Inspraakverordening provincie Friesland 1989

Geldend van 01-11-1989 t/m heden

Intitulé

Inspraakverordening provincie Friesland 1989

PROVINCIALE STATEN van FRIESLAND

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor de verlening van inspraak bij de voorbereiding van het provinciaal beleid

gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 22 augustus 1989, no. 52.157

gelet op de artikelen 35 van de Welzijnswet (Stb. 1987,73) en 90 van de Provinciewet

besluiten

de volgende raamverordening inspraak van de provincie Friesland vast te stellen.

Artikel 1

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

  • inspraak: een daartoe georganiseerde gelegenheid voor overleg over een provinciaal plan tussen gedeputeerde staten en/of door hen daartoe aangewezen ambtenaren en een ieder, die zich bij dat beleidsvoornemen betrokken voelt;

  • plan: een concreet voornemen om iets te doen, waarbij zo duidelijk mogelijk wordt aangegeven wat men wil bereiken, hoe men dat wil doen en op welke termijn men de gestelde doelen wil verwezenlijken;

  • provinciaal bestuur: provinciale of gedeputeerde staten.

  • 2.

    Deze verordening is niet van toepassing indien bij wet, algemene maatregel van bestuur of verordening procedures worden voorgeschreven inzake ter visielegging, toezending om commentaar, indiening van bezwaarschriften, hoorzittingen e.d. Ook is de verordening niet van toepassing als het gaat om ad hoc of periodiek bestuurlijk overleg met gemeenten, maatschappelijke organisaties, het opvragen via enquêtes van informatie, het spreekrecht voor niet-statenleden bij statencommissie-vergaderingen e.d.

Artikel 2

  • 1.

    Het provinciaal bestuur betrekt de burgers zoveel mogelijk bij het te voeren beleid. Het voert daartoe een actief voorlichtingsbeleid.

  • 2.

    Uitgangspunt is, dat inspraak wordt verleend bij plannen die van wezenlijk belang zijn voor grotere of kleinere groepen burgers.

  • Inspraak kan plaatsvinden zowel door individuele en groepen burgers als door rechtspersonen.

  • 3.

    Het provinciaal bestuur kan in bijzondere gevallen – gemotiveerd – afwijken van het in lid 2 genoemde uitgangspunt.

Artikel 3

  • 1.

    De coördinatie van de beleidsvoorbereiding van de inspraak berust bij het hoofd van het bureau Voorlichting.

  • 2.

    De uitvoering van de inspraak berust voor wat betreft het welzijnsterrein in brede zin bij de Welzijnsraad.

  • 3.

    De uitvoering van de inspraak voor de overige beleidsterreinen berust bij het hoofd van het bureau Voorlichting.

  • 4.

    Gedeputeerde staten stellen regelen vast voor de uitvoering van de inspraak.

Artikel 4

Inspraak wordt in ieder geval niet verleend voor:

  • a.

    provinciale besluiten die strekken tot uitvoering van rijksregelingen, waarbij van provinciale beleidsvrijheid geen sprake is;

  • b.

    provinciale besluiten over de vaststelling van tarieven en leges;

  • c.

    de jaarlijkse vaststelling van het beleidsplan / financieel meerjarenplan.

Artikel 5

  • 1.

    Ingezetenen en in de provincie een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen hun beklag doen over de uitvoering van deze verordening en over de wijze, waarop het provinciaal bestuur andere inspraakregelingen uitvoert.

  • 2.

    Het beklag is gemotiveerd. Het wordt gericht aan gedeputeerde staten.

  • 3.

    Indien hij dat verzoekt wordt de klager gehoord door een vertegenwoordiging van gedeputeerde staten.

  • 4.

    Gedeputeerde staten geven schriftelijk en gemotiveerd hun oordeel over het beklag. Zij vermelden daarbij, welke gevolgen zij er aan zullen verbinden. Afschrift wordt verzonden aan de klager en de statencommissie uit provinciale staten, tot wier werkterrein de inspraak behoort.

Artikel 6

  • 1.

    In afwijking van artikel 3, lid 2, wordt de daar genoemde taak uitgevoerd door het bureau Voorlichting, totdat de Welzijnsraad functioneert.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 november 1989.

  • 3.

    Zij kan worden aangehaald als: Inspraakverordening provincie Friesland 1989.

Ondertekening

Leeuwarden, 27 september 1989
voorzitter H. Wiegel
griffier F. van der Ploeg