Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen 2024

Geldend van 01-07-2024 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen 2024

DE RAAD VAN DE GEMEENTE GILZE EN RIJEN;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 26 maart 2024;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

B E S L U I T:

vast te stellen de Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen 2024

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37);

  • -

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PbEU C 326/47).

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college), met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, onder c. en d. van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Bevoegdheden college

  • 1. Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 2. Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om subsidie, inclusief aanvragen op grond van artikel 4:23, derde lid, onder c. en d. van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3. Het college stelt bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald wie subsidie kunnen aanvragen, welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds als bedoeld in artikel 4:25 van de Algemene wet bestuursrecht vaststellen. In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Het college kan bij subsidieregeling voorschrijven dat voor bepaalde categorieën subsidie het gebruik van een schriftelijk of digitaal aanvraagformulier verplicht is.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteit(en) waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteit(en) worden nagestreefd, en hoe de activiteit(en) daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van de kosten voor de activiteit(en) en een toelichting op de aard en hoogte van deze kosten;

    • d.

      een begroting van de opbrengsten van de activiteit(en);

    • e.

      een actueel overzicht van de aanwezige (bestemmings)reserves en voorzieningen inclusief (indien van toepassing) het onderliggende bestedingsplan.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten en een opgaaf van de zittende bestuursleden toe aan de aanvraag, alsmede een afschrift van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar zoals die door de penningmeester zijn opgemaakt, indien van toepassing door de accountant op juistheid zijn gecontroleerd en ter goedkeuring en vaststelling zijn aangeboden aan bestuur of leden.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere gegevens te verlangen dan genoemd in het tweede en derde lid indien die andere gegevens voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn. Indien voor het nemen van een beslissing niet alle in het tweede en derde lid genoemde gegevens noodzakelijk zijn kan het college de te overleggen gegevens beperken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die voor een of meer kalenderjaren wordt verstrekt, moet zijn ontvangen op uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie moeten ten minste 8 weken voordat de aanvrager start met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn ontvangen.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. De termijn genoemd in het eerste en tweede lid kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 5. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen, tenzij de subsidie wordt gedekt door een specifieke uitkering van derden die mede is bestemd voor andere gemeenten;

    • b.

      voor zover activiteiten niet in overeenstemming zijn met het gemeentelijke beleid,

    • c.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • d.

      voor zover de activiteiten al door (andere) overheidsinstellingen worden bekostigd;

    • e.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • f.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • g.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • h.

      als de aanvrager niet alle benodigde vergunningen of ontheffingen heeft;

    • i.

      als de aanvrager niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet;

    • j.

      als een eenmalige/incidentele subsidie wordt gevraagd voor activiteiten die tot de reguliere gesubsidieerde activiteiten van de aanvrager behoren;

    • k.

      als het college al subsidie heeft verleend voor dezelfde activiteiten;

    • l.

      voor zover activiteiten gericht zijn op het uitdragen van levensbeschouwelijke of politieke overtuigingen;

    • m.

      voor zover bepaalde groepen van deelname aan de activiteiten worden uitgesloten en daarmee naar het oordeel van het college niet een nuttig doel wordt gediend;

    • n.

      voor zover activiteiten gericht zijn op het maken van winst;

    • o.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen;

    • p.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt.

  • 4. Het college kan een subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 5. Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1. In de beschikking tot het verlenen van de subsidie geeft het college in ieder geval aan:

    • a.

      voor welke activiteiten de subsidie wordt verleend;

    • b.

      het bedrag van de subsidie en de wijze waarop het bedrag is bepaald;

    • c.

      de periode waarop de subsidie betrekking heeft;

    • d.

      indien van toepassing, de voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend.

  • 2. Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

  • 3. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

  • 4. Voor zover een subsidie wordt verleend voor een activiteit die mede door derden wordt gefinancierd (ook wel koppelsubsidie genoemd), kan het college de subsidie verlenen onder de voorwaarde dat de subsidieontvanger de nodige bewijsstukken overlegt om aan te tonen dat de financiering ook daadwerkelijk rond komt. De voorwaarde wordt expliciet opgenomen in het verleningsbesluit.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien besloten wordt tot het verlenen van subsidie, kan een voorschot worden toegekend. In dat geval wordt in de beschikking tot subsidieverlening de hoogte van het voorschot bepaald, alsmede de eventuele termijnen waarin het voorschot wordt uitgekeerd;

  • 2. In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000 wordt aanstonds een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie;

  • 3. Na de subsidievaststelling vindt verrekening plaats met de reeds uitgekeerde voorschotten.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 12. Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 13. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot:

    • a.

      het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht;

    • b.

      de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de activiteiten voor alle inwoners;

    • c.

      de inzet bij de activiteiten van personen die onder de zorgplicht van de gemeente vallen in het kader van de Participatiewet, Jeugdwet en Wmo.

  • 2. Bij subsidies hoger dan € 50.000 verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

Artikel 14. Financiële reserves

Het college kan bij subsidieregeling of in de subsidieovereenkomst zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht bepalingen opnemen over het vormen van financiële reserves.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het tweede lid – binnen 8 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht, dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen en/of dat de activiteiten hebben bijgedragen aan de gemeentelijke doelen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen 8 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 5.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en hebben bijgedragen aan de gemeentelijke doelen;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening, die door de penningmeester of accountant is opgemaakt en ter goedkeuring en vaststelling is aangeboden aan bestuur of leden);

    • c.

      een balans met toelichting waaruit blijkt in hoeverre vermogen is gevormd;

    • d.

      indien de subsidie meer bedraagt dan € 100.000 een subsidieverklaring van een onafhankelijke accountant (overeenkomstig het door het college vastgestelde protocol) of indien een gesubsidieerde organisatie valt onder de wettelijk verplichte accountantscontrole: een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop en een controleverklaring door een onafhankelijk accountant.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

  • 4. Indien de subsidie meer dan € 5.000 bedraagt en gezamenlijk is aangevraagd door twee of meer aanvragers, gelden de verplichtingen uit dit artikel voor elke aanvrager afzonderlijk.

Artikel 17. Subsidievaststelling

  • 1. Het college stelt een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt vast voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 2. Andere subsidies dan bedoeld in het eerste lid stelt het college binnen 8 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling vast, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 3. De termijn genoemd in het eerste en tweede lid kan eenmaal voor ten hoogste 8 weken worden verdaagd.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 5. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a en b, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 6. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld.

  • 7. Het college kan de subsidie lager vaststellen, conform artikel 4:46 lid 2 en lid 3 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 18. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van (uur)tarieven, kan het college bepalen dat deze door de subsidieaanvrager berekend worden met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Hardheidsclausule

  • 1. Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 1,2 en 3, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 20. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen 2016 wordt ingetrokken.

  • 2. Subsidies die volledig betrekking hebben op een periode voor 1 juli 2024 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen 2016 van toepassing.

  • 3. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2024.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Gilze en Rijen 2024.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Gilze en Rijen op 13 mei 2024.

S. van Dijk

Griffier

D.A. Alssema

Voorzitter