Beleidsregel afwegingskader gebruikelijke hulp Jeugdwet gemeente West Maas en Waal 2023

Geldend van 31-01-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel afwegingskader gebruikelijke hulp Jeugdwet gemeente West Maas en Waal 2023

Hoofdstuk 1. Inleiding

Voor de ontwikkeling naar zelfredzaamheid en zelfstandigheid van hun kind zijn ouders/verzorgers verantwoordelijk voor:

- Een veilige en beschermende woonomgeving (hiermee bedoelen we fysieke en sociale veiligheid);

- Een passend pedagogisch klimaat en stimulans in de ontwikkeling van de jeugdige;

- Verzorging, begeleiding en opvoeding.

Het wordt als gebruikelijk geacht dat ouders hun kind de dagelijkse hulp, zorg en ondersteuning bieden die aansluit bij de levensfase van het kind. Het kan hierbij ook gaan om handelingen die niet standaard bij alle jeugdigen noodzakelijk zijn. Het uitgangspunt is dat ouders/verzorgers zo veel mogelijk de dagelijkse hulp leveren bij jeugdigen met een chronische aandoening, ziekte, stoornis beperking, ook als dit meer is dan bij een gezond kind in dezelfde leeftijdscategorie. Het ene kind ontwikkelt zich anders dan het andere en heeft daarom ook minder of meer begeleiding en hulp nodig.

Artikel 1.1 Begripsbepaling gebruikelijke hulp

De hulp waarvan naar algemene aanvaardbare maatstaven verwacht wordt dat ouders/verzorgers dat bieden. Specifieker is het de verzorging, opvoeding en toezicht waarvan verwacht wordt dat ouders/verzorgers dat geven aan hun minderjarig kind ongeacht of er sprake is van een ziekte, aandoening of beperking. Dit is in redelijkheid naar leeftijd en een bijpassend ontwikkelingsprofiel.

Artikel 1.2 Kortdurend en langdurige zorgsituatie

Er is een onderscheid te maken tussen een kortdurende en langdurige ondersteuningsbehoefte.

Kortdurend= Er is sprake van uitzicht op een verbetering van de problematiek van de gezondheidsproblemen en de zelfredzaamheid van de jeugdige. Zodanig dat ondersteuning daarna niet langer is aangewezen. Over het algemeen betreft dit een periode van maximaal 3 maanden.

Langdurend= In deze situaties is er sprake van (chronische) gezondheidssituaties waarbij de hulp en ondersteuning naar verwachting langer dan 3 maanden nodig zal zijn.

In een kortdurende zorgsituatie is de verwachting dat ouders/verzorgers zelf alle persoonlijke verzorging en begeleiding bieden. Dit valt onder gebruikelijke hulp. In langdurige zorgsituatie kan er sprake zijn van een bovengebruikelijke hulp waarvoor jeugdhulp ingezet moet worden. Hoe korter de verwachte duur van de ondersteuning, hoe meer verwacht wordt van een ouder/verzorger.

Hoofdstuk 2. Bovengebruikelijke hulp

Er is sprake van bovengebruikelijke hulp, als de noodzakelijke hulp voor het kind op het gebied van verzorging en hulpverlening in langdurige situaties uitgaat boven de hulp die een kind met dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft, wat betreft de aard, frequentie en benodigde tijd voor de handelingen. Het is hierbij niet zo dat het college in beleidsregels kan vaststellen hoeveel hulp precies gebruikelijk is te bieden. Dit moet beoordeeld worden op basis van de individuele omstandigheden.

Hoofdstuk 3. Onderzoek en beoordeling gebruikelijke hulp

Bij een hulpvraag van een inwoner in het kader van bovengebruikelijke hulp wordt er eerst een vooronderzoek gedaan en een gesprek gevoerd. Hierbij wordt er in eerste instantie gekeken naar de achtergrond van de hulpvraag, de eigen mogelijkheden, het sociaal netwerk en algemeen gebruikelijke/voorliggende voorzieningen. Mocht de hulpvraag daarmee niet opgelost zijn wordt het onderzoek en beoordeling van gebruikelijke hulp vervolgd.

Of er sprake is van gebruikelijke hulp of niet hangt af van enkele aspecten:

- Richtlijnen en beoordelingsfactoren gebruikelijke hulp

- Is de ouder/verzorger in staat om de noodzakelijke hulp te geven?

- Samenhangende beoordeling

Artikel 3.1 Beoordelingsfactoren gebruikelijke hulp

Om te kunnen bepalen of en in welke mate er in een situatie sprake is van bovengebruikelijke hulp in het kader van jeugdhulp moet eerst de gebruikelijke hulp in beeld worden gebracht. In Bijlage 1 zijn richtlijnen opgenomen die vallen onder gebruikelijke hulp van ouders/verzorgers voor jeugdigen/kinderen zonder beperkingen. Bij het bepalen of er sprake is van gebruikelijke hulp wordt naast de algemene richtlijnen rekening gehouden met:

a. Leeftijd van de jeugdige

Verschillen tussen jeugdigen in dezelfde leeftijdscategorie worden bij de beoordeling of dat er sprake is van gebruikelijke hulp in acht genomen. Gezonde jeugdigen met dezelfde leeftijden kunnen namelijk ook verschillen in de hulpvraag die zij hebben. In Bijlage 1 is een overzicht te vinden met gebruikelijke hulp van ouders/verzorgers voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillend levensfasen.

Voorbeeld gebruikelijke hulp: Kind van 4 jaar dat overdag niet zindelijk is en ondersteuning nodig heeft. Het is namelijk niet altijd het geval dat een kind van 4 zindelijk is.

Voorbeeld bovengebruikelijke hulp: Het verschonen van een 12-jarig kind kan als bovengebruikelijke hulp worden gezien. Het is namelijk niet gebruikelijk dat een kind met de leeftijd van 12 verschoond moet worden.

b. Aard van de hulphandelingen

Als het kind de hulphandelingen zelfstandig kan uitvoeren vallen deze altijd onder gebruikelijke hulp. Ook als daarbij toezicht/aansturing bij nodig is. Handelingen die niet standaard bij alle kinderen voorkomen kunnen ook onder gebruikelijke hulp vallen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke hulphandeling vervangen.

Voorbeelden gebruikelijke hulp:

• Het geven van sondevoeding in plaats van eten

• Het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen.

• Een kind met een verstandelijke beperking helpen oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie.

• Het thuis uitvoeren van oefeningen die zijn geadviseerd door een behandelaar vanuit de Zorgverzekeringswet (bijvoorbeeld een fysiotherapeut). Dit is een handeling die andere activiteiten kan vervangen. Denk aan een gezamenlijk spelmoment (bij een jong kind) of oefenen met lezen (bij een ouder kind).

Voorbeeld bovengebruikelijke hulp: een blijvende noodzaak voor de (volledige) overname van de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) van een kind vanaf ongeveer 5 jaar in combinatie met beperkingen in de sociale redzaamheid en cognitief functioneren die blijvend zijn.

c. Frequentie en patroon van de hulphandelingen

Onder gebruikelijke hulp verstaan we hulphandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp aan een kind, zoals drie keer eten per dag.

Voorbeelden gebruikelijke hulp:

- Het geven van medicatie bij het ontbijt en naar bed gaan. Dit valt in het normale patroon van dagelijkse hulp aan een kind.

Voorbeeld bovengebruikelijke hulp: Het voeden van een kind via de sonde dat vaker moet gebeuren dan de normale en dagelijkse eet- en drinkmomenten. In dit geval kan er sprake zijn van bovengebruikelijke hulp.

d. Tijdsomvang van de hulphandelingen

De tijd van de hulphandelingen heeft invloed op de bepaling of er sprake is van gebruikelijke hulp of niet.

Voorbeeld gebruikelijke hulp: Het aankleden van een kind met een arm of been in het gips. De extra tijd die hiermee nodig is verstaan we onder gebruikelijke hulp.

Voorbeeld bovengebruikelijke hulp: de extra tijd die nodig is bij het aankleden en wassen van een 3-jarig kind dat spasticiteit ervaart. De extra tijd boven op de tijd die als gebruikelijk wordt geacht kan worden aangemerkt als bovengebruikelijke hulp.

Artikel 3.2 Situatie ouder/verzorger

Het uitgangspunt is dat gebruikelijke hulp geleverd kan worden, tenzij uit onderzoek blijkt dat dit niet het geval is. Een ouder/verzorger kan mogelijk geen gebruikelijke hulp leveren als hij/zij alleenstaand is en/of er bij beide ouders/verzorgers:

- Geobjectiveerde beperkingen aanwezig zijn.

Dit op het gebied van de noodzakelijke ondersteuning. Denk hierbij aan het verplaatsen van een kind terwijl de ouder langdurig in een rolstoel zit.

- Een gebrek is aan kennis en/of vaardigheden om ondersteuning te bieden.

Hierbij geldt dat het mogelijk is om een tijdelijke individuele voorziening in te zetten zodat de ouder/verzorger de gelegenheid krijgt om de noodzakelijke vaardigheden/ kennis aan te leren.

- Sprake is van fysieke afwezigheid.

Deze afwezigheid moet dan wel een verplicht karakter hebben zoals werk (in het buitenland). Voorbeelden hiervan zijn internationaal vrachtwagenchauffeurs of marinier. Daarnaast moet gekeken worden naar de aard van de ondersteuning en de duur van de afwezigheid. Als de duur van de afwezigheid langer is dan een aangesloten periode van zeven etmalen is er sprake van bovengebruikelijke hulp. Hierbij is het wel zo dat de ondersteuning niet uitstelbaar is.

Artikel 3.3 Overbelasting

De hulp die geboden wordt aan een jeugdige kan zo zwaar worden en/of zijn dat er overbelasting bij de ouder/verzorger ontstaat. Om voor jeugdhulp in aanmerking te komen moet er onderzocht worden hoe de overbelasting is ontstaan. Er zijn enkele uitgangspunten die hierbij in acht worden genomen:

- Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de hulp die iemand biedt. Hierbij moet onderzocht worden welke mogelijkheden de persoon heeft om de (dreigende) overbelasting op te heffen.

- Er mag verwacht worden van de ouder/verzorger dat hij/zij bereid is om de maatschappelijke activiteiten te beperken zodat de (dreigende) overbelasting opgeheven kan worden.

- Bij overbelasting door een dienstverband van te veel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk. Steeds zal daarom in het besluit worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder wordt verwacht.

- Er moet bekeken worden in hoeverre de ouder/verzorger naast het eventuele werk dat hij/zij uitvoert fysiek en psychisch in staat is om gebruikelijke hulp te verlenen. Als dit niet het geval is dan is er de mogelijkheid om een (tijdelijke) voorziening te verstrekken. Dit zal dan van korte duur zijn zodat er de gelegenheid is om taakverdeling aan de situatie aan te passen. Wanneer de geldigheidsduur van het besluit verlopen is en een nieuwe aanvraag wordt gedaan, wordt gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.

- Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze is ontstaan doordat er iets met de ouder/verzorger zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze het gevolg is van de ernst van de ziekte/beperking/gedrag van het kind (draaglast verhoging).

Artikel 3.4 Samenhangende beoordeling

Het is van belang dat er sprake is van een beoordeling waarbij voorgaande criteria uit artikel 3.1 tot en met artikel 3.3 in samenhang worden genomen. De omstandigheden van de jeugdige en het gezin is daarbij van belang. Een hulphandeling, die gezien de omvang en aard voor een kind gebruikelijk is, kan veel vaker voorkomen of meer tijd kosten in een individuele situatie. Hierdoor kan de hulp niet als geheel gebruikelijk worden gezien.

Voorbeeld: Het geven van medicatie behoort tot gebruikelijke hulp als het in het dagelijkse patroon past (elke dag bij het ontbijt bijvoorbeeld). Als medicatie gedurende de gehele dag of meerdere malen in de nacht moet worden gegeven past dit niet in het dagelijkse patroon. In deze situatie moet beoordeeld worden of ouders/verzorgers zodanig belast worden dat het geen gebruikelijke hulp meer is. Ditzelfde geldt voor het geven van sondevoeding aan een jonger kind. Als dit meer tijd kost, vaker gebeurt en niet meer past in het normale patroon kan er sprake zijn van bovengebruikelijke hulp.

Het college moet in elke individuele situatie een zorgvuldige afweging maken waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden van de jeugdige en/of zijn ouder/verzorger. Er moet gemotiveerd worden waarom de hulp onder gebruikelijke hulp valt. Het is onvoldoende als er alleen naar het beleid of richtlijn wordt verwezen.

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 4. Persoonlijke verzorging

Jeugdhulp in de zin van de Jeugdwet is onder andere het ondersteunen bij, of het overnemen van, activiteiten op het gebied van persoonlijke verzorging. Deze hulp is gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdige.

Bij persoonlijke verzorging gaat het om hulp bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Denk hierbij aan onder andere:

- Wassen

- Aankleden en uitkleden

- Reguliere huidverzorging, mond- en gebitsverzorging, scheren, hand- en voetverzorging

- Eten en drinken

- Toedienen van sondevoeding

- Verplaatsen

- Naar het toilet gaan

- Medicijnen innemen

- Reguliere huidverzorging, mond- en gebitsverzorging, scheren, hand- en voetverzorging

Een jeugdige kan ondersteuning krijgen bij deze activiteiten, ook kunnen de handelingen overgenomen worden. Het stimuleren van de jeugdige om de persoonlijke verzorging zelf uit te voeren of aan te leren kan ook onderdeel zijn van de hulp die ingezet wordt.

Voorbeeld Zorgverzekeringswet: Hulphandelingen die niet behoren bij de algemene dagelijkse levensverrichtingen. Als hulphandelingen samenhangen met geneeskundige zorg of een hoog risico daarop dan valt de hulp onder de Zorgverzekeringswet.

Artikel 4.1 Persoonlijke verzorging en gebruikelijke hulp

Als er beoordeeld wordt of er sprake is van gebruikelijke hulp of niet, gelden de regels uit hoofdstuk 3. Er zijn enkele uitzonderingen en situaties die bij persoonlijke verzorging gelden:

De ouder/verzorger heeft zelf beperkingen

Er wordt niet van gebruikelijke hulp gesproken als de ouder/verzorger beperkingen heeft en/of kennis en vaardigheden mist om gebruikelijke persoonlijke hulp uit te voeren.

Beschikbaarheid ouder/verzorger vanwege werk

Als een ouder/verzorger niet beschikbaar is door werk (in het buitenland) en persoonlijke verzorging bij jeugdigen niet uitgesteld kan worden spreken we van bovengebruikelijke hulp.

Persoonlijke verzorging tijdens kinderopvang

Voor aanvullende hulp die nodig is aan opvang/zorg instanties die kinderopvang bieden kan een voorziening worden verstrekt. Het betreft dan de niet-uitstelbare persoonlijke verzorging zoals het geven van sondevoeding aan een baby tijdens de kinderopvang. Dit is bovengebruikelijke hulp.

Persoonlijke verzorging tijdens onderwijs

De school biedt de gangbare en normale dagelijkse zorg. Dit is bijvoorbeeld het strikken van veters, hulp bij toiletgang en het aantrekken van een jas. We spreken van bovengebruikelijke hulp als er sprake is van niet-uitstelbare hulp die ouders/verzorgers tijdens schooltijden moeten geven.

Intieme persoonlijke verzorging voor een jeugdige ouder dan 12 jaar

Als een jeugdige van 12 jaar of ouder geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder/verzorger wordt er ook geen bijdrage verwacht van de ouder/verzorger. In deze situatie is er sprake van bovengebruikelijke hulp.

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 5. Begeleiding

De Jeugdhulp bevat het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer, maar ook van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een beperking. Dit zodat ze in staat worden gesteld om zelfredzaam te zijn en maatschappelijk participeren, rekening houdend met de leeftijd en ontwikkelingsniveau. Er kan door het college begeleiding ingezet worden om dit te bereiken.

Bij de begeleiding gaat het om het behouden, bevorderen of compenseren van de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid. Bij jeugdigen wordt (een beperking in de) zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie vergeleken met de mate van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van ‘gezonde’ jeugdige met dezelfde leeftijd. Enkele begeleidingsactiviteiten kunnen zijn het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen, zoals wassen en aankleding, zelfstandig te kunnen doen of het oefenen met aanbrengen van structuur door bijvoorbeeld hulp bij plannen van activiteiten en de dag structureren.

Artikel 5.1 Begeleiding en gebruikelijke hulp

Als er beoordeeld wordt of er sprake is van gebruikelijke hulp of niet, gelden de regels uit hoofdstuk 3. Er zijn enkele situaties en uitzonderingen die bij persoonlijke verzorging gelden.

De ouder/verzorger heeft zelf beperkingen

Er wordt niet van gebruikelijke hulp gesproken als de ouder/verzorger beperkingen heeft en/of kennis en vaardigheden mist om gebruikelijke begeleiding uit te voeren.

Begeleiding gedurende werk ouders/verzorgers

Als een ouder/verzorger niet beschikbaar is door werk in het buitenland en begeleiding bij jeugdigen niet uitgesteld kan worden spreken we van bovengebruikelijke hulp.

Begeleiding tijdens onderwijs

Een concentratieprobleem van een kind kan op zichzelf geen reden zijn voor het inzetten van begeleiding. In het kader van passend onderwijs voorziet de school dan in de begeleiding. Dit is ook het geval bij kinderen met leerproblemen. Dit zijn problemen die onderwijsgebonden zijn en daarmee behoren tot het onderwijs. Begeleiding in de vorm van toezicht kan aangewezen zijn als het gedrag van een kind de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt. Hierbij kan er gedacht worden aan begeleiding bij schoolzwemmen/schoolgym.

Begeleiding naar ziekenhuis

Als een kind meerdere keren per week naar het ziekenhuis moet, door bijvoorbeeld een nierdialyse, is het gebruikelijk dat een ouder meegaat. Het is niet mogelijk om een individuele voorziening te krijgen. De uren worden meegenomen in de weging van de mogelijke (over)belasting van ouders en voor de zorg voor het kind.

Begeleiding naar (sport) activiteiten

Het is gebruikelijk dat ouders met hun kind meegaan naar een sportactiviteit of zwemles.

Begeleiding tijdens (sport) activiteiten

Om te bepalen of dat er sprake is van gebruikelijke hulp moet beoordeeld worden of met de begeleiding van ouder/verzorger de deelname aan het maatschappelijk verkeer bevorderd wordt dan wel een bijdrage wordt geleverd aan het zelfstandig functioneren van de jeugdige. Hierbij is beoordeling nodig of de activiteit belangrijk is om te ontwikkelen in participeren in het sociale domein.

Ouderlijk toezicht

Ouderlijk toezicht aan kinderen valt onder gebruikelijke hulp. Kinderen tot 3 jaar hebben volledige verzorging en begeleiding van een ouder/verzorger nodig. Bovengebruikelijke toezicht is toezicht dat nodig is vanwege de stoornis, aandoening of beperking van het kind. Voorbeeld hiervan is ook permanent toezicht. Dit in de zin van actieve observatie.

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 6.1 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Artikel 6.2 Citeertitel

Ondertekening

Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel afwegingskader gebruikelijke hulp Jeugdwet gemeente West Maas en Waal 2023’.

Aldus besloten in de collegevergadering van de gemeente West Maas en Waal op 24 januari 2023.

Burgemeester en wethouders van de gemeente West Maas en Waal,

Gemeentesecretaris,

P.G. (Perry) Arissen De voorzitter,

V.M. (Vincent) van Neerbos

Bijlage 1: Richtlijnen gebruikelijke hulp door ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel, per leeftijd

Referentiekader gebruikelijke zorg

Kinderen van 0 t/m 2 jaar

• Hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

• Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

• Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 t/m 4 jaar

• Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijvoorbeeld ouder kan was ophangen in andere kamer);

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

• Kunnen zelf zitten en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

• Hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

• Hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

• Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

• Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 5 t/m 11 jaar

• Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

• Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijvoorbeeld kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

• Hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tandenpoetsen;

• Hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

• Zijn overdag zindelijk en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

• Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan;

• Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Jeugdigen van 12 t/m 17 jaar

• Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

• Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

• Kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

• Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

• Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

• Hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18de jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

• Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/dagbesteding;

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bijvoorbeeld huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

• Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

• Hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Bron: CIZ Indicatiewijzer - Toelichting op de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014, zoals vastgesteld door het ministerie van VWS, Versie: 7.1, juli 2014