Nadere regels behorende bij de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2023

Geldend van 01-01-2023 t/m heden

Intitulé

Nadere regels behorende bij de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2023

Burgemeester en wethouders van gemeente Gooise Meren;

gelet op artikel 11, 12 en 15 van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2023 besluiten:

De Nadere regels behorende bij de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2023 vast te stellen.

1 Leeswijzer

In de Verordening Wmo 2023 Gooise Meren staan de rechten en plichten voor inwoners met een hulpvraag (en van hun omgeving), bij gebruikmaking van hulp en ondersteuning vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). De Nadere regels zijn daarvan weer een vertaling en een verdieping. Of anders gezegd: de Nadere regels lichten de bedoeling en juridische reikwijdte van de verordening in details toe. Daarmee geven ze ook de juridisch kaders aan waarbinnen de consulenten van de gemeente maatwerkvoorzieningen voor hulp en ondersteuning indiceren (of afwijzen).

Als een inwoner met een hulpvraag zich meldt bij de gemeente zal er een gesprek tussen deze inwoner -en degene(n) die meegaan- en de consulent volgen over wat passende, doelmatige hulp en ondersteuning is, als antwoord op de hulpvraag. In dat gesprek zal de consulent het woordgebruik van de Verordening en de Nadere regels in begrijpelijke taal aan de hulpvrager uitleggen. Ook de (gratis) onafhankelijke cliëntondersteuner van stichting MEE kan de inwoner helpen om voorafgaand, tijdens en na het gesprek met de gemeente de terminologie ervan te begrijpen. Ook in de overige communicatie zoals indicatiebeschikkingen, licht de gemeente haar besluiten over de aangevraagde maatwerkvoorzieningen aan inwoners toe in begrijpelijke woorden (beschikkingen).

Als er vragen zijn over de inhoud van de Verordening en de bijhorende Nadere regels kan er contact op worden genomen met de gemeente Gooise Meren (telefoon 035-207 00 00 of via de site van de gemeente www.gooisemeren.nl).

2 Artikelen

De artikelen in onderliggend document verwijzen naar de artikelen in de Verordening Wmo 2022 en hanteert dezelfde nummering.

Bij Artikel 1a. Definities

  • 1.

    Alle begrippen die in deze nadere regels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2023 en de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • 2.

    In deze nadere regels wordt verstaan onder CAK-periode: Een periode van een maand op basis waarvan het Centraal Administratie Kantoor (CAK) de bijdrage in de kosten, zoals bedoeld in artikel 11 en 15 van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2023, vaststelt.

Bij Artikel 1b. Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 2. Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 3. Clientondersteuning

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 4. Het onderzoek

Het onderzoek richt zich in ieder geval (in deze volgorde) op:

  • 1.

    Vaststellen van de hulpvraag van de inwoner, en:

  • 2.

    Vaststellen of er sprake is van beperkingen bij de inwoner, en zo ja wat deze beperkingen zijn, en:

  • 3.

    Bepalen welke hulp of ondersteuning qua aard en omvang nodig is , en:

  • 4.

    Vaststellen in hoeverre de eigen mogelijkheden van de inwoner en/of van de sociale omgeving toereikend zijn om zelf hulp of ondersteuning te bieden. Hierbij komt aan de orde:

    • a.

      wat zijn de eigen mogelijkheden van de hulpvrager (wat kan de hulpvrager nog zelf);

    • b.

      is het sociale netwerk in staat om de noodzakelijke hulp en ondersteuning te bieden;

    • c.

      is het sociaal netwerk beschikbaar om de noodzakelijke hulp en ondersteuning te bieden;

    • d.

      levert het bieden van de hulp of ondersteuning geen (dreigende) overbelasting op voor het sociaal netwerk.

Bij Artikel 5. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 6. Onderzoeksverslag

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 7. Aanvraag

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 8. Criteria voor een maatwerkvoorziening

Geen Nadere regels voor lid 1 t/m 7 a en c.

Nadere regels Lid 7 onderdeel b:

Vervanging van een geleverde maatwerkvoorziening bij technische afschrijving tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten.

Voor het bepalen van deze kosten wordt de restwaarde van de te vervangen maatwerkvoorziening berekend zoals deze ook is bepaald bij de afgesproken terugkoopregeling met de gecontracteerde aanbieders.

Nadere regels Lid 8 Beschikbare Maatwerkvoorzieningen

  • A.

    Vervoer en mobiliteit

Nadere regels Artikel 8 Ondersteuning bij deelname maatschappelijk verkeer

  • 1.

    Het college kan maatwerkvoorzieningen verlenen gericht op ondersteuning bij deelname aan het maatschappelijk verkeer. Deze maatwerkvoorzieningen zijn gericht op:

    • a.

      het zich lokaal kunnen verplaatsen

    • b.

      medemensen ontmoeten en sociale verbanden aangaan,

    • c.

      over de korte afstand rondom de woning en verplaatsingen over de langere afstand indien de cliënt geen gebruik kan maken van het reguliere Openbaar Vervoer.

  • 2.

    De maatwerkvoorzieningen zoals bedoeld in lid 1 worden toegekend in de vorm van:

    • a.

      vervoersvoorzieningen;

    • b.

      een gebruikerspas voor het Wmo-vervoer wordt verstrekt voor sociaal-recreatief vervoer op regionaal niveau. Hiervoor is de cliënt een ritbijdrage per rit verschuldigd. Deze bijdrage wordt bepaald aan de hand van het in de regio Gooi en Vechtstreek gangbare toepasselijke kilometer- en instaptarief. Deze tarieven zijn terug te vinden op de site van vervoer Gooi en Vechtstreek, https://www.vervoergv.nl. Het budget is maximaal 1.500 kilometer per pashouder per jaar. De maximale reisafstand is 25 kilometer per rit. Boven de 25 kilometer kan een inwoner met Valys reizen;

    • c.

      individueel (rolstoel)taxi/individueel taxivervoer . Dit is mogelijk in de vorm van een financiële vergoeding. De hoogte daarvan wordt vastgesteld door bedragen op jaarbasis. Daarbij geldt dat de financiële vergoeding toereikend is voor deelname aan het maatschappelijk verkeer als bedoeld in lid 1. Het college kan op het jaarbedrag dan ook een korting toepassen indien sprake is van:

      • verblijf in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg;

      • een samenvallende vervoersbehoefte;

      • een beperkte (zelfstandige) vervoersbehoefte;

      • andere aanwezige vervoersvoorzieningen of vervoersmogelijkheden.

    • d.

      een autoaanpassing in de vorm van een pgb. Dit bedraagt de laagste kostprijs van de noodzakelijke aanpassingen, op basis van tenminste 2 offertes. Bedoelde maatwerkvoorziening wordt maximaal eenmaal per vijf jaar verstrekt en alleen als de auto jonger is dan zeven jaar. Indien als gevolg van het verstrekken van deze maatwerkvoorziening extra verzekeringskosten en hogere kosten in verband met de motorrijtuigenbelasting ontstaan, komen deze (meer)kosten niet voor vergoeding in aanmerking.

      Boven € 4.000 dient de aanpassing door de cliënt verzekerd te worden tegen diefstal en vandalisme;

  • 3.

    De maatwerkvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid zijn gericht op:

    • a.

      het zich lokaal kunnen verplaatsen;

    • b.

      medemensen ontmoeten en sociale verbanden aangaan, over de korte afstand rondom de woning en verplaatsingen over de langere afstand indien de cliënt geen gebruik kan maken van het reguliere Openbaar Vervoer;

  • 4.

    Onder lokaal als bedoeld in dit artikel wordt 15 tot 20 kilometer rondom de woning verstaan, waarbij deelname aan het maatschappelijk verkeer mogelijk is met een omvang van 1.500 kilometer per jaar. Dit geldt ook voor individueel taxivervoer;

  • 5.

    Het gebruik van een eigen auto is algemeen gebruikelijk. Indien het gebruik van de eigen auto in het specifieke geval van de cliënt niet als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, bedraagt het pgb voor het gebruik van de eigen auto gelijk aan de belastingsvrije kilometervergoeding tot 1.500 kilometer per jaar;

  • 6.

    Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in de voorgaande leden van onderliggend artikel.

  • B.

    Wonen

Nadere Regels Artikel 8 Ondersteuning bij Wonen

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen gericht op ondersteuning bij het wonen in de vorm van:

    • a.

      woonvoorzieningen;

    • b.

      hulpmiddelen om zich in en om de woning te verplaatsen;

  • 2.

    Woonvoorzieningen worden slechts geboden indien deze zijn gericht op het kunnen gebruiken van de noodzakelijke gebruiksruimte(n) in verband met het normale gebruik van de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben;

  • 3.

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een woonvoorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toe- en doorgankelijkheid en bruikbaarheid van de woning;

  • 4.

    Maatwerkvoorzieningen voor het zich verplaatsen in en om de woning worden slechts geboden indien deze zijn gericht om de cliënt in staat te stellen de noodzakelijke gebruiksruimten te bereiken ten behoeve van het normale gebruik van de woning;

  • 5.

    Van de cliënt kan worden gevergd dat de woning zodanig wordt ingericht of heringericht zodat wordt voorkomen dat een woningaanpassing moet worden verleend (vergelijk CRVB:2011:BQ8290 en CRVB:2016:429);

  • 6.

    Het college kan een woonvoorziening verlenen gericht op het bezoekbaar maken van een woning in de gemeente Gooise Meren, indien de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in een instelling in onze gemeente of daar buiten als bedoeld in de Wet langdurige zorg en er nog geen andere woning in de gemeente Gooise Meren bezoekbaar is of zal worden gemaakt;

  • 7.

    Onder het bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan het bereikbaar maken van de woonruimte, de woonkamer en het toilet.

Nadere regels Artikel 8 Criterium primaat van verhuizen

  • 1.

    Indien de cliënt die is aangewezen op een woningaanpassing of een woonvoorziening kan verhuizen naar een passende of een goedkoper aanpasbare woning in Gooise Meren of in de nabijheid van Gooise Meren liggende gemeenten, beoordeelt het college eerst deze mogelijkheid.

  • 2.

    Het college kan een verhuisvergoeding toekennen. De kosten die daarvoor in aanmerking komen zijn de aantoonbare kosten van de verhuizing zelf en de aantoonbare noodzakelijke kosten die gemaakt moeten worden om de nieuwe woning in te richten. Tot een bedrag van maximaal € 3.500,- kan vergoeding plaatsvinden via een tegemoetkoming, waarvoor geen eigen bijdrage is verschuldigd. Zijn de aantoonbare noodzakelijke kosten van verhuizing en herinrichting hoger dan € 3.500,-, dan kan, om toch maatwerk te kunnen leveren, voor het meerdere een Pgb worden verstrekt. Voor het Pgb is de inwoner een eigen bijdrage verschuldigd;

  • 3.

    De cliënt kan voor een maatwerkvoorziening als bedoeld in het eerste lid in aanmerking komen voor zover blijkt dat verhuizen als bedoeld in het vorige lid niet binnen een medisch aanvaardbare termijn mogelijk is.

Nadere regels Artikel 8 Bijzondere woonvoorzieningen en bepalingen

  • 1.

    Een vergoeding voor tijdelijke huisvesting of dubbele woonlasten bedraagt maximaal de werkelijk gemaakte kosten, met als maximum de maximale huurgrens als genoemd in artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag;

  • 2.

    Er geldt een antispeculatie-bepaling bij toekenning aanpassing woning in eigendom met een aan- of uitbouw of verbouwing: de eigenaar is verplicht een percentage van de meerwaarde van de aan- of uitbouw of verbouwing aan de gemeente terug te betalen bij verkoop van de woning. Hiervoor is de volgende tabel van toepassing:

  • Percentage tabel:

    Voor het 1e jaar, 100 % van de meerwaarde

    Voor het 2e jaar, 90 % van de meerwaarde

    Voor het 3e jaar, 80 % van de meerwaarde

    Voor het 4e jaar, 70 % van de meerwaarde

    Voor het 5e jaar, 60 % van de meerwaarde

    Voor het 6e jaar, 50 % van de meerwaarde

    Voor het 7e jaar, 40 % van de meerwaarde

    Voor het 8e jaar, 30 % van de meerwaarde

    Voor het 9e jaar, 20 % van de meerwaarde

    Voor het 10e jaar, 10 % van de meerwaarde

  • 3.

    Er volgt alleen voorziening of pgb voor aanpassing van een woonschip of woonwagen als:

    • a.

      de technische levensduur nog minimaal 5 jaar is;

    • b.

      de lig/standplaats niet binnen 5 jaar voor opheffing in aanmerking komt;

    • c.

      indien er sprake is van een adres als vermeld in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens.

  • 4.

    een voorziening of pgb voor een woningsanering alleen toegekend als dit noodzakelijk is als gevolg van COPD of allergieën en er sprake is van onverwachte kosten. Woningsanering is mogelijk met een medische diagnose. Er is daarbij een vergoeding mogelijk voor vervanging van gordijnen en vloerbedekking volgens onderstaand percentage tabel:

    Nieuwer dan 2 jaar 100 %

    Nieuwer dan 4 jaar 75 %

    Nieuwer dan 6 jaar 50 %

    Nieuwer dan 8 jaar 25 %

    Ouder dan 8 jaar geen vergoeding

  • 5.

    Een voorziening of pgb voor een uitraaskamer kan worden toegekend met als doel de mogelijkheid om tot rust te komen door afzondering. Daarvoor is onafhankelijk medisch advies vooraf noodzakelijk. Voorliggend is de Safespace (veiligbed.nl).

  • C.

    Maatwerkvoorzieningen Ondersteuning bij huishoudelijke taken (Schoon Huis: Hulp bij het huishouden)

Nadere regels Artikel 8 Huishoudelijke taken

  • 1.

    Gemeentelijke ondersteuning bij het voeren van een huishouden neemt de verantwoordelijkheid van de cliënt niet over, maar helpt de cliënt om het resultaat te behalen. Het resultaat dat behaald dient te worden is een schoon en leefbaar huis. Als ondersteuning bij het huishouden noodzakelijk blijkt, wordt een maatwerkvoorziening toegekend.

  • 2.

    Het college past de tarieven toe die het verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders zoals deze zijn vastgesteld door de Regio Gooi- en Vechtstreek. Zie site www.regiogv.nl.

Zie bijlage 1 voor het Normenkader Huishoudelijke Hulp.

  • D.

    Maatwerkvoorzieningen Maatschappelijke ondersteuning : Begeleiding

Nadere regels Artikel 8 Dagactiviteit en begeleiding

  • 1.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van dagactiviteit welke gericht is op:

    • a.

      het bieden van arbeidsmatige ondersteuning aan cliënten die (nog) niet over arbeidsvermogen beschikken;

    • b.

      op het aanbrengen van structuur in het Algemeen Dagelijks Leven (ADL);

    • c.

      bevorderen van sociale participatie;

    • d.

      het ontlasten van de mantelzorger.

  • 2.

    Onder dagactiviteit valt tevens het noodzakelijke vervoer inclusief de eventuele begeleiding zodat de cliënt gebruik kan maken van de dagactiviteit. Dit vervoer wordt in ieder geval noodzakelijk geacht indien:

    • a.

      de cliënt niet in staat is zelfstandig lopend, al dan niet met een algemeen gebruikelijk loophulpmiddel, de dagbesteding te bereiken of zelfstandig met een algemeen gebruikelijk vervoermiddel te reizen;

    • b.

      de cliënt niet met beschikbare hulp van personen uit diens sociale netwerk of vrijwilligers kan reizen of op een andere manier door hen kan worden begeleid.

  • 3.

    Het college kan een maatwerkvoorziening verlenen in de vorm van begeleiding welke gericht is op:

    • a.

      het verrichten van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen;

    • b.

      het voeren van een gestructureerd huishouden;

    • c.

      participatie.

  • 4.

    Het college past voor dagbesteding en begeleiding de tarieven die het verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders toe zoals deze zijn vastgesteld door de Regio Gooi- en Vechtstreek.

Nadere regels Artikel 8 Kortdurend verblijf (Respijtverblijf in een instelling)

  • 1.

    De cliënt kan in aanmerking komen voor respijtverblijf in een instelling indien:

    dit noodzakelijk is om de mantelzorger (preventief) te ontlasten; en

    • b.

      de cliënt in dat geval aangewezen is op ondersteuning welke gepaard gaat met het overnemen van (permanent) toezicht dan wel 24 uurs ondersteuning in de nabijheid, niet zijnde het bieden van geneeskundige zorg; en

    • c.

      dagactiviteit en/of begeleiding al dan niet aangevuld met (ambulante) geneeskundige zorg als bedoeld in de Zorgverzekeringswet niet als passende bijdrage kan worden aangemerkt.

  • 2.

    Per jaar worden maximaal 36 etmalen verblijf toegewezen. Op basis hiervan kan een cliënt 3 etmalen (een lang weekend) per maand verblijf afnemen. De etmalen kunnen eventueel opgespaard worden voor een aaneengesloten periode per kalenderjaar. Hierbij valt te denken aan vakantie van de mantelzorger(s) of tijdelijke uitval van de mantelzorger(s) vanwege ziekte. In uitzonderingssituaties kunnen meer etmalen worden toegewezen. Wanneer er sprake is van een langdurige behoefte aan verblijf voor het grootste deel van de week (meer dan 3 dagen per week), is de Wet langdurige zorg (Wlz) voorliggend.

  • 3.

    Het college past de tarieven die het verschuldigd is aan de (gecontracteerde) aanbieders toe zoals deze zijn vastgesteld door de Regio Gooi- en Vechtstreek. Zie site www.regiogv.nl.

  • E.

    Maatwerkvoorzieningen Opvang voor dak- en thuislozen of na huiselijk geweld (24 uursopvang)

Geen Nadere regels.

  • F.

    Maatwerkvoorzieningen Beschermd wonen

Geen Nadere regels. De uitvoering ligt bij de centrumgemeente Hilversum.

Bij Artikel 9. Weigeringsgronden

Nadere regels Weigering Pgb: zie artikel 18.

Bij Artikel 10. Inhoud beschikking

Nadere regels Kwaliteitseisen Pgb: zie Verordening artikel 11 lid 5.

Bij Artikel 11. Regels voor het persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    Verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (hierna: pgb) vindt, op grond van artikel 11 van de verordening, plaats op verzoek van cliënt;

  • 2.

    Bevoorschotting vindt plaats conform de regels van de SVB;

  • 3.

    Wanneer cliënt ondersteund wordt via een pgb voor diensten op grond van de Wmo 2015 gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het pgb wordt uitsluitend gebruikt voor het betrekken van ondersteuning ten behoeve van het in de beschikking vastgelegd resultaat;

    • b.

      Indien cliënt zorg inkoopt bij derden, is de cliënt verplicht een zorgovereenkomst af te sluiten met de zorgverlener(s);

    • c.

      Het is de cliënt niet toegestaan bemiddelingskosten of administratiekosten te betalen vanuit het pgb;

    • d.

      Het is de cliënt niet toegestaan de zorgverlener een eenmalige uitkering te verstrekken vanuit het pgb;

    • e.

      Het is de cliënt toegestaan een feestdagenvergoeding van maximaal € 200,- te betalen vanuit het pgb;

    • f.

      Indien het pgb aan het einde van het jaar niet geheel is besteed, kan de cliënt aanspraak maken op een vrij besteedbaar bedrag van maximaal € 100,-;

    • g.

      In geval van overlijden van de cliënt mag vanuit het PGB maximaal 1 maandloon worden uitgekeerd;

  • 4.

    Voor de cliënt geldt de verplichting om een Uitvoeringsplan pgb op te stellen. Het college kan een format voor dit uitvoeringsplan vaststellen;

  • 5.

    De cliënt sluit een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af voor schade die door het gebruik van de voorziening niet zijnde een dienstverlening, aan derden kan ontstaan;

  • 6.

    De budgethouder is verplicht om gebruik te maken van de op zijn situatie van toepassing zijnde modelovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank.

Bij Artikel 11 Regels Persoonsgebonden budget Beschermd wonen

  • 1.

    Het pgb beschermd wonen is een afspiegeling van de zorg in natura (ZIN) beschermd wonen pakketten. Dit betekent:

    • a.

      Een pgb beschermd wonen wordt alleen afgegeven als er sprake is van een wooninitiatief. Cliënten die niet in een wooninitiatief wonen vallen niet langer onder de centrumgemeente taak beschermd wonen. Zij kunnen wel aanspraak maken op andere maatwerkvoorzieningen, zoals begeleiding individueel en dagactiviteiten in hun woongemeente;

    • b.

      Binnen het pgb beschermd wonen worden geen aparte modules gehanteerd voor persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding individueel. Op basis van de behoefte aan deze onderdelen wordt het geschikte BW pakket gekozen. Elk pakket verschilt immers in intensiteit en focus op begeleiding of verzorging en verpleging.

Bij Artikel 12. Opschorting betaling uit het pgb

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 13. Controle

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 14 Regels voor bijdrage in de kosten van een algemene voorziening

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 15. Regels voor bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening of pgb’s

Criteria financiële tegemoetkoming:

  • 1.

    Het college kan een financiële maatwerkvoorziening verlenen die gericht is op een tegemoetkoming in de kosten die verband houden met:

    • a.

      de toepassing van het primaat van verhuizen als bedoeld in artikel 8 lid 8 en lid 9 van de verordening, of

    • b.

      het gebruik van een eigen auto voor deelname aan het maatschappelijk verkeer als bedoeld in artikel 8 lid 8 van de verordening;

    • c.

      andere maatregelen indien geen maatwerkvoorziening in natura verleend wordt of kan worden verleend en geen pgb wordt verstrekt;

  • 2.

    De financiële maatwerkvoorziening voor verhuiskosten en/of inrichtingskosten wordt niet eerder uitbetaald nadat de cliënt is verhuisd naar een door het college geschikt bevonden woning.

Bij Artikel 16. Nieuwe feiten en omstandigheden en heronderzoek

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 17. Heronderzoek, intrekking, herziening, beëindiging en terugvordering

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 18 Voorwaarden pgb

  • 1.

    Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, beoordeelt het college of wordt voldaan aan alle wettelijke voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb zoals omschreven in artikel 2.3.6 Wmo 2015.

  • 2.

    Het college beoordeelt of de cliënt, eventueel met behulp van zijn pgb-beheerder, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen en het uitvoeren van de aan een pgb verbonden taken. De cliënt dient in zijn pgb-plan ten minste aan te geven:

    • a.

      welke ondersteuning de cliënt nodig heeft;

    • b.

      wat de cliënt met het pgb wenst in te kopen;

    • c.

      waarom de cliënt de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

    • d.

      indien van toepassing: wie de cliënt heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

    • e.

      hoe de cliënt een keuze maakt voor een geschikte pgb-aanbieder;

    • f.

      op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • g.

      op welke wijze de cliënt de zorgverlener aanstuurt in de praktijk;

    • h.

      op welke wijze de zorg wordt gecontroleerd;

    • i.

      op welke wijze de cliënt een juiste administratie gaat bijhouden;

    • j.

      hoe hij omgaat met geconstateerde onjuistheden.

  • 3.

    Het college beoordeelt of de ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en dus veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is. De kwaliteit van de ondersteuning wordt getoetst door middel van het pgb-plan zoals omschreven in onderstaand lid 7. Daarnaast dient de uitvoerder van de ondersteuning te beschikken over een recente VOG (afgiftedatum ligt maximaal 3 maanden voor indiening pgb-plan).

    De budgethouder is verplicht om gebruik te maken van de op zijn situatie van toepassing zijnde modelovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank.

  • 4.

    De cliënt en/of pgb-beheerder is verplicht ten aanzien van het waarborgen van de kwaliteit van de ondersteuning een pgb-plan op te stellen. Het college kan een format voor dit pgb-plan vaststellen. In het pgb-plan staat in ieder geval omschreven:

    • a.

      welke zorgverlener de zorg gaat verlenen;

    • b.

      wie de directe zorgverlener(s) is;

    • c.

      wat de deskundigheid is van de directe zorgverlener(s);

    • d.

      wie de directe zorgverlener(s) kan vervangen bij afwezigheid;

    • e.

      welke doelen behaald moeten worden;

    • f.

      welke concrete acties ingezet worden om de gestelde doelen te bereiken;

    • g.

      waar en wanneer de ondersteuning gaat plaatsvinden.

  • 5.

    De kwaliteit van de met het pgb ingekochte professionele ondersteuning voldoet minimaal aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren, hierbij moeten pgb-aanbieders voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      ingeschreven staan in het handelsregister;

    • b.

      adequaat opgeleid personeel in dienst hebben;

    • c.

      een VOG van alle werknemers (en eventueel vrijwilligers) kunnen overleggen;

    • d.

      beschikken over een volledig geïntegreerd kwaliteitssysteem dat voldoet aan de landelijke eisen;

    • e.

      een verklaring betalingsgedrag belastingdienst kunnen tonen;

    • f.

      een afschrift van de meest recente jaarrekening - of in het geval van een ZZP’er een balans en een winst- en verliesrekening -kunnen tonen;

    • g.

      verzekerd zijn tegen beroeps- en/of bedrijfsaansprakelijkheid.

  • 6.

    Een pgb is alleen mogelijk indien naar het oordeel van het college wordt voldaan aan alle voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb en:

    • a.

      er geen weigeringsgrond van toepassing is zoals onder omschreven in onderstaande artikel 14 t/m 20;

    • b.

      in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen beoogde resultaat;

    • c.

      er op geen enkele manier druk is uitgeoefend om de dienstverlening, in welke vorm dan ook, van deze persoon of organisatie te betrekken.

  • 7.

    Het niet voldoen aan de kwaliteitseisen heeft tot gevolg dat het college de aanvraag van de cliënt voor ondersteuning in de vorm van een pgb afwijst. Het college kan de pgb-aanbieder een waarschuwing met een redelijke hersteltermijn geven, of de pgb-aanbieder niet (langer) accepteren in het kader van een pgb.

    Voorwaarden pgb voor ondersteuning door informele aanbieder

  • 8.

    Alvorens de cliënt een aanvraag doet voor een voorziening, wordt van hem verwacht dat hij eerst een beroep doet op zijn familie en vrienden. Er wordt geen pgb verstrekt waarvan het gebruikelijk is dat de activiteiten door het sociaal netwerk worden verricht, zoals:

    • a.

      (sociale) activiteiten ondernemen met de cliënt;

    • b.

      het doen van de boodschappen:

    • c.

      lichte huishoudelijke taken;

    • d.

      eenvoudige hulp bij de administratie;

    • e.

      het maken van afspraken en/of het meegaan naar afspraken met specialisten;

    • f.

      vervoer naar afspraken met specialisten.

  • 9.

    Een cliënt heeft de mogelijkheid om dienstverlening te betrekken van een persoon of organisatie behorende tot het sociale netwerk:

    • a.

      als de cliënt een gelijkwaardig of beter resultaat kan behalen als iemand uit het sociale netwerk de zorg verleent ten opzichte van een professionele aanbieder en;

    • b.

      als dit leidt tot volwaardige dienstverlening die passend is aan de hulpvraag van de cliënt.

  • Voorwaarden pgb-beheerder

  • 10.

    Het beheren van het pgb kan door zowel de cliënt als door een pgb-beheerder worden uitgevoerd. Indien de pgb-beheerder het pgb gaat beheren, dan zijn de regels over het pgb beheer waar cliënt wordt genoemd van overeenkomstige toepassing op de pgb-beheerder.

  • 11.

    Het college acht een persoon niet in staat de aan een pgb verbonden taken verantwoord te kunnen uitvoeren indien bij hem sprake is van een of meerdere van de volgende omstandigheden:

    • a.

      problematische schuldenproblematiek;

    • b.

      aangetoonde fraude begaan in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag;

    • c.

      ernstige verslavingsproblematiek;

    • d.

      een aanmerkelijke verstandelijke beperking;

    • e.

      een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

    • f.

      een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis;

    • g.

      het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift;

    • h.

      niet zelfstandig zorg kunnen dragen voor het opstellen van het pgb-plan;

    • i.

      signalen van overbelasting;

    • j.

      twijfels op overige gronden over de pgb-vaardigheid, zoals onder opgenomen in artikel 23.

  • 12.

    Onverlet het bepaalde in het vorige lid wordt een pgb-beheerder alleen geacht de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren indien:

    • a.

      hij eerste of tweedegraads bloed-of aanverwant is van de cliënt of tot het sociaal netwerk behoort;

    • b.

      hij door de rechtbank is aangesteld als mentor, curator of bewindvoerder;

    • c.

      hij niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht;

    • d.

      er geen sprake is van een (financiële) relatie tussen de pgb-beheerder en de pgb-aanbieder;

    • e.

      er geen sprake is van is van belangenverstrengeling tussen de pgb-beheerder en de pgb-aanbieder.

    • f.

      er sprake is van voldoende nabijheid in de vorm van fysieke aanwezigheid en tijd;

    • g.

      hij de belangen van de cliënt voldoende kan behartigen zoals boven is omschreven in artikel 5;

    • h.

      hij de aan een pgb verbonden taken kan uitvoeren zoals boven is omschreven in artikel 5.

  • 13.

    Een cliënt krijgt maximaal twee keer de mogelijkheid om een pgb-beheerder aan te dragen. Indien geen geschikte pgb-beheerder wordt aangedragen, zal de aanvraag voor ondersteuning in de vorm van een pgb worden afgewezen.

  • Pgb niet mogelijk

  • 14.

    Het college weigert een pgb te verstrekken als het college eerder een beslissing heeft herzien of ingetrokken omdat:

    • a.

      de cliënt of zijn pgb-beheerder onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt of zijn pgb-beheerder niet heeft voldaan aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden;

    • c.

      de cliënt of zijn pgb-beheerder het pgb niet of voor een ander doel heeft gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

  • 15.

    Het college verstrekt geen pgb als er:

    • a.

      sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, dat wil zeggen een (onvoorziene) situatie die geen uitstel vraagt.

    • b.

      als het een pgb behandeling binnen het informele netwerk van de cliënt in het kader van jeugdhulp betreft.

    • c.

      Er wordt geen PGB verstrekt als deze dient als inkomstenderving voor (boven)gebruikelijke hulp die geboden wordt binnen het eigen gezin.

  • 16.

    Het college verstrekt geen pgb voor vervoer als de cliënt in deze behoefte kan voorzien door gebruik te maken van het collectief vervoer.

  • 17.

    Het college verstrekt geen pgb voor zover deze is bedoeld voor bemiddelings- of administratiekosten of een combinatie hiervan, in verband met de aanvraag of uitvoering van het pgb, of een combinatie hiervan, al dan niet in combinatie met de kosten van de pgb-beheerder.

  • 18.

    Het college verstrekt geen pgb voor ondersteuning van een pgb-aanbieder die fraude heeft gepleegd.

  • 19.

    Het college verstrekt geen pgb voor ondersteuning van een zorgverlener indien er twijfels zijn over de integriteit van de zorgverlener, wat zich in ieder geval voordoet indien de zorgverlener:

    • a.

      betrokken is geweest bij strafbare feiten of overtredingen heeft begaan die de veiligheid en de kwaliteit van de ondersteuning in gevaar brengen;

    • b.

      verdacht is geweest van strafbare feiten dan wel daarvoor veroordeeld is geweest;

    • c.

      bestuursrechtelijke en/of fiscaalrechtelijke boetes opgelegd heeft gekregen;

    • d.

      bestuursrechtelijke handhavingsmaatregelen opgelegd heeft gekregen in de vorm van een last onder bestuursdwang en/of dwangsom;

    • e.

      er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de pgb-aanbieder en/of zijn directie en/of de aan hen gelieerde vennootschappen een zakelijk samenwerkingsverband onderhouden met derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden;

    • f.

      zich niet professioneel gedraagt. Hiervan is onder andere sprake indien de pgb-aanbieder zich intimiderend opstelt, geen voorbeeldfunctie toont of incidenten hebben plaatsgevonden binnen de uitvoering van zijn functie.

  • 20.

    Verstrekking in de vorm van persoonsgebonden budget vindt niet of niet langer plaats als:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de cliënt en/of zijn pgb-beheerder problemen zal hebben bij het omgaan met een pgb;

    • b.

      er sprake is van vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik van een pgb in het verleden;

    • c.

      er naar het oordeel van het college andere, zwaarwegende, bezwaren bestaan tegen de verstrekking.

Bij Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorzieningen door derden

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 20. Monitoring

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 21. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Het Protocol Calamiteiten en Geweldsincidenten bij Wmo-zorgaanbieders 2020-2021 is van toepassing (Regio Gooi en Vechtstreek), zie www.icgv.nl/sociaal-domein/toezicht-wmo/

Bij Artikel 22. Waardering mantelzorgers

De huidige Nadere regeling waardering mantelzorgers gemeente Gooise Meren 2016 zal worden herijkt en blijft tot die tijd van toepassing.

Bij Artikel 23. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 24. Betrekken van inwoners bij het beleid

  • 1.

    De visie en uitgangspunten van de Nota Burgerparticipatie in de gemeente Gooise Meren 2016 zijn van toepassing, als ook de Participatieleidraad Gooise Meren 2022;

  • 2.

    De advisering van formeel aangestelde adviesorganen aan het college verloopt conform het Convenant Adviestraject Adviesorganen (ondertekend op 12 september 2018).

Bij Artikel 25. Melding klachten

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 26. Hardheidsclausule

Geen Nadere regels.

Bij Artikel 27. Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

  • 1.

    Deze Nadere regels treden in werking gelijktijdig met de inwerkintreding van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Gooise Meren 2023.

  • 2.

    Het Besluit behorende bij de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2018 en het Besluit bij de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2019 en de bijhorende Nadere regels bij voornoemde beide Besluiten worden ingetrokken gelijktijdig met de inwerkintreding van de Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Gooise Meren 2023.

Bij Artikel 6.2 Citeertitel

Deze Nadere regels kunnen worden aangehaald als: “Nadere regels behorende bij de Verordening Wmo Gooise Meren 2023”.

Bijlage 1 Huishoudelijke Hulp bij Nadere regels Wmo 2022 gemeente Gooise Meren

Kader huishoudelijke hulp

Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). Hieronder valt ook de huishoudelijke hulp. Met het oog op de rechtszekerheid voor de inwoner is het van belang dat bij de indicaties voor huishoudelijke hulp gebruik wordt gemaakt van een objectief normenkader.

De gemeente Gooise Meren heeft gekozen voor het normenkader van HHM/KPMG, jaargang 2019. Hierbij is rekening gehouden met de volgende factoren:

  • het HHM/KPMG normenkader is gebaseerd op actueel onderzoek voor gemeentelijk Wmo-beleid inzake huishoudelijke hulp;

  • het normenkader van HHM/KPMG biedt duidelijke kaders met ruimte voor maatwerk;

  • het normenkader van HHM/KPMG is door de rechter getoetst en als rechtmatig beoordeeld;

  • binnen de regio Gooi en Vechtstreek wordt voor huishoudelijke hulp gebruik gemaakt van dezelfde aanbieders (centrale inkoop) en wordt het normenkader van HHM/KPMG ook al toegepast (uniformiteit).

Indiceren huishoudelijke hulp

1.1 Gestructureerd huishouden

Om zelfredzaam te kunnen zijn is het van belang dat de inwoner is staat is tot het voeren van een gestructureerd huishouden. Dit houdt in:

  • het schoon en op orde houden van het huishouden; en

  • het kunnen beschikken over schoon beddengoed, schone kleding en boodschappen.

1.1.1 Schoon huis

Bij het schoon houden van een huis gaat het om een naar algemene maatstaven aanvaardbare hygiënestandaard voor bewoning. Het is van belang dat het huis niet vervuilt en voldoende frequent wordt schoongemaakt. De inwoner moet gebruik kunnen maken van de volgende vertrekken:

  • woonkamer;

  • als slaapkamer in gebruik zijnde ruimte(s);

  • keuken;

  • sanitaire ruimte(s); en

  • gang/trap.

Buitenruimten vallen er dus niet onder. Een schoon huis betekent niet dat alle vertrekken wekelijks (volledig) schoongemaakt moeten worden (stof afnemen, ramen zemen). Wanneer er een indicatie voor huishoudelijke hulp wordt afgegeven, is het vervolgens aan de inwoner om samen met de huishoudelijke hulp afspraken te maken over wat wanneer gedaan wordt.

De maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp ziet op structurele ondersteuning bij het schoonhouden van de woning. Dit is de hoofdregel. In geval van een noodsituatie kan een uitzondering worden gemaakt op de hoofdregel. Denk bijvoorbeeld aan ontslag uit een ziekenhuis en de inwoner niet beschikt over een netwerk. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de mate waarin de huishoudelijke hulp al dat niet uitstelbaar is. Niet-uitstelbare taken zijn het nuttigen van de maaltijd en de verzorging van kinderen. Wel uitstelbare taken zijn stofzuigen, reinigen van sanitair en keuken, alsmede het verschonen van bedden.

1.1.2 Taakvelden

Huishoudelijke hulp is onder te verdelen in verschillende taakvelden. De gemeente maakt onderscheid tussen :

  • Uitvoerende schoonmaakwerkzaamheden (o.a. stofzuigen, dweilen, stof afnemen, ramen zemen);

  • Wasverzorging;

  • Boodschappen;.

  • Maaltijden (voor)bereiden en/of opwarmen (indien er geen voorliggende oplossingen zijn);

  • Organisatie van het huishouden (structuur aanbrengen)

  • Advies en instructie over het voeren van een huishouden (aanleren van vaardigheden)

  • Helpen bij en toezien op verzorging van kinderen.

Bepaalde onderdelen van huishoudelijke hulp (zoals maaltijdverzorging of organisatie van het huishouden) worden mogelijk al uitgevoerd via bijvoorbeeld de wijkzorg. Bij het indiceren wordt hier rekening mee gehouden. Ook vindt integrale indicering plaats als sprake is van persoonlijke verzorging of begeleiding.

2.1 Eigen mogelijkheden

De gemeente neemt niet automatisch taken en verantwoordelijkheden van de inwoner over. De maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp is pas aan de orde, wanneer eigen mogelijkheden van de inwoner of voorliggende voorzieningen ontbreken dan wel niet toereikend zijn. Het gaat bij eigen mogelijkheden om eigen kracht, gebruikelijke hulp, sociaal netwerk en algemeen gebruikelijke voorzieningen.

2.1.1 Eigen kracht

De inwoner verricht zelf de huishoudelijk taken binnen de mogelijkheden die hij/zij heeft. Dit kunnen ook deeltaken zijn. Tevens kan worden onderzocht of de huishoudelijke taken anders ingericht of uitgevoerd kunnen worden. Voorbeelden zijn: plaatsing van de wasmachine op een geschiktere plaats of de beschikbaarheid van een extra stofzuiger op de bovenverdieping. Hiermee wordt rekening gehouden bij het indiceren van de benodigde ondersteuning vanuit de Wmo 2015.

Als de inwoner al gewend was om voor eigen rekening een schoonmaakhulp in te huren, dan is het enkele feit dat er zich beperkingen voordoen geen reden om een beroep te doen op gemeentelijke ondersteuning. Wel moet in het onderzoek worden meegewogen of er sprake is van gewijzigde omstandigheden. Gewijzigde omstandigheden kunnen zijn het wegvallen van financiële mogelijkheden van de inwoner of een toename van de benodigde ondersteuning van de inwoner. In het laatste geval komt alleen de extra ondersteuning in aanmerking voor compensatie op grond van de Wmo 2015.

Wanneer de inwoner feitelijk geen beperkingen heeft om huishoudelijke taken te verrichten, maar de vaardigheden mist om de huishouding te doen, bijvoorbeeld omdat zijn/haar partner dat altijd deed, dan kan de inwoner vanuit de Wmo 2015 gedurende korte tijd begeleiding en advies krijgen om de vaardigheden aan te leren. Een en ander voor zover de inwoner niet beschikt over een netwerk om hem/haar te ondersteunen.

2.1.2 Gebruikelijke hulp

In geval de inwoner huisgenoten heeft, worden zij geacht huishoudelijke taken over te nemen voor zover dit redelijkerwijs van hen kan worden verwacht. Deze verplichting geldt in de regel voor alle huisgenoten van 18 jaar en ouder. De leefeenheid is namelijk in gezamenlijkheid verantwoordelijk voor het huishoudelijk werk. In de meeste gevallen zal het om gezinsleden van de inwoner gaan. Echter, ook in geval van bijvoorbeeld kamerhuur kan van de betreffende medebewoner een bijdrage worden verlangd waar het gaat om het schoonhouden van gemeenschappelijke ruimten.

Afhankelijk van de leeftijd en belastbaarheid wordt ook van de inwonende minderjarige kinderen een bijdrage in de huishouding verwacht. Algemene uitgangspunten (ontleend aan Richtlijn Hulp bij het Huishouden 2011 van de MO Zaak, voormalig onderdeel van CIZ):

  • Kinderen tot 5 jaar leveren geen (wezenlijke) bijdrage aan het huishouden;

  • Kinderen tussen 5-12 jaar worden naar hun eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden zoals: opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, boodschap doen, kleding in de wasmand gooien;

  • Kinderen van 13 tot en met 17 jaar kunnen naast bovengenoemde taken ten minste ook hun eigen kamer op orde houden (rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen).

2.1.3 Sociaal netwerk

Familieleden, vrienden en/of buurgenoten maken deel uit van het sociaal netwerk van de inwoner. Veelal zal hi/zij op hen ook een beroep kunnen doen. Voorbeelden hiervan zijn:

  • (ondersteuning bij) boodschappen doen;

  • afval verwijderen;

  • terbeschikkingstelling van praktische gebruiksmiddelen, zoals een robotstofzuiger.

2.1.4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Voor sommige taken of voorzieningen geldt dat deze niet zozeer te maken hebben met de beperkingen van de inwoner, maar min of meer van toepassing zijn op elk huishouden. Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn:

  • schoonmaakmiddelen;

  • hulpmiddelen bij huishoudelijke taken, zoals een vaatwasser, magnetron, stofzuiger, huishoudtrap;

  • boodschappendienst (voor zover feitelijk voorhanden);

  • maaltijdenservicedienst (voor zover feitelijk voorhanden).

3.1 Normenkader HHM/KPMG

De gemeente Gooise Meren hanteert het normenkader van HHM/KPMG. Het gaat om een richtlijn voor het indiceren van huishoudelijke hulp. De te indiceren tijd voor huishoudelijke hulp wordt uitgedrukt in minuten per week. Afhankelijk van de benodigde ondersteuning bestaat de mogelijkheid om de huishoudelijke hulp niet wekelijks maar tweewekelijks in zetten, wanneer dit in de betreffende situatie efficiënter en/of effectiever is.

De basisnorm voor de uitvoerende schoonmaakwerkzaamheden (huishouden met 1 of 2 volwassenen zonder thuiswonende kinderen) bedraagt 125 minuten per week. Mocht de inwoner deels zelf de werkzaamheden kunnen (laten) uitvoeren, dan wordt hier rekening mee gehouden (tijdsvermindering). Er kan meer tijd worden geïndiceerd naar gelang de situatie van de inwoner hierom vraagt. Te denken valt aan:

  • een medische aandoening van de inwoner die vraagt om intensievere en/of frequentere schoonmaakwerkzaamheden;

  • de samenstelling van het gezin, zoals de aanwezigheid van minderjarige kinderen;

  • de aard van de woning (al leidt een grote woning niet automatisch tot een ruimere indicatie);

  • de aanwezigheid van huisdieren (voor zover er sprake is van extra vervuiling en afhankelijk van de persoonlijke omstandigheden van de inwoner. Gaat niet om dierverzorging).

Naast schoonmaakwerkzaamheden kan extra tijd worden geïndiceerd voor bewassing, voeding en maaltijden, alsmede organisatie van en instructie ten behoeve van het huishouden. Het normenkader biedt hiervoor richttijden. Voor een totaaloverzicht wordt verwezen naar onderstaande tabel 1. Toepassing van het normenkader levert op deze manier een indicatie op die is afgestemd op de situatie van het huishouden.

De periode van 3 maanden na de start van de huishoudelijke hulp geldt als een “proefperiode”. Weliswaar is het indicatiebesluit van het college gebaseerd op een zorgvuldig onderzoek, maar in de praktijk kan toch blijken dat de indicatie niet passend is. Waar nodig volgt, op basis van bijvoorbeeld een aanwijzing van de zorgorganisatie of inwoner, een herindicatiebesluit. Ook is het mogelijk om gedurende korte tijd extra ondersteuning in te zetten, indien er sprake is van achterstallig werk.

In het indicatiebesluit wordt de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp bepaald. Deze zal niet altijd volledig worden benut. De inwoner kan tijdelijk afwezig zijn in verband met een vakantie of een noodzakelijk verblijf elders. De tijd dat geen huishoudelijke hulp wordt verricht, wordt niet op een later moment alsnog ingehaald. In geval van zorg in natura dient de aanbieder wel te zorgen voor vervanging van de (vaste) hulpkracht, als het gaat om niet of niet langer uitstelbare ondersteuning.

Het normenkader HHM/KPMG kent geen nadere tijdsaanduiding met betrekking tot de verzorging van kinderen. Hiervoor hanteert Gooise Meren de volgende tabel met richttijden (Richtlijn Hulp bij het Huishouden 2011 van de MO Zaak):

Verzorging en/of tijdelijke opvang van kinderen

Naar bed brengen / uit bed halen 10 minuten per keer per kind

Wassen en kleden 30 minuten per dag per kind

Eten en/of drinken geven 20 minuten per broodmaaltijd

25 minuten per warme maaltijd

Babyvoeding: flesje / borstvoeding 20 minuten per keer per kind

Luier verschonen 10 minuten per keer per kind

Naar school / crèche brengen / halen 15 minuten per keer per gezin

Factoren meer hulp

Indien opvang noodzakelijk is Tot 40 uur per week

Bijzonderheden

Maximale duur voor tijdelijke opvang is 3 maanden. Zorgverlof, kinderopvang etc. is voorliggend. In bijzondere situaties is verlenging mogelijk.

Invoering beleidsregels huishoudelijke hulp

Het betreffende normenkader geldt voor alle indicaties vanaf de ingangsdatum van de Nadere Regels 2023 gemeente Gooise Meren.

TABEL 1

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Regeling pauze in heffen eigen bijdrage

Aanleiding:

De Uitvoeringsdienst (USD) krijgt sinds het uitbreken van Covid-19 vragen van cliënten (en zorgaanbieders) over de Eigen Bijdrage (EB) oftewel het abonnementstarief. Het gaat om gevallen dat de gemeente indicaties voor Wmo-maatwerk heeft afgegeven maar dat er vanwege diverse redenen, voor een bepaalde periode géén hulp- en ondersteuning afgenomen wordt. Sommige cliënten willen daarom voor deze periode géén EB betalen.

De USD heeft behoefte aan een interne beleidslijn over deze gevallen. Het huidige Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voorziet daar namelijk niet in. Er is ooit eenmalig door het rijk bepaald dat cliënten vanwege corona voor de maanden april en mei in 2020 geen EB hoefden te betalen. Sindsdien zijn er cliënten die ook daarna geen EB voor niet geleverde zorg willen betalen (ook los van corona). Om duidelijkheid te geven aan deze cliënten wordt het college van Gooise Meren gevraagd in de te stemmen met de onderstaande beleidslijn. Daarmee heeft de USD een handelingsperspectief.

Vooraf:

Het abonnementstarief is een vast tarief per huishouden van € 19,- per kalendermaand, ongeacht de duur, omvang en zwaarte van de hulp- en ondersteuning vanuit geïndiceerd Wmo-maatwerk. Dit is te vergelijken met het afnemen van een abonnement voor een internetprovider, ook als je het een maand niet gebruikt, betaal je toch die maand door.

Vrijstelling:

De eigen bijdrage wordt per kalendermaand berekend. Er kan dan ook uitsluitend voor gehele kalendermaanden een vrijstelling voor het betalen van de eigen bijdrage gegeven worden. Uitsluitend wanneer iemand buiten eigen schuld of door omstandigheden een periode geen hulp/ondersteuning geboden krijgt, moet er vrijgesteld worden.

Beleidslijn vrijstelling EB, in aanvulling op het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 in art. 3.8 :

  • 1.

    Géén EB voor geïndiceerd maatwerk Wmo wordt geheven indien :

    • De cliënt uit angst voor besmetting met corona minimaal 6 weken aaneengesloten, waarvan 1 gehele kalendermaand geen hulp of ondersteuning afneemt.

    • De cliënt vanwege ziekte voor de duur van minimaal 6 weken aaneengesloten, waarvan gehele kalendermaand geen hulp of ondersteuning afneemt.

    • De cliënt tijdens of na ontslag uit het ziekenhuis en/of vanwege revalidatie 6 weken aaneengesloten, waarvan 1 gehele kalendermaand geen hulp of ondersteuning afneemt.

  • 2.

    De ingangsdatum van het niet heffen van de EB geldt voor een hele kalendermaand en gaat in op de 1e dag van de eerstvolgende kalendermaand. Wanneer voor een deel van de maand een voorziening is gebruikt, dan betaalt de cliënt die maand nog het abonnementstarief.

    Voorbeeld: Als de consulent op 14 mei bepaalt dat er geen eigen bijdrage betaald hoeft te worden, omdat cliënt per 15 mei voor een periode van 2 maanden opgenomen wordt ter revalidatie, dan is de ingangsdatum van het niet heffen van de eigen bijdrage 1 juni.

  • 3.

    De consulenten melden pauzes in het betalen van de EB in DLP. Er wordt op het moment nog onderzocht of hiervoor een aparte functionaliteit kan worden ingebouwd.

  • 4.

    Het bovenstaande geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 maart 2020 (begin coronatijd). Cliënten die sinds 1 maart 2020 redenen aangaven zoals genoemd onder 1 hoeven tijdelijk geen EB te betalen.

  • 5.

    De pauzeperiode dat de cliënt geen EB betaalt duurt in principe niet langer dan 6 maanden . Na een stop van langer dan 6 maanden zal een nieuw onderzoek plaatsvinden naar de noodzaak van de inzet van hulp/ondersteuning.

  • 6.

    De USD spreekt met zorgaanbieders van maatwerk Wmo af dat indien deze zorgaanbieders met de cliënt afspreken dat zij tijdelijk geen hulp of ondersteuning leveren vanwege de redenen zoals genoemd onder 1, dat deze zorgaanbieders dat vooraf doorgeven aan de betreffende consulent van de USD. Dat geldt ook indien de hulp of ondersteuning na de pauze weer start.

3 Toelichting per artikel

Bij Artikel 1. Definities

Geen toelichting.

Bij Artikel 1b. Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

Geen toelichting.

Bij Artikel 2. Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

Geen toelichting.

Bij Artikel 3. Clientondersteuning

Geen toelichting.

Bij Artikel 4. Het onderzoek

Geen toelichting.

Bij Artikel 5. Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren

Geen toelichting.

Bij Artikel 6. Onderzoeksverslag

Geen toelichting.

Bij Artikel 7. Aanvraag

Geen toelichting.

Bij Artikel 8 Criteria voor een maatwerkvoorziening

Lid 8 Beschikbare Maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Maatwerkvoorzieningen Vervoer en Mobiliteit

Toelichting over de Wmo-taxi:

De maximale reisafstand is 25 kilometer per rit. Boven de 25 kilometer kan een inwoner met Valys reizen. Deze grens zorgt er dus niet voor dat bepaalde reizen niet meer mogelijk zijn.

Toelichting over mobiliteitshulpmiddelen:

Voor de categorieën zie Handboek Hulpmiddelen van Inkoop en Contractbeheer Gooi en Vechtstreek (dossier BS017/kenmerk 22.0001658), versie 2022-001.

Auto-aanpassing

Er wordt geen auto-aanpassing verstrekt als deze algemeen gebruikelijk is. Een aantal voorbeelden van algemeen gebruikelijke auto-aanpassingen zijn:

  • Standkachel;

  • automatische transmissie;

  • elektrisch bedienbare ramen;

  • kosten van een APK-keuring;

  • een derde of vijfde deur en warmtewerend glas;

  • cruise control.

Incidenteel rolstoelgebruik

Een rolstoel voor incidenteel gebruik (ook wel transportrolstoel genoemd) is niet voor dagelijks zittend gebruik noodzakelijk. Doorgaans wordt deze gebruikt als men zich elders moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan, zoals tijdens een uitstapje. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots op grond van de Zvw of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen, in het winkelcentrum, bij ziekenhuizen en dergelijke.

Uitzondering transportrolstoel

Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan een zogeheten transportrolstoel worden verleend. Dat is het geval indien een cliënt zich in en om de woning (beperkt) lopend kan verplaatsen, maar zich niet lopend kan verplaatsen over de korte vervoersafstanden. Dat wil zeggen dat er sprake is van een verminderde mobiliteit of uithoudingsvermogen waardoor de loopafstand zeer beperkt is. De cliënt is aangewezen op een transportrolstoel om van A naar B te komen. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat iemand structureel niet in staat is om hele korte afstanden zelfstandig - al dan niet met een loophulpmiddel - af te leggen. In dat geval zijn de bovengenoemde mogelijkheden (rolstoelpool, uitleen) niet van toepassing. Deze rolstoel kan worden meegenomen in het collectief vervoer of in de eigen auto. In de praktijk zal dit echter niet vaak voorkomen.

Stalling vervoersvoorzieningen

Het stallen van vervoersvoorzieningen, zoals een scootmobiel dient op een adequate wijze te geschieden. Het college onderzoekt of de cliënt zelf mogelijkheden heeft om hier zorg voor te dragen, door bijvoorbeeld herinrichten of opruimen van de beoogde (stallings)ruimte. Dit behoort tot de eigen verantwoordelijkheid. Heeft de cliënt geen mogelijkheden tot het stallen van de vervoersmiddel, dan valt het realiseren daarvan onder de ondersteuningsplicht van het college. De minimale eis hierbij is dat de elektrische vervoersvoorziening tegen weersomstandigheden beschermd is.

Zie voor de collectieve regeling in Gooise Meren: ‘Regeling collectieve WMO aanvraag voor een eenmalige bijdrage in de kosten voor het creëren van toegankelijke scootmobielstallingen bij bestaande wooncomplexen voor ouderen en woonzorgcomplexen 2022-2029’.

  • 2.

    Maatwerkvoorzieningen Wonen

Toelichting bij Wonen

Gebruiksruimtes

Noodzakelijke gebruiksruimten zijn de ruimtes waarop de cliënt is aangewezen voor:

  • het kunnen verrichten van de elementaire woonfuncties (eten, slapen, lichaamsreiniging, koken);

  • het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden;

  • horizontale en verticale verplaatsingen in en om de woning waaronder ook de toegang tot de woning.

Onder niet-noodzakelijke gebruiksruimten worden in principe verstaan: kelder, berging, zolder, garage, logeerkamer en hobbyruimte, voor zover er in deze ruimtes geen elementaire woonfuncties worden verricht.

Uitraaskamer

  • a.

    Productbeschrijving

    Ruimte waarin een persoon met beperkingen die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen. De volgende woonruimteaanpassingen zijn mogelijk: het verwijderen van gevaarlijke onderdelen uit de slaapkamer van de persoon met beperkingen zoals het omhoog brengen van een radiator en het aanbrengen van veiligheidsglas maar ook het omheinen van de tuin en het afsluitbaar maken van andere (slaap)kamers zodat deze niet ongewenst betreden kunnen worden. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling de woning te veranderen in een privékliniek.

  • b.

    Voorwaarden voor verstrekking In het algemeen komen woonruimteaanpassingen alleen voor vergoeding in aanmerking als er sprake is van het wegnemen of aanzienlijk doen verminderen van aantoonbare beperkingen bij het normale gebruik van de woning. Voor een beperkte groep kinderen geldt hierop een uitzondering. Het gaat om kinderen met onbeheersbaar en oncontroleerbaar gedrag waarbij normale oppas- en zorgmaatregelen die je van ouders mag verwachten niet voldoende bescherming bieden. Therapeutische behandeling biedt daarbij geen soelaas. Het is dan noodzakelijk een aantal aanpassingen te verrichten in de sfeer van veiligheid die de bruikbaarheid van de woning vergroten. Zonder aanpassingen is het onmogelijk deze kinderen (langer) thuis te laten wonen.

    De uitraasruimte is niet bedoeld om overlast voor huisgenoten en omwonenden te beperken.

Verhuizen

Bij het bieden van een maatwerkvoorziening bij een probleem bij het normale gebruik van de woning, wordt onder meer gekeken naar de mogelijkheid om te verhuizen naar een meer geschikte of een goedkope geschikt te maken woning. Wanneer er veel kosten zijn gemoeid met het aanpassen van een woning, kan verhuizen de goedkoopst passende oplossing zijn. Het is daarbij van belang dat er een reële inschatting wordt gemaakt van de kosten van de aanpassing. Het bieden van een maatwerkvoorziening in de vorm van verhuiskostenvergoeding is een ingrijpend besluit. Hoewel niemand gedwongen kan worden tot verhuizen, kan een woningaanpassing worden geweigerd omdat verhuizing ook een passende en goedkopere oplossing is. Hierbij is een uiterst zorgvuldige afweging en motivatie van groot belang.

Verhuiskosten

Een verhuiskostenvergoeding kan worden toegekend indien de cliënt vanwege problemen met het normale gebruik van de woning gaat verhuizen naar een adequate woning; of een woonvoorziening aanvraagt, maar na onderzoek blijkt dat verhuizing de goedkoopst adequate oplossing is voor het woonprobleem. Uitgegaan wordt van “de goedkoopst-adequate voorziening”. Om laatstgenoemde vast te kunnen stellen, wordt de Nibud Prijzengids gehanteerd.

De verhuiskostenvergoeding wordt uitbetaald na inlevering van nota’s. Alleen kosten die direct betrekking hebben op de verhuizing komen in aanmerking voor vergoeding. Dit zijn:

  • kosten van huur voor een verhuisauto;

  • verf, behang, vloerbedekking en raambekleding;

  • eventuele kleine woonaanpassingen;

  • oversluitkosten voor telefoon en nutsvoorzieningen.

Kosten voor aanschaf van inrichtingselementen, zoals meubels, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Een tegemoetkoming in de kosten van verhuizing is bedoeld als goedkoopst-adequaat alternatief voor een dure woningaanpassing in gevallen waarin die verhuizing niet algemeen gebruikelijk is, gelet op leeftijd, gezins- of woonsituatie. Voorspelbare verhuizingen van senioren (levensloop) zijn in beginsel algemeen gebruikelijk. Voor verhuizingen naar Wlz-instellingen of andere zorginstellingen wordt geen tegemoetkoming verstrekt, evenmin voor verhuizingen naar woningen die niet geschikt of bestemd zijn voor permanente bewoning.

Een verhuiskostenvergoeding kan worden verstrekt wanneer er sprake is van ondervonden belemmeringen bij het normale gebruik van de woning die door middel van een verhuizing op de goedkoopst-adequate wijze kunnen worden opgelost. Als het gaat om een verhuizing vanuit een aangepaste woning dan wordt er geen verhuisvergoeding toegekend. Als het vrijmaken van een aangepaste woning op verzoek van het college of na overleg met het college gebeurt, is er wel aanspraak op een tegemoetkoming voor verhuis- en herinrichtingskosten.

Het college verstrekt in beginsel geen tegemoetkoming in de kosten voor verhuizing en herinrichting, indien de verhuizing heeft plaatsgevonden voordat op de aanvraag is beschikt, tenzij achteraf alsnog kan worden vastgesteld dat er problemen bij het normale gebruik van de woning werden ondervonden in de verlaten woning. Als dat laatste niet meer kan, is dat reden voor afwijzing.

Zwaarwegende redenen uitzondering verhuisprimaat

Er kunnen zwaarwegende redenen zijn waardoor een uitzondering moet worden gemaakt op het verhuisprimaat. Voorbeelden daarvan zijn:

  • Er blijkt uit medisch onderzoek een contra-indicatie voor verhuizen. Bijvoorbeeld als verwacht wordt dat een (dementerende) cliënt binnen een redelijke termijn niet zal aarden of vertrouwd zal kunnen geraken in de nieuwe woning of woonomgeving.

  • Er blijkt uit onderzoek dat de medische situatie van de cliënt zich verzet tegen een zoek-tijd/wachttijd naar een geschikte woning. Uit het medisch advies moet dan bijvoorbeeld blijken wat een medisch aanvaardbare termijn is waarbinnen iemand over een aangepaste/geschikte woning moet beschikken. Dat is afhankelijk van de individuele situatie.

  • De aanwezigheid van mantelzorg door mensen in de directe omgeving van de woning maakt het niet acceptabel dat de cliënt verhuist. Daarvan is sprake als de te verlenen mantelzorg wordt geleverd in een bepaalde intensiteit en een wezenlijke bijdrage leveren aan het behoud van de zelfredzaamheid van de cliënt met het oog op zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven (wonen). Dat is bijvoorbeeld het geval als de mantelzorg zorg op grond van de Zvw of ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening overbodig maakt en duidelijk is dat de mantelzorg in zijn bestaande omvang en intensiteit bij een eventuele nieuwe woning niet (meer) kan worden verleend.

Het toepassing van het verhuisprimaat treft vanzelfsprekend ook de aanwezige huisgenoten. Het college weegt hun belangen mee bij de beoordeling of het primaat van verhuizen onverkort kan worden toegepast.

  • De verhuizing leidt tot inkomstenderving doordat bedrijfsmatige activiteiten niet meer kunnen worden uitgeoefend of het verplaatsen van het bedrijf onredelijke kosten met zich meebrengt. Deze kosten kunnen voor de ondernemer in kwestie mogelijk wel aftrekbaar zijn op diens aangifte Inkomstenbelasting. Hierbij kan het gaan om de cliënt zelf maar ook zijn partner.

  • Er is een substantiële stijging van woonlasten verbonden aan de woning waar naar moet worden verhuisd (zie verder hierna).

Woonlastenconsequenties woning

Een nieuwe huurwoning kan een (aanzienlijke) stijging van de huurprijs met zich meebrengen. Deze huidige huurprijs wordt vergeleken met de huurprijs van de beschikbare woning rekening houdend met het recht op huurtoeslag en eventueel toename of afname van het wooncomfort. Het college beoordeelt in ieder geval of een eventuele huurlastenstijging voor de aanvrager en zijn eventuele echtgenoot redelijkerwijs niet aanvaardbaar zijn. Daarbij is het niet zo dat het hebben van erg lage woonlasten zonder meer betekent dat het primaat van verhuizen niet kan worden toegepast. Immers iedereen behoort de toepasselijke basishuur te kunnen betalen van zijn eigen inkomen. Bij toewijzing van een woning wordt overigens door de woningbouwcoöperaties rekening met de verhouding tussen het inkomen en de toe te wijzen woning qua huurprijs op grond van de Wet op de huurtoeslag (Wht). Het kan ook gaan om een koopwoning. Daarvoor gelden een aantal dezelfde uitgangspunten. Een stijging van de woonlasten die aan een eigen woning verbonden zijn hoeven dan ook niet in de weg te staan aan het toepassen van het primaat van verhuizen. Wel is het zo dat het primaat van verhuizen niet is toegestaan als de cliënt en/of de mede-eigenaar van de woning, bijvoorbeeld diens partner, met een aanzienlijke restschuld blijven zitten na de verkoop van de woning. Of daarvan sprake is beoordeelt het college in het individuele geval.

Woonlastenconsequenties bij verhuizing eigen woningbezit

Om de woonlastenconsequenties voor woningeigenaren te berekenen worden de netto woonlasten van deze eigen woning als volgt berekend:

  • Rente die verband houdt met de woning (netto hypotheeklasten);

  • Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom;

  • Opstalverzekering.

  • 3.

    Maatwerkvoorzieningen Huishoudelijke taken

Zie bijlage 1.

  • 4.

    Maatwerkvoorzieningen Maatschappelijke ondersteuning : Begeleiding

Algemeen Dagelijks Leven (ADL)

Zelfredzaamheid met betrekking tot Activiteiten van het Dagelijks Leven (ADL) gaat over de mate waarin de persoon alledaagse activiteiten uitvoert of de uitvoering heeft georganiseerd. Het gaat hierbij om basale taken om voor zichzelf te zorgen (eten, wassen, aankleden, naar toilet gaan) tot meer complexe taken zoals het organiseren van het huishouden en het zorgen voor anderen (kinderen of anderen waar de persoon voor verantwoordelijk gesteld is). Bij de beoordeling op dit domein worden zelfzorg-taken onderscheiden van meer complexe ADL-taken.

Begeleiding individueel of in groepsverband (dagbesteding)

Dagbesteding is voorliggend op individuele begeleiding. Het doel van begeleiding kan wel toeleiding naar dagbesteding zijn. Multidisciplinaire behandeling (ZvW) is voorliggend op dagbesteding op grond vd Wmo

Begeleiding stelt de gemeente vast in uren, zolang er geen mogelijkheid is te werken met een brandbreedte. Zodra dit wel mogelijk is, hanteert de gemeente de verdeling die aansluit bij de voormalige indeling in klassen zoals deze door het Ciz werden gehanteerd. De gemeente bereikt hiermee dat de aanbieder binnen een kalendermaand zelf in uren kan schuiven (in de gemeente Gooise Meren is dat binnen 4 weken mogelijk) en kan aansluiten waar de belanghebbende op dat moment nodig heeft. De omvang van de begeleiding individueel is minimaal 1 uur en maximaal 8 uur per week. Meer uren per week zijn indien nodig en gemotiveerd, mogelijk. Is er meer ondersteuning nodig, dan onderzoekt de gemeente of andere oplossingen meer passend zijn zoals de Wlz.

Tijdens het onderzoek worden de levensdomeinen van de Zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) uitgevraagd. Voor het vaststellen van het aantal uren BG vormt de FAQT-2018, opgesteld door Factum, het uitgangspunt. Op grond hiervan komt de gemeente tot een toekenning van een gemiddeld aantal uren per week en wordt dit ingepast in de Normtijden zoals ze zijn opgesteld door het CIZ. Zie schema in tabel onder:

Tabel: gemiddelde tijd en frequentie van activiteiten

Overzicht van de te adviseren activiteiten als onderdeel van de functie begeleiding

Frequentie

Gemiddelde duur

per keer

(maximale) omvang per week

in uren

(4) Oefenen

 
 

1-3 uur 1 #_ftn1

  • 1.

    Het ondersteunen bij het aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie en/of

  • 2.

    Het ondersteunen bij praktische vaardigheden/handelingen ten behoeve van zelfredzaamheid

1x per week

60-180 min.

1-3 uur

2x per week

60-180 min.

2-6 uur

3x per week

30-90 min.

1,5- 4,5 uur

4x per week

30-90 min.

2-6 uur

5x per week

15-90 min.

1,25- 7,5 uur

6x per week

15-90 min.

1,5- 9 uur

1x per dag

15-90 min.

1,75- 9,9 uur

2x per dag

15-45 min.

3,5- 9,9 uur

3x per dag

15-30 min.

5,25- 9,9 uur

4x per dag

15-20 min.

7- 9,33 uur

  • 1.

    en/of 2. + oefen

 
 

12,9 uur

  • 3.

    het bieden van toezicht

 
 

3,9 uur

Noot : Oefenen gaat samen met activiteiten 1 en 2. De van toepassing zijnde tijd, wordt bij deze activiteiten opgeteld. De combinatie van deze tijden leidt tot de te indiceren klasse.

2, 3 Door samenvallende activiteiten wordt de maximale omvang naar beneden afgerond.

3 kan ook in vorm van respijtzorg (Kortdurend verblijf) of dagbesteding.

        

Toelichting:

Het oefenen, ofwel aanleren van nieuwe vaardigheden, heeft per definitie een tijdelijk karakter. Hierbij wordt rekening gehouden met de persoonkenmerken van de inwoner.

Bij het vaststellen van het aantal uren voor individuele begeleiding wordt een aantal uren en/of minuten toegekend dat nodig is om de geformuleerde doelen te bereiken. De omvang van de individuele begeleiding hangt onder andere af van de fase van begeleiding:

  • 1.

    “Op orde brengen of oefenen van nieuwe vaardigheden”. Wanneer een inwoner voor het eerst start met begeleiding kan er sprake zijn van een uitgebreide hulpvraag. Er zal soms veel tijd nodig zijn om de administratie op orde te krijgen of eerste levensbehoeften te organiseren. Ook zal er meer tijd nodig zijn om nieuwe vaardigheden aan te leren. In deze fase zal doorgaans meerdere keren per week ondersteuning nodig zijn en de maximale omvang aan uren per keer ingezet worden;

  • 2.

    “Op orde houden”. Wanneer de situatie gestabiliseerd is en in kaart gebracht kan de hulpvraag op eenzelfde functiegebied als bijvoorbeeld de administratie veel minder tijd vragen. In deze fase zal de frequentie van de ondersteuning per week en de gemiddelde duur per keer doorgaans lager zijn.

Wanneer de gemiddelde frequentie van de ondersteuning per week 1x per week bedraagt, wordt er maximaal 3 uur per week ondersteuning ingezet. Is er meer dan 3 uur per week ondersteuning nodig, dan wordt van de aanbieder verwacht dat deze uren over meerdere momenten per week verdeeld worden.

Begeleiding in onderwijs/studie: als de begeleiding zich ook richt op het dagelijks leven van de cliënt, waar de studie een onderdeel van is, dat is de gemeente aan zet. Tijdens het ‘keukentafelgesprek’ moet goed gekeken/onderzocht worden waar de gevraagde begeleiding primair op gericht is. Als de ondersteuning primair gericht is op het doorlopen van het onderwijs/studie-programma dan is de gemeente niet aan zet.

  • 5.

    Maatwerkvoorzieningen Opvang voor dak- en thuislozen of na huiselijk geweld (24 uursopvang)

Geen toelichting.

  • 6.

    Maatwerkvoorzieningen Beschermd wonen

Geen toelichting.

Bij Artikel 9. Weigeringsgronden

Voor weigeringsgronden pgb zie artikel 15.

Bij Artikel 10 Inhoud beschikking

Geen toelichting.

Bij Artikel 11 Regels voor het persoonsgebonden budget (pgb)

Sociale Verzekeringsbank (SVB)

De gemeente toetst de gegevens in de zorgovereenkomst van de SVB aan het zorgplan Pgb.

Bevoorschotting vindt plaats per kalenderjaar conform de richtlijnen van de SVB, zie:

https://vng.nl/files/vng/20141106-handleiding-pgb-betalen.pdf

Persoonsgebonden budget hulpmiddelen

Er zijn aparte contractafspraken over de prijzen van hulpmiddelen, zie Handboek Hulpmiddelen Inkoop- en contractbeheer Regio Gooi en Vechtstreek (versie 1 april 2022; kenmerk 22.000 1658).

Persoonsgebonden budget Wmo taxivervoer

Uitgaande van het sociaal-recreatieve doel van het taxivervoer, wordt in eerste instantie een pgb verstrekt met een tegenwaarde van 1.500 kilometer per jaar inclusief instaptarief. Indien dit niet toereikend blijkt, kan het pgb tussentijds worden verhoogd.

Persoonsgebonden budget Bezoekbaar maken woning

Een pgb voor het bezoekbaar maken van een woning is bovenwettelijk beleid. Het college besluit hier een maximaal bedrag van € 5.000,- voor ter beschikking te stellen.

Persoonsgebonden budget wooninitiatief

De gemeente merkt de woning van een cliënt aan als wooninitiatief als de woning aan de onderstaande regels voldoet. Als de woning voldoet dan komt de cliënt in aanmerking voor het pgb beschermd wonen:

  • 1.

    Er wonen minimaal 3 en maximaal 30 bewoners die een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen;

  • 2.

    De bewoners krijgen persoonlijke verzorging en/of individuele begeleiding;

  • 3.

    De bewoners kopen samen zorg in van de pgb's;

  • 4.

    De bewoners staan bij de gemeente ingeschreven op één adres. Of ze staan ingeschreven op adressen die dicht bij elkaar liggen (maximaal 100 meter uit elkaar);

  • 5.

    De bewoners hebben een gemeenschappelijke ruimte voor gezamenlijke activiteiten;

  • 6.

    De woonomgeving is een veilige woon- en leefomgeving met 24-uurs oproepbaar toezicht in de nabijheid en een samenhangend aanbod van zorg en ondersteuning, gericht op sociale redzaamheid en zelfregie;

  • 7.

    De woning is qua bouw en inrichting afgestemd op de beperkingen en behoeften van de cliënt en biedt fysieke en sociale bescherming;

  • 8.

    De woning ondersteunt de cliënt bij het zo zelfstandig mogelijk richting en organisatie geven aan zijn leven en/of structureert bij zijn regie- en/of uitvoeringsproblematiek;

  • 9.

    De woning is toegankelijk voor zijn bewoners;

  • 10.

    De woning voldoet aan de bouwkundige eisen zoals brandveiligheid uit het vigerende Bouwbesluit.

Als iemand inwoont bij ouders, wettelijke vertegenwoordigers of andere particuliere personen, dan wordt dat niet beschouwd als een wooninitiatief. 

Bij Artikel 13. Controle

Geen toelichting.

Bij Artikel 14 Regels voor bijdrage in de kosten van een algemene voorziening

Geen toelichting.

Bij Artikel 15. Regels voor bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening of pgb’s

Pauze (tijdelijke vrijstelling) eigen bijdrage: zie bijlage 2 bij deze Nadere regels.

Bij Artikel 16. Nieuwe feiten en omstandigheden en heronderzoek

Geen toelichting.

Bij Artikel 17. Heronderzoek, intrekking, herziening, beëindiging en terugvordering

Geen toelichting.

Bij Artikel 18. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

Geen toelichting.

Bij Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorzieningen door derden

Geen toelichting.

Bij Artikel 20. Monitoring

Geen toelichting.

Bij Artikel 21. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

Geen toelichting.

Bij Artikel 22. Waardering mantelzorgers

Geen toelichting.

Bij Artikel 23. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

Geen toelichting.

Bij Artikel 24. Betrekken van inwoners bij het beleid

Geen toelichting.

Bij Artikel 25. Melding klachten

Geen toelichting.

Bij Artikel 26. Hardheidsclausule

Geen toelichting.

Bij Artikel 27. Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

Geen toelichting.

Bij Artikel 6.2 Citeertitel

Geen toelichting.


Noot
1

Oefenen gaat samen met activiteiten 1 en 2. De van toepassing zijnde tijd, wordt bij deze activiteiten opgeteld. De combinatie van deze tijden leidt tot de te indiceren klasse.