Regeling vervallen per 14-02-2019

EILANDSVERORDENING van 1 september 2008 no. 1 , inzake de bescherming en beheer van de natuur en de daarin voorkomende dier- en plantensoorten, tot wijziging van de Verordening marien milieu (A.B. 1991, no. 8), tot intrekking van de Natuurbeschermings- en monumentenverordening 1967 (A.B. 1967, no. 7) en tot intrekking van de Verordening schadelijke planten (A.B. 1991, no. 25) (Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire)

Geldend van 10-10-2010 t/m 13-02-2019

Intitulé

EILANDSVERORDENING van 1 september 2008 no. 1 , inzake de bescherming en beheer van de natuur en de daarin voorkomende dier- en plantensoorten, tot wijziging van de Verordening marien milieu (A.B. 1991, no. 8), tot intrekking van de Natuurbeschermings- en monumentenverordening 1967 (A.B. 1967, no. 7) en tot intrekking van de Verordening schadelijke planten (A.B. 1991, no. 25) (Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire)

Paragraaf l BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. In deze eilandsverordening en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

    eilandgebied: eilandgebied Bonaire;

    bestuurscollege: bestuurscollege van het eilandgebied Bonaire;

    eilandsraad: eilandsraad van het eilandgebied Bonaire;

    belanghebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon, die rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen door een beschikking of te nemen beschikking;

    Verdrag van Ramsar: de op 2 februari 1971 te Ramsar tot stand gekomen Overeenkomst inzake watergebieden van internationale betekenis, in het bijzonder als verblijfplaats van watervogels (Trb. 1975,84);

    CITES-Verdrag: de op 3 maart 1973 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dieren plantensoorten, met bijlagen (Trb, 1975,23);

    Bonn-Conventie: het op 23 juni 1979 te Bonn tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten, met bijlagen (Trb. 1981,6);

    SPAW-Protocol: het op 18 januari 1990 te Kingston getekende Protocol betreffende de bijzondere beschermde gebieden en de in de natuur levende dieren en planten, met bijlagen (Trb.1990, 115), behorende bij het op 24 maart 1983 te Cartagena de Indias gesloten Verdrag inzake de bescherming en ontwikkeling van het mariene milieu in het Caribisch gebied (Trb. 1983,152);

    Biodiversiteitsverdrag: het op 5 juni 1992 te Rio de Janeiro tot stand gekomen verdrag inzake biologische diversiteit (Trb. 1992,164);

    Zeeschildpaddenverdrag: het op 1 december 1996 te Caracas tot stand gekomen Inter-Amerikaans Verdrag inzake de bescherming en het behoud van zeeschildpadden (Trb. 1999,45);

    gebruik van een natuurpark: alle vormen van gebruik van een natuurpark, waaronder begrepen het zich in of op een natuurpark bevinden en het gebruik van de in het park aanwezige voorzieningen, zoals meerboeien en pieren;

    inheemse flora en fauna: van nature binnen het eilandgebied Bonaire en territoriale-, kust- en binnenwateren voorkomende dieren en planten;

    specimens: levende of dode dieren of planten alsmede alle delen van dieren en planten en producten hiervan;

    verhandelen: te koop vragen, te kopen ofte verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te huren ofte verhuren of tentoon te stellen voor handelsdoeleinden;

    soort: soort, ondersoort, een geografisch geïsoleerde populatie of kruisingen van soorten;

    landsverordening: Landsverordening grondslagen natuurbeheer en -bescherming (P.B. 1998, no. 49, zoals laatstelijk gewijzigd bij landsverordening van 15 maart 2001, P.B. 2001, no. 41);

    landelijke commissie: Commissie natuurbeheer en bescherming, bedoeld in artikel 3 van de landsverordening;

    eilandelijke commissie: Commissie natuurbeheer Bonaire, bedoeld in artikel 3 van deze verordening.

  • 2. De geldende tekst van het Verdrag van Ramsar, het CITES-Verdrag, de Bonn-Conventie, het SPAW-Protocol, het Biodiversiteitsverdrag en het Zeeschildpaddenverdrag ligt voor een ieder ter inzage op een door het bestuurscollege aangewezen plaats.

