Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724516
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR724516/1
Regeling vervalt per 18-12-2024
Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland houdende GLB/NSP openstelling en vaststelling subsidieplafond Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering 2024
Geldend van 06-11-2024 t/m 17-12-2024
Intitulé
Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland houdende GLB/NSP openstelling en vaststelling subsidieplafond Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering 2024Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland van 17 september 2024 (kenmerk 502956), houdende openstelling en vaststelling subsidieplafond Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering 2024.
Gedeputeerde Staten van Zeeland,
- •
Overwegende dat voor verstrekking van subsidie in het kader van hoofdstuk 2, paragraaf 1 ‘Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering’ van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Zeeland een openstellingsperiode en een subsidieplafond dient te worden vastgesteld en nadere regels kunnen worden gesteld;
- •
Overwegende dat op grond van het Nederlands Nationaal Strategisch Plan de verhouding tussen Europese ELFPO subsidie en de verplichte nationale cofinanciering 43% ELFPO middelen ten opzichte van 57% nationale cofinanciering bedraagt;
- •
Gelet op hoofdstuk 1, artikel 1.2 en hoofdstuk 2, paragraaf 1 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Zeeland;
Besluiten:
- I.
Vast te stellen dat aanvragen voor het verstrekken van subsidie in het kader van hoofdstuk 2, paragraaf 1 ‘Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering’ van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 Zeeland (hierna: de Verordening) kunnen worden ingediend met ingang van 6 november 2024, 09.00 uur, tot en met 18 december 2024, 17.00 uur;
- II.
Het subsidieplafond voor de openstellingsperiode bedoeld onder I. vast te stellen op € 1.000.000,- bestaande uit € 430.000,- (43%) ELFPO middelen en € 570.000,- (57%) nationale cofinanciering;
- III.
Dat aanvragers zelf verantwoordelijk zijn voor het verkrijgen van de dekking van de 57% nationale cofinanciering, zoals genoemd onder besluit II, in de vorm van een verplichte nationale cofinancieringsverklaring;
- IV.
De volgende nadere regels vast te stellen:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In aansluiting op artikel 1 van de Verordening wordt in dit openstellingsbesluit verstaan onder:
- 1.
Landbouwer: een natuurlijke of rechtspersoon of een groep natuurlijke of rechtspersonen die landbouwproducten produceert als bedoeld in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, bijlage I, met uitzondering van visserijproducten, alsmede hakhout met korte omlooptijd of die landbouwareaal in een staat houdt die begrazing of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines;
- 2.
Landbouwbedrijf: alle bij de KVK ingeschreven eenheden op het grondgebied van Nederland die voor landbouwactiviteiten (als bedoeld in bijlage 1 VWEU) worden gebruikt en door een landbouwer worden beheerd;
- 3.
Penvoerder: partij bij een samenwerkingsovereenkomst, die door de partijen bij die overeenkomst is aangewezen als de penvoerder van het project waarvoor de subsidie is aangevraagd en die zal optreden als indiener van de subsidieaanvraag en als rechtsgeldige vertegenwoordiger van de samenwerkende partijen in het samenwerkingsverband;
- 4.
Samenwerkingsverband: verband dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, niet zijnde een vennootschap, bestaand uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten;
- 5.
Verordening: Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 Zeeland.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering.
- 1.
Om voor subsidie in aanmerking te komen dient het project respectievelijk de hierbij horende productieve investeringen een bijdrage te leveren aan ten minste één hier onderstaande vermelde thema’s:
- I.
Eiwittransitie: machines die enkel bedoeld zijn voor de oogst van droge peulvruchten en bijdragen aan het versnellen van de eiwittransitie.
- II.
Biobased teelt van vezelgewassen: machines die bijdragen aan het behouden en versterken van de vezelteelt.
- III.
Zilte teelten: machines die bijdragen aan het behouden en versterken van de teelt van zilte teelten.
- I.
Artikel 3 Aanvrager
Subsidie kan worden verstrekt aan een landbouwer of een samenwerkingsverband van landbouwers.
Artikel 4 Aanvraagvereisten
Onverminderd artikel 2.1.4. van de Verordening en in aanvulling op de artikelen 1.3 en 1.6 van de Verordening zijn de volgende subsidievereisten van toepassing:
- 1.
De aanvragers zijn zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van de verplichte nationale cofinanciering van een nationale overheid, waarbij de verhouding tussen Europese en nationale middelen 43% ELFPO middelen ten opzichte van 57% nationale cofinanciering dient te zijn;
- 2.
Bij de aanvraag dient een bewijs van cofinanciering van een nationale overheid als bijlage te worden bijgevoegd;
- 3.
Als de aanvraag wordt ingediend door een landbouwer met een biologische bedrijfsvoering wordt, in aanvulling op artikel 1.6 van de Verordening, de aanvraag vergezeld van een erkend certificaat of kwaliteitskeurmerk waaruit dit blijkt;
- 4.
Als de aanvraag wordt ingediend door een landbouwer die in omschakeling is naar biologische landbouw wordt, in aanvulling op artikel 1.6 van de Verordening, de aanvraag vergezeld van het inschrijfnummer en documentatie van een certificerende instantie ter onderbouwing dat de bedrijfsomschakeling is gestart, en
- 5.
Aanvragen worden ingediend via het online portaal van RVO.
Artikel 5 Subsidiabele kosten
- 1.
In overeenstemming met artikel 2.1.5, lid 1, van de Verordening wordt alleen subsidie verstrekt voor de kosten als bedoeld in artikel 1.8, onder e, van de Verordening.
- 2.
Subsidiabele kosten worden berekend volgens artikel 1.9a uit de Verordening.
Artikel 6 Niet subsidiabele kosten
In aanvulling op en onverminderd van het bepaalde in artikel 1.10 van de Verordening komen de volgende kosten als opgenomen in artikel 1.10 van de Verordening niet voor subsidie in aanmerking:
- 1.
Er wordt geen subsidie verstrekt voor maaidorser/combines, (mais)hakselaars en trekkers/tractoren.
- 2.
Er wordt geen subsidie verstrekt voor abonnementen op software updates en servicecontracten. Indien er voor het in gebruik stellen van de machine een abonnement noodzakelijk is dan dient de aanvrager uit eigen middelen de noodzakelijke abonnementen op software updates en servicecontracten af te sluiten.
- 3.
Er wordt geen subsidie verstrekt voor apparatuur benodigd voor het aflezen en weergeven van de ICT- en sensortechnieken waaronder computers, laptops, tablets en smartphones.
Artikel 7 Hoogte subsidie
In aanvulling op artikel 1.2 van de Verordening en in overeenstemming met artikel 2.1.7 van de Verordening geldt het volgende:
- a.
De hoogte van de subsidie bij verlening bedraagt minimaal € 50.000,- en maximaal € 250.000,-;
- b.
De hoogte van de subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten.
Artikel 8 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 van de Verordening wordt subsidie geweigerd indien de te beschikken subsidie bij verlening van het project lager is dan € 50.000,-.
Artikel 9 Arrangement
- a.
Subsidies tot maximaal € 125.000,- worden overeenkomstig artikel 1.7 en 1.20 van de Verordening verstrekt en vastgesteld op basis van arrangement 2.
- b.
Subsidies van € 125.000,- en hoger worden overeenkomstig artikel 1.7 en 1.21 van de Verordening verstrekt en vastgesteld op basis van arrangement 3.
Artikel 10 Selectiecriteria
Subsidieaanvragen die voldoen aan de subsidievereisten en waarop geen weigeringsgronden van toepassing zijn, worden overeenkomstig artikel 2.1.8 van de Verordening door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening beoordeeld en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:
- 1.
De mate van effectiviteit,
- 2.
De mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit,
- 3.
De haalbaarheid van de activiteit en
- 4.
De mate van innovatie.
1. De mate van effectiviteit
Met dit criterium wordt er gekeken naar de bijdrage die het project, waarvoor subsidie wordt gevraagd, levert aan de NSP-doelen van de interventie en de beleidsdoelstelling(en). De NSP-adviescommissie beoordeelt in het kader van de in artikel 2 van dit Openstellingsbesluit genoemde thema’s in welke mate het project bijdraagt aan onderstaande doelen:
- I.
Het versnellen van de eiwittransitie;
- II.
Het behouden en versterken van biobased teelt van vezelgewassen;
- III.
Het behouden en versterken van de teelt van zilte teelten.
De bijdrage die inschrijvers moeten indienen wordt als volgt gekwantificeerd:
0 punten |
Het effect van het project op de doelen is zeer gering. Het project draagt niet bij aan de bovenstaand doelen. |
1 punt |
Het effect van het project op de doelen is gering. Het project draagt in geringe mate bij aan bovenstaande doelen, namelijk door een bijdrage aan slechts één doel. |
2 punten |
Het effect van het project is matig. Het project draagt matig bij aan bovenstaande doelen. |
3 punten |
Het project heeft een voldoende bijdrage. Het project draagt in voldoende mate bij aan bovenstaande doelen. |
4 punten |
Het project levert een goede bijdrage. De bijdrage van het project aan bovenstaande doelen is goed. |
5 punten |
De bijdrage van een project is groter dan redelijkerwijs verwacht mag worden. |
2. De mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit
Gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen)
0 punten |
Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden. |
1 punt |
Gering. De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. |
2 punten |
Matig. Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog. |
3 punten |
Voldoende. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. |
4 punten |
Goed. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik van de bestaande kennis en kunde. |
5 punten |
Zeer goed. De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager maakt zeer goed gebruik van bestaande kennis en kunde. Bijvoorbeeld van innovaties heeft de aanvrager eerdere vergelijkbare innovaties in kaart gebracht en bouwt daarop voort. Het is voor de aanvrager helder waarom de eerdere projecten zijn misgelopen. |
3. De haalbaarheid van de activiteit
Bij de haalbaarheid van de activiteit gaat het om investeringen in materiële activa, gericht op innovatie en modernisering, met als doel de verspreiding van de investeringen verder krijgen binnen een grotere groep; te weten de kop- en voorlopers. Er wordt in samenhang gekeken naar de volgende aspecten;
- –
De mate waarin betreffende innovatie direct inpasbaar en toepasbaar is op het bedrijf van de aanvrager (hierbij wordt gelet op aansluiting bij bedrijfsvoering, het te verwachten rendement van de investering, planologische acceptatie/inpasbaarheid, alsook dat benodigde financiering en vergunningen voorhanden zijn);
- –
Er is in de betreffende bedrijfstak behoefte aan deze innovatie (noodzaak, kansen en risico’s);
- –
Er wordt aangegeven hoe andere landbouwers worden gestimuleerd om kennis te nemen van de innovatie op het bedrijf van de aanvrager (voorbeeldfunctie).
Score:
0 punten |
De haalbaarheid/kans op succes is zeer gering/nihil |
1 punt |
De haalbaarheid/kans op succes is gering |
2 punten |
De haalbaarheid/kans op succes is matig |
3 punten |
De haalbaarheid/kans op succes is voldoende |
4 punten |
De haalbaarheid/kans op succes is goed |
5 punten |
De haalbaarheid/kans op succes is zeer goed |
4. De mate van innovatie
Om de mate van innovatie te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar
- –
de aard van de innovatie
- –
het vernieuwende karakter van de innovatie
0 punten |
De mate van innovatie is zeer gering/nihil |
1 punt |
De mate van innovatie is gering |
2 punten |
De mate van innovatie is matig |
3 punten |
De mate van innovatie is voldoende |
4 punten |
De mate van innovatie is goed |
5 punten |
De mate van innovatie is zeer goed |
Artikel 11 Wegingsfactoren & Rangschikking
Na sluiting van de openstellingstermijn worden aanvragen beoordeeld op basis van de in artikel 10 genoemde selectiecriteria en gerangschikt op volgorde van het aantal toegekende punten, waarbij:
- 1.
Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek:
- I.
Het criterium bedoeld in artikel 10 het eerste lid (de mate van effectiviteit) heeft een wegingsfactor 4
- II.
Het criterium bedoeld in artikel 10 het tweede lid (de mate van efficiëntie) heeft een wegingsfactor 3
- III.
Het criterium bedoeld in artikel 10 het derde lid (de mate van haalbaarheid) heeft een wegingsfactor 2
- IV.
Het criterium bedoeld in artikel 10 het vierde lid (de mate van innovatie) heeft een wegingsfactor 1
- I.
- 2.
Er kunnen maximaal 50 punten behaald worden:
Criterium
Punten (max)
Weging
TOTAAL
Effectiviteit
5
4
20
Efficiëntie
5
3
15
Haalbaarheid
5
2
10
Innovatie
5
1
5
TOTAAL
50
- 3.
Een aanvraag komt voor subsidie in aanmerking indien hij minimaal 60% (30 punten) van het maximaal te behalen aantal punten scoort.
- 4.
In overeenstemming met artikel 2.1.8 lid 3 van de Verordening krijgen landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw een extra punt toegekend. Indien de aanvraag wordt gedaan door een samenwerkingsverband van landbouwers wordt er één extra punt toegekend indien een biologische landbouwer deelneemt.
- 5.
Gedeputeerde Staten verdelen het subsidieplafond op de volgorde van de rangschikking als bedoeld artikel 1.12, eerste lid, onder b van de Verordening.
Artikel 12 Verplichtingen
- 1.
Onverminderd artikel 1.15 van de Verordening is de subsidieontvanger verplicht de subsidiabele activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt binnen 2 jaar na verzending van de subsidieverleningsbeschikking uit te voeren.
- 2.
Indien de subsidiabele activiteit wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij tot uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij gedeputeerde staten tot verlenging van de termijn tot en met uiterlijk 31 december 2028.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid is de subsidieontvanger verplicht om binnen 13 weken na afloop van de projectperiode de vaststelling in te dienen doch uiterlijk 1 april 2029.
- 4.
Indien de periode van de uitvoering van het project meer dan 12 maanden bedraagt is de aanvrager verplicht één keer per jaar een voortgangsverslag te overleggen.
- 5.
Ongeacht het te verstrekken subsidiebedrag, en in aanvulling op artikel 1.7 van de Verordening gelden voor de vaststelling van subsidies welke zijn verleend in het kader van dit openstellingsbesluit alle regels volgens arrangement 2 en 3, zoals opgenomen in artikel 1.20 en artikel 1.21 van de Verordening.
Artikel 13 Bevoorschotting en deelbetalingen
- 1.
In afwijking van artikel 1.17 van de Verordening verstrekken Gedeputeerde Staten geen voorschot.
- 2.
In afwijking van artikel 1.18 van de Verordening verstrekken Gedeputeerde Staten geen deelbetalingen.
Artikel 14 inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.
Artikel 15 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als ‘Openstellingsbesluit Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering 2024 Zeeland’.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Zeeland van 17 september 2024.
H.M. de Jonge, voorzitter
Drs. M.J.C. Franken, secretaris
Toelichting bij het Openstellingsbesluit ‘Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering 2024’
LEESWIJZER
Voorliggend openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 van de provincie Zeeland.
Met dit openstellingsbesluit wordt paragraaf 1 uit hoofdstuk 2 van de Verordening – de interventie Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering – opengesteld. De artikelen 2.1.1 tot en met 2.1.8 van paragraaf 1 uit hoofdstuk 2 van de Verordening moeten tezamen gelezen worden met de artikelen in dit openstellingsbesluit. Daarnaast zijn de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1 en slotbepalingen uit hoofdstuk 3 van de Verordening ook van toepassing op een aanvraag.
Dit is een openstelling vanuit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB-NSP) in de Provincie Zeeland. Het GLB-NSP programma loopt van 2023 tot en met 2027. Alle projecten moeten een vaststelling indienen voor 1 april 2029. Het programma is gericht op slimme veerkrachtige landbouw, milieu-, biodiversiteits- en klimaatdoelen en brede plattelandsontwikkeling.
Deze interventie gaat om investeringen op het landbouwbedrijf, waarmee primair het verdienvermogen van de ondernemer wordt vergroot of verstevigd. Het gaat daarbij om investeringsmogelijkheden gericht op een veerkrachtige toekomstgerichte landbouw waarmee eerst en vooral een rendabele(r) bedrijfsvoering mogelijk wordt.
Algemeen
Om de Nederlandse landbouwsector ook in de toekomst zeker te stellen is het nodig dat landbouwers een zodanig inkomen kunnen verwerven dat de productie van landbouwproducten (alsmede de handel erin) voor hen lonend blijft. Naast verbreding, multifunctionaliteit of het zich richten op nichemarkten, hebben veel landbouwers zich vooral staande gehouden door efficiëntieverbetering, waardoor de kostprijs in verhouding laag kon blijven. Trefwoorden hierbij zijn samenwerking, mechanisatie/automatisering, schaalvergroting, intensivering en productiviteitsverhoging. De maatschappelijke uitdagingen op het gebied van klimaat en milieu, zoals verwoord in de Green Deal en Farm to Fork-strategie, vragen van de landbouwers extra inspanningen, die met een focus op het voortdurend verlagen van de kostprijs van producten niet haalbaar zal zijn. Specifieke investeringen zijn daarom nodig om een omslag te maken naar kringlooplandbouw waardoor (i) minder gebruik hoeft te worden gemaakt van natuurlijke hulpbronnen en (ii) schadelijke externe effecten voor het klimaat, biodiversiteit en milieu worden teruggedrongen. Indachtig het rapport van de taskforce verdienvermogen kringlooplandbouw (“Je kunt niet groen doen als je rood staat”) zal de weg naar kringlooplandbouw en een versterkt verdienvermogen alleen slagen als de landbouwer de nodige investeringen kan opbrengen en terugverdienen.
Landbouwbedrijven die optimaal en duurzaam willen produceren om zo op de lange termijn rendabel en solvabel te zijn, zullen periodiek hun gebouwen en uitrusting moeten vernieuwen en aanpassen. Op deze manier kan optimaal gebruik worden gemaakt van innovaties en kan hun bedrijf zich ontwikkelen in een richting die past bij veranderende maatschappelijke wensen en eisen (‘license to produce’). Met investeringen op het gebied van onder andere robotisering en energiebesparing kan hiermee op een verantwoorde wijze invulling worden gegeven. Het gaat dus om investeringen op het landbouwbedrijf, waarmee primair het verdienvermogen van de ondernemer wordt vergroot of verstevigd: investeringsmogelijkheden gericht op een veerkrachtige toekomstgerichte landbouw waarmee eerst en vooral een rendabele(r) bedrijfsvoering mogelijk wordt.
Resultaatindicatoren
Projecten die worden ingediend binnen deze subsidie interventie moeten een bijdrage leveren aan onderstaande resultaatindicator:
- •
R.09 Modernisering van landbouwbedrijven: Aandeel van landbouwbedrijven dat investeringssteun ontvangt om te herstructureren en te moderniseren, onder meer om de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren.
Aanvraagprocedure en benodigde documenten
Om in aanmerking te komen voor subsidie op basis van dit openstellingsbesluit moet er een subsidie aanvraag worden ingediend via het online portal van RVO. De link naar het online aanvraagportal wordt enkele dagen voor de openstelling bekend gemaakt via de website van de Provincie Zeeland. Om uw aanvraag te kunnen doen is E-herkenning 3+ benodigd.
Bij de aanvraag moeten verschillende verplichte bijlagen worden meegestuurd, waaronder het volledig ingevulde format projectplan, een volledig ingevuld format begroting, een onderbouwing van de kosten en de verplichte cofinancieringsverklaring (waarover onder besluit III van dit openstellingsbesluit wordt gesproken).
Daarnaast kunnen er één of meerdere bijlagen verplicht zijn in uw situatie, zoals een volledig ingevulde MKB-verklaring, een de-minimis steunverklaring of een vergunning, indien deze noodzakelijk is voor het uitvoeren van het project.
Verplichte nationale cofinanciering
Voor deze subsidieregeling is de aanvrager zelf verantwoordelijk voor het verkrijgen van de verplichte nationale cofinanciering. Daarvoor dient de aanvrager tijdig in contact te treden met de Provincie Zeeland of een andere nationale overheidsinstantie zoals gemeente, Rijk of waterschap. De cofinancieringsverklaring is een verplichte bijlage voor de aanvraag van de subsidie.
Na afronding van het project is er 13 weken de tijd om een vaststellingsverzoek in te dienen in het online portal, welke eisen daaraan worden gesteld is afhankelijk van het toegekende subsidiebedrag. De mogelijke arrangementen staan in de toelichting van artikel 9 uitgewerkt.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Binnen deze regeling kunnen aanvragers een aanvraag indienen voor productieve investeringen in relatie tot de volgende doelstellingen:
- I.
Eiwittransitie: machines die enkel bedoeld zijn voor de oogst van droge peulvruchten en bijdragen aan het versnellen van de eiwittransitie van dierlijke naar plantaardige eiwitten. Hierbij gaat het om specifieke oogstmachines voor droge peulvruchten.
- II.
Biobased teelt van vezelgewassen: machines die bijdragen aan het behouden en versterken van de vezelteelt. Hiermee wordt bedoeld specifieke machines welke benodigd zijn voor het versterken of behouden van de teelt van biobased gewassen zoals (olie)vlas, vezelhennep, goudsbloem, miscanthus (olifantsgras), lisdodde, meekrap en bamboe. Het doel van deze teelten is het gebruik van het product als grondstof voor de productie van biobased (bouw)materialen. Met behulp van deze interventie wil Provincie Zeeland ondernemers faciliteren in de aanschaf van specifieke machines welke benodigd zijn om deze gewassen te zaaien, oogsten of verwerken.
- III.
Zilte teelten: machines die bijdragen aan het behouden en versterken van de teelt van zilte teelten, zoals zeekraal, lamsoor, zeevenkel, zeekool, oesterblad en zeebanaan. Met behulp van deze interventie wil Provincie Zeeland ondernemers faciliteren in de aanschaf van specifieke machines welke benodigd zijn om deze gewassen te zaaien, oogsten of verwerken. Machines voor het gebruik in traditionele gewassen onder zilte omstandigheden (aardappelen, uien) zijn uitgesloten.
Onder investeringen in bedrijfsmiddelen valt zowel aanschaf als financial lease van bedrijfsmiddelen.
Wanneer sprake is van financial lease dient subsidieontvanger wel eigenaar te zijn voordat de instandhoudingstermijn als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening is afgelopen. Dat betekent dat hij voor die tijd alle termijnen moet hebben voldaan.
Adviezen over het verkrijgen van andere subsidies (bijvoorbeeld SDE-subsidies) of financieringsmogelijkheden valt niet onder investeringen in bedrijfsmiddelen. Het gebruiksklaar maken van een bedrijfsmiddel is wel subsidiabel.
Bedrijfsmiddelen zijn vaste activa die een landbouwer voor de bedrijfsvoering gebruikt en die behoren tot het ondernemingsvermogen. Het zijn bezittingen die voor langere tijd aan het landbouwbedrijf gebonden zijn die gebruikt worden voor de bedrijfsvoering.
Artikel 4 Aanvraagvereisten
Ten aanzien van artikel 4 lid 3 van dit openstellingsbesluit:
Een voorbeeld van een erkend certificaat is het Skal-certificaat, afgegeven door Skal Biocontrole. Demeter is een voorbeeld van een kwaliteitskeurmerk voor biodynamische landbouw.
Artikel 6 Niet subsidiabele kosten
Alleen investeringen in bedrijfsmiddelen ten behoeve van bedrijfsmodernisering zijn subsidiabel. Hieronder valt uitdrukkelijk niet de vervanging van ‘versleten’ goederen door identieke goederen. Dit zijn reguliere vervangingsinvesteringen die niet subsidiabel zijn op grond van artikel 1.10 sub d van Verordening.
Er wordt in het kader van dit openstellingsbesluit alleen subsidie verstrekt voor de specifieke machines welke worden genoemd in artikel 2. Er wordt geen subsidie verstrekt aan machines die ook gebruikt kunnen worden voor de reguliere landbouw zoals machines ten behoeve van (niet kerende) grondbewerking, zaaimachines, bemestingsmachines, maaidorser/combines, (mais)hakselaars en trekkers/tractoren.
Ook komen abonnementen op software updates en servicecontracten niet voor subsidie in aanmerking. Indien er voor het in gebruik stellen van de machine een abonnement noodzakelijk is dan dient de aanvrager uit eigen middelen de noodzakelijke abonnementen op software updates en servicecontracten af te sluiten. En er wordt geen subsidie verstrekt voor apparatuur benodigd voor het aflezen en weergeven van de ICT- en sensortechnieken waaronder computers, laptops, tablets en smartphones.
Artikel 8 Weigeringsgronden
De weigeringsgronden zoals beschreven in artikel 1.5 van de Verordening zijn hier van toepassing en onverminderd het bepaalde in artikel 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidie geheel of gedeeltelijk geweigerd indien:
- a.
door aanvrager voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is aangevraagd in dezelfde aanvraagperiode;
- b.
voor dezelfde activiteiten en subsidiabele kosten op grond van enige regeling reeds subsidie is verstrekt tot het op grond van deze regeling toegestane maximale subsidiepercentage of -bedrag;
- c.
de activiteiten niet overwegend plaatsvinden in provincie Zeeland, tenzij de activiteiten of de resultaten ervan aantoonbaar ten goede komen aan ingezetenen van provincie Zeeland, of de activiteiten of de resultaten daarvan aantoonbaar op enigerlei wijze het belang van de provincie Zeeland dienen;
- d.
in het opstellingsbesluit de benodigde nationale overheidsfinanciering als bedoeld in artikel 1.4, niet of niet volledig beschikbaar is gesteld en de aanvraag niet voorzien is van een bijdrageverklaring of een subsidiebeschikking voor de benodigde resterende nationale overheidsfinanciering;
- e.
de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in de relevante voorschriften inzake staatssteun van de Europese Unie;
- f.
ten aanzien van de subsidieaanvrager een uitstaand bevel tot terugvordering bestaat, volgend op een eerdere beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard;
- g.
de activiteiten een voorziene negatieve uitwerking hebben op het dierenwelzijn van landbouwhuisdieren, te weten dieren die in het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf worden gehouden in verband met de productie van bijvoorbeeld melk, vlees, wol, veren of eieren of in verband met het berijden van dieren;
- h.
de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag op de uiterste datum van indiening;
- i.
reeds gestart is met de uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.
Artikel 9 Arrangementen
Voor de verlening en vaststelling van de subsidie gelden afhankelijk van het subsidiebedrag verschillende arrangementen. Zie hiervoor de artikelen 1.7, 1.20 en 1.21 van de Verordening.
Op grond van artikel 1.20 van de Verordening geldt het volgende:
- a.
Voor een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling bij Gedeputeerde Staten in.
- b.
De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na afloop van de projectperiode.
- c.
Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, toont de subsidieontvanger middels een inhoudelijk verslag aan dat:
- i.
de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;
- ii.
aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
- i.
- d.
Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
- e.
Subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van een vast bedrag.
Op grond van artikel 1.21 van de Verordening geldt het volgende:
- a.
Voor een subsidie van € 125.000 en hoger dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij Gedeputeerde Staten.
- b.
De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na afloop van de projectperiode.
- c.
Bij de aanvraag tot vaststelling toont de subsidieontvanger middels een inhoudelijk en financieel verslag aan dat:
- i.
de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;
- ii.
aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.
- i.
- d.
De aanvraag tot vaststelling bevat een schriftelijke verantwoording van het aantal uren gebruikt in de berekening, bedoeld in artikel 1.9a, eerste lid, en artikel 1.9c, eerste lid.
- e.
De aanvraag tot vaststelling omvat een financieel verslag.
- f.
Gedeputeerde Staten stellen de subsidie vast binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.
Artikel 11 Wegingsfactoren & Rangschikking
In overeenstemming met artikel 2.1.8 lid 3 van de Verordening krijgen landbouwers met een biologische bedrijfsvoering en landbouwers die omschakelen naar biologische landbouw een extra punt toegekend. Indien de aanvraag wordt gedaan door een samenwerkingsverband van landbouwers wordt er één extra punt toegekend indien er minimaal één biologische landbouwer deelneemt. Het extra punt wordt toegekend nadat de behaalde punten zijn vermenigvuldigd met de wegingsfactor.
Artikel 12 Verplichtingen
Naast de verplichtingen die in artikel 12 worden genoemd, gelden ook de algemene verplichtingen uit artikel 1.15 van de Verordening. Dit betreft de navolgende verplichtingen:
- 1.
De subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband de penvoerder, doet onverwijld schriftelijk mededeling aan Gedeputeerde Staten van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot het op de subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband op een deelnemer aan het samenwerkingsverband, van toepassing verklaren van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen, of tot verlening van surseance van betaling aan de subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband aan een deelnemer in het samenwerkingsverband, of tot faillietverklaring van de subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband van een deelnemer in het samenwerkingsverband.
- 2.
De subsidieontvanger, of in geval van een samenwerkingsverband de penvoerder, doet onverwijld schriftelijk mededeling aan Gedeputeerde Staten zodra aannemelijk is dat:
- a.
de subsidiabele activiteiten niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht, of
- b.
niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
- a.
- 3.
De subsidieontvanger is verplicht:
- a.
het materiaal, bedoeld in bijlage III, deel 1, punt 1.7, van verordening 2022/129, op verzoek van Gedeputeerde Staten ter beschikking te stellen;
- b.
te voldoen aan de communicatieverplichtingen zoals omschreven in bijlage III, deel 2, van verordening 2022/129;
- c.
in geval van investeringen in roerende en onroerende zaken de investering op het moment van indiening van de aanvraag tot vaststelling ten minste gebruiksklaar te hebben;
- d.
indien sprake is van een investering in infrastructuur of een productieve investering gedurende vijf jaar na de subsidievaststelling te voldoen aan de instandhoudingsverplichting als bedoeld in artikel 65 van verordening 2021/1060, tenzij sprake is van een investering door een mkb-onderneming of sprake is van een investering die leidt tot door een mkb-onderneming gecreëerde banen, in welk geval de instandhoudingsverplichting drie jaar bedraagt;
- e.
zo spoedig als mogelijk, maar uiterlijk op de dag van daadwerkelijke vervreemding, bij Gedeputeerde Staten te melden:
- i.
vervreemding van de onderneming waaraan subsidie is verstrekt, of
- ii.
vervreemding van grond waarop activiteiten betrekking hebben waarvoor subsidie is verstrekt.
- i.
- a.
- 4.
De subsidieontvanger of, indien subsidieontvangers samenwerken in een samenwerkingsverband, de penvoerder, voert een zodanige administratie dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze is af te leiden:
- a.
de aard, inhoud en voortgang van de verrichte activiteiten;
- b.
dat de communicatieactiviteiten, bedoeld in het derde lid, onder b, worden uitgevoerd;
- c.
welke kosten in het project zijn gemaakt en betaald; en
- d.
indien loonkosten of eigen arbeid subsidiabel zijn, het aantal uren dat per persoon is besteed aan activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen.
- a.
- 5.
De administratie wordt ten minste vijf jaar na de subsidievaststelling bewaard.
- 6.
In geval van een gerechtelijke procedure wordt de administratie ten minste tien jaar na de datum van de afhandeling van de gerechtelijke procedure bewaard.
Mogelijke toepassing BIBOB-onderzoek
Wanneer u subsidie aanvraagt kan de Provincie Zeeland gebruik maken van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen (Bibob). Deze wet dient te voorkomen dat de provincie criminele activiteit(en) faciliteert door subsidie te verlenen.
Wanneer het Bibob-onderzoek op u van toepassing is ontvangt u van ons een brief waarin het Bibob-onderzoek verder wordt uitgelegd. Het onderzoek bestaat uit een uitgebreide vragenlijst die u moet invullen.
https://www.zeeland.nl/bestuur/beleid-en-regelgeving/ondermijning
Op wie is het Bibob-onderzoek van toepassing?
Vraagt u een omgevingsvergunning of een subsidie aan, doet u mee met een overheidsopdracht, of sluit u een vastgoedtransactie met de Provincie Zeeland? Dan kan de Provincie Zeeland gebruikmaken van de Wet Bibob. Op de pagina Bibob beleid staat een lijst van activiteiten waarop wij vaak een Bibob-onderzoek toepassen. Wanneer het Bibob-onderzoek op u van toepassing is ontvangt u van ons een brief waarin het Bibob-onderzoek verder wordt uitgelegd.
Samenvatting belangrijkste kenmerken van deze openstelling:
- a.
Het subsidiebedrag bij verlening betreft per aanvraag minimaal € 50.000,- en maximaal € 250.000,-;
- b.
Subsidiepercentage 40%;
- c.
Investeringsaanvragen dienen daarmee minimaal € 125.000,- te bedragen;
- d.
Een landbouwer of samenwerkingsverband van landbouwers kan éénmaal een aanvraag indienen met één investering;
- e.
Totaal beschikbare subsidie voor deze maatregel: € 1.000.000,-;
- f.
Bijbehorende installatiekosten uitgevoerd door derden zijn subsidiabel;
- g.
Mogelijkheid tot indienen van een aanvraag eindigt op 18 december 2024.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl