Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid (zevende wijziging)

Geldend van 15-03-2023 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid (zevende wijziging)

OVERWEGINGEN EN BESLUIT

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alblasserdam, Dordrecht, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Hoeksche Waard, Molenlanden, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht;

overwegende:

dat in de Wet publieke gezondheid de verplichting is opgenomen dat de colleges van burgemeester en wethouders die behoren tot een regio als bedoeld in de Wet veiligheidsregio’s, via het treffen van een gemeenschappelijke regeling zorg moeten dragen voor de instelling en instandhouding van een regionale gezondheidsdienst in die regio;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

b e s l u i t e n :

de gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid te wijzigen [zevende wijziging] en als volgt vast te stellen:

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

  • 1.

    In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      d e regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • b.

      het samenwerkingsverband: het rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

    • c.

      een deelnemende gemeente: een aan de regeling deelnemende gemeente;

    • d.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • e.

      het gebied: het grondgebied van de deelnemende gemeenten;

    • f.

      AMHK: een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, ook genoemd Veilig Thuis;

    • g.

      jeugdhulp: jeugdhulp, preventie, jeugdreclassering en het voorzien in kinderbeschermingsmaatregelen zoals bedoeld in de Jeugdwet;

    • h.

      programma: een programma in de begroting van het samenwerkingsverband, zoals bedoeld in artikel 8 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV);

  • 2.

    Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk het samenwerkingsverband, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK 2 HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 2

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam genaamd: Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid.

  • 2.

    Het openbaar lichaam is rechtspersoon als bedoeld in artikel 8, lid 1 van de wet en is gevestigd in Dordrecht.

HOOFDSTUK 3 TE BEHARTIGEN BELANGEN

Artikel 3

  • 1.

    Het samenwerkingsverband heeft tot taak, vanuit het beginsel van verlengd lokaal bestuur, en met inachtneming van hetgeen in deze regeling is bepaald, een bijdrage te leveren aan het behartigen van gemeenschappelijke belangen van de deelnemende gemeenten, teneinde een evenwichtige en voorspoedige ontwikkeling in het gebied te bevorderen.

  • 2.

    De behartiging van belangen geschiedt door het bepalen van de hoofdlijnen van gewenste ontwikkelingen door middel van sturing, ordening, integratie en in voorkomende gevallen uitvoering ter zake van de taakvelden:

    • -

      publieke gezondheid;

    • -

      onderwijs;

    • -

      Jeugdhulp en jeugdbescherming;

    • -

      maatschappelijke ondersteuning, meer in het bijzonder huiselijk geweld en kindermishandeling, zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

    • -

      ambulancezorg;

    • -

      geneeskundige hulpverlening.

Artikel 4

De behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen omvat in elk geval:

  • a.

    de bevordering van overleg met en tussen de deelnemende gemeenten ter afstemming en coördinatie van gemeentelijke beleidsvoornemens en beleidsmaatregelen;

  • b.

    de bevordering van gemeenschappelijke standpuntbepaling en het waar nodig uitdragen daarvan, en het nemen van overige initiatieven in het gemeenschappelijk belang;

  • c.

    het voeren van overleg met andere overheden en andere betrokken instellingen, inzake het gemeenschappelijk belang van de deelnemende gemeenten;

  • d.

    het vertegenwoordigen van afzonderlijke gemeenten indien en voor zover deze daarom verzoeken.

HOOFDSTUK 4 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

AFDELING 1 SPECIFIEKE TAKEN

Artikel 5

Ter verwezenlijking van het bepaalde in de artikelen 3 en 4 voert het samenwerkingsverband op de navolgende terreinen de volgende specifieke taken en bevoegdheden uit:

I.Publieke gezondheid

Het samenwerkingsverband is belast met:

  • 1.

    De taken die bij of krachtens de Wet publieke gezondheid of enige andere wet zijn opgedragen aan de gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid, met inbegrip van de taken die zijn genoemd in artikel 14, vierde lid, van de Wet publieke gezondheid, alsmede met het houden van toezicht als bedoeld in artikel 1.61 en artikel 2.19 van de Wet kinderopvang;

  • 2.

    Taken in vrijwillige samenwerking van de deelnemende gemeenten, waarvoor het samenwerkingsverband al dan niet het verlengd opdrachtgeverschap en een regiefunctie heeft bij de uitvoering door derden, voor zover het algemeen bestuur deze taken heeft aanvaard, en waarbij artikel 7, vierde lid van deze regeling van overeenkomstige toepassing is.

  • 3.

    Het overigens uitvoeren van taken op het terrein van de publieke gezondheid, die van een gezondheidsdienst verwacht mogen worden ten behoeve van gemeenten, personen, instellingen en organisaties.

II. Onderwijs

Het samenwerkingsverband is belast met:

  • a.

    Het als bevoegd gezag uitvoeren van de Leerplichtwet;

  • b.

    De uitvoering van de Regionale Meld- en Coördinatiefunctie, als bedoeld in de Regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten [Stb. 2001, 636],

  • c.

    De uitvoering als bedoeld in het vorige lid vindt plaats namens het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht, welke gemeente ingevolge de in het vorige lid genoemde Regels is aangewezen als contactgemeente.

III.(vervallen)

IV.Jeugdwet

  • 1.

    Het samenwerkingsverband is belast met de ondersteuning van de deelnemende gemeenten bij de uitvoering van hun taken in het kader van de Jeugdwet.

  • 2.

    Het samenwerkingsverband heeft in elk geval tot taak te zorgen voor een kwalitatief goede en efficiënte uitvoering van gemeentelijke taken in het kader van de Jeugdwet, waarvan de colleges van de deelnemende gemeenten hebben vastgesteld dat deze in gezamenlijkheid worden uitgevoerd.

  • 3.

    Het samenwerkingsverband voert in elk geval de volgende door de deelnemende gemeenten overgedragen taken en bevoegdheden uit, met inachtneming van de daarvoor door alle deelnemende gemeenten eensluidend vastgestelde regelingen:

    • a.

      het contracteren of subsidiëren van aanbieders van jeugdhulp en uitvoerders van jeugdreclassering en jeugdbeschermingsmaatregelen in het kader van de Jeugdwet; de jeugdhulp omvat de uitvoering van gesloten jeugdhulp, crisiszorg, pleegzorg, residentiële, intramurale zorg of specialistische zorg voor jeugdigen; de taken worden uitgevoerd met inachtneming van de afspraken die hierover op bovenregionaal of landelijk niveau zijn of worden gemaakt;

    • b.

      het bevorderen van gezamenlijk overleg van de deelnemende gemeenten inzake de uitvoering van de jeugdhulptaken die zijn opgedragen aan het samenwerkingsverband,

  • waaronder in ieder geval wordt begrepen de volgende aan het samenwerkingsverband door middel van delegatie overgedragen bevoegdheden ten behoeve van het gebied:

    • -

      het inkopen en contracteren van zorgaanbieders jeugdhulp;

    • -

      het contracteren met en/of subsidiëren van de gecertificeerde instelling(en), die jeugdbescherming en jeugdreclassering (JB/JR) taken uitvoeren;

    • -

      het organiseren en in standhouden van een voorziening waarmee tegemoet gekomen wordt aan de in de artikelen 2.4., 2.5, 2.6, 2.13 en 3.1, van de Jeugdwet bedoelde verantwoordelijkheden, zorgplichten en toezichthoudende taken;

    • -

      het organiseren en in stand houden van een voorziening waarmee tegemoetgekomen wordt aan de in de artikelen 10.1, 10.2, 10.3 en 10.4 van de Jeugdwet bedoelde verantwoordelijkheden ter zake van de continuïteit van de rechten en verplichtingen in verband met de inwerkingtreding van de Jeugdwet;

    • -

      de inrichting en instandhouding van een bezwaaradviescommissie die de colleges van de deelnemende gemeenten adviseert over de heroverweging van besluiten naar aanleiding van daartegen gemaakte bezwaren.

  • 4.

    Het samenwerkingsverband voert namens de colleges van de deelnemende gemeenten ook andere taken en bevoegdheden in het kader van de uitvoering van de Jeugdwet, voor zover die taken door de colleges van de deelnemende gemeenten aan het samenwerkingsverband zijn opgedragen en de daarvoor benodigde bevoegdheden door middel van een daartoe strekkend mandaat- en/of machtigingsbesluit zijn toegekend aan de directeur publieke gezondheid en voor zover het algemeen bestuur met dit mandaat heeft ingestemd.

V.Regionale Ambulancevoorziening

Het samenwerkingsverband is ter behartiging van het publiek belang van de deelnemende gemeenten lid van de Coöperatie Ambulancezorg Zuid-Holland Zuid U.A.. Deze coöperatie is aangewezen als Regionale Ambulancevoorziening voor Zuid-Holland Zuid, zoals bedoeld in de Wet ambulancevoorzieningen.

VI. Veilig Thuis

  • 1.

    Het samenwerkingsverband is belast met het instandhouden van een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (AMHK) als bedoeld in artikel 4.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 alsmede de Jeugdwet, ook genoemd Veilig Thuis.

  • 2.

    Het samenwerkingsverband voert de door de deelnemende gemeenten overgedragen taken en bevoegdheden uit, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 en artikel 4.1.1. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en hoofdstuk 2 van de Jeugdwet en de daaronder vallende regelingen, voor zover deze taken betrekking hebben op het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.

  • 3.

    Het samenwerkingsverband is belast met het (doen) organiseren en in stand houden van een regionale crisisdienst.

Artikel 6

  • 1.

    De in artikel 5 genoemde taken en bevoegdheden worden nader omschreven en uitgewerkt in een vierjaarlijks door het algemeen bestuur vast te stellen meerjarig beleidsplan.

  • 2.

    Het plan omvat een globaal overzicht van de in het op de vaststelling volgende vier jaar te ondernemen activiteiten, alsmede een globaal overzicht van de financiële gevolgen van deze activiteiten zoals die jaarlijks in de begroting zullen worden opgenomen.

  • 3.

    Het ontwerp meerjarig beleidsplan wordt tenminste acht weken voor de aanbieding aan het algemeen bestuur toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten, zodat de gemeenteraden hierop hun zienswijze kenbaar kunnen maken.

AFDELING 2 DIENSTVERLENING

Artikel 7

  • 1.

    Het samenwerkingsverband is bevoegd tot het verrichten van diensten voor een of meer deelnemende gemeenten en andere publiekrechtelijke organisaties, indien deze daarom verzoeken en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.

  • 2.

    Het samenwerkingsverband is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van instellingen en organen waarin het namens de deelnemende gemeenten zitting heeft, indien de desbetreffende instelling of het orgaan hierom verzoekt en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.

  • 3.

    Een besluit tot dienstverlening vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden, waaronder tot de gevraagde dienstverlening wordt overgegaan.

AFDELING 3 HET AANGAAN VAN REGELINGEN MET DERDEN

Artikel 8

De bestuursorganen van het samenwerkingsverband hebben ter verwezenlijking van de taken die zijn opgenomen in deze regeling, de bevoegdheid om een gemeenschappelijke regeling aan te gaan als bedoeld in hoofdstuk IX van de wet, of toe te treden tot een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in hoofdstuk VIII van de wet.

AFDELING 4 PRIVAATRECHTELIJKE RECHTSHANDELINGEN EN DE VOORBEREIDING DAARVAN

Artikel 8a

  • 1.

    Het samenwerkingsverband heeft de beschikking over alle hem van rechtswege toekomende bevoegdheden om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen als bedoeld in artikel 31 van de Wet.

  • 2.

    Het samenwerkingsverband is bevoegd tot de oprichting van en de deelneming in privaatrechtelijke rechtspersonen, met inachtneming van het daarover bepaalde in artikel 31a van de Wet.

  • 3.

    Het samenwerkingsverband is bevoegd tot verlening van een uitsluitend recht in de zin van artikel 18 van de Richtlijn 2014/24/EU en artikel 2.24, onder a, van de Aanbestedingswet, ter zake van dienstverlening op het gebied van personeelsaangelegenheden, informatisering en automatisering en telefonie, alsmede op het gebied van financiële- en juridische dienstverlening.

HOOFDSTUK 5 BESTUURSORGANEN

Artikel 9

Het bestuur van het samenwerkingsverband bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

AFDELING 1 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 10 De samenstelling

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit leden die door de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten uit hun midden worden aangewezen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur bestaat uit evenveel leden als het aantal gemeenten dat aan de regeling deelneemt. Iedere gemeente wordt door één lid vertegenwoordigd. Ieder lid heeft een plaatsvervanger.

  • 3.

    Naast het bepaalde in de vorige leden maakt de voorzitter, als bedoeld in artikel 25 van de regeling, deel uit van het algemeen bestuur.

  • 4.

    In incidentele gevallen kunnen leden zich, na een vooraf door hun college te nemen volmachtsbesluit, laten vertegenwoordigen door het lid van een andere deelnemende gemeente, mits het algemeen bestuur daarmee instemt. Elk lid kan slechts één ander lid vertegenwoordigen. De volmacht telt niet mee bij het bepalen van het benodigde quorum voor het openen van de vergadering.

Artikel 11

  • 1.

    De colleges van de deelnemende gemeenten beslissen zo spoedig mogelijk na de eerste vergadering van elke nieuwe zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop het betreffende college van burgemeester en wethouders uit hun midden een ander lid aanwijst, zoals bedoeld in voorgaand artikel 10, lid 1.

  • 3.

    Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het college dat het aangaat, in zijn eerstvolgende vergadering - of indien dit niet mogelijk is ten spoedigste daarna - een nieuw lid aan.

  • 4.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar aangesteld door of vanwege het samenwerkingsverband of daaraan ondergeschikt.

Artikel 12

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 2.

    Van elke aanwijzing en ontslag van een lid van het algemeen bestuur geven burgemeester en wethouders van de gemeente die het aangaat, binnen acht dagen kennis aan de voorzitter van het samenwerkingsverband.

  • 3.

    Degene die ophoudt burgemeester of wethouder te zijn van de gemeente waarvan het college hem als lid van het algemeen bestuur heeft aangewezen, houdt daarmede tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn.

Artikel 13 De werkwijze

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of wanneer één vijfde deel van de leden van het algemeen bestuur dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoekt. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar.

  • 3.

    Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. Er kan met gesloten deuren worden vergaderd wanneer dit door één vijfde gedeelte der aanwezige leden wordt verlangd of de voorzitter het nodig acht.

  • 4.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 14

  • 1.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan noch worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de rekening;

    • c.

      het invoeren, wijzigen of afschaffen van retributies of andere heffingen;

    • d.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • e.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van rechtspositieregelingen voor het personeel van het openbaar lichaam;

    • f.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling;

    • g.

      het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • h.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere vereniging dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan.

  • 2.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      het aangaan van geldleningen, het aangaan van rekening-courant overeenkomsten, het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldelijke verplichtingen door anderen aan te gaan;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van onroerend goed;

    • c.

      het doen van een uitgaaf voordat de begroting waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd.

Artikel 15 Besluitvorming

  • 1.

    Elk lid van het algemeen bestuur heeft een gewogen stemrecht. Het aantal stemmen dat een lid in de vergadering kan uitbrengen wordt bepaald door het aantal inwoners van de gemeente die het lid vertegenwoordigt. Hierbij geldt de volgende stemverdeling:

    • a.

      een gemeente met minder dan 30.000 inwoners: 1 stem;

    • b.

      een gemeente met 30.000 of meer inwoners, maar minder dan 60.000 inwoners: 2 stemmen;

    • c.

      een gemeente met 60.000 of meer inwoners, maar minder dan 90.000 inwoners: 3 stemmen;

    • d.

      een gemeente met 90.000 of meer inwoners, maar minder dan 120.000 inwoners: 4 stemmen;

    • e.

      een gemeente met 120.000 of meer inwoners: 5 stemmen.

  • 2.

    Bij de bepaling van het aantal inwoners, als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van de cijfers zoals deze door het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn vastgesteld per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar van aanvang van iedere zittingsperiode van de raden.

  • 3.

    De voorzitter onthoudt zich in het algemeen bestuur van stemmen.

  • 4.

    Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen, tenzij anders in deze regeling is bepaald. Als de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 16 Bevoegdheden

Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur.

Artikel 17 Informatie en verantwoordingsplicht

  • 1.

    Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk aan de colleges of de raden van de deelnemende gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die door een of meer leden van die colleges of raden worden gevraagd.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verstrekt het college dat hem als lid heeft aangewezen schriftelijk dan wel op een andere door dat college te bepalen wijze, alle inlichtingen die door een of meer leden worden gevraagd.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem als lid heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 4.

    Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door het betrokken college geregelde wijze.

Artikel 18 Vergoedingen

De leden van het algemeen bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding.

AFDELING 2 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 19 Samenstelling

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat naast de voorzitter van het algemeen bestuur uit maximaal drie leden die door het algemeen bestuur uit zijn midden worden aangewezen, met dien verstande dat tenminste één lid afkomstig moet zijn uit één van de gemeenten Gorinchem, Hoeksche Waard, of Molenlanden.

  • 2.

    De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe zittingsperiode.

  • 3.

    Met betrekking tot de leden van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 40 en 41 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Degene die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 5.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.

  • 6.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan, in geval van langdurige afwezigheid, worden vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur of door een door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid. Deze tijdelijke vervanging kan ook plaats hebben, indien een lid van het dagelijks bestuur het voorzitterschap waarneemt.

Artikel 20 De werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert minimaal zesmaal per jaar of zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee leden die dit de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 2.

    In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelen de leden van het dagelijks bestuur onderling de werkzaamheden alsmede de onderlinge plaatsvervanging. De taakverdeling wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur.

Artikel 21 Besluitvorming

Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem.

De artikelen 56, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22 Bevoegdheden

  • 1.

    Het dagelijks bestuur oefent, voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit, de aan het algemeen bestuur wettelijk toegekende of krachtens de regeling hem toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • d.

      het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 12 van de regeling;

    • e.

      het vaststellen van het algemeen beleid;

  • 2.

    Van besluiten van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid, doet het dagelijks bestuur binnen vijf werkdagen mededeling aan de aan de regeling deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur heeft in elk geval de bevoegdheden die artikel 33b van de wet aan het dagelijks bestuur toekent.

Artikel 23 Informatie en verantwoordingsplicht

  • 1.

    Het dagelijks bestuur geeft aan de colleges of de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die colleges worden gevraagd.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn voor het in dat bestuur gevoerde beleid tezamen en ieder afzonderlijk verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd.

  • 4.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

Artikel 24 Vergoedingen

De leden van het dagelijks bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding.

AFDELING 3 DE VOORZITTER

Artikel 25 Algemene bepalingen

  • 1.

    De voorzitter van het algemeen- en dagelijks bestuur wordt door het college van Dordrecht uit zijn midden aangewezen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist omtrent schorsing of ontslag van de voorzitter.

  • 3.

    Door en uit het algemeen bestuur wordt een plaatsvervangend voorzitter aangewezen.

  • 4.

    Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

Artikel 26 De taken en bevoegdheden

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsverband in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

  • 3.

    Indien de gemeente, tot het bestuur waarvan hij behoort, partij is in een geding waarbij het openbaar lichaam betrokken is, oefent diens plaatsvervanger deze bevoegdheid uit.

HOOFDSTUK 6 COMMISSIES VAN ADVIES EN BIJSTAND

Artikel 27

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan vaste commissies van advies instellen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, werkwijze en samenstelling van de commissies.

  • 3.

    De leden van de commissie als bedoeld in het eerste lid genieten, indien het algemeen bestuur zulks bepaalt, een op jaarbasis door het algemeen bestuur te bepalen tegemoetkoming in de kosten.

Artikel 28

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt in elk geval een adviescommissie, genaamd Auditcommissie, in die het algemeen- en dagelijks bestuur gevraagd en ongevraagd adviseert met betrekking tot financiële aangelegenheden.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt een verordening vast waarin de samenstelling, taken en bevoegdheden en de werkwijze van de Auditcommissie verder wordt uitgewerkt.

Artikel 29

Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het algemeen bestuur, onderscheidenlijk het dagelijks bestuur of de voorzitter ingesteld.

HOOFDSTUK 7 PERSONEEL EN ORGANISATIE

AFDELING 1 DIRECTIE

Artikel 30

  • 1.

    Het samenwerkingsverband staat onder dagelijkse leiding van de directeur publieke gezondheid, als bedoeld in de Wet publieke gezondheid en in de Wet veiligheidsregio's, in deze regeling ook te noemen: 'directeur'.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur publieke gezondheid. De benoeming geschiedt uit een door het dagelijks bestuur op te maken aanbeveling, in overeenstemming met het besluit van het algemeen bestuur van de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan voor de directeur een instructie vaststellen omtrent de wijze waarop deze zijn taken verricht.

AFDELING 2 DE SECRETARIS

Artikel 31

  • 1.

    De directeur is secretaris van het samenwerkingsverband.

  • 2.

    De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan voor de secretaris een instructie vaststellen.

  • 4.

    Het algemeen bestuur regelt de vervanging van een secretaris bij zijn afwezigheid.

  • 5.

    De secretaris woont de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 6.

    Alle stukken uitgaande van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden door de secretaris mede ondertekend.

AFDELING 3 RECHTSPOSITIE PERSONEEL

Artikel 32

  • 1.

    Het dagelijks bestuur is, binnen het raam van de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders, belast met het aanstellen van personeel als ambtenaar, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht en met het schorsen en ontslaan van het personeel van het openbaar lichaam.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directeur.

  • 3.

    De rechtspositie en bezoldiging van de werknemers wordt bepaald door de regels welke zijn of zullen worden vastgesteld voor de werknemers in dienst van de gemeente Dordrecht, tenzij het dagelijks bestuur zelf voorziet in (onderdelen van) de rechtspositie en bezoldiging.

AFDELING 4 ORGANISATIE

Artikel 33

Het dagelijks bestuur regelt de inrichting van de organisatie van het samenwerkingsverband.

HOOFDSTUK 8 ALGEMENE FINANCIËLE BEPALINGEN

AFDELING 1 FINANCIËLE ADMINISTRATIE

Artikel 34

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie.

  • 3.

    De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

AFDELING 2 DE BEGROTING

Artikel 35

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt uiterlijk 15 juli de begroting voor het volgend jaar en een meerjarenbegroting van het samenwerkingsverband vast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting uiterlijk acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken na ontvangst van de ontwerpbegroting hun zienswijze over die begroting bij het dagelijks bestuur naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze zijn vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Na vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake gedeputeerde staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting terstond na vaststelling aan gedeputeerde staten.

Artikel 36

  • 1.

    In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemende gemeente verschuldigd is aan het samenwerkingsverband. De begroting geeft per programma inzicht in de baten en lasten van dat programma.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en vóór 16 juli telkens de helft van de in het eerste lid bedoelde bijdrage, met uitzondering van die gedeelten die op basis van lid 3 reeds bij wijze van voorschot zijn betaald.

  • 3.

    Voor taken die door het samenwerkingsverband worden uitgevoerd ter uitvoering van de Jeugdwet stelt het algemeen bestuur bij verordening nadere regels vast over de financiële verhouding tussen de deelnemende gemeenten en het samenwerkingsverband, waaronder begrepen vaststelling van de hoogte van de bijdrage en vergoedingen en de wijze van bevoorschotting voor zover het gaat over de gedelegeerde taken en krachtens mandaat opgedragen taken en bevoegdheden.

  • 4.

    Bijdragen die een deelnemende gemeente verschuldigd is aan het samenwerkingsverband ten behoeve van een programma, mogen niet aangewend worden ter dekking van de kosten van een ander programma.

  • 5.

    Voor de overige taken die door samenwerkingsverband worden uitgevoerd stelt het algemeen bestuur bij verordening nadere regels vast over de wijze waarop de door de deelnemende gemeenten verschuldigde algemene en specifieke bijdrage wordt berekend. Bij het opstellen van de verordening geldt als uitgangspunt dat de financiële gevolgen uitsluitend worden gedragen door de gemeenten die de betreffende taken hebben overgedragen.

Artikel 37

  • 1.

    De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat het samenwerkingsverband te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

  • 2.

    Onverminderd het gestelde in het eerste lid garanderen de deelnemende gemeenten jegens iedere geldgever de nakoming van de huidige en toekomstige verplichtingen die het samenwerkingsverband te eniger tijd jegens die geldgever heeft.

  • 3.

    Indien een der deelnemende gemeenten op grond van een in het eerste of tweede lid bedoelde borgstelling of garantie wordt aangesproken door een geldgever zijn de deelnemende gemeenten jegens elkaar verplicht bij te dragen in de schuld waarvoor de eerstbedoelde deelnemende gemeente wordt aangesproken, in de verhouding tot het inwoneraantal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan.

  • 4.

    De interne verhaalsafspraken hierop betrekking hebbend, regarderen de geldgever niet.

Artikel 38

Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Artikel 39

De bepalingen van artikel 35 betreffende de ontwerpbegroting zijn mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, voor zover die wijzigingen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemende gemeenten.

Artikel 40

Wanneer het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemende gemeente weigert de in artikel 36, lid 1 bedoelde bijdrage in de gemeentebegroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 juncto 195 van de Gemeentewet.

AFDELING 3 DE REKENING

Artikel 41

  • 1.

    Van de inkomsten en uitgaven van het samenwerkingsverband wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt deze rekening, met toevoeging van een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet aangewezen accountant(s), alsmede hetgeen het dagelijks bestuur voor zijn verantwoording dienstig acht, ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

  • 3.

    Bij het toezenden van de voorlopige jaarrekening als bedoeld in artikel 38 worden de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven.

  • 4.

    De rekening en de toelichting daarop, alsmede het advies dat ter zake door de Auditcommissie, als bedoeld in artikel 28 van deze regeling, werd uitgebracht, wordt gelijktijdig met de aanbieding aan het algemeen bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten gezonden.

  • 5.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vast voor 1 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 6.

    De rekening wordt binnen twee weken na vaststelling met alle bijbehorende stukken aan gedeputeerde staten aangeboden. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden der deelnemende gemeenten.

  • 7.

    De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

Artikel 42

  • 1.

    In de rekening wordt het door elk der deelnemende gemeenten over het betreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen, waarbij per programma een uitsplitsing wordt gemaakt van de gerealiseerde inkomsten en uitgaven.

  • 2.

    De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, per programma over de deelnemende gemeenten verdeeld naar rato van de verdeelmaatstaven die in de begroting van datzelfde jaar worden gehanteerd voor die programma's.

  • 3.

    Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 36, lid 2 en lid 3 betaalde voorschotten en de werkelijk verschuldigde bedragen vindt plaats onmiddellijk na de kennisgeving aan de gemeenten van de vaststelling van de rekening.

HOOFDSTUK 9 GESCHILLEN

Artikel 43

Ten aanzien van geschillen omtrent de toepassing van de regeling in de ruimste zin, geldt het gestelde in artikel 28 van de wet.

HOOFDSTUK 10 klachten- en ombudsvoorziening

Artikel 44

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

  • 2.

    Het openbaar lichaam sluit, teneinde te voldoen aan de bepalingen in hoofdstuk 9, titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, een overeenkomst met de Nationale ombudsman.

HOOFDSTUK 11 HET ARCHIEF

Artikel 45

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van het samenwerkingsverband en zijn organen overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet vast te stellen regeling, welke aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld.

  • 2.

    De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Dordrecht, doch kan deze taak aan een andere ambtenaar delegeren.

  • 3.

    De archivaris van de gemeente Dordrecht oefent toezicht uit op het in het derde lid genoemde beheer.

  • 4.

    Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Dordrecht.

  • 5.

    De in het vierde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Dordrecht.

HOOFDSTUK 12 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 46 Toetreding

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt een verzoek tot toetreding van een andere gemeente tot deze regeling aan de colleges der deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Toetreding tot de regeling door andere gemeenten kan plaatsvinden indien de colleges van tenminste twee derde van de deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan de toetreding bepaalde voorwaarden verbinden.

  • 4.

    Terstond na de toetreding worden door het college van de toetredende gemeente de leden van het algemeen bestuur aangewezen.

Artikel 47 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van het daartoe strekkende besluit van haar college.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt een besluit tot uittreding van een gemeente aan de colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Tenzij het algemeen bestuur een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgende op dat waarin het besluit tot uittreding door het algemeen bestuur is vastgesteld.

  • 4.

    Het algemeen bestuur besluit over de voorwaarden waaronder de uittreding kan worden geëffectueerd en regelt de financiële en overige gevolgen van de uittreding.

  • 5.

    De uittreedsom bestaat in beginsel uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten.

  • 6.

    Onder frictiekosten wordt verstaan alle incidentele kosten te maken door het samenwerkingsverband, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 7.

    Onder desintegratiekosten wordt verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door het samenwerkingsverband, die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 8.

    Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op kosten te dragen door het samenwerkingsverband die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan binnen een periode van 5 jaar vanaf het moment van uittreding als direct gevolg van de uittreding.

  • 9.

    Het algemeen bestuur kan afwijkende uittredingsregels vaststellen voor specifiek omschreven taken. Bij voorkeur maakt de voorbereiding van afwijkende uittredingsregels deel uit van de besluitvorming waarbij de deelnemende gemeenten nieuwe taken aan het samenwerkingsverband opdragen, zodat de colleges of de gemeenteraden hun zienswijze op de uittredingsregels kunnen geven.

Artikel 48 Wijziging

  • 1.

    Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als de colleges van de deelnemende gemeenten kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    De regeling wordt gewijzigd zodra de colleges van tenminste acht van het aantal deelnemende gemeenten tot deze wijziging hebben besloten.

Artikel 49 Opheffing

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven, wanneer de colleges van tenminste drie vierde van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 2.

    Een besluit, als bedoeld in het eerste lid, kan niet eerder worden genomen dan nadat het algemeen bestuur daarover zijn mening heeft kenbaar gemaakt.

  • 3.

    In geval van opheffing van de regeling regelt het algemeen bestuur de financiële gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden der colleges van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld. en behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet in ieder geval ook in de financiële en overige gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 6.

    De organen van het samenwerkingsverband blijven, zo nodig, na het tijdstip van de opheffing van de regeling in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Artikel 50 Bekendmaking

Het gemeentebestuur van Dordrecht draagt zorg voor bekendmaking als bedoeld in artikel 26 van de wet.

HOOFDSTUK 13 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 51

  • 1.

    Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De regeling treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 3.

    De Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid tot en met de zesde wijziging wordt ingetrokken.

  • 4.

    De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Dienst Gezondheid & Jeugd Zuid-Holland Zuid”.

  • 5.

    Deze gemeenschappelijke regeling was bij eerste vaststelling in 2011 in formele zin een wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid, zodat het samenwerkingsverband de rechtspersoonlijkheid en alle daarmee samenhangende rechten en verplichtingen van de Regio Zuid-Holland Zuid voortzet, tenzij de regeling daarin uitdrukkelijk anders heeft voorzien.

Ondertekening

Aldus besloten op

15 november 2022 door burgemeester en wethouders van Alblasserdam, gelet op de daartoe op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 20 december 2022 verkregen toestemming van de gemeenteraad;

31 mei 2022 door burgemeester en wethouders van Dordrecht, gelet op de daartoe op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 21 juni 2022 verkregen toestemming van de gemeenteraad;

30 augustus 2022 door burgemeester en wethouders van Gorinchem, gelet op de daartoe op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 29 september 2022 verkregen toestemming van de gemeenteraad;

15 december 2022 door burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam, gelet op de daartoe op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 15 december 2022 verkregen toestemming van de gemeenteraad;

4 juli 2022 door burgemeester en wethouders van Hendrik-Ido-Ambacht, gelet op de daartoe op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 4 juli 2022 verkregen toestemming van de gemeenteraad;

5 juli 2022 door burgemeester en wethouders van Hoeksche Waard, gelet op de daartoe op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 5 juli 2022 verkregen toestemming van de gemeenteraad;

20 september 2022 door burgemeester en wethouders van Molenlanden, gelet op de daartoe op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 20 september 2022 verkregen toestemming van de gemeenteraad;

31 mei 2022 door burgemeester en wethouders van Papendrecht, gelet op de daartoe op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 5 juli 2022 verkregen toestemming van de gemeenteraad;

13 december 2022 door burgemeester en wethouders van Sliedrecht, gelet op de daartoe op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 7 februari 2023 verkregen toestemming van de gemeenteraad;

5 juli 2022 door burgemeester en wethouders van Zwijndrecht, gelet op de daartoe op grond van artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen op 5 juli 2022 verkregen toestemming van de gemeenteraad.