Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR717157
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR717157/1
Regeling vervallen per 05-06-2024
Financiële verordening 2023
Geldend van 18-03-2024 t/m 04-06-2024 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2023
Intitulé
Financiële verordening 2023De raad van de gemeente Eemsdelta,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 4 april 2023,
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,
besluit vast te stellen, de volgende verordening:
Financiële verordening 2023
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van de gemeentelijke organisatie en verantwoording die daarover moet worden afgelegd.
- b.
Doelmatigheid: het streven om met een zo beperkt mogelijke inzet van de beschikbare middelen het gewenste resultaat te bereiken.
- c.
Doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden bereikt.
- d.
Financiële organisatie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van de gemeentelijke organisatie, om te komen tot een goed inzicht in:
- •
de financieel-economische positie;
- •
het financiële beheer;
- •
de uitvoering van de begroting;
- •
het afwikkelen van vorderingen en schulden;
- •
alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.
- •
- e.
Financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en de uitoefening van rechten van de gemeente.
- f.
Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.
- g.
Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.
- h.
Verbonden partijen: die partijen waarmee de gemeente een bestuurlijke relatie heeft én waarin zij een financieel belang heeft.
Hoofdstuk 2 Begroting en verantwoording
Artikel 2. Financiële beleidscyclus
Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college de raad een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college aan de raad en het vaststellen door de raad van de volgende documenten:
- a.
Richtlijnen en uitgangspunten voor de begroting voor het volgende begrotingsjaar (aanbieding aan presidium);
- b.
Jaarstukken;
- c.
Kadernota;
- d.
Tussentijdse rapportage(s);
- e.
Begroting met de meerjarenraming.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
- 1.
De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode de volgende onderdelen vast:
- a.
De programma-indeling.
- b.
De taakvelden per programma.
- c.
De beleidsindicatoren per programma. Deze bevatten ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
- d.
De onderwerpen waarover de raad in extra paragrafen kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd, naast de verplichte paragrafen.
- a.
- 2.
Per nieuwe investering wordt in de begroting het benodigde investeringskrediet weergegeven.
- 3.
Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
- 4.
In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.
- 5.
In de begroting en in de jaarrekening worden incidentele baten en/of lasten groter dan € 50.000 nader toegelicht.
Artikel 4. Kaders begroting
Het college biedt de raad een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt dit voorstel vast.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
- 1.
De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.
- 2.
Bij de begrotingsbehandeling kan de raad aangeven van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
- 3.
Het college informeert de raad als ze verwacht:
- a.
dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden
- b.
dat de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.
- a.
- 4.
Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad, doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en/of het bijstellen van het beleid.
- 5.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet met een dekkingsvoorstel aan de raad voor.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
- 1.
Het college informeert de raad door middel van twee rapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente van het lopende boekjaar.
- 2.
Een tussenrapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van het beleid
- 3.
In een tussenrapportage wordt ingegaan op afwijkingen van de baten en de lasten per taakveld groter dan € 50.000 en/of de afwijkingen in de investeringskredieten groter dan € 50.000.
Artikel 7. Informatieplicht
Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen in een aantal voorkomende gevallen, zoals hieronder benoemd en waarvan de kaders zijn vastgelegd in de genoemde beleidsnota's:
- a.
investeringen boven een maximum, zoals vastgelegd in de nota Waardering & Afschrijving vaste activa;
- b.
aankoop en verkoop van goederen en diensten boven een maximum, zoals vastgelegd in het inkoop- en aanbestedingsbeleid;
- c.
het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, zoals vastgelegd in de verordening garantstellingen.
Artikel 8. EMU saldo
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 9. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording
- 1.
De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.
- 2.
In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens zoals opgenomen in het controleprotocol.
- 3.
In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan het uit artikel 9.2 volgende bedrag nader toegelicht.
Artikel 10. Voorwaardencriterium
1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.
Artikel 11 Begrotingscriterium
- 1.
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
- 2.
De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 6.
- 3.
Bij (investerings)projecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaal bedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.
- 4.
Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:
- a.
Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.
- b.
Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.
- c.
De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage.
- 1.
Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.
- 1.
Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Hoofdstuk 4 Financieel beleid
Artikel 13. Waardering & afschrijving vaste activa
- 1.
Het college stelt periodiek de nota Waardering & afschrijving materiële vaste activa vast. In deze nota wordt het beleid van de gemeente Eemsdelta vastgelegd. Hierin is onder meer het beleid opgenomen ten aanzien van de volgende punten:
- a.
de grondslagen voor waardering en activering van materiële vaste activa;
- b.
de afschrijvingsmethode en –termijnen van materiële vaste activa;
- c.
het moment waarop de afschrijving van materiële vaste activa begint.
- 1.
Voor de exacte afschrijvingstermijn en –methode per actief stelt het college een tabel vast, onderhoudt deze en past deze toe. De raad wordt geïnformeerd over de afschrijvingstabel.
- 2.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel aan de raad voor.
- 1.
Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van inschatting van oninbaarheid.
Artikel 15. Reserves en voorzieningen
- 1.
Het college biedt de raad periodiek een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de
- a.
raad vastgesteld. De volgende onderdelen worden behandeld:
- a.
de visie op het beleid van reserves en voorzieningen;
- b.
de vorming en besteding van reserves;
- c.
de maximale omvang en looptijd van reserves;
- d.
de rentetoerekening aan reserves;
- e.
het doel van reserves en voorzieningen;
- f.
de vorming en besteding van voorzieningen.
- 1.
De raad stelt de nota "Reserves en voorzieningen" vast.
- 2.
Nieuwe reserves worden ingesteld bij expliciet raadsbesluit.
- 3.
Het instellen van nieuwe voorzieningen is een bevoegdheid van het college;
- 4.
Het doen van stortingen in en onttrekkingen aan een voorziening is een bevoegdheid van het college.
- 1.
Artikel 16. Kostprijsberekening
- 1.
Voor het bepalen van de geraamde (integrale) kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
- 2.
Voor de definitie van overhead wordt aangesloten bij de in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) weergegeven definitie.
- 3.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
- 4.
Voor de toerekening van de overheadkosten, worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten, welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, alsmede aan de grondexploitatie, investeringen of werken voor derden binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en toegerekend aan die activiteiten.
- 5.
De tarieven voor afvalstoffenheffing, rioolheffing en de leges worden extracomptabel berekend o.b.v. een opslagpercentage voor overhead op de directe formatiekosten.
- 6.
Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.
- 7.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het achtste en negende lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.
- 8.
Het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zevende lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent afgerond.
- 9.
In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.
Artikel 17. Prijzen economische activiteiten
- 1.
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
- 2.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
- 3.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Artikel 18. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen
Het college doet de raad jaarlijks tijdens de begroting een voorstel over de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, heffingen, rechten, leges en marktgelden.
Artikel 19. Financieringsfunctie
- 1.
Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:
- a.
voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en
- b.
er wordt alleen gebruik gemaakt van financiële derivaten als voldaan is aan de voorwaarden zoals opgenomen in het treasurystatuut.
- 1.
De raad stelt het treasurystatuut vast.
- 2.
Bij het uitoefenen van de financieringsfunctie handelt het college conform het treasurystatuut.
- 3.
De raad stelt de verordening garantstellingen vast.
- 1.
Hoofdstuk 5 Paragrafen
Artikel 20. Lokale heffingen
In de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen over op grond van artikel 10 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.
Artikel 21. Financiering
De paragraaf Financiering bij de begroting en de jaarstukken op grond van artikel 13 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten, is tevens een verantwoording van het college over de uitvoering van het treasurystatuut.
Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen over op grond van artikel 11 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.
Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
a. de omvang van het achterstallig onderhoud (voor zover van toepassing) wegen, riolering, water, openbaar groen, gebouwen.
Artikel 24. Bedrijfsvoering
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Bedrijfsvoering naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten provincies en gemeenten in ieder geval op:
a. een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn
opgenomen , voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 9 overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen.
Artikel 25. Verbonden partijen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf Verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten provincies en gemeenten.
Artikel 26. Grondbeleid
- 1.
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf grondbeleid naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
- a.
grondexploitatiecomplexen met een looptijd langer dan 10 jaar (richttermijn);
- b.
de toegerekende rente.
- 1.
De gehanteerde disconteringsvoet voor het berekenen van de contante waarde ten behoeve van het treffen van een verliesvoorziening bij verlieslatende grondexploitaties.
- 2.
De te verwachten resultaten in de paragraaf grondbeleid zijn opgenomen tegen nominale waarde.
- 1.
Hoofdstuk 6 Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 27. Administratie
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatieonderdelen;
b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van vaste activa, voorraden, vorderingen en schulden en contracten;
c. het verschaffen van informatie over de uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;
d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;
e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;
f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.
Artikel 28. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
- a.
een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;
- b.
een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;
- c.
de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;
- d.
de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;
- e.
de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;
- f.
de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;
- g.
het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;
- h.
het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en
- i.
het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Artikel 29. Interne controle
- 1.
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 24. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
- 2.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vijf jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
Hoofdstuk 7 Slotbepalingen
Artikel 30. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De financiële Verordeningen:
- a.
"Financiële verordening gemeente Eemsdelta 2021", vastgesteld op 4 januari 2021 wordt ingetrokken, met dien verstande zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2023.
- 2.
Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam "Financiële verordening gemeente Eemsdelta 2023".
Ondertekening
Aldus besloten in de openbare vergadering van 31 mei 2023
De raad van de gemeente Eemsdelta,
B. Visser
Voorzitter
T.G.C.Kramer-Klein
Griffier
Toelichting op de artikelen
Artikel 1. Begripsbepaling
Voor de leesbaarheid en het begrip van de volgende artikelen zijn een aantal begrippen gedefinieerd. Het
begrip administratie is gedefinieerd ten behoeve van artikel 23 van de verordening. Het begrip afdeling is
gedefinieerd ten behoeve van de artikelen 23 en 24 van de verordening.
Artikel 2. Financiële beleidscyclus
De invulling van de beleidscyclus staat onder invloed van een groot aantal inhoudelijke en praktische factoren.
Zo beïnvloedt de start van een nieuwe bestuursperiode met een nieuw programma de invulling van de cyclus.
Ook goede aansluiting op essentiële externe ramingsinformatie is een belangrijke factor.
Hoewel bepaalde onderdelen, mede door wettelijke termijnen, redelijk vastliggen, vraagt de precieze invulling
van de cyclus en vooral de verbinding tussen de verschillende instrumenten afstemming tussen college en
raad. In de beleidscyclus staat de kaderstelling in meerjarig financieel perspectief centraal.
De financiële beleidscyclus wordt jaarlijks vooraf in het presidium voorgelegd en afgestemd.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
In dit artikel zijn aanvullend op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Het
artikel schrijft voor, dat de baten en lasten onder de programma’s in de begroting per taakveld worden
weergegeven.
In het tweede lid wordt de verplichting in het BBV (artikel 20) om in de begroting aandacht te besteden aan de
investeringen nader uitgewerkt door te bepalen, dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een
overzicht van de investeringen wordt gegeven. Dit is nodig om ook de autorisatie van investeringskredieten
mogelijk te maken. Bij investeringen moet ook worden gedacht aan grondexploitaties.
Het derde lid bepaalt, dat in aanvulling op het bepaalde in het BBV de gevolgen van de begroting en
meerjarenraming voor de gemeentelijke schuldpositie inzichtelijk worden gemaakt.
In het vierde lid wordt voor de jaarrekening het inzicht in de uitputting van investeringskredieten geregeld.
In het vijfde lid is opgenomen, conform de aanbeveling van de commissie BBV, vanaf welk bedrag de
incidentele baten en lasten (separaat) worden toegelicht.
Artikel 4. Kaders begroting
Artikel 4 biedt de kaders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Hierin staan een aantal
die het college bij het opstellen van deze stukken in acht moet nemen. Dit in aanvulling op de bepalingen van
de artikelen 189 en 193 van de Gemeentewet en het BBV.
Het artikel bepaalt, dat de gemeenteraad vooraf aan het opstellen van de begroting een document vaststelt,
waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. Deze
kaders geven richting aan het college voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Deze
systematiek wordt in veel gemeenten toegepast en deze nota draagt de naam kadernota.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Artikel 5 bevat regels voor de autorisatie van de baten en lasten in de begroting en van de
investeringskredieten. Op grond van artikel 189 van de Gemeentewet berust het budgetrecht bij de raad. De
raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting
beschikbaar stelt. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad op grond van artikel 192 van de Gemeentewet
besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting. De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de
bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht (derde lid van artikel 189 van de Gemeentewet). De raad
kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Autorisatie door de raad van de baten en de lasten
vindt plaats op het niveau van programma's (eerste lid).
Naast lopende uitgaven doet een gemeenten investeringen, waaronder investeringen in grondexploitaties.
Ook uitgaven voor investeringen moeten door de raad worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze
investeringskredieten is er voor gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (tweede lid). Wel
kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven, welke investeringskredieten hij op een later tijdstip
wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de
behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering
blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Het college
is nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.
Het college dient dreigende overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en dreigende
onderschrijdingen van geautoriseerde baten bij het bekend worden aan de raad te melden, zodat de raad kan
besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld.
Voor het behandelen van de daadwerkelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is er voor
gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de tussenrapportages (vierde lid).
Meestal komen gedurende het begrotingsjaar nieuwe investeringsvoornemens op tafel, die bij het opstellen
van de begroting niet waren voorzien. Het zesde lid van het artikel regelt de autorisatie van de
investeringskredieten anders dan bij vaststelling van de begroting. Dus ook voor investeringen die pas in de
loop van het begrotingsjaar worden voorzien.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
De tussenrapportages zijn een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad. Op basis
van tussenrapportages wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en de voortgang van de
uitvoering van het beleid.
Er is gekozen voor twee tussentijdse rapportage.
Het tweede lid bevat bepalingen over de minimale inhoud van de rapportage.
Het derde lid bepaalt, welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college in de tussenrapportages
moet toelichten.
Artikel 7. Informatieplicht
In artikel 7 van de financiële verordening is een nadere invulling van de informatieplicht van het college aan de
raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van het vierde lid van artikel 169 van de Gemeentewet. Dat
artikel verplicht het college vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te
verstrekken, indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van het college
ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.
In artikel 7 verzoekt de raad het college om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde
rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in het artikel
genoemde bedragen overschrijden.
De bepalingen uit het artikel ontslaan het college niet van de informatieplicht in andere gevallen.
Ook moeten besluiten van het college voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen
de kaders van het beleid dat door de raad is uiteengezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen het
college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de
gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken.
Artikel 8. EMU-saldo
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd, dat ze een aandeel hebben in het
plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de
gezamenlijke gemeenten overschreden, dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot
een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn, dat de overschrijding
niet tot aanvullend beleid van het Rijk of Europa leidt.
Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale
toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of
daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een
individueel EMU-saldo hoger dan de gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts
bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.
In het artikel is opgenomen, dat het college de raad informeert als de gemeente van het Rijk een bericht heeft
ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop
actie nodig is van de gemeente, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 9 Uitgangspunten rechtmatigheidsverantwoording
Bij de verantwoording over rechtmatigheid wordt gekeken naar negen criteria. Burgemeester en wethouders
leggen verantwoording af over alle negen criteria in de jaarrekening. Zie Kadernota rechtmatigheid 2023,
augustus 2021, blz. 9 e.v. voor de criteria en bijbehorende toelichting. De eerste zes criteria zijn niet opgenomen
in de rechtmatigheidsverantwoording. Deze betreffen verantwoording met betrekking tot getrouwheid en
rechtmatigheid. Ze komen tot uitdrukking in de balans en het overzicht van baten en lasten. Dit zijn het
calculatiecriterium, valuteringcriterium, adresseringscriterium, volledigheidscriterium,
aanvaardbaarheidscriterium en leveringscriterium.
Daarnaast is er een aantal criteria waarbij de verantwoording specifiek gaat over rechtmatigheid. Deze komen
wel tot uitdrukking in de rechtmatigheidsverantwoording:
- begrotingscriterium: de financiële handelingen passen binnen het kader van de geautoriseerde begroting;
- voorwaardencriterium: voorwaarden in wet- en regelgeving worden nageleefd, zoals
subsidievoorwaarden;
- misbruik en oneigenlijk gebruik criterium: er vindt een toetsing op juistheid en volledigheid van gegevens
die door derden zijn verstrekt plaats, met het oog op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik.
In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is in het eerste lid opgenomen dat de raad
bij aanvang van iedere raadsperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering
van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden over rechtmatigheid (Kadernota rechtmatigheid
2023, augustus 2021).
In het tweede lid stelt de raad de verantwoordingsgrens vast, waarboven burgemeester en wethouders
moeten rapporteren aan de raad (Kadernota rechtmatigheid 2023, augustus 2021). Dit bedrag wordt jaarlijks
bepaald en is opgenomen in het controleprotocol.
Artikel 10 Voorwaardencriterium\
In het eerste lid wordt de definitie weergegeven van het voorwaardencriterium, het zogenaamde
“normenkader”.
Artikel 10 geeft aan dat jaarlijks het normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording door de
gemeenteraad moet worden vastgesteld en aan de raad moet worden aangeboden.
Artikel 11 Begrotingscriterium
Artikel 11 gaat expliciet in op de begrotingsrechtmatigheid. In het eerste lid wordt het begrip
begrotingsrechtmatigheid gedefinieerd.
De baten en lasten moeten zich bewegen binnen de door de raad goedgekeurde en vastgestelde
budgetplafonds. Indien er een overschrijding plaatsvindt is er in principe sprake van een
begrotingsonrechtmatigheid. Dat is geregeld in het tweede lid.
Artikel 12 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
Dit artikel voorziet in het zogenaamde “misbruik en oneigenlijk gebruik criterium”. In het eerste lid wordt het
criterium gedefinieerd. Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig
verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of -uitkeringen te verkrijgen of niet
dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien
bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen
van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in
overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving is maar in strijd met het doel en de strekking
daarvan is. In het tweede lid wordt aan Burgemeester en wethouders opgedragen om regels op stellen voor
het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Artikel 13. Waardering & afschrijving vaste activa
In het tweede lid, onder a, van artikel 212 van de Gemeentewet is opgenomen, dat de financiële verordening
in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in artikel 9 invulling gegeven.
Voor de bepalingen over afschrijvingsmethodieken en afschrijvingstermijnen van de immateriële en materiële
vaste activa wordt verwezen naar de nota waardering en afschrijving van materiële vaste activa. Naast de
methodiek zijn de afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën immateriële vaste activa,
materiële vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa met maatschappelijk nut opgenomen.
Artikel 14. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. De accountant
controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening de hoogte van deze voorziening.
Artikel 15. Reserves en voorzieningen
Het eerste lid bepaalt, dat het college periodiek een nota over de reserves en voorzieningen aan de raad
aanbiedt. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en
voorzieningen. Voor de bepalingen over reserves en voorzieningen wordt verwezen naar de nota reserves en
voorzieningen.
Artikel 16. Kostprijsberekening
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen
bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven
voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De
grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt, en voor de
tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de
opbouw van de kostprijs.
Met de herziening van het BBV met ingang van 2017 is een eenduidige definitie gegeven van het begrip
'overhead' en is bepaald dat de overheadkosten apart moeten worden verantwoord. Ze worden bij de
gemeente niet meer doorberekend aan de taakvelden. Daarmee vervalt de mogelijkheid om de integrale
kostprijzen in de administratie van de baten en lasten op taakvelden van de beleidsbegroting, de financiële
begroting, het jaarverslag en de jaarrekening in beeld te brengen. De kostprijzen moeten daarom
extracomptabel worden berekend en vastgelegd.
Het eerste lid van artikel 12 bepaalt, dat de kostprijsberekeningen extracomptabel worden vastgelegd en dat
de kostprijzen bestaan uit de directe kosten en een opslag voor de overhead en voor de rente over de inzet van
vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van (vaste) activa die voor desbetreffende
rechten en heffingen en voor de desbetreffende goederen, werken en diensten worden ingezet.
Het derde lid bepaalt, dat ook bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke
vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa worden
betrokken bij de kostprijsberekening. Voor de gemeentelijke rechten en heffingen waarmee kosten in
rekening worden gebracht zoals de rioolheffing, in de kostprijsberekening wordt ook de compensabele BTW
meegenomen.
Het vierde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan specifieke uitkeringen en
subsidies, apart onder het taakveld overhead in de administratie worden afgezonderd en in de desbetreffende
verantwoordingen over de besteding aan specifieke uitkeringen en subsidies worden toegerekend.
Het vijfde en zesde lid gaan over de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en
heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en over de kostprijs van prijzen van goederen,
diensten en werken die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden. Het vijfde lid geeft de definitie
van de kostenverdeelsleutel voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van rechten en
heffingen waarmee de gemeente kosten in rekening brengt zoals de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Het zesde lid geeft aan, dat de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan de activiteiten die onder
de vennootschapsbelastingplicht vallen, apart onder het taakveld overhead in de administratie worden
afgezonderd en in de belastingaangifte aan deze activiteiten worden toegerekend.
Het zevende, achtste en negende lid handelen over de toerekening van rente over de inzet van vreemd
vermogen voor de financiering van activa aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in
rekening worden gebracht, en aan de kostprijs van goederen, werken en diensten die aan overheidsbedrijven
en derden worden geleverd. Het zevende lid geeft de berekeningswijze van de omslagrente voor het
toerekenen van de rente aan de kostprijs voor de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor
de financiering van activa. Het achtste lid geeft voor de omslagrente voor de kostprijs van verstrekte leningen
een afwijkend voorschrift. Die kostprijs wordt gebaseerd op de rente van de lening die is aangetrokken voor de
verstrekte lening. Die rente moet worden verhoogd met een risico-opslag voor de kans dat de (een deel van)
de lening niet wordt terugbetaald. Dit heet het debiteurenrisico. Daarnaast moeten voor het bepalen van die
kostprijs natuurlijk als directe kosten ook de afsluitkosten e.d. worden meegenomen. Het negende lid bepaalt
tenslotte, dat in de kostprijs van vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties geen rente
over de inzet van reserves en voorzieningen wordt meegenomen. Die rente wordt door de rijksbelastingdienst
niet als kosten geaccepteerd. Grondexploitaties vallen bij de meeste gemeenten ook onder de
vennootschapsbelastingplichtige activiteiten, maar dit hoeft altijd het geval te zijn. Voor de methodiek van
het bepalen van de omslagrente wordt in dit lid aangesloten bij de Notitie Grondexploitaties van de
Commissie BBV.`
Artikel 17. Prijzen economische activiteiten
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze
activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreffen. Economische activiteiten zijn hier
activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt.
Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van
goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden
gebracht.
Van deze verplichting kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek
belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.
Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit
moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aanhuisblad
en moet open staan voor bezwaar en beroep. Belanghebbenden kunnen dan binnen uiterlijk zes
weken na bekendmaking van het besluit een bezwaarschrift indienen bij de gemeente (artikel 6:7 van de
Algemene wet bestuursrecht). De gemeente moet binnen zes weken een besluit nemen over het
bezwaarschrift of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht is
ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het
bezwaarschrift is verstreken. Bij afwijzing van de bezwaren kan de belanghebbende beroep instellen bij de
bestuursrechter.
Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen,
werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal
uitzonderingen. Deze uitzonderingen worden in het vierde lid opgesomd.
Artikel 18 Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten, leges en heffingen is een bevoegdheid van de raad.
Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 van de Gemeentewet). Artikel 14 bepaalt, dat de
raad de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Het betekent,
dat de bijbehorende verordeningen jaarlijks moeten worden herzien. Eventueel kan overwogen worden om
ook de verordening ‘kwijtschelding gemeentelijke belastingen’ jaarlijks te herzien.
Het vaststellen van prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die niet vallen
onder artikel 229 van de Gemeentewet, is een privaatrechtelijk besluit. Deze besluiten zijn een bevoegdheid
van het college (eerste lid, onder e, van artikel 160 van de Gemeentewet), maar hebben wel invloed op de
hoogte van de inkomsten en raken daarom ook het budgetrecht van de raad.
Artikel 19. Financieringsfunctie
Artikel 212 van de Gemeentewet bevat de bepaling, dat de financiële verordening in elk geval regels voor de
algemene doelstelling en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie bevat. Artikel 15
geeft invulling aan deze plicht. Het artikel bevat kaders voor het financieringsbeleid. De kaders voor de
financiële organisatie van de financieringsfunctie staan op hoofdlijnen in artikel 25 van deze verordening en
zijn verder uitgewerkt in het treasurystatuut.
Gemeenten mogen alleen leningen en garanties verstrekken en financiële participaties aangaan voor het
behartigen van een publiek belang (artikel 2 van de Wet Fido). Daarbij bepaalt het tweede lid van artikel 160
van de Gemeentewet, dat een besluit tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen,
vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen niet eerder wordt
genomen dan nadat de raad een ontwerpbesluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis
van het college heeft kunnen brengen.
Hoofdstuk 4. Paragrafen
Het BBV geeft in de artikelen 16 tot en met 21 aan wat er in de paragrafen lokale heffingen,
weerstandsvermogen en risicobeheersing, onderhoud kapitaalgoederen, financiering, bedrijfsvoering,
verbonden partijen en grondbeleid ten minste moet staan. In de financiële verordening kan de raad bepalen,
dat hij ook over aanvullende zaken in de paragrafen wil worden geïnformeerd. Hoofdstuk 4 van de financiële
verordening geeft hier invulling aan.
Artikel 20. Lokale heffingen
In het BBV staat in artikel 10, welke informatie de paragraaf lokale heffingen in elk geval moet bevatten. De
tekst van artikel 10 BBV is als volgt:
De paragraaf betreffende de lokale heffingen bevat ten minste:
a. de geraamde inkomsten;
b. het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;
c. een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de
berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd
dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten
zijn die ten grondslag liggen aan deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling
worden gehanteerd;
d. een aanduiding van de lokale lastendruk;
e. een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.
Artikel 21. Financiering
In het BBV staat in artikel 13, welke informatie de paragraaf financiering in elk geval moet bevatten. De tekst
van artikel 13 BBV is als volgt:
De paragraaf betreffende de financiering bevat in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het
risicobeheer van de financieringsportefeuille en geeft inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze
waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de
financieringsbehoefte.
Daarnaast verantwoord het college zich in deze paragraaf over de uitvoering van het treasurystatuut.
Artikel 22. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
In het BBV staat in artikel 11, welke informatie de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing in elk
geval moet bevatten. De tekst van artikel 11 BBV is als volgt:
1. Het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen:
a. de weerstandscapaciteit, zijnde de middelen en mogelijkheden waarover de provincie
onderscheidenlijk gemeente beschikt of kan beschikken om niet begrote kosten te dekken;
b. alle risico's waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn in
relatie tot de financiële positie.
2. De paragraaf betreffende het weerstandsvermogen en risicobeheersing bevat ten minste:
a. een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;
b. een inventarisatie van de risico's;
c. het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;
d. een kengetal voor de:
• 1a°. netto schuldquote;
• 1b° netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;
• 2°. solvabiliteitsratio;
• 3°. grondexploitatie;
• 4°. structurele exploitatieruimte; en
• 5°. belastingcapaciteit.
e. een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële
positie.
3. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld over de wijze waarop de kengetallen, genoemd in
het tweede lid, onderdeel d, door provincies en gemeenten worden vastgesteld en in de begroting en het
jaarverslag worden opgenomen.
Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen
In het BBV staat in artikel 12, welke informatie de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen in elk geval moet
bevatten. De tekst van artikel 12 BBV is als volgt:
1. De paragraaf betreffende het onderhoud van kapitaalgoederen bevat ten minste de volgende
kapitaalgoederen:
a. wegen;
b. riolering;
c. water;
d. groen;
e. gebouwen.
2. Van de kapitaalgoederen, bedoeld in het eerste lid, wordt aangegeven:
a. het beleidskader;
b. de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties;
c. de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.
Artikel 24. Bedrijfsvoering
In het BBV staat in artikel 14, welke informatie de paragraaf bedrijfsvoering in elk geval moet bevatten. De
tekst van artikel 14 BBV is als volgt:
a. De paragraaf betreffende de bedrijfsvoering geeft ten minste inzicht in de stand van zaken en de
beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.
b. In verband met de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording heeft de paragraaf
bedrijfsvoering van de begroting en jaarstukken ook een grotere rol gekregen. De commissie
BBV doet hierover een aantal stellige uitspraken:
Burgemeester en wethouders geven in de paragraaf bedrijfsvoering een toelichting op alle
afwijkingen die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen en eventueel welke
maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen.
Indien de normen uit de gids proportionaliteit veelvuldig niet nageleefd worden of slecht
gedocumenteerd en/of gemotiveerd zijn, dan moeten burgemeester en wethouders hierover
rapporteren via de paragraaf bedrijfsvoering.
Niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet fido en
de bijbehorende ministeriële regelingen moeten worden opgenomen en toegelicht in de paragraaf
bedrijfsvoering.
Overigens adviseert de commissie BBV ook om afspraken te maken tussen raad en burgemeester en
wethouders over de wijze waarop met niet financiële onrechtmatigheden wordt omgegaan. Daarnaast
adviseert de commissie BBV om geconstateerde fraude door eigen medewerkers toe te lichten in de paragraaf
bedrijfsvoering.
De raad kan ervoor kiezen om een rapportagegrens vast te leggen voor het toelichten van onrechtmatigheden
in de paragraaf bedrijfsvoering, die afwijkt van de verantwoordingsgrens die is vastgelegd in artikel 11.
Artikel 25. Verbonden partijen
In het BBV staat in artikel 15, welke informatie de paragraaf verbonden partijen in elk geval moet bevatten. De
tekst van artikel 15 BBV is als volgt:
1. De paragraaf betreffende de verbonden partijen bevat ten minste:
a. de visie op en de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;
b. de lijst van verbonden partijen, die wordt onderverdeeld in:
• 1° gemeenschappelijke regelingen;
• 2° vennootschappen en coöperaties;
• 3° stichtingen en verenigingen, en,
• 4° overige verbonden partijen;
c. de lijst van verbonden partijen.
2. In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:
a. de wijze waarop de provincie onderscheidenlijk de gemeente een belang heeft in de verbonden partij
en het openbaar belang dat ermee gediend wordt;
b. het belang dat de provincie onderscheidenlijk de gemeente in de verbonden partij heeft aan het begin
en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar;
c. de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan
het begin en aan het einde van het begrotingsjaar;
d. de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar;
e. de eventuele risico’s, als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de verbonden partij voor de
financiële positie van de provincie onderscheidenlijk gemeente.
Artikel 26. Grondbeleid
In het BBV staat in artikel 16, welke informatie de paragraaf grondbeleid in elk geval moet bevatten.
Artikel 27. Administratie
Onder artikel 27 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie.
Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke
eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.
Artikel 28 Financiële organisatie
Artikel 24 geeft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en draagt het college op hiervoor zorg te
dragen. Het college is op grond van artikel 160 van de Gemeentewet bevoegd regels te stellen over de
ambtelijke organisatie. Deze bevoegdheid betreft ook het stellen van regels voor de financiële organisatie,
blijkt uit het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport uit 2003 over de
wijziging van artikel 212 van de Gemeentewet.
Artikel 24 geeft een opsomming op welke terreinen van de financiële organisatie het college beleid en interne
regels moet stellen. Om hier invulling aan te geven ligt het voor de hand, dat het college een
organisatiebesluit en een treasurystatuut vaststelt en dat het college de volmachten en mandaten alsook de
kostenverdeelsleutels voor de (extracomptabele) kostentoerekening vastlegt.
Bij het beleid en de interne regels voor de inkoop en aanbesteding kan gedacht worden aan een
inkoopreglement en ook aan gemeentelijke inkoopvoorwaarden.
Bij het beleid en de interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die
naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de
Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening waarborgen.
In geval van misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het bijvoorbeeld om het treffen van voldoende
verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat
subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden.
De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en het financieel
beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen. Ze creëren de
randvoorwaarden, waarop de interne controle en de accountantscontrole kan steunen bij het onderzoek naar
de rechtmatigheid van de beheershandelingen met een financieel gevolg en de getrouwheid van de
jaarrekening.
Artikel 29. Interne controle
De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke
financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen, rechtmatig zijn verlopen.
Het eerste lid draagt het college op maatregelen te treffen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de
accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of
de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen,
rechtmatig (zijn) verlopen.
Het tweede lid bepaalt, dat het college maatregelen treft, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van
materiële bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het
financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen
e.d. overeenkomen met wat de gemeente daadwerkelijk bezit. Voor veel van deze bezittingen wordt een
jaarlijkse controle gevraagd.
Eens in 5 jaar moet worden gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen
overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.
Artikel 30. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
Bij het inwerkingtreden van de nieuwe verordening moet de oude worden ingetrokken. Deze verordening
treedt in werking met ingang van begrotingsjaar 2023. De stukken voor het begrotingsjaar 2023 en latere
begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.
Artikel 31. Inwerkingtreding en citeertitel
Na besluitvorming door de raad zal de verordening met ingang van 1 januari 2023 in werking treden voor de
gemeente Eemsdelta.
Vaststelling
Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (eerste lid artikel 75 van
de Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c van de
Gemeentewet). De financiële verordening moet worden gepubliceerd.
Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten
zenden (artikel 214 van de Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen
naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 van de
Gemeentewet (artikel 215 van de Gemeentewet).
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl