Gemeenschappelijke regeling Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten regio Zuid-Kennemerland en IJmond

Geldend van 18-12-2024 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten regio Zuid-Kennemerland en IJmond

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Velsen en Zandvoort, ieder voor zover voor de eigen gemeente bevoegd;

overwegende:

  • -

    dat de problematiek rond schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten (VSV) een lokaal én regionaal karakter kent dat voor gemeentegrens overstijgende problematiek vraagt om regionale afstemming, aansturing en uitvoering en sinds januari 2014 een Gemeenschappelijke Regeling (GR) Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten van kracht is in de Doorstroompuntregio Zuid-Kennemerland en IJmond;

  • -

    dat ook de onderwijs- en zorgpartners om regionale afstemming vragen;

  • -

    dat deze gemeenschappelijke regeling daartoe een goed middel is;

  • -

    dat de gemeenten de taakuitvoering hebben opgesplitst in drie percelen waarbij gemeenten kunnen kiezen aan welk samenwerkingsniveau (perceel) zij wensen deel te nemen;

  • -

    dat de colleges van burgemeester en wethouders van hun gemeenteraden daartoe de vereiste toestemmingen overeenkomstig het bepaalde in artikel 1, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen hebben verkregen;

  • -

    dat door wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen en opgedane ervaringen in de uitvoering de gemeenschappelijke regeling dient te worden geactualiseerd;

gelet op:

  • de Leerplichtwet 1969;

  • de Wijzigingswet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra van 6 december 2001 en de Wet van 15 juni 2018 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in kwetsbare posities en de Regeling Regionale Aanpak voortijdig schoolverlaten 2020-2024;

  • de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • de relevante bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

besluiten:

dat de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten regio Zuid-Kennemerland en IJmond, in werking getreden op 1 januari 2014 wordt gewijzigd per 1 juli 2024.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    regiegroep leerplicht/Doorstroompunt: het ambtelijk overlegplatform ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en afstemming op het gebied van het Doorstroompunt en leerplichtaangelegenheden;

  • b.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • c.

    BRP: Basis Registratie Personen;

  • d.

    gemeenschappelijk orgaan: het gemeenschappelijk orgaan samengesteld uit leden van de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;

  • e.

    gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • f.

    Ministerie van OCW: het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • g.

    regeling: de gemeenschappelijke regeling schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten regio Zuid-Kennemerland en IJmond;

  • h.

    regio: de regio Zuid-Kennemerland en IJmond bestaande uit de gemeenten Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Velsen en Zandvoort;

  • i.

    RBL: het Regionaal Bureau Leerplicht en Doorstroompunt Zuid-Kennemerland en IJmond;

  • j.

    Doorstroompunt: de regionale functie betreffende de registratie en begeleiding van alle jongeren zonder startkwalificatie van 18 tot 23 jaar. Ingevolge de wet “Van school naar duurzaam werk” die in augustus 2025 in werking zal treden wordt de doelgroep op dat moment uitgebreid naar 27 jaar;

  • k.

    contactgemeente Doorstroompuntregio: de gemeente Haarlem, als zodanig aangewezen door het Ministerie van OCW als aanspreekpunt voor uitvoering en beleid van de taken en de gemeente die voor de regio de beschikbaar gestelde Rijksmiddelen ontvangt en de besteding daarvan verantwoord;

  • l.

    coördinator Doorstroompuntregio: functionaris, in dienst van de faciliterende gemeente Haarlem, belast met de coördinerende beleidswerkzaamheden op het gebied van leerplicht, Doorstroompunt, VSV en jikp voor de regio;

  • m.

    teammanager: functionaris, in dienst van de faciliterende gemeente Haarlem, belast met de managementtaken en operationeel beleid op het gebied van leerplicht, Doorstroompunt, VSV en jikp voor de regio;

  • n.

    applicatiebeheerder: functionaris, in dienst van de faciliterende gemeente Haarlem, belast met het inhoudelijk beheer van de applicatie en de koppelingen met andere applicaties.;

  • o.

    faciliterende gemeente: de gemeente Haarlem;

  • p.

    kwalificatieplicht: de verplichting voor jongeren van 16 tot 18 jaar die geen startkwalificatie hebben om deze alsnog te behalen;

  • q.

    startkwalificatie: een diploma van minimaal Havo of MBO niveau 2;

  • r.

    absoluut verzuim: verzuim door een jongere die niet is ingeschreven bij een onderwijsinstelling, terwijl deze niet is vrijgesteld van deze verplichting;

  • s.

    relatief verzuim: verzuim waarbij de leerling en/of zijn ouders niet aan de verplichting hebben voldaan om te zorgen voor geregeld schoolbezoek, terwijl geen vrijstelling van deze verplichting bestaat;

  • t.

    VSV: Voortijdig schoolverlaten. Jongeren van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie de school verlaten. Ingevolge de wet “Van school naar duurzaam werk” die in augustus 2025 in werking zal treden wordt de doelgroep op dat moment uitgebreid naar 27 jaar;

  • u.

    Jikp: jongeren in kwetsbare posities. Jongeren van 16 tot 23 jaar afkomstig van Vmbo basisberoepsgericht, praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en MBO niveau 1. Ingevolge de wet “Van school naar duurzaam werk” die in augustus 2025 in werking zal treden wordt de doelgroep op dat moment uitgebreid naar 27 jaar;

  • v.

    AVG: Algemene verordening gegevensbescherming;

  • w.

    wet: Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • x.

    BOA: Buitengewoon Opsporingsambtenaar. Leerplichtambtenaar met BOA-bevoegdheid mag proces verbaal en Halt afdoening opmaken;

  • y.

    Wpg: Wet politiegegevens.

Artikel 2 Gemeenschappelijk orgaan

  • 1. Er is een gemeenschappelijk orgaan, als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de wet, genaamd “Gemeenschappelijk Orgaan schoolverzuim en voortijdig schoolverlaten Zuid-Kennemerland en IJmond”.

  • 2. Het gemeenschappelijk orgaan is gevestigd te Haarlem.

  • 3. Het gemeenschappelijk orgaan is ingesteld om de belangen te behartigen waartoe deze regeling is aangegaan.

Artikel 3 Doel van de regeling

Deze regeling is aangegaan met als doel het behartigen van de belangen van gemeenten op het gebied van de uitvoering van de Leerplichtwet 1969 en de wet- en regelgeving Doorstroompunt en Voortijdig Schoolverlaten, ten behoeve van het efficiënt en doelmatig samenwerken van de deelnemende gemeenten, een en ander voor zover het betreft de deelname van die gemeenten aan een of meerdere percelen.

Hoofdstuk 2 Taken en bevoegdheden

Artikel 4 Taken gemeenschappelijk orgaan

Ter behartiging van het in artikel 3 genoemde doel voert het gemeenschappelijk orgaan taken uit, die zijn onder te verdelen in drie percelen, zoals hierna omschreven in de artikelen 5, 6 en 7.

Artikel 5 Taken perceel 1

  • 1. Perceel 1 omvat taken op het gebied van de administratie en registratie, in het kader van toezicht op de naleving van de Leerplichtwet en de Doorstroompuntfunctie, die aan de deelnemende gemeenten zijn toegekend.

  • 2. Onder de in het eerste lid genoemde gemeentelijke leerplicht- en Doorstroompunt- taken wordt verstaan:

    • a.

      De registratie van alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten.

    • b.

      De registratie van alle schoolverlaters uit de deelnemende gemeenten die zonder startkwalificatie een school of opleiding verlaten tot de leeftijd van 23 jaar (vanaf augustus 2025: 27 jaar).

    • c.

      Het verwijderen van leerlingen ouder dan 23 jaar (vanaf augustus 2025: 27 jaar) uit de registratie.

    • d.

      Het vastleggen van de school / onderwijsinstelling waar de leerling is ingeschreven.

    • e.

      Het zorgdragen voor een actuele, juiste en volledige registratie.

    • f.

      Het registreren van de meldingen relatief verzuim.

    • g.

      De administratieve controle en registratie van absoluut verzuim.

    • h.

      Het opstellen en leveren van cijfermatige gegevens/ overzichten over de registratie van alle jongeren van 5 tot 23 jaar (vanaf augustus 2025: 27 jaar) uit de deelnemende gemeenten ten behoeve van de op te stellen jaarverslagen en ten behoeve van het opstellen van de VSV-rapportages.

    • i.

      Het opstellen en aanleveren van de jaarlijkse verantwoording aan het ministerie van OCW (DUO cijfers) t.b.v. alle deelnemende gemeenten, zoals bedoeld in artikel 21.

    • j.

      Het periodiek leveren van managementrapportages.

    • k.

      Het op verzoek van een of meer deelnemende gemeenten, tegen kostprijs, uitvoeren van aanvullende monitors ten behoeve van het gemeentelijk jeugd- en onderwijsbeleid, voor zover passend binnen de werkzaamheden.

    • l.

      Beleidsvoorbereiding ten behoeve van het gemeenschappelijk orgaan.

Artikel 6 Taken perceel 2

  • 1. Perceel 2 omvat overige taken in het kader van toezicht op de naleving van de Leerplichtwet

  • 2. Onder de in het eerste lid genoemde overige gemeentelijke leerplichttaken wordt verstaan:

    • a.

      Alle in het tweede lid van artikel 5 genoemde taken uit perceel 1.

    • b.

      De controle op en de registratie van het niet nakomen van de leerplicht (verzuim) door alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten.

    • c.

      De begeleiding van alle leerplichtige leerlingen uit de deelnemende gemeenten, die niet voldoen aan de leerplicht of de kwalificatieplicht.

    • d.

      Het behandelen van verzoeken tot extra verlof (voor zover niet vallend onder de bevoegdheid van de schooldirecteur) en vrijstelling in het kader van de Leerplichtwet 1969.

    • e.

      Het signaleren van het niet nakomen van verplichtingen door onderwijsinstellingen in het kader van de Leerplichtwet 1969 en het hiervan in uiterste instantie melding maken bij de Inspectie van het Onderwijs.

    • f.

      Het conform artikel 25 van de Leerplichtwet 1969 opstellen van een inhoudelijk jaarverslag over de uitvoering en het gevoerde beleid inzake handhaving van de leerplicht en kwalificatieplicht en de resultaten daarvan t.b.v. alle aan perceel 2 deelnemende gemeenten, zoals bedoeld in artikel 21.

    • g.

      Beleidsvoorbereiding ten behoeve van het gemeenschappelijk orgaan.

Artikel 7 Taken perceel 3

  • 1. Perceel 3 omvat overige taken in het kader van de uitvoering van de RMC functie.

  • 2. Onder de in het eerste lid genoemde overige gemeentelijke Doorstroompunt-taken wordt verstaan:

    • a.

      Alle in het tweede lid van artikel 5 genoemde taken uit perceel 1.

    • b.

      De begeleiding van alle jongeren van 18 tot 23 jaar (vanaf augustus 2025: 27 jaar) uit de deelnemende gemeenten, die een school of opleiding zonder startkwalificatie verlaten. Dit is inclusief de doelgroep jongeren in kwetsbare posities.

    • c.

      De beleidsvoorbereiding en beleidsadvisering Doorstroompunt ten behoeve van het gemeenschappelijk orgaan en uitvoering van de Doorstroompunt-coördinatie voor de contactgemeente Doorstroompunt.

    • d.

      Het signaleren van het niet nakomen van verplichtingen door onderwijsinstellingen in het kader van de wet- en regelgeving Doorstroompunt.

    • e.

      Het opstellen van een inhoudelijk jaarverslag over de uitvoering en het gevoerde beleid inzake de resultaten van het regionale Meerjarenbeleidsplan ten behoeve van alle deelnemende gemeenten en het opstellen van de VSV rapportages voor de rijksoverheid, zoals bedoeld in artikel 21.

    • f.

      Beleidsvoorbereiding Doorstroompunt en VSV ten behoeve van het gemeenschappelijk orgaan.

Artikel 8 Deelname van de gemeenten aan de percelen

  • 1. Aan de percelen 1 en 3 nemen de colleges van alle gemeenten deel.

  • 2. Aan perceel 2 nemen de colleges van de gemeenten Bloemendaal, Haarlem, Heemstede en Zandvoort deel.

Artikel 9 (vervallen)

Artikel 10 Mandatering van taken en bevoegdheden

  • 1. Teneinde het gemeenschappelijk orgaan in staat te stellen de taken uit te voeren die vallen binnen de percelen zoals beschreven in de artikelen 5, 6 en 7 mandateren de colleges voor de percelen waaraan zij deelnemen hun taken en bijbehorende bevoegdheden aan het gemeenschappelijk orgaan.

  • 2. De colleges staan toe dat het gemeenschappelijk orgaan voor de gemandateerde taken en bevoegdheden ondermandaat verleent aan de faciliterende gemeente.

  • 3. De colleges en het gemeenschappelijk orgaan staan toe dat het college van de faciliterende gemeente voor de aan haar gemandateerde bevoegdheden, voor zover het betreft deelname aan perceel 2, ondermandaat verleent aan de met de uitvoering belaste medewerkers van het RBL. Een en ander is vastgelegd in het Mandaatbesluit van de faciliterende gemeente.

  • 4. De taken en bijbehorende bevoegdheden die niet bij of krachtens deze regeling aan het gemeenschappelijk orgaan zijn opgedragen, worden door de gemeenten zelf uitgevoerd.

Artikel 11 Overige bevoegdheden gemeenschappelijk orgaan

  • 1. Het gemeenschappelijk orgaan is voorts, voor zover het betreft de deelname aan de artikel 5, 6 en 7 genoemde percelen, bevoegd om beslissingen te nemen omtrent:

    • a.

      de vaststelling van het vierjaarlijks Meerjarenbeleidsplan;

    • b.

      de vaststelling van het jaarverslag en rapportages, het aanbieden aan de Colleges en de verzending aan het Ministerie van OCW;

    • c.

      de vaststelling van de regionale instructie leerplichtambtenaar en Doorstroomcoach.

  • 2. De colleges verlenen, ten behoeve van de uitvoering van de gemandateerde taken en binnen de kaders van de begroting van het gemeenschappelijk orgaan, volmacht aan het gemeenschappelijk orgaan voor het aangaan van overeenkomsten met derden.

  • 3. Alle correspondentie van het gemeenschappelijk orgaan alsmede besluiten op grond van dit artikel wordt/worden ondertekend door of namens de voorzitter van het gemeenschappelijk orgaan.

Artikel 12 Toepasselijke wet- en regelgeving

  • 1. Wat betreft de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de leerplichtambtenaren en de Doorstroomcoaches in de regio, is de regionale instructie leerplichtambtenaar en Doorstroomcoach van toepassing.

  • 2. Voor de omschrijvingen van de begrippen in het kader van leerplicht is de Leerplichtwet 1969 van toepassing.

  • 3. Voor de omschrijvingen van de begrippen in het kader van het Doorstroompunt zijn de Wijzigingswet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de Expertisecentra van 6 december 2001 ,de Wet van 15 juni 2018 tot wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake regionale samenwerking voortijdig schoolverlaten en jongeren in kwetsbare posities en de Regeling regionale aanpak Voortijdig schoolverlaten 2020-2024 van toepassing.

Hoofdstuk 3 Het gemeenschappelijk orgaan

Artikel 13 Samenstelling gemeenschappelijk orgaan

  • 1. Elk van de colleges van de deelnemende gemeenten wijst uit zijn midden één lid aan, dat hem in het gemeenschappelijk orgaan vertegenwoordigt, alsmede voor elk lid een plaatsvervangend lid, dat het lid bij verhindering vervangt.

  • 2. Het lidmaatschap van het gemeenschappelijk orgaan eindigt van rechtswege, zodra het collegelid ophoudt lid te zijn van het college uit wiens midden hij is aangewezen.

  • 3. Indien tussentijds een plaats van een lid van het gemeenschappelijk orgaan vacant wordt, wijst het college van de deelnemende gemeente die het aangaat, in zijn eerstvolgende vergadering, of zo dit niet mogelijk is ten spoedigste daarna, een nieuw lid aan.

  • 4. Hij die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het gemeenschappelijk orgaan wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 5. Een lid van het gemeenschappelijk orgaan kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan de deelnemende gemeente die het aangaat. De betreffende deelnemende gemeente doet mededeling van het ontslag aan het gemeenschappelijk orgaan. Het lid houdt zitting in het gemeenschappelijk orgaan totdat in de opvolging is voorzien.

  • 6. Een lid van het gemeenschappelijk orgaan dat niet langer het vertrouwen geniet van het college dat hem heeft aangewezen, kan door het college worden ontslagen. In dat geval draagt het college er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een nieuw lid wordt aangewezen.

Artikel 14 Werkwijze van het gemeenschappelijk orgaan

  • 1. Het gemeenschappelijk orgaan vergadert jaarlijks ten minste vier maal en voorts zo vaak als de voorzitter dat nodig oordeelt of ten minste twee leden daarom schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoeken. Het gemeenschappelijk orgaan vergadert in ieder geval elk jaar één keer in de periode voorafgaand aan 1 juli, in verband met het vaststellen van de jaarrekening van voorgaand kalenderjaar en de begroting voor komend kalenderjaar. Daarnaast vergadert zij in ieder geval elk jaar één keer in de periode tussen 1 juli en 31 december in verband met het vaststellen van het jaarverslag.

  • 2. De vergaderingen van het gemeenschappelijk orgaan zijn niet openbaar.

  • 3. De voorzitter van het gemeenschappelijk orgaan is de wethouder onderwijs van de gemeente Haarlem.

  • 4. Bij afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door de wethouder onderwijs van de gemeente Velsen.

  • 5. De voorzitter roept de leden schriftelijk op tot de vergadering en is belast met de leiding van de vergaderingen van het gemeenschappelijk orgaan. Hij tekent de stukken die van het gemeenschappelijk orgaan uitgaan.

  • 6. Besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen, waarbij elk lid één stem heeft.

  • 7. Als de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

  • 8. Er worden geen besluiten genomen, indien minder dan twee derde van de deelnemende gemeenten vertegenwoordigd is.

  • 9. Indien voorafgaand aan de vergadering is komen vast te staan dat het vereiste aantal leden niet aanwezig zal zijn, heeft de voorzitter de keuze uit de volgende twee mogelijkheden:

    • a.

      De voorzitter opent de vergadering, waarbij de afwezigen hun standpunten voorafgaand aan de vergadering schriftelijk hebben doorgegeven. De voorzitter beslist mede aan de hand van die inbreng of besluitvorming plaatsvindt, ondanks het ontbreken van een quorum.

    • b.

      Er vindt besluitvorming buiten de vergadering om plaats.

Artikel 15 Inlichtingen, verantwoording en ontslag

  • 1. Het gemeenschappelijk orgaan verstrekt aan de raden de door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen en daarnaast alle inlichtingen die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.

  • 2. Een lid van het gemeenschappelijk orgaan verstrekt het college van de deelnemende gemeente dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door een of meer leden van dat college worden gevraagd.

  • 3. Een lid van het gemeenschappelijk orgaan kan door het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen te allen tijde ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het gemeenschappelijk orgaan gevoerde beleid.

  • 4. Een lid van het gemeenschappelijk orgaan legt aan de raad van de gemeente waarvan het college heem heeft aangewezen verantwoording af over het door hem in het gemeenschappelijk orgaan gevoerde beleid.

  • 5. Een lid van het gemeenschappelijk orgaan verstrekt aan de raad van de gemeente waarvan het college hem heeft aangewezen alle door een of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen.

Artikel 15a Inspraak

Inspraak door ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden wordt georganiseerd via de gemeenten. Deze inspraak kan leiden tot een verzoek om inlichtingen aan of besluitvorming door het gemeenschappelijk orgaan.

Hoofdstuk 4 De advisering en ondersteuning van het gemeenschappelijk orgaan

Artikel 16 Regiegroep leerplicht/Doorstroompunt

  • 1. De vergadering van het gemeenschappelijk orgaan wordt voorbereid door de regiegroep leerplicht/Doorstroompunt.

  • De regiegroep leerplicht/Doorstroompunt is samengesteld uit ambtelijke vertegenwoordigers van de deelnemende gemeenten. Ook de teammanager van het Regionaal Bureau Leerplicht (RBL) neemt deel aan het overleg.

  • De coördinator Doorstroompunt/VSV organiseert de ambtelijke regiegroep en zit deze voor. De coördinator Doorstroompunt/VSV bereidt de in dit lid onder a t/m e genoemde voorstellen voor het gemeenschappelijk orgaan voor, gezamenlijk met de teammanager van het RBL. De regiegroep vergadert in principe 4 maal per jaar, of zoveel vaker als noodzakelijk of gewenst is. De regiegroep denkt mee over:

    • a.

      het opstellen van het Meerjarenbeleidsplan en andere beleidsvoorstellen;

    • b.

      het opstellen van het jaarverslag (op schooljaren);

    • c.

      het opstellen van de ontwerp (meerjaren)begroting;

    • d.

      het opstellen van de jaarrekening;

    • e.

      het opstellen van rapportages.

Hoofdstuk 5 De faciliterende organisatie

Artikel 17 Faciliterende gemeente

  • 1. De faciliterende gemeente is namens het gemeenschappelijk orgaan belast met de volgende taken en bevoegdheden:

    • a.

      de uitvoering van de door de deelnemende gemeenten gemandateerde leerplicht- en Doorstroompunt-taken;

    • b.

      het werkgeverschap/opdrachtgeverschap voor de aan het RBL verbonden gedetacheerde/ingehuurde en/of in dienst zijnde of tredende functionarissen, met alle bevoegdheden en verplichtingen die daaraan verbonden zijn;

    • c.

      het voorbereiden van het financiële deel van de jaarlijkse begroting en jaarrekening van het gemeenschappelijke orgaan;

    • d.

      alle uit deze regeling voortvloeiende werkzaamheden die nodig zijn in het belang van de uitvoering van deze taken, een en ander in overeenstemming met hetgeen is besloten in het gemeenschappelijk orgaan;

  • 2. De faciliterende gemeente waarborgt een goede uitvoering van de werkzaamheden in het kader van deze Regeling door de inzet van vakbekwaam personeel, de zorg voor het personeel, en o.a. het beschikbaar stellen van apparatuur, hulpmiddelen en huisvesting, alsmede ondersteuning in de bestuurs- en financiële planning & control-cyclus.

  • 3. De met de taken van de faciliterende gemeente gepaard gaande kosten zullen jaarlijks in de begroting worden opgenomen. De kosten worden verrekend op basis van het bepaalde in artikelen 23 tot en met 28 van deze regeling.

Artikel 17a Coördinator Doorstroompunt en teammanager RBL

  • a.

    de coördinator van de Doorstroompuntregio draagt zorg voor bekendmaking van de gemeenschappelijke regeling in het Gemeenteblad overeenkomstig artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • b.

    de teammanager draagt, op grond van wetswijzigingen of regionale ontwikkelingen, zorg voor het voorbereiden van wijzigingen en/of actualisering van de instructie leerplichtambtenaar voor de gemeenten in de regio;

  • c.

    de coördinator Doorstroompunt en de teammanager van het RBL zorgen voor het opstellen en actueel houden van een overzicht van de aan deze gemeenschappelijk regeling deelnemende gemeenten, waarin is onderscheiden aan welke percelen deze gemeenten deelnemen;

  • d.

    de coördinator Doorstroompunt en de teammanager van het RBL zijn, binnen de kaders van de in artikel 11, tweede lid van deze regeling gegeven volmacht, bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten met derden binnen de vastgestelde begroting van het gemeenschappelijk orgaan;

  • e.

    de coördinator Doorstroompunt en de teammanager van het RBL dragen gezamenlijk zorg voor het functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Zij vervangen elkaar in voorkomende gevallen.

Hoofdstuk 6 Uitvoering leerplicht en Doorstroompuntfunctie

Artikel 18 Uitvoering bij faciliterende gemeente

Voor de uitvoering van alle taken die voortvloeien uit de Leerplichtwet 1969 en de Doorstroompuntfunctie maken de deelnemende gemeenten gebruik van de uitvoeringsorganisatie van de faciliterende gemeente, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 17 van deze regeling.

Artikel 19 Levering, verwerking en gebruik van gegevens

  • 1. Iedere aan perceel 1 deelnemende gemeente is verplicht om, na daartoe gedaan verzoek van de teammanager of de applicatiebeheerder van het RBL, onverwijld actuele gegevens uit de BRP van alle in de gemeente woonachtige jongeren in de leeftijd van 4 tot 23 jaar te verstrekken aan de faciliterende gemeente. BRP mutaties worden zoveel mogelijk dagelijks aangeleverd. De aan perceel 1 deelnemende gemeente treedt met de faciliterende gemeente en de applicatiebeheerder van het RBL in overleg als dagelijkse levering niet mogelijk is.

  • 2. De gemeenten die deelnemen aan perceel 1 zorgen voor de benodigde juridische besluiten en technische inrichting om de gegevenslevering uit de BRP aan de faciliterende gemeente mogelijk te maken.

  • 3. De aan deze regeling deelnemende gemeenten gaan voor het wettelijk kader van privacy uit van de toepasselijkheid van de AVG en de daaruit voortvloeiende regelgeving.

  • 4. De faciliterende gemeente zal persoonsgegevens, die in het kader van deze regeling aan haar worden verstrekt, uitsluitend verwerken ter uitvoering van de op grond van deze regeling gemandateerde taken en geheimhouding in acht nemen.

  • 5. In verband met de in het vierde lid van dit artikel genoemde geheimhouding en de in het derde lid van dit artikel aangehaalde wettelijke bepaling is de informatie die in het voor de taakuitvoering te gebruiken registratiesysteem wordt vastgelegd uitsluitend toegankelijk voor medewerkers die met de taakuitvoering in het kader van de Leerplichtwet 1969 en de wet- en regelgeving Doorstroompunt- zijn belast. De faciliterende gemeente waarborgt dat alleen deze medewerkers worden geautoriseerd.

  • 6. De faciliterende gemeente draagt zorg voor technische en organisatorische maatregelen om een passend beveiligingsniveau te realiseren.

  • 7. De aan deze regeling deelnemende gemeenten gaan voor het wettelijk kader van de registratie van politiegegevens uit van de toepasselijkheid van de Wpg. Het gaat hier om gegevens die worden geregistreerd wanneer een medewerker die met de taakuitvoering in het kader van de Leerplichtwet 1969 is belast en die tevens BOA is besluit een proces-verbaal op te maken.

  • 8. De faciliterende gemeente draagt zorg voor de benodigde Wpg audits op het registratiesysteem van het RBL.

Artikel 20 Taakuitvoering/uitvoeringskaders

  • 1. De medewerkers die taken uitvoeren in het kader van deze gemeenschappelijke regeling zijn voor de dagelijkse werkzaamheden verantwoording schuldig aan de teammanager van het RBL of diens vervanger.

  • 2. De medewerkers die in het kader van deze gemeenschappelijke regeling taken uitvoeren voor de in artikel 8, tweede lid genoemde gemeenten die deelnemen aan perceel 2, vervullen hun taak binnen de kaders van het regionale Meerjarenbeleidsplan en conform de “Instructie leerplichtambtenaar en Doorstroomcoach”. Ook binnen de gemeenten die niet deelnemen aan perceel twee vormen deze documenten het uitvoeringskader.

Artikel 21 Jaarverslag

  • 1. Jaarlijks maakt de faciliterende gemeente ter uitvoering van artikel 25 van de Leerplichtwet 1969 voor 1 augustus voor de gemeenten die deelnemen aan perceel 1, maar niet deelnemen aan perceel 2, een statistisch leerplichtjaarverslag over de uitvoering en het gevoerde beleid inzake handhaving van de leerplicht en kwalificatieplicht en de resultaten daarvan over het afgelopen schooljaar. Het statistisch leerplichtjaarverslag betreft cijfermatige gegevens/overzichten over de registratie van alle leerplichtigen uit de deelnemende gemeenten ten behoeve van de door die gemeenten zelf te maken jaarverslagen leerplicht. Jaarlijks maakt de faciliterende gemeente ter uitvoering van artikel 25 van de Leerplichtwet 1969 voor 1 september voor de gemeenten die deelnemen aan perceel 2, een inhoudelijk leerplichtjaarverslag over de uitvoering en het gevoerde beleid inzake handhaving van de leerplicht en kwalificatieplicht en de resultaten daarvan over het afgelopen schooljaar.

  • 2. De faciliterende gemeente draagt zorg voor het opstellen van een leerplichtjaarverslag voor gemeenten die deelnemen aan perceel 2. Dit verslag wordt gecombineerd met het jaarverslag over het regionale Meerjarenbeleidsplan (inzet en resultaten van Doorstroompunt en VSV) in het afgelopen schooljaar. Dit geïntegreerde jaarverslag geeft inhoudelijke en cijfermatige informatie over de 5- tot 23-jarigen in de regio.

  • 3. Jaarlijks stelt de RMC contactgemeente de VSV rapportages op voor het Ministerie van OCW. Het RBL verzorgt de informatievoorziening voor de RMC contactgemeente.

Artikel 22 Bezwaar en klachten

  • 1. Directies van scholen, ouders of leerlingen die zich niet kunnen verenigen met de beslissing in eerste aanleg van de leerplichtambtenaar, diens leidinggevende of het college kunnen conform de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht een bezwaarschrift indienen bij het voor de beslissing verantwoordelijke bestuursorgaan.

  • 2. Op grond van art. 10:3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht besluit het college van de woongemeente over het ingediende bezwaarschrift.

  • 3. De klachtenregeling van de faciliterende gemeente is van toepassing. Voor gemeenten die niet deelnemen aan één of meer van de in artikel 5, 6 en 7 genoemde percelen is, voor wat betreft de taakuitvoering in het kader van dat betreffende perceel, de eigen klachtenregeling van die gemeente van toepassing.

Hoofdstuk 7 Financiële en andere bepalingen

Artikel 23 Algemene financiële bepalingen en begroting

  • 1. Het gemeenschappelijk orgaan stelt de begroting vast uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt.

  • 2. Het gemeenschappelijk orgaan zendt jaarlijks een ontwerpbegroting met toelichting uiterlijk op 30 april toe aan de deelnemende gemeenten samen met een meerjarenraming met toelichting voor tenminste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.

  • 3. In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke gemeente verschuldigde bijdrage voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.

  • 4. In de begroting is het onderscheid van de drie verschillende percelen aangebracht.

  • 5. In de begroting zijn, per perceel, de salariskosten plus werkgeverslasten, uitvoeringskosten en overige kosten vermeld, met daarbij, per perceel aangegeven, de wijze waarop de in het derde lid van dit artikel genoemde bijdrage is berekend en vastgesteld.

  • 6. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 7. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het gemeenschappelijk orgaan hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het gemeenschappelijk orgaan voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting,

  • 8. Indien het gemeenschappelijk orgaan afwijkt van de zienswijzen van de deelnemende gemeenten, zendt het de vastgestelde begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen gedeputeerde staten van hun zienswijze op de hoogte brengen.

  • 9. Het gemeenschappelijk orgaan zendt jaarlijks de vastgestelde begroting met toelichting uiterlijk 15 september toe aan gedeputeerde staten.

  • 10. De deelnemende gemeenten betalen jaarlijks de bijdrage als bedoeld in het derde lid van dit artikel.

  • 11. Indien er sprake is van een afwijking van meer dan 10% van het dan geldende begrotingskader inclusief indexering, waaraan de deelnemende gemeenten eerder hun goedkeuring hebben gegeven, dan wordt de ontwerpbegroting bij iedere gemeente afzonderlijk voorgelegd ter besluitvorming. Zodra iedere gemeente afzonderlijk een besluit heeft genomen zijn de bepalingen van dit artikel mede van toepassing op wijziging van de begroting.

Artikel 24 Berekeningswijze perceel 1

  • 1. Zowel de personeelskosten als de uitvoeringskosten/overhead die verbonden zijn aan de uitvoering van de administratie van leerplicht- en Doorstroompunt taken van het RBL worden, naast de gedekte kosten vanuit het rijksbudget Doorstroompunt-, zoals opgenomen in de begroting, omgeslagen over de aan perceel 1 deelnemende, gemeenten.

  • 2. Tot de personeelskosten behoren:

    • a.

      de salariskosten van de medewerkers van de faciliterende gemeente tot het maximale bedrag behorende bij de functionele salarisschalen volgens het functiewaarderingssysteem van de faciliterende gemeente;

    • b.

      de kosten van bijzondere beloningen die de faciliterende gemeente toekent op basis van het functioneren van de medewerker in de uitvoeringsorganisatie.

  • 3. Tot de uitvoeringskosten behoren:

    • a.

      de overheadkosten verbonden aan de uitvoering door de uitvoeringsorganisatie, bij aanvang van de regeling vastgesteld op 20% van de personeelskosten;

    • b.

      de directe kosten van het door de faciliterende gemeente gebruikte registratiesysteem leerplicht / Doorstroompunt, te weten de jaarlijkse exploitatiekosten (licentiekosten, technische kosten, backup beheer e.d.) en de kosten voortvloeiend uit de noodzakelijke GBA- koppelingen;

    • c.

      kosten van de jaarlijkse accountantscontrole.

  • 4. Van het totaal van de in het tweede en derde lid van dit artikel berekende kosten komt 75 % ten laste van de aan perceel 1 deelnemende gemeenten.

  • 5. De overige 25 % van de totale kosten wordt ten laste gebracht van het jaarlijkse rijksbudget Doorstroompunt-.

  • 6. Verdeling van de in het vierde lid van dit artikel genoemde kosten vindt plaats naar rato van het aantal inwoners van 5 tot 23 jaar per gemeente op 1 januari van het voorafgaande jaar.

Artikel 25 Berekeningswijze perceel 2

  • 1. Zowel de personeelskosten als de uitvoeringskosten/overhead die verbonden zijn aan de uitvoering van de leerplichttaken van het RBL worden, naast de gedekte kosten vanuit het geoormerkte kwalificatieplicht-budget, zoals opgenomen in de begroting, omgeslagen over de aan perceel 2 deelnemende, gemeenten.

  • 2. Tot de personeelskosten behoren:

    • a.

      de salariskosten van de medewerkers van de faciliterende gemeente tot het maximale bedrag behorende bij de functionele salarisschalen volgens het functiewaarderingssysteem van de faciliterende gemeente;

    • b.

      de kosten van bijzondere beloningen die de faciliterende gemeente toekent op basis van het functioneren van de medewerker in de uitvoeringsorganisatie.

  • 3. Tot de uitvoeringskosten behoren:

    • a.

      de overheadkosten verbonden aan de uitvoering door de uitvoeringsorganisatie, bij aanvang van de regeling vastgesteld op 20% van de personeelskosten;

    • b.

      kosten van de jaarlijkse accountantscontrole.

  • 4. De bijdrage van de gemeenten die deelnemen aan perceel 2 vindt plaats naar rato van het aantal inwoners per gemeente van 5 tot 18 jaar op 1 januari van het voorafgaande jaar.

Artikel 26 Berekeningswijze perceel 3

  • 1. Zowel de personeelskosten als de uitvoeringskosten/overheadkosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de Doorstroompunt-taken van het RBL worden gedekt door de jaarlijkse middelen die door het ministerie van OCW voor uitvoering van de Doorstroompunt-functie aan de Doorstroompunt contactgemeente Haarlem ter beschikking worden gesteld, de Programmagelden die jaarlijks ten behoeve van de bestrijding van voortijdig schoolverlaten worden vastgesteld en de jaarlijkse Doeluitkering Jeugd/VSV.

  • 2. Tot de personeelskosten behoren:

    • a.

      de salariskosten van de medewerkers van de faciliterende gemeente tot het maximale bedrag behorende bij de functionele salarisschalen volgens het functiewaarderingssysteem van de faciliterende gemeente;

    • b.

      de kosten van bijzondere beloningen die de faciliterende gemeente toekent op basis van het functioneren van de medewerker in de uitvoeringsorganisatie;

  • 3. Tot de uitvoeringskosten behoren:

    • a.

      de overheadkosten verbonden aan de uitvoering door de uitvoeringsorganisatie, bij aanvang van de regeling vastgesteld op 20% van de personeelskosten;

    • b.

      Kosten van de jaarlijkse accountantscontrole.

Artikel 27 Jaarrekening

  • 1. Na afloop van elk jaar legt de faciliterende gemeente voor 1 april aan het gemeenschappelijk orgaan financiële verantwoording af.

  • 2. Het gemeenschappelijk orgaan stelt de jaarrekening vast uiterlijk 1 juli in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3. Het gemeenschappelijk orgaan zendt jaarlijks de voorlopige jaarrekening met toelichting, uiterlijk op 30 april, toe aan de deelnemende gemeenten.

  • 4. Het gemeenschappelijk orgaan zendt jaarlijks de vastgestelde jaarrekening met alle daarbij behorende toelichtende stukken uiterlijk 15 juli aan gedeputeerde staten.

Artikel 28 Overige financiële bepalingen

  • 1. De salariskosten genoemd in het vijfde lid van artikel 23 worden jaarlijks aangepast aan de actuele van toepassing zijnde CAO gemeenten en aangepast met het in de faciliterende gemeente toegepaste indexcijfer voor lonen. Dit indexcijfer is in de begroting opgenomen.

  • 2. De in het vijfde lid van artikel 23 genoemde uitvoeringskosten (overhead en automatisering) worden jaarlijks verhoogd met het in Haarlem gehanteerde indexcijfer voor uitvoeringskosten. Dit indexcijfer is in de begroting opgenomen.

  • 3. Betaling van de gemeentelijke bijdrage aan de faciliterende gemeente geschiedt bij wijze van voorschot per kalenderkwartaal op basis van de begrote bijdragen zoals in de goedgekeurde begroting door de deelnemende gemeente schriftelijk aan de faciliterende gemeente is medegedeeld.

  • 4. Indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die van dien aard zijn dat deze, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, niet voor rekening en risico van de faciliterende gemeente kunnen komen, treden de deelnemende gemeenten in overleg om vanuit de gezamenlijke verantwoordelijkheid tot een oplossing te komen.

  • 5. Gemeenten treden ook in overleg als de van toepassing zijnde wetgeving voor de uitvoering van de tot de percelen 1 t/m 3 behorende taakuitvoering niet langer onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid valt en dit leidt tot een zodanige vermindering van taken dat dit gevolgen heeft voor de omvang van de uitvoeringsorganisatie. De deelnemende gemeenten zijn in dat geval ieder naar rato van de bijdrage verantwoordelijk voor deze gevolgen, inclusief de financiële gevolgen waaronder eventuele wachtgeldverplichtingen.

  • 6. Onder de in het vorige lid bedoelde kosten worden begrepen de personeelskosten, overheadkosten en overige uitvoeringskosten die zijn verbonden aan de uitvoering van de taken.

Hoofdstuk 8 Personeel

Artikel 29 Dienstverband

  • 1. Met de medewerkers die taken uitvoeren wordt, voor zover het betreft de deelname aan perceel 1 t/m 3, door de faciliterende gemeente een dienstverband aangegaan voor onbepaalde tijd, tenzij anders overeengekomen.

  • 2. Op de in het eerste lid van dit artikel omschreven medewerkers van het RBL zijn de rechtspositieregelingen van de faciliterende gemeente van toepassing, tenzij anders overeengekomen.

  • 3. Vacatures die vallen binnen de taakuitvoering van de percelen 1 t/m 3 worden ingevuld door de faciliterende gemeente. Werving vindt in eerste instantie plaats via een interne procedure, waarbij alle aan het perceel deelnemende gemeenten zijn betrokken.

  • 4. Bij beëindiging van deze gemeenschappelijke regeling, zoals bedoeld in artikel 33, of bij uittreding door een gemeente, zoals bedoeld in artikel 32, treden de gemeenten in overleg over het teveel aan formatie waarvoor de faciliterende gemeente na opheffing of uittreding geen werkzaamheden meer heeft. Hierbij geldt het uitgangspunt dat de medewerker die bij de start van deze regeling in dienst is getreden bij de faciliterende gemeente teruggaat naar de oorspronkelijke gemeente en bij die gemeente weer in dienst treedt.

Hoofdstuk 9 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 30 Wijziging

  • 1. Voor wijziging van de regeling is de unanieme instemming van de colleges van de deelnemende gemeenten vereist.

  • 2. Een verandering van deelname aan een van de in artikel 5, 6 en 7 genoemde percelen wordt beschouwd als een in het eerste lid van dit artikel genoemde wijziging

  • 3. Zowel het gemeenschappelijk orgaan als elk der deelnemende gemeenten is bevoegd tot het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling.

Artikel 31 Toetreding

  • 1. Andere gemeenten kunnen toetreden tot de regeling.

  • 2. Bij toetreding tot deze regeling is sprake van een in artikel 30 lid 1 genoemde wijziging waarvoor unanieme instemming van de colleges van de deelnemende gemeenten vereist is.

  • 3. Aan de toetreding kunnen de colleges van de deelnemende gemeenten voorwaarden verbinden.

Artikel 32 Uittreding

  • 1. Een gemeente kan uittreden door toezending aan het gemeenschappelijk orgaan van een daartoe strekkend besluit van het college.

  • 2. Gedurende drie jaren na de datum van toetreding tot de regeling is uittreding niet mogelijk, tenzij gemeenten daar in onderling overleg van afwijken en gemeenten unaniem hiermee instemmen.

  • 3. Een deelnemende gemeente dient het voornemen tot uittreding uiterlijk twaalf maanden voor de datum van uittreding, schriftelijk gemotiveerd mede te delen aan het algemeen bestuur.

  • 4. De uittreding vindt, behoudens door de colleges en gemeenteraden van de deelnemende gemeenten geaccepteerde afwijking, plaats op 1 januari van het tweede jaar, volgend op dat waarin het besluit tot uittreding in de registers is ingeschreven.

  • 5. Indien een gemeente uittreedt, besluiten de colleges van de overige gemeenten over de voortzetting van de gemeenschappelijke regeling en de wijze waarop.

  • 6. Het gemeenschappelijk orgaan regelt de financiële en overige gevolgen van de uittreding. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de uittredende gemeente de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de uittreding en dat de overige gemeenten geen financieel nadeel van de uittreding ondervinden.

  • 7. Alle rechten en verplichtingen van het gemeenschappelijk orgaan gaan bij uittreding over naar de uittredende gemeente naar evenredigheid van de grootte van de bijdrage aan de gemeenschappelijke regeling in het jaar voorafgaande aan de uittreding.

Artikel 33 Opheffing

  • 1. De regeling kan worden opgeheven bij de daartoe strekkende besluiten van de colleges van alle deelnemende gemeenten.

  • 2. De opheffing gaat in op de in het opheffingsbesluit genoemde datum.

  • 3. Ingeval van opheffing van de regeling besluiten de colleges van de deelnemende gemeenten tot liquidatie en stellen daarvoor de nodige regels vast. Hierbij kan van de bepalingen van deze gemeenschappelijke regeling worden afgeweken.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing. Hieronder wordt tevens verstaan eventuele gevolgschade voor de faciliterende gemeente.

  • 5. Het liquidatieplan bevat tevens een personeelsplan dat zoveel mogelijk voorziet in herplaatsing van het personeel en voorts in de financiële gevolgen voor het personeel.

  • 6. De deelnemende gemeenten zijn belast met de liquidatie. Het gemeenschappelijk orgaan blijft na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 7. Alle rechten en verplichtingen van de regeling die resteren na uitvoering van het liquidatieplan gaan bij vereffening over naar de deelnemende gemeenten, naar evenredigheid van de grootte van hun bijdrage aan de regeling in het jaar voorafgaande aan de opheffing.

Artikel 34 Archief

Het gemeenschappelijk orgaan draagt zorg voor de archiefbescheiden van de regeling overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de wettelijke voorschriften daaromtrent. De bewaring en het beheer van de archiefbescheiden berust bij de faciliterende gemeente.

Artikel 34a Evaluatie

  • 1. Het gemeenschappelijk orgaan draagt zorg voor een jaarlijkse evaluatie van de regeling. In afwijking daarvan vindt de eerste evaluatie plaats in het derde kalenderjaar na inwerkingtreding van de regeling.

  • 2. Onderdeel van de evaluatie, bedoeld in het eerste lid, is in ieder geval:

    • a.

      de wijze waarop het gemeenschappelijk orgaan bijdraagt aan het belang waarvoor het is ingesteld en de kwaliteit van zijn taakuitvoering;

    • b.

      de kostenverdeling;

    • c.

      de governance van het gemeenschappelijk orgaan, waaronder de rollen en portefeuilleverdeling binnen het gemeenschappelijk orgaan, het voorzitterschap, de sturing en verantwoording;

    • d.

      de samenstelling van het takenpakket van het gemeenschappelijk orgaan;

    • e.

      de financiële afspraken zoals vastgelegd in deze regeling;

    • f.

      de reserveontwikkeling

    • g.

      de positionering van het RBL.

Hoofdstuk 10 Geschillenbeslechting

Artikel 35 Geschillenbeslechting

  • 1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28, van de wet, de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, spant het gemeenschappelijk orgaan zich sterk in om een en ander minnelijk met elkaar op te lossen.

  • 2. Een geschil wordt geacht aanwezig te zijn, indien de inspanningen, bedoeld in het eerste lid, niet tot overeenstemming hebben geleid, ook al wordt het geschil als zodanig door slechts een der partijen aangemerkt.

  • 3. Om een minnelijke oplossing als bedoeld in het eerste lid, te bereiken, kan het geschil worden voorgelegd aan een onafhankelijke mediator die een advies uitbrengt.

  • 4. De mediator, bedoeld in het derde lid, wordt door de partijen bij het geschil gezamenlijk benoemd en krijgt een door partijen in gezamenlijkheid geformuleerde opdracht.

  • 5. Elke gemeente draagt de eigen kosten, voortvloeiend uit de procedures volgend uit dit artikel. Eventuele gezamenlijke kosten worden gelijkelijk verdeeld.

Hoofdstuk 11 Slotbepalingen

Artikel 36 Ingangsdatum en duur van de regeling

  • 1. Deze wijziging van de gemeenschappelijke regeling gaat in op 1 juli 2024.

  • 2. Deze gemeenschappelijke regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 37 Citeertitel

Deze gemeenschappelijke regeling kan worden aangehaald als: Gemeenschappelijke Regeling Schoolverzuim en Voortijdig Schoolverlaten Regio Zuid-Kennemerland en IJmond.

Ondertekening

Aldus vastgesteld 19 november 2024