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op aanvragen voor uitbreiding van het aantal uren kinderopvang. De verhoogde tegemoetkoming wordt verstrekt vanaf het moment dat de aanvraag daarvoor door het college in ontvangst is genomen.
Artikel 10 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleendDe tegemoetkoming wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend. Voor aanvragen die in de loop van een jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Dit betekent dat een ouder elk jaar vóór 1 januari opnieuw een aanvraag voor een tegemoetkoming bij de gemeente zal moeten indienen.Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming, bijvoorbeeld als dezeeen reïntegratietraject voor een bepaalde periode volgt. Door de periode van verstrekking van de tegemoetkoming te koppelen aan de duur van het reïntegratietraject (of een andere vorm van arbeid), hoeft de ouder geen actie te ondernemen om de verstrekking van de tegemoetkoming stop te zetten of hoeft de gemeente geen eventueel ten onrechte uitgekeerde bedragen terug te vorderen
Artikel 11 Omvang van de kinderopvangDe Wet kinderopvang regelt uitsluitend de aanspraak van ouders op een tegemoetkoming van de gemeente voor de kosten van kinderopvang en niet de omvang van die aanspraak. Wanneer een ouder op basis van de criteria die de wet geeft tot een gemeentelijke doelgroep behoort heeft deze recht op een gemeentelijke tegemoetkoming. De wet stelt geen beperkingen aan het aantal uren kinderopvang waarvoor de tegemoetkoming wordt verstrekt. Dit past in het systeem van de wet waarin de ouder zélf bepaalt hoeveel kinderopvang hij nodig heeft in verband met de combinatie van arbeid en zorg.Voor bepaalde gemeentelijke doelgroepen is de eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang nihil.Voor deze groepen wordt de inkomensafhankelijke eigen bijdrage door de gemeente gecompenseerd (het zogeheten 'Koa-kopje', zie artikel 24, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid, onderdeel a, Wet kinderopvang). Bij deze ouders zet de hoogte van de eigen bijdrage geen rem op de vraag naar kinderopvang. Dat in tegenstelling tot ouders die wél een (inkomensafhankelijke) eigen bijdrage in de kosten van kinderopvang moeten betalen en de hoogte van die bijdrage zullen laten meewegen in hun vraag naar kinderopvang.
Om de kosten voor de gemeente te kunnen beheersen, is deze bepaling in de verordening opgenomen die de aanspraak op een tegemoetkoming enigszins beperkt. Dit artikel geeft het college de bevoegdheid om bij de groep ouders die geen eigen bijdrage betalen, per geval te beoordelen hoeveel kinderopvang de ouder redelijkerwijs nodig heeft om de arbeid die hij verricht te kunnen combineren met zorgtaken.
Bij het bepalen van de omvang van de kinderopvang die redelijkerwijs nodig is om arbeid en zorg te combineren, zal ook rekening moeten worden gehouden met omstandigheden als een handicap of chronische ziekte van de ouder(s) of een beperking die de huiselijke situatie meebrengt voor de goede en gezonde ontwikkeling van het kind. In tegenstelling tot kinderopvang op grond van sociaalmedische indicatie op grond van artikel 23 Wk, hoeft voor deze beoordeling geen advies te worden aangevraagd. Deze situatie doet zich derhalve alleen voor als beide ouders werken.Het is aan te bevelen dat het college in beleidsregels neerlegt hoe het wil omgaan met zijn bevoegdheid. Op deze wijze wordt deze beoordeling zoveel mogelijk geobjectiveerd.
Artikel 12 Inhoud van de beschikkingOnderdeel e bepaalt dat in de beschikking wordt aangeven hoe het bedrag van de tegemoetkoming wordt vastgesteld. In de beschikking moet onder andere de wijze van uitbetaling van de tegemoetkoming worden vermeld (onderdeel f). Artikel 13 bepaalt dat de uitbetaling plaatsvindt in de vorm van maandelijkse voorschotten. Onderdeel g schrijft voor dat in de beschikking de verplichtingen van de ouder worden opgenomen. Daarbij moet aan de volgende verplichtingen worden gedacht: · de verplichting om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht te verstrekken van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode; · de informatieplicht die is opgenomen in artikel 28, eerste tot en met derde lid, Wet kinderopvang.
Artikel 14 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkomingOp grond van artikel 4:47, onderdeel a, Awb kan het college een subsidie (dus ook een tegemoetkoming) ambtshalve vaststellen. Ambtshalve vaststellen houdt in dat het college op eigen initiatief de tegemoetkomingen vaststelt. De ouders hoeven geen aanvraag tot het vaststellen van de tegemoetkoming bij het college in te dienen.De ouders zijn wel verplicht om binnen vier weken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode te verstrekken. Als een tegemoetkoming voor een kalender-jaar is verleend, dient het overzicht van de kosten uiterlijk vier weken na 31 december bij het college te worden ingediend.
Het overzicht van de kosten kan zowel een apart jaaroverzicht zijn dat door het kindercentrum of gastouderbureau wordt opgesteld of een verzameling van maandoverzichten. Het college heeft vervolgens acht weken de tijd om de tegemoetkoming vast te stellen. In deze periode kan de gemeente een onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventueel inlichtingen bij de houders van een kindcentrum of gastouderbureau op te vragen.
In het besluit tot het vaststellen van de tegemoetkoming wordt bepaald wat precies het bedrag is waar de ouder die de tegemoetkoming heeft aangevraagd recht op heeft. De berekenings-wijze die is opgenomen in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming geldt als het uitgangspunt voor het vaststellen van de tegemoetkoming. Dit betekent dat de tegemoetkoming wordt vastgesteld op basis van het aantal uren kinderopvang dat in de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming is vastgelegd. Dat is het maximum aantal uren. In de beschikking tot vaststelling van de tegemoetkoming kan wel worden uitgegaan van een lager aantal uren, maar niet van een hoger aantal.
Als de aanvrager de gegevens niet verstrekt, kan het college de tegemoetkoming op een lager bedrag vaststellen. Lager vaststellen kan ook betekenen op nul vaststellen. Het college heeft deze bevoegdheid op grond van artikel 4:46, tweede en derde lid, Awb. Op grond van het tweede lid kan de subsidie lager worden vastgesteld indien: · de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden; · de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; · de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of · de subsidieverlening op een andere wijze onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.
Het derde lid van artikel 4:46 Awb luidt: 'Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen'.
Artikel 15 Verrekening met de voorschottenDit artikel regelt de uitbetaling door de gemeente van het nog te betalen deel van de tegemoetkoming. Als de gemeente een ouder een hoger bedrag heeft uitgekeerd dan waarop deze recht heeft, kan de gemeente het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Terugvordering is geregeld in artikel 38 Wk (zie ook de toelichting bij artikel 16).
Artikel 16 InlichtingenplichtDeze verplichtingen staan in ongeveer dezelfde bewoordingen ook in artikel 28, eerste tot en met derde lid Wet kinderopvang. Volledigheidshalve wordt deze verplichting hier herhaald.Het vierde lid van artikel 28 bevat de inlichtingenplicht voor houders van een kindercentrum of gastouderbureau. Deze bepaling luidt: 'De houder verstrekt desgevraagd aan het college van burgemeester en wethouders alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak van een ouder op de tegemoetkoming van belang zijn'.
Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden: · het betreffende kind maakt geen gebruik van kinderopvang; · er wordt wel gebruik maakt van kinderopvang, maar de ouder heeft geen recht op een tegemoetkoming (hij behoort niet tot gemeentelijke doelgroep).
Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen.Ook is mogelijk om in aanvulling hierop een bestuurlijke boete aan de betreffende ouder op te leggen. Beide opties worden hier uitgewerkt.
Optie 1. Intrekken van de beschikking en terugvorderen van de tegemoetkomingIn de Awb is geregeld op welke gronden een subsidie (een tegemoetkoming in de terminologie van de Wet kinderopvang) kan worden ingetrokken en teruggevorderd.Daarbij moeten twee situaties worden onderscheiden: a. de situatie waarin de tegemoetkoming nog niet is vastgesteld: intrekken of wijzigen van de beschikking tot verlening van de tegemoetkoming (artikel 4:48 Awb). Zolang de tegem
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl