Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Het dagelijks bestuur van het Openbaar Lichaam Belastingsamenwerking Gouwe Rijnland (hierna: “BSGR”);

Gelet op het bepaalde in artikel 4 van de Gemeenschappelijke Regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland (hierna de gemeenschappelijke regeling), waarbij de heffing en de invordering van de belastingen (als bedoeld in artikel 1 van bovengenoemde gemeenschappelijke regeling) en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) aan BSGR is overgedragen;

overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen voor die gevallen waarin er een keuzemogelijkheid is om een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende aan te wijzen;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie.

Hoofdstuk 1 Heffing

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject. In de gevallen waarin dat voorkomt mag de BSGR de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert de BSGR een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.

De in de voorkeursregels neergelegde criteria bevatten op geen enkele wijze een limitatieve opsomming van de belastingplichtigen, maar zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, zodat in de uitvoeringspraktijk volgens vaste, niet willekeurige, criteria een belastingplichtige kan worden aangewezen.

Voorkeursvolgorde

  • 1.

    Voor de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, als er voor één roerende of onroerende zaak verschillende categorieën genothebbenden zijn, de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 1.1

      de beperkt gerechtigde, waarbij de volgende voorkeursvolgorde wordt gehanteerd:

      • 1.1.1

        de vruchtgebruiker c.q. gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

      • 1.1.2

        de opstaller, met uitzondering van degene die een afhankelijk opstalrecht, dan wel een opstalrecht ten behoeve van de aanleg en het onderhoud van onder- of bovengrondse leidingen heeft;

      • 1.1.3

        de erfpachter dan wel de beklemde meier;

    • 1.2

      de eigenaar of de appartementsgerechtigde;

    • 1.3

      degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

  • 2.

    Voor de belastingen die worden geheven van genothebbenden krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 2.1

      als er binnen één categorie genothebbenden meerdere personen zijn die volgens de beschikbare gegevens binnen het grondgebied van de deelnemers aan de BSGR (hierna: grondgebied) wonen of gevestigd zijn:

      • 2.1.1

        degene die voor het betreffende belastingobject al als gebruiker wordt aangemerkt (op grond van de onderdelen 3 of 4);

      • 2.1.2

        degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 2.1.3

        een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      • 2.1.4

        de oudste in leeftijd;

      • 2.1.5

        degene die bij de BSGR als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 2.1.6

        de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

    • 2.2

      als er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens binnen het grondgebied wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens elders in Nederland wonen of gevestigd zijn:

      • 2.2.1

        degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 2.2.2

        een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      • 2.2.3

        de oudste in leeftijd;

      • 2.2.4

        degene die bij de BSGR als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 2.2.5

        de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

    • 2.3

      als er binnen één categorie genothebbenden geen personen zijn die volgens de beschikbare gegevens in Nederland wonen of gevestigd zijn, maar wel personen die volgens de beschikbare gegevens in het buitenland wonen of gevestigd zijn:

      • 2.3.1

        degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

      • 2.3.2

        een natuurlijk persoon boven een niet-natuurlijk persoon;

      • 2.3.3

        de oudste in leeftijd;

      • 2.3.4

        degene die bij BSGR als genothebbende of gebruiker bekend is;

      • 2.3.5

        de eerstgerechtigde in de volgorde die door het kadaster wordt aangehouden.

  • 3.

    Voor de onroerende-zaakbelastingen en de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten die worden geheven van gebruikers en de forensenbelasting, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 3.1

      degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht kan worden aangemerkt;

    • 3.2

      degene die het langst het belastingobject gebruikt;

    • 3.3

      de oudste in leeftijd;

    • 3.4

      degene die een nutsvoorziening van het belastingobject op naam heeft;

    • 3.5

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

  • 4.

    Voor de hondenbelasting, rioolheffing van gebruikers (waarbij geen sprake is van kamerverhuur), de afvalstoffenheffing (waarbij geen sprake is van kamerverhuur), de reinigingsrechten, de verontreinigingsheffing, de zuiveringsheffing, en de watersysteemheffing ingezetenen wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 4.1

      de bewoner die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het belastingobject kan worden aangemerkt;

    • 4.2

      de bewoner van het belastingobject die het langst staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA);

    • 4.3

      de bewoner van het belastingobject die de oudste in leeftijd is;

    • 4.4

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

  • 5.

    Voor rioolheffing van gebruikers en de afvalstoffenheffing waarbij sprake is van kamerverhuur wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:

    • 5.1

      de verhuurder;

    • 5.2

      de eigenaar;

    • 5.3

      degene die het grootste aandeel in het genotsrecht heeft;

    • 5.4

      degene die het oudste in leeftijd is;

    • 5.5

      degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

  • 6.

    Als en voor zover aanslagen van verschillende belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:

    • 6.

      ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen;

    • 6.2

      ingevolge onderdeel 3 kan worden aangewezen;

    • 6.3

      ingevolge onderdeel 4 en 5 kan worden aangewezen.

  • 7.

    De onderdelen 1 tot en met 6 vinden geen toepassing als:

    • 7.1

      de aanslag kan worden opgelegd aan degene die voor het voorgaande belastingtijdvak of kalenderjaar de aanslag heeft gekregen, gezorgd heeft dat de aanslag betaald is en nog steeds belastingplichtig is;

    • 7.2

      bij de BSGR bekend is dat één van de potentiële belastingplichtigen de desbetreffende aanslag op zijn/haar naam wil hebben, althans voor zover dit niet leidt tot een mogelijke situatie dat de belasting niet kan worden betaald dan wel ingevorderd.

  • 8.

    Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 9.

    Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

  • 10.

    Wijzigingen kunnen - als al een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd – pas plaatsvinden met ingang van het eerstvolgende belastingjaar c.q. -tijdvak.

  • 11.

    Als in uitzonderingsgevallen, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van het in de voorgaande onderdelen bepaalde, is die aanslag alleen ongeldig als er sprake is van willekeur.

  • 12.

    Als een belasting niet wordt geheven bij wege van aanslag, maar op andere wijze, is het bepaalde in de onderdelen 1 tot en met 11 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2 Waardering onroerende zaken

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat voor één eigendom meer personen als (gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten) belanghebbende kunnen worden aangemerkt. In deze gevallen mag de BSGR op grond van artikel 24 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de bekendmaking van de WOZ-beschikking uitvoeren door verzending aan één van de belanghebbenden. De BSGR hanteert een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belanghebbende die de WOZ-beschikking op zijn of haar naam krijgt.

De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming. Zij moeten worden beschouwd als richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, waarbij beoogd is de ontvanger van de WOZ-beschikking gelijk te laten zijn aan de belastingplichtige voor de onroerendezaakbelastingen die de aanslag op zijn of haar naam krijgt.

Voorkeursvolgorde

In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat voor de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken, zijn de regels van hoofdstuk 1, voor zover zij betrekking hebben op de onroerende-zaakbelastingen, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2023.

  • 2.

    De “Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige/WOZ-belanghebbende 2013” van 28 november 2012 worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 3.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels aanwijzing belastingplichtige/ WOZ-belanghebbende 2023”.

Ondertekening

Leiden, 20 december 2022

Het dagelijks bestuur voornoemd,

De directeur,

Mevrouw drs. E.T.M. van Kesteren

de voorzitter,

de heer ir. C.L. Visser