Artikel 2

Deze eilandsverordening is van toepassing op het gehele grondgebied van het eilandgebied tot aan de buitengrens van de territoriale wateren, inclusief de kust- en binnenwateren.

Artikel 3

  • 1. Er is een Commissie natuurbeheer Bonaire.

  • 2. De eilandelijke commissie heeft tot taak het bestuurscollege desgevraagd of uit eigen beweging van advies te dienen over maatregelen ter uitvoering van deze eilandsverordening en natuurbeheer in het algemeen.

  • 3. De eilandelijke commissie bestaat uit ten minste 3 en ten hoogste 9 leden waaronder een voorzitter. De leden worden benoemd door het bestuurscollege op grond van hun deskundigheid op een of meer terreinen waarover deze verordening handelt. De commissieleden stellen onderling een taakverdeling vast en benoemen een voorzitter uit hun midden. Een lid van de eilandelijke commissie wordt tevens benoemd in de landelijke commissie.

  • 4. Het bestuurscollege kan een vergoeding toekennen aan de leden van de eilandelijke commissie voor het bijwonen van vergaderingen van de eilandelijke commissie. Een vergoeding kan slechts toegekend worden aan leden die niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van het bestuurscollege.

  • 5. Voorzover nodig stelt het bestuurscollege voor de werkwijze van de commissie een reglement vast.

Paragraaf II BESCHERMING VAN GEBIEDEN

Artikel 4

  • 1. De instelling van een natuurpark als bedoeld in artikel 10 van de landsverordening geschiedt bij eilandsverordening en gaat vergezeld van:

    • a.

      een kaart, waarop de begrenzing van het gebied nauwkeurig wordt aangegeven en

    • b.

      een toelichting, waarin in elk geval wordt vermeld welke de wezenlijke kenmerken van het natuurpark zijn en op welke wijze de instandhouding en de doelstelling van het natuurpark worden verwezenlijkt.

  • 2. Binnen een natuurpark als bedoeld in het eerste lid kunnen bij of krachtens eilandsverordening zones worden ingesteld.

  • 3. Aansluitend aan de grenzen van een natuurpark kunnen bij of krachtens eilandsverordening bufferzones worden ingesteld.

  • 4. Het bestuurscollege hoort de eilandelijke commissie over het ontwerp voor de instelling van een natuurpark of bufferzone.

Artikel 5

  • 1. Voordat tot instelling van een natuurpark of bufferzone wordt overgegaan, houdt het bestuurscollege op een door het bestuurscollege te bepalen plaats een openbare hoorzitting, waarop het ontwerp voor de instelling van het natuurpark of de bufferzone wordt gepresenteerd en de aanwezigen in de gelegenheid worden gesteld hun mening over het ontwerp kenbaar te maken. Het bestuurscollege kan zich laten bijstaan door deskundigen.

  • 2. Plaats en tijdstip van de hoorzitting worden minstens 7 dagen tevoren in één of meer plaatselijke dagbladen en voorts op de voor publicatie van officiële mededelingen gebruikelijke wijze in de Nederlandse, Papiamentse en Engelse taal bekend gemaakt.

Artikel 6

  • 1. Het ontwerp ligt vanaf de dag van de hoorzitting, bedoeld in artikel 5, eerste lid, gedurende 30 dagen voor een ieder op een door het bestuurscollege bekendgemaakte plaats ter inzage.

  • 2. De terinzagelegging wordt bekend gemaakt op de in artikel 5, tweede lid, bepaalde wijze. De bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van bedenkingen. Zij die rechten kunnen doen gelden ten aanzien van het als natuurpark of bufferzone aan te wijzen gebied of delen daarvan zullen voorzover zij bekend zijn bij het bestuurscollege schriftelijk van de terinzagelegging en bekendmaking in kennis worden gesteld.

  • 3. Een ieder kan binnen de in het eerste lid genoemde termijn schriftelijk bedenkingen indienen bij de eilandsraad.

Artikel 7

  • 1. De eilandsraad beslist binnen 60 dagen na afloop van de in artikel 6, eerste lid bedoelde termijn omtrent de instelling van het natuurpark of de bufferzone. Indien overeenkomstig artikel 6, derde lid, bedenkingen zijn ingediend, beslist de eilandsraad binnen 120 dagen. De eilandsraad kan de vaststelling voor ten hoogste eenzelfde termijn verlengen.

  • 2. Indien bij de instelling van het natuurpark of de bufferzone wordt afgeweken van het ontwerp, wordt de beslissing van de eilandsraad met redenen omkleed.

  • 3. Personen die bedenkingen hebben ingediend worden van de beslissing schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 8

  • 1. Het beheer van een natuurpark berust bij het bestuurscollege. Het bestuurscollege is bevoegd bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, een andere instantie met het beheer te belasten.

  • 2. Het bestuurscollege stelt na overleg met hen, die rechten kunnen doen gelden ten aanzien van het als natuurpark aangewezen gebied of delen daarvan, voor dat gebied of een deel daarvan een beheersplan op, dat het behoud of het herstel van de natuur of van de natuurwaarden van het natuurpark ten doel heeft.

  • 3. Bij of krachtens eilandsverordening worden beheersmaatregelen met betrekking tot een of meer natuurparken vastgesteld. Deze beheersmaatregelen bevatten in ieder geval bepalingen met betrekking tot:

    • a.

      de toegang tot en het overige gebruik van het natuurpark;

    • b.

      het verrichten van handelingen binnen het natuurpark;

    • c.

      de in het natuurpark voorkomende soorten als bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13 van de landsverordening.

  • 4. Bij of krachtens eilandsverordening kunnen beheersmaatregelen worden vastgesteld voor de bufferzones, voor zover dit noodzakelijk is ter voorkoming van schade voor de natuur of de natuurwaarden van een natuurpark of ter voorkoming van ontsiering van een natuurpark.

  • 5. Het bestuurscollege hoort de eilandelijke commissie alvorens een beheersplan als bedoeld in het tweede lid of beheersmaatregelen als bedoeld in het derde of vierde lid vast te stellen.

  • 6. De beheerder, bedoeld in het eerste lid, is bevoegd aanwijzingen te geven in het belang van de bescherming van het natuurpark. Een ieder is verplicht deze aanwijzingen stipt op te volgen.

Artikel 9

  • 1. Het bestuurscollege kan bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, aan gebruikers of personen of bedrijven die bij het gebruik van een natuurpark betrokken zijn, een heffing opleggen.

  • 2. De opbrengsten van de heffingen, bedoeld in het eerste lid, worden ter beschikking gesteld aan de beheerder van het natuurpark, bedoeld in artikel 8, eerste lid, en worden aangewend voor het beheer van het natuurpark of natuurparken.

  • 3. Het bestuurscollege kan besluiten de inning door of namens de beherende instantie te laten geschieden.

  • 4. De beherende instantie legt vóór 1 juli rekening en verantwoording af aan het bestuurscollege over het beheer van het natuurpark en de besteding van de gelden in het afgelopen jaar.

Artikel 10

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bestuurscollege of in strijd met de bij die vergunning gestelde voorschriften handelingen te verrichten, te doen verrichten ofte gedogen:

    • a.

      die schadelijk kunnen zijn voor de natuur of de natuurwaarden van een natuurpark of die een natuurpark ontsieren;

    • b.

      die strijdig zijn met de regels, bedoeld in het vierde lid.

  • 2. Als schadelijk voor de natuur of natuurwaarden van een natuurpark worden in ieder geval aangemerkt:

    • a.

      handelingen die de wezenlijke kenmerken van een natuurpark, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdeel b, kunnen aantasten;

    • b.

      handelingen die strijdig zijn met het beheersplan, bedoeld in artikel 8, tweede lid;

    • c.

      handelingen die strijdig zijn met de beheersmaatregelen bedoeld in artikel 8, derde en vierde lid.

  • 3. Geen vergunning is vereist voor handelingen die zijn voorzien in een beheersplan als bedoeld in artikel 8, tweede lid.

  • 4. In het belang van de handhaving van de bij of krachtens deze eilandsverordening gestelde regels of met het oog op verwezenlijking van de doelstellingen van deze eilandsverordening, kunnen bij of krachtens eilandsverordening regels worden gesteld omtrent andere handelingen dan bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a.

  • 5. Bij eilandsverordening kan worden bepaald dat het bestuurscollege geen vergunning als bedoeld in het eerste lid kan verlenen voor het verrichten, doen verrichten of gedogen van bij eilandsverordening aangewezen handelingen als bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf III BESCHERMING VAN DIER- EN PLANTENSOORTEN

Artikel 11

  • 1. Als beschermde dier- en plantensoorten worden aangewezen alle dier- en plantensoorten die vermeld zijn in bijlage 1 van het CITES-Verdrag, bijlage 1 van de Bonn-Conventie, bijlagen 1 en 2 van het SPAW-Protocol en bijlage 1 van het Zeeschildpaddenverdrag.

  • 2. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen ook andere dier- en plantensoorten, anders dan die bedoeld in het eerste lid, die behoren tot de inheemse flora en fauna worden aangewezen als beschermde dier- en plantensoorten.

  • 3. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen beheersmaatregelen worden vastgesteld voor alle beschermde dier- en plantensoorten als bedoeld in het eerste en tweede lid, alsmede voor soorten vermeld in bijlage 3 van het SPAW protocol.

  • 4. Het bestuurscollege hoort de eilandelijke commissie alvorens een besluit als bedoeld in het tweede of derde lid vast te stellen.

Artikel 12

Het is verboden specimens van een beschermde plantensoort uit te steken, te plukken, te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen, te beschadigen of te vernielen.

Artikel 13

  • 1. Het is verboden specimens van een beschermde diersoort te vangen, te doden, te vernielen, te verhandelen of te verzamelen.

  • 2. Het is verboden zonder noodzaak een dier, behorende tot een beschermde diersoort, te verontrusten of zijn nest, hol of voortplantings- of rustplaats te verstoren dan wel te beschadigen of te vernielen, alsmede een nest van een zodanig dier te bemachtigen.

  • 3. Het is verboden om levende dieren, behorende tot een beschermde diersoort, onder zich te hebben.

  • 4. Het is verboden eieren van dieren, behorende tot een beschermde diersoort, opzettelijk te vernielen, te rapen of onder zich te hebben.

Artikel 14

Het is verboden specimens van niet-inheemse of genetisch gewijzigde dier- en plantensoorten in de natuur uit te zetten.

Artikel 15

  • 1. Door of namens het bestuurscollege kan, na de eilandelijke commissie gehoord te hebben, ontheffing worden verleend van de artikelen 12 tot en met 14.

  • 2. Een ontheffing van de artikelen 12 en 13 wordt slechts verleend indien geen bedreiging bestaat voor het voortbestaan van de beschermde dier- en plantensoorten en indien de ontheffing noodzakelijk is met het oog op:

    • a.

      wetenschaps-, vormings- of beheersdoeleinden;

    • b.

      het voortbestaan van beschermde dier- en plantensoorten;

    • c.

      de voorkoming van aanzienlijke schade aan bossen of gewassen;

    • d.

      plaatselijke culturele behoeften of

    • e.

      het voortbestaan van traditionele bestaansmogelijkheden.

  • 3. Een ontheffing van artikel 14 wordt slechts verleend indien er geen bedreiging bestaat voor de inheemse flora en fauna.

Paragraaf IV OVERIGE REGELS TER BESCHERMING VAN DE NATUUR

Artikel 16

  • 1. Het is verboden bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, aangewezen activiteiten, die ernstige nadelige gevolgen kunnen hebben voor de natuur of de natuurwaarden van het eilandgebied, of die het landschap in ernstige mate kunnen ontsieren, zonder vergunning van het bestuurscollege te ondernemen.

  • 2. De aanvraag van een vergunning als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een milieueffectrapport, dat is opgesteld in overeenstemming met de procedure zoals vastgesteld in het eilandsbesluit bedoeld in het eerste lid en voldoet aan de in dat besluit vastgestelde vereisten omtrent de inhoud van het rapport,

  • 3. Het bestuurscollege hoort de eilandelijke commissie alvorens een besluit als bedoeld in het eerste lid vast te stellen.

Artikel 17

  • 1. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het vangen van en jagen op dieren, behorende tot een niet-beschermde diersoort, alsmede ten aanzien van de middelen waarmee zulks mag geschieden.

  • 2. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het kappen, verwijderen, snoeien, vernielen en rooien van planten, behorende tot een niet-beschermde plantensoort.

  • 3. Bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, kunnen nadere regels worden gesteld ten aanzien van het bestrijden van dieren en planten die schadelijk kunnen zijn voor de natuur of de natuurwaarden van het eilandgebied.

  • 4. Het bestuurscollege hoort de eilandelijke commissie alvorens een besluit als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid vast te stellen.

Paragraaf V SCHADEVERGOEDING

Artikel 18

  • 1. Voor zover een belanghebbende ten gevolge van de aanwijzing van een gebied als natuurpark of bufferzone, of ten gevolge van de vaststelling van een beheersplan bedoeld in artikel 8, schade lijdt of zal lijden dan wel aan het beheersplan kosten verbonden zijn die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen, en een minnelijke regeling ter zake van een vergoeding van de schade of de kosten niet kan worden bereikt, kan hem op zijn verzoek door het bestuurscollege een naar billijkheid te bepalen vergoeding uit de eilandskas worden toegekend.

  • 2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid moet binnen vijfjaar nadat de aanwijzing van een gebied als natuurpark of bufferzone, of de vaststelling van een beheersplan onherroepelijk is geworden, schriftelijk bij het bestuurscollege worden ingediend. In het verzoek wordt de aard van de schade vermeld alsmede, indien mogelijk, de omvang van de schade.

  • 3. Het bestuurscollege neemt, na de eilandelijke commissie gehoord te hebben, uiterlijk binnen 60 dagen na ontvangst van het verzoek een beslissing omtrent de vergoeding.

Paragraaf VI VERGUNNINGEN, ONTHEFFINGEN EN RECHTSBESCHERMING

Artikel 19

  • 1. De aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 of artikel 16 eerste lid, of een ontheffing als bedoeld in artikel 15 wordt schriftelijk ingediend bij het bestuurscollege. De aanvrager is verplicht alle inlichtingen te verschaffen en alle bescheiden te overleggen die nodig zijn ter beoordeling van de aanvraag.

  • 2. Het bestuurscollege kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte inlichtingen en bescheiden onvoldoende zijn voor beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beslissing op de aanvraag. Het bestuurscollege kan een dergelijk besluit slechts nemen, indien de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuurscollege gestelde termijn aan te vullen.

  • 3. De aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 of artikel 16, of een ontheffing als bedoeld in artikel 15 en de daarbij behorende bescheiden ligt gedurende 14 dagen voor een ieder op een door het bestuurscollege bekend gemaakte plaats ter inzage.

  • 4. De terinzagelegging wordt bekend gemaakt op de in artikel 5, tweede lid bepaalde wijze. De bekendmaking houdt mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van bedenkingen.

  • 5. Belanghebbenden kunnen binnen de in het derde lid vermelde termijn schriftelijk bedenkingen indienen bij het bestuurscollege.

  • 6. Het derde tot en met vijfde lid is niet van toepassing op bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, bepaalde categorieën aanvragen.

  • 7. Het bestuurscollege neemt, na de eilandelijke commissie gehoord te hebben, uiterlijk 90 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing omtrent verlening van de vergunning of ontheffing.

  • 8. Het bestuurscollege kan de termijn, bedoeld in het zevende lid, ten hoogste eenmaal met 30 dagen verlengen. De aanvrager wordt van de verlenging schriftelijk in kennis gesteld. Indien toepassing is gegeven aan het derde tot en met vijfde lid worden belanghebbenden die bedenkingen hebben ingediend schriftelijk van de beslissing in kennis gesteld. Indien geen toepassing is gegeven aan het derde tot en met vijfde lid wordt de beslissing op de aanvraag bekendgemaakt op de in artikel 5, tweede lid, bepaalde wijze.

  • 9. Aan vergunningen of ontheffingen kunnen voorschriften worden verbonden. De vergunningen of ontheffingen kunnen onder beperkingen worden verleend.

  • 10. Een vergunning of ontheffing wordt schriftelijk verleend.

  • 11. Voor de afgifte van een vergunning of ontheffing is een vergoeding verschuldigd. De hoogte van dit bedrag wordt bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen, vastgesteld.

Artikel 20

  • 1. Het bestuurscollege kan een vergunning of ontheffing intrekken indien:

    • a.

      de vergunning of ontheffing op grond van, door de aanvrager verstrekte, onjuiste of onvolledige inlichtingen is verleend;

    • b.

      wordt gehandeld in strijd met de voorschriften of beperkingen waaronder de vergunning of ontheffing is verleend; of

    • c.

      gelet op de beoogde te beschermen belangen, wijziging van omstandigheden, inzichten of wetgeving hiertoe aanleiding geven.

  • 2. Het bestuurscollege zal niet overgaan tot intrekking van een vergunning dan na de vergunninghouder en de eilandelijke commissie gehoord te hebben, dan wel hen hiertoe in de gelegenheid te hebben gesteld.

Artikel 21

Voor degenen die bij de eilandsraad tijdig bedenkingen hebben ingediend tegen het ontwerp voor de instelling van een natuurpark of bufferzone, en voor degenen die conform artikel 18 een verzoek tot vergoeding van schade of kosten hebben ingediend, staat tegen de beschikking van de eilandsraad of het bestuurscollege binnen zes weken na de dag waarop deze is gegeven, beroep open bij het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen.

Artikel 22

De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar of persoon die belast is met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze eilandsverordening te tonen aan deze ambtenaar of persoon.

Paragraaf VI l SLOTBEPALINGEN

Artikel 23

Het bepaalde in artikel 13, derde lid, is niet van toepassing ten aanzien van onder toezicht van het bestuurscollege geringde exemplaren van de soort Amazona barbadensis (lora).

Artikel 24

  • 1. De Verordening marien milieu (A.B. 1991, no, 8) wordt ingetrokken met ingang van het tijdstip waarop bij eilandsverordening als bedoeld in artikel 4, het gebied dat op grond van de Verordening marien milieu het onderwaterpark vormt, wordt aangewezen als natuurpark.

  • 2. Bij het aanwijzen als natuurpark als bedoeld in artikel 4, van het gebied dat conform artikel 1a van de Verordening marien milieu het onderwaterpark vormt, zijn de artikelen 5, 6, 7,18 en 21 niet van toepassing.

Artikel 25

[wijzigt artikel 1 van de de Verordening marien milieu (A.B, 1991, no. 8)]

Artikel 26

De Natuurbeschermings- en monumentenverordening 1967 (A.B. 1967, no. 7) en de Verordening schadelijke planten (A.B. 1991, no. 25) worden ingetrokken.

Artikel 27

  • 1. De in de artikelen 8, zesde lid, 10, eerste lid, 12, 13 en 14 omschreven verplichtingen en verboden worden aangemerkt als voorschriften en verboden als bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, van de landsverordening.

  • 2. Handelingen in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 11, derde lid, artikel 16, eerste lid, en artikel 19, negende lid, worden gelijkgesteld met handelingen in strijd met de in het eerste lid bedoelde verplichtingen en verboden .

  • 3. Handelingen in strijd met het bepaalde bij of krachtens artikel 10, vierde lid, artikel 17 en artikel 22 worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste een maand of een geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

Artikel 28

Deze eilandsverordening wordt aangehaald als: Eilandsverordening natuurbeheer Bonaire.

Artikel 29

Deze eilandsverordening treedt in werking de dag na afkondiging